
ZWOLS
HIcSTODIcSCH
TIJDSCHDIFT
, Dr BJ. Kam
TWorbeckegracht 38 C
19011 VN ZWOLLE
038-421 4314
2 / 6
ZWOL6E H16TODI6CHE VEDENIG1NG
ZWOL& HIÓTODI&CH TIJDSCHRIFT
INHOUDSOPGAVE / NUMMER EEN / JAARGANG TWEE 1985
pgn
1 VAN DE REDACTIE
ARTIKELEN
2 Opgraving Spoelstraat -Egbert Dikken
5 De Zwolsche Stoomboot-Maatschappij
1840 – 1891 -G.G.J. Rensen
VAN DE INSTELLINGEN
19 De prentencollectie van het POM-Peter Paul Kerpel
20 Culturele Raad Overijssel -F.D. Zeiler
BOEKBESPREKINGEN
24 De wekker van de Nederlandse natie. Joan Derk van
der Capellen, 1741-1784, diverse auteurs.
27 Wil ’t bezoek afscheid nernen. 100 jaar Sophia
Ziekenhuis in Zwolle, Wout Sleijster.
30 MEDEDELINGEN
32 TENTOONSTELLINGSAGENDA POM 1985.
Redactie Zwols Historisch Tijdschrijft:
J. Hagedoorn, R.T. Oost (eindredacteur), mevr. I. Wormgoor
(illustratieredactrice), mevr. A. van der Wurff
Redactie Zwols Historisch Jaarboek:
J.F. Borst (eindredacteur) & P.J. Lettinga.
@ Zwolse Historische Vereniging.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/
of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopy,
microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestenminp van de uitgever.
XVOUt iI*TOBI*Clt VIBCRICiaC
VAN DE REDACTIE
Evenals in 1984 kunt U in 1985 vier kwartaaluitgaven van de Zwols»
Historische Vereniging verwachten. . . y
Zoals U zietis dit eerste nummer van de tweede jaargang in een
nieuw jasje gestoken: de plattegrond van Zwolle heeft plaats gemaakt
voor een. gezicht op de stad. Van groter belang is het feit
•; dat we voor een nieuwe naami hebben gekozen en wel één die recht
doet aan het karakter van het: blad. •-. .
Eigenlijk is de Nieuwsbrief vanaf het eerste nummer meer geweest
dan een eenvoudig mededelingenblaadje voor de vereniging. Auteurs
van korte artikelen wisten hun weg naar het blad te vinden. Mede
door de uitgave van het themanummer over de Moderne Devotie te
Zwolle, heeft de Nieuwsbrief zich de status, verworven van een
tijdschrift. Welnu, dan noemen we deze uitgave voortaan ook tijdschrift.
Het aantal pagina’s is toegenomen, zodat nu ook plaats
kan worden geboden aan artikelen van wat grotere omvang.
Vanzelfsprekend hopen wij, dat de ruimere publicatiemogelijkheid
de leden van de Vereniging stimuleert tot het aanbieden van artikelen
en artikeltjes over aspecten van de Zwolse geschiedenis.
Wij wensen U veel plezier bij het lezen van dit nummer van het .
Zwols Historisch Tijdschrift.
OPGRAVING SPOELSTRAAT (terrein nieuwe bibliotheek)
Egbert Dikken
Doordat er uren voor archeologisch onderzoek als STELPOST in het
project waren opgenomen, kon ik, als uitzendkracht van Randstad
in de periode van 25 oktober tot en met 13 december 1984, waarnemingen
doen in de bouwput van de nieuwe bibliotheek. Een en ander
gebeurde in nauw overleg met de heer Van Kregten van Openbare
Werken.
Ook kon een beroep worden gedaan op leden van de Archeologische
Werkgem. Nederland (A.W.N.) of “toevallig” passerenden. Dat dit
onderzoek niet zonder medewerking van de bouw kon plaatsvinden 1),
wil ik benadrukken. Denkt U maar eens aan het even inroepen van
de hulp van een dragline 2), het gebruik van verlengkabels,
extra schoppen, veiligheidshelmen en bouwlampen voor ’s nachts.
Om de bouw niet te hinderen werd er ook ’s nachts en in de weekeinden
gewerkt.
Jammer was ook nu weer, dat door voortijdige publicaties van door
de GROEP gevonden gegevens, sommige personen archeologie met
zelfverheerlijking verwarren. 3)
De veelheid van gebruiksvoorwerpen die in oude beerputten werd
aangetroffen zal hopelijk bij de opening van de bibliotheek, begin
1986, tentoongesteld worden. Ook een publicatie van alle gegevens
zal dan hopelijk klaar zijn.
Erg verrassend was dat op de laatste twee dagen van het onder- ‘
zoek, bij het verdiepen van de bouwput, stortkuilen en paalgaten
van een gebouw uit de achtste tot tiende eeuw konden worden ingemeten.
De bewoningssporen werden aangetroffen op een niet vei—
wachte verhoging in het terrein, liggend naast de huidige Spoelstraat.
Twee vondsten uit het totaal wil ik U vast beschrijven.
Ten eerste: 26 kleine en twee grote kralen (afbeelding 1).
Waarschijnlijk een gedeelte van een rozenkrans. Doordat het
koordje er no in zat, was de volgorde te bepalen. Zes keer
klein, één keer groot, tien keer klein, één keer groot, tien
keer klein. De grote kralen zijn glad en iets ovaal van vorm.
De kleine kralen zijn gefaceerd. Het materiaal is waarschijnlijk
been of ivoor. Een afbeelding van een soortgelijk snoer
is te zien op het schilderij “Stuppacher Madonnen Bild” 4)
uit ongeveer 1520. Ons snoer kan in de vijftiende eeuw geplaatst
worden.
Ten tweede: een sluit- of pi.jlgewicht dat binnenin geijkt is
met het stadswapen.
In de kwartieren de letters Z.V.O.L. en daarboven het goedkeuringsjaartal
1604. Een sluit- of pijlgewicht bestaat uit in
elkaar passende kommetjes of bakjes, waarvan het buitenste,
het huis, van een deksel met scharnier en sluiting is voorzien.
Bij de gewichten is ieder onderdeel tweemaal zo zwaar
als het kleinere dat erin past. Alleen de twee allerkleinste
wegen evenveel. Daardoor is elk onderdeel even zwaar als alle
onderdelen, die het bevat, samen. 5)
Het bakje (afbeelding 2) weegt ongeveer 233,1 gram. Het materiaal
is waarschijnlijk brons. Naast het bakje is een al eerder
door mij gevonden gewicht afgebeeld. Dit gewicht is van
lood met koper bekleed. Dit weegt ongeveer 467 gram. De aanduiding
I betreft Eén Zwols Pond. Op het bakje staat Y2, dus
een half Zwols Pond. Vreemd is dat het boekje De oude Nederlandse
maten en gewichten 6) vermeldt dat Zwolle voor het
waaggewicht ongeveer 503,8 gram en het lichtgewicht pond 479,8
gram rekende. De gewichten in het Provinciaal Overijssels Museum
en eventuele meldingen van lezers die dit soort gewichten
in bezit hebben of er iets van weten, zullen verwerkt
worden in de officiële publicatie.
Ik besluit dit stukje met de hoop uit te spreken dat de gemeente
Zwolle of de Provincie in de toekomst op z’n minst meerdere projecten
op de bovengenoemde manier zal laten begeleiden. Laten we
eerlijk zijn: ook nu zijn weer belangrijke historische gegevens
naar boven gekomen, die anders verloren waren gegaan.
Met dank aan de heren Assink, Van Beek, Bóuman, Bruins, Hagedoorn,
Van de Kerkhof, De Koning, Oostingh en Van Vilsteren.
ff,
Gewicht, 233,1 gram
schaal: 1:1
Gewicht 467,2 gram
x = koperoverlapping
schaal: 1:1
afbeelding 2
Noten.
1. Firma Schakel & Schrale, de heer Witteveen, Gemeente Zwolle,
de heren De Kleine en Berends.
2. Sloopbedrijf Van de Vegte.
3. Zie Zwolse Courant van 6 tn 15 december 1984.
4. Mathis Gothardt-Neithardt, afgebeeld in Walter Dexel Das Hausgera’te
Mitteleuropas, 80.
5. D.A..Wittop Koning en G.M.M. Houben. 2000 jaar gewichten in
Nederland, Stelsels, ijkwezen, vormen, makers, werkers, gebruik
(Löchem 1980), 101-102. ..
6. J.M. Verhoef, De oude Nederlandse maten en gewichten (1983),
‘• – 95. ‘ • ; ‘ • ” . • • • • • • • • . • – – • • •
:
. . • ‘ • . . . • • – • • •’• • .’• ••’ • ‘ •••
DE ZWOLSCHE STOOMBOOT-WAATSCHAPPIJ, 1840-1891
G.G.J. Rensen
Uit:
M.G. de Boer, Geschiedenis van de Amsterdamsche Sdbatunvaaft
(Amsterdam 1921).
“Door Zwartewaters donk’re vloed,
Ten spijt van golfslag en getij,
Stroomt daar een schip met bliksemspoed
Naar ’t zuiderpias, naar ’t scheeprijk IJ.
Uit Overijssels kustwarand
Komt het als bode aan ’t Amstelstrand.”
INLEIDING
Met deze strofen begint het jubeldicht dat dominee Van Senden op
13 september 1842 in de Overijsselsche Courant publiceerde. Aanleiding
vormde het in dienst stellen van de stoomboot de ‘Stad
Zwolle’ op het lijnveer tussen Zwolle en Amsterdam. Voor het
eerst in de geschiedenis was het daarmee mogelijk geworden om
met een door stoom aangedreven boot van Zwolle, over het Zwartewater
en de Zuiderzee, naar ’s lands hoofdstad te reizen. Men
kan zich de blijdschap en nauwelijks verholen trots van de
dichter dan ook wel voorstellen, te meer omdat het initiatief
door een Zwolse onderneming genomen was, namelijk de Zwolsche
Stoomboot-Maatschappij.
De geschiedenis van het vervoerswezen is een onderwerp waarvoor
in de historiografie de laatste jaren een toenemende belangstelling
valt te constateren. Dat heeft reeds geleid tot een
stroom van publicaties over de middelen van vervoer in het verleden,
de verbeteringen in de communicatiemiddelen en de maatschappelijke
betekenis ervan. In de sociaal-economische geschiedenis
vraagt men zich bijvoorbeeld af welke invloed de vervoersmiddelen
hadden voor de economische groei en de onderlinge
communicatie en met welke snelheid de innovaties werden doorgevoerd,
terwijl de industriële archeologie vooral is geïnteresseerd
in de technisch-industriële en architectonische vormgeving.
Ook voor de Overijsselse geschiedschrijving heeft de belangstelling
voor de geschiedenis van het vervoer reeds vruchten afgeworpen,
zij het vooral in beschri ;yende zin. Zo heeft G.J. Schutten
enkele jaren geleden een prachtig boek geschreven over de
scheepvaart in de periode vóór het stoomtijdperk, terwijl zeer
recent de stoomvaart te Kampen onderwerp van studie is geweest.
Over het vervoerswezen in Noordwest-Overijssel is nog niet zo
lang geleden een geschiedenis verschenen. 1) Misschien dat ook
het bewaard gebleven archief van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij
nog eens aanleiding is voor een systematisch onderzoek
naar de geschiedenis van de scheepvaart in en om Zwolle.
In dit artikel wil ik enkele wetenswaardigheden over deze
maatschappij presenteren.
INITIATIEF VAN ZWOLSE NOTABELEN
De Zwolsche Stoomboot-Maatschappij werd officieel opgericht op
26 augustus 1840, toen de notariële acte door notaris M.J.V.
Kramer werd bezegeld. Behalve door de notaris en enkele getuigen,
werd de acte door maar liefst 30 deelnemers in de nieuwe
maatschappij, waarvan sommigen bovendien als gevolmachtigden
voor anderen optraden. Het totaal aantal aandeelhouders dat
7
zich bereid verklaarde met één of meer aandelen van ƒ 1.000,—
in het ondernemingskapitaal deel te nemen, bedroeg 47. 2)
De totstandkoming van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij was een
vrijwel volledig Zwolse aangelegenheid. Niet alleen was de gemeente
Zwolle met vijf van de 69 aandelen één van de drie grootste
aandeelhouders, maar ook waren slechts elf deelnemers buiten
de stad woonachtig, tezamen goed voor niet meer dan dertien aandelen.
Opvallend is dat uit de vermelde beroepen en functies van
de aandeelhouders blijkt dat zij voor een groot deel behoorden
tot de belangrijkste notabelen van Zwolle. Men zou verwachten,
dat het kapitaal van een onderneming als deze door industriëlen
of kooplieden bijeengebracht zou worden, maar dat was niet het
geval. Slechts enkele aandeelhouders oefenden een beroep in de
industrieel-ambachtelijke sfeer of in de handel uit (zie bijlage).
Het vermoeden rijst dat de aandeelhouders behoorden tot een
kleine kring van personen die elkaar goed kenden vanwege de openbare
functies die zij bekleedden of via de Zwolse sociëteit. Uit
de kring van het gemeentebestuur van Zwolle nam bijvoorbeeld de
burgemeester, A.J. Vos de Wael, met twee aandelen deel, maar ook
nog een wethouder, twee raadsleden, de gemeente-secretaris en de
gemeente-ontvanger. Ook uit de kringen van het provinciale bestuur
en de rechterlijke macht kwam een aantal kapitaalverschaf-
STOOMBOOT- yLjKr VAART
AMSTERDAM en ZMOLLE.
TOOftLOOPIGE DIENST-REGELING.
Yan ZWOLLE naar jtitSTE&DjiM, Maandag 1 ‘* morgens
ff’oemdag en f te
Zaiiirdag. •» 6 «reu.
Yan JtMSTERDJM naar ZfTOLLB , fiingtdag, “»•« morgens
Dondtr-dag en j te
Zondag. J 8 uren.
Kadere inlichlin” bij de AGENTEN der Maalscbappij , te Zwolle ,
D. 0. TA» RIEL. Hasselt , M. L. T.IJL. Zwartsluis , H. 1 . PO f FE.
Jnuterdam , C. IACSEST.
Een van de eerste advertenties.
Uit: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant,
13 september 1842.
8 ‘ . – • . • • • . – .• • • • • • : . .• ” . • . : • • –
fers. De niet-Zwolse deelnemers in de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij
behoorden in de meeste gevallen tot de kennissen- of
familiekring van de Zwollenaren, hetgeen afgeleid mag worden uit
het feit dat ze zich door de laatstgenoemden lieten vertegenwoordigen
bij de oprichting. Het is dan ook waarschijnlijk dat
de oproep tot deelneming in de nieuwe onderneming zich tot Zwolle
beperkt heeft en dat niet is getracht om ook elders kapitaal aan
te trekken.
Volgens de statuten werd het aandelenkapitaal vastgesteld op
f 80.000,—, waarvan bij de oprichting dus reeds ƒ 69.000,— bijeengebracht
was. Het resterende bedrag moest binnen één jaar na
de koninklijke goedkeuring aangetrokken worden. Verder werd bepaald
dat om de vennootschap in werking te zetten, tenminste
tien procent van het kapitaal daadwerkelijk gestort moest worden.
Dit laatste werd nog eens uitdrukkelijk vastgelegd in een aanvulling
op de statuten van 22 oktober 1840. 3)
Het doel van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij, waarvan de zetel
te Zwolle gevestigd werd, was “het aanleggen van eene geregelde
vaart met Stoomboten, voor transport van passagiers en
goederen tusschen Zwolle en Amsterdam, en welke zoodanige tusschenliggende
plaatsen zal aandoen, als het meest gepast zal geoordeeld
worden”. 4) De directie en de commissarissen werden benoemd
uit de deelnemers. N.F. Gomarus en J. Jansen, elk in het
hezit van vijf aandelen, werden aangesteld tot directeuren, terwijl
de heren J.S. Sandberg, J.A. baron Van Fridagh, H. van Sonsbeeck,
P. Bicker Caarten en G. Luttenberg als commissarissen aantraden.
HET BELANG VAN VERBETERING VAN DE VERBINDINGEN
Het laat zich niet moeilijk raden wat de belangrijkste aanleiding
voor de oprichting van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij
is geweest. Ten behoeve van de handel en nijverheid was het immers
noodzakelijk om een snel en regelmatig contact te onderhouden
met Amsterdam, niet alleen omdat het de hoofdstad van het
land was, maar ook omdat het de belangrijkste zeehaven was. Reeds
vanaf de 17de eeuw was Zwolle via een geregelde beurtvaart met
Amsterdam verbonden, maar de zeilvaart was traag en gebrekkig en
relatief gering in omvang. Het voordeel van een stoomschip was
dat het behalve een grotere snelheid, vooral ook een grote regelmaat
in de vaartijden mogelijk maakte. 5) Zwolle, dat een belartg-
.rijke functie vervulde als doorvoerhaven in de handel met’ het
Oostnederlandse en zelfs Duitse achterland (denk bijvoorbeeld aan
Dienstregeling Toor de maanden M E I en JUIVIJ 1843,
mei het nieuw gebouwde, Toor PASSAGIERS eu
GOEDEREN bijzonder goed ingciigtc Stoomva.irtuig
DE STAD ZUOLEE
Tan AnüTKRDiin naar ÜKfVARTSL,! »5, H.tSSELT en
KlVULLi:, telken Xomdag, Woensdag vu Vrijdag, des
morgen* «en S ure.
V u KWÖLLi: (te HASSELT eu aEWAIlTSLX’IS l>aii«agiers
opnemende en afladende) naar AnSTEKDAJI, «eiken
Mngtdag, Mtonderdag en Xutwrdag ( des morgens «en
9 ure.
Met correspouderende Diligence ondernemingen tau ZWOLLE naar geheel
TWEKTHE eu tan ZWARTSLUIS naar MEPPEL en «nier.
l)e Kautorcn liju gevestigd: Ie jémsterdam in de .Nieuwe Slads Herberg
aan het Y, en te Zitalle ia de Nieuwe Stads Herberg aan het Zwarleualer.
Kadere inlui maliën zijn Ie bekomen bij de onderscheidene AG LM L.N
der Maatschappij.
Uit: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant,
14 april 1843.
de Twentse textielindustrie), had dus alle belang bij een verbetering
van de communicatiemiddelen met Amsterdam. Vandaar dat tal
van politieke functionarissen, de gouverneur van Overijssel voorop,
zich in de jaren dertig inspanden om de nieuwe mogelijkheden
van de stoomvaart ook in Overijssel te introduceren.
In 1837 had dat reeds geleid tot de oprichting van de Rhijn en
IJssel Stoomboot-Maatschappij te Deventer. Deze maatschappij onderhield
vanaf augustus 1838 met een zeestoomboot en een rivierstoomboot
een beurtveer tussen Amsterdam en Keulen. In Kampen
moesten de passagiers overstappen van de zeestoomboot op de rivierstoomboot.
Ten behoeve van de reizigers uit Zwolle was een
dilligence-dienst tussen Zwolle en Kampen in het leven geroepen,
die aansloot op de stoomboot naar Amsterdam. 6) Het succes van
deze stoomboot-onderneming zal de Zwollenaren nog hebben gesterkt
in de wens om een eigen, directe verbinding met de hoofdstad tot
stand te brengen.
Op 12 september 1842 werd die wens gerealiseerd, toen de eerste
stoomboot van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij – de ‘Stad
Zwolle’ gedoopt – de reis naar Amsterdam aanvaardde, onder gejuich
van een grote menigte die bij de Nieuwe Stadsherberg aan
de Buitenkant was samengestroomd. De ‘Stad Zwolle’ was in~1842
gebouwd op de werf van T.A. Gleichmann te Hamburg. Het was een
zogenaamde raderboot van ijzer met een clippersteven en een platte
spiegel (achtersteven). 7) De boot werd voortgestuwd door twee
10
grote raderen aan weerskanten van het schip, die in beweging gezet
werden door een stoommachine met een vermogen van 60 pk. De
snelheid waarmee het schip kon varen varieerde van zeveneneenhalve
tot achteneenhalve Engelse mijl per uur (plusminus dertien
km/u.). 8) Voor het geval de stoommachine haperde, beschikte de
boot ook nog over twee zeilmasten, zodat de reis altijd – zij
het langzamer – voortgezet kon worden. Volgens de oudste balans
van de onderneming, had de stoomboot f 62.000,— gekost, dat wil
zeggen bijna evenveel als het eigen vermogen, waarvoor de gezamenlijke
deelnemers ingeschreven hadden. 9)
TEGENSLAG EN REORGANISATIE
De eerste jaren zijn voor de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij niet
bepaald gunstig verlopen. Welke problemen zich precies hebben
voorgedaan, is niet helemaal duidelijk. Voor een deel zullen ze
te maken hebben gehad met de slechte bevaarbaarheid van het
Zwarte Water en het Zwolsche Diep. Door de voortdurende aanvoer
van slib en zand, was de diepte van de riviermonding op sommige
plaatsen zo gering, dat in droge tijden de zeeschepen er niet
door konden. De stoomboot ‘Stad Zwolle’ bleek bij de eerste
proefnemingen bovendien een grotere diepgang te hebben dan was
voorzien. 10) Zeker in de eerste jaren, toen de verbetering van
het Zwolsche Diep nog nauwelijks van de grond gekomen was, moet
dit de regelmatige vaart van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij
belemmerd hebben. Vanzelfsprekend kwam dat de resultaten van de
onderneming niet ten goede.
Een probleem van andere aard was waarschijnlijk het onvoldoende
functioneren van de machinerie van de stoomboot. Reeds in 1843
moesten er namelijk nieuwe stoomketels aangebracht worden, hetgeen
“‘de investeringen in de boot met nog eens bijna f 9.000,—
verhoogde. 11) Dit zal ongetwijfeld een tegenvaller geweest zijn
voor de jonge maatschappij. Voor de aandeelhouders betekende dat
het achterwege blijven van enig rendement van hun beleggingen en
zelfs risico’s voor verliezen.
Deze tegenvallers bracht een aantal aandeelhouders, waaronder de
beide directeuren, ertoe zich uit de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij
terug te trekken. Het eigen vermogen van de onderneming
daalde daardoor zo zeer, dat op 22 mei 1844 een bijzondere algemene
vergadering van aandeelhouders werd belegd, om te beslissen
of de onderneming voortgezet zou worden. Het bleek mogelijk om
het eigen kapitaal door nieuwe aandeelhouders weer aan te vullen
en omdat ook de vooruitzichten als gunstig bestempeld werden,
werd besloten de zaak voort te zetten. Wel werden de statuten op
belangrijke punten gewijzigd. De taken van de directeuren en de
commissarissen werden voortaan vervuld door een uit de aandeel11
houders te benoemen bestuur van negen personen. Binnen het bestuur
werden commissies ingesteld voor de financiële aangelegenheden,
het personeels- en materiële beleid en de zorg voor brandstoffen
en machinerie. 12)
Uit de nieuwe lijst van aandeelhouders blijkt, dat nog slechts
20 van de 47 aandeelhouders uit 1840 waren overgebleven. Er komen
21 nieuwe namen op de lijst voor, waardoor het totaal op 41
deelnemers komt. Samen hadden zij ingeschreven voor 67 aandelen
van ƒ 1.000,—. Bovenaan de lijst van aandeelhouders staat de Koning
der Nederlanden, Willem II, die twee aandelen had genomen.
De grootste aandeelhouder was echter met zes aandelen notaris
M.J.V. Kramer, die dan ook tot president van de Zwolsche Stoomboot-
Maatschappij benoemd werd. Dat het nieuwe bestuur van de
maatschappij vertrouwen genoot, blijkt uit het feit dat de gemeente
Zwolle een subsidie van ƒ 500,— ter beschikking stelde
en dat ook de broer van de Koning, Prins Frederik, drie aandelen
nam. 13) Het totaal aantal aandelen van het koninklijk huis
breidde zich datzelfde jaar nog uit tot tien. 14)
1 11111
: • : : ; • • • • . . • • * • • • • •
: T : : . – : : . – : . • : • : ” : . . • . .
H
—
liiil
_
i
i
m 1 11
i
P1
F.A.C. Hoffmann (onder directie van J. Plugger) Gezicht op de
haven van Zwolle vanaf het Zwarte Water (lithografie), 3e kwart
19e eeuw (foto: POM).
12
Met de reorganisatie van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij
lijken ook de resultaten te zijn verbeterd. De beurtvaart op Amsterdam
verliep geregeld en voorzover uit de resultatenrekeningen
kan worden afgeleid, werden de meeste jaren met een positief
saldo afgesloten. 15) Uit dezelfde resultatenrekeningen blijkt
eveneens dat de inkomsten van de onderneming meer uit het personenvervoer
dan uit het goederenvervoer werden gehaald. Wel werd
deze laatste bron van inkomsten in de jaren 50 relatief steeds
belangrijker, zoals uit onderstaande tabel blijkt.
Tabel:
1844
1845
1846
1650
1853
1854
1855
1857
1858
1859
1860
INKOMSTEN VAN DE ZWOLSCHE STOOMBOOT-MAATSCHAPPIJ
VERVOER VAN PERSONEN EN GOEDEREN, 1844 – 1860.
A:personenvervoer
(guldens)
13.120
11.807
13.012
18.448
27.384
34.965
31.689
38.557
38.373
45.424
41.759
B:goederenvervoer
(guldens)
2.087
2.243
2.070
2.514
5.554
7.230
7.096
9.135
9.117
10.937
12.081
totaal
A + B
(guldens)
15.207
14.050
15.082
20.962
32.938
42.195
38.785
47.692
47.490
56.361
53.840
UIT HET
B in %
van het
totaal
13,7
16,-
13,7
12,-
16,9
17,1
18,3
19,2
19,2
19,4
22,4
REGELS VOOR DE OVERTOCHT
Uit het in 1844 vastgestelde reglement van de Zwolsche Stoomboot-
Maatschappij, kunnen we ons een nadere voorstelling maken over de
gang van zaken bij de beurtvaart. 16) Zo werd bepaald dat de boot
altijd stipt op tijd moest vertrekken, ook als er geen passagiers
of goederen aan boord waren. Onderweg naar Amsterdam mochten alleen
plaatsen die gelegen waren aan het Zwarte Water worden aan13
gedaan. In 1844 had dit nog alleen betrekking op Hasselt en Genemuiden
.
Aan boord van de stoomboot moest “eene voldoende, het vaartuig
kundige en bekwame bemanning ” aanwezig zijn. Dat betekende behalve
een kapitein, enkele stuurlieden en bemanningsleden en
een werktuigkundige, ook een conducteur en een hofmeester. De
conducteur was belast met de handhaving van de orde aan boord,
het verstrekken van de plaatsbewijzen, het bewaren van de afgegeven
goederen, terwijl hij bovendien moest zorgen dat de passagiers
in de juiste kajuiten of op het juiste dek terecht kwamen.
De hofmeester en zijn bedienden hadden vooral te zorgen voor het
ontbijt en het middagmaal, welke aan boord genuttigd konden worden.
De passagiers konden bovendien verversingen bij hem kopen.
Het reglement bepaalde dat de bemanning zich “bescheiden” op
moest stellen tegenover de passagiers; fooien mochten niet gevorderd
worden.
In de voorkajuit en op het buitendek was het aan de reizigers
toegestaan om te roken “mits met een dopje op de pijp”. Een passagier
mocht 20 kilo aan bagage vrij vervoeren, maar als hij ook
nog zijn paard en rijtuig mee aan boord wilde nemen, dan moest
daarvoor extra betaald worden. Als er ondanks al deze strikte
bepalingen na afloop van de reis toch nog klachten waren, dan konden
de reizigers deze kwijt in een klachtenboek, dat tenminste
eens per maand aan de burgemeesters van Zwolle en Amsterdam
moest worden voorgelegd.
Om mee te kunnen reizen , was het noodzakelijk om van te voren
bij de agentschappen van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij een
plaatsbewijs te kopen. Er waren twee klassen: voor de eerste kajuit
bedroeg de prijs van een reis van Zwolle naar Amsterdam
ƒ 4,75 en voor de tweede kajuit f 3,25. Naar Hasselt kostten de
kaartjes respectievelijk f 0,60 en ƒ 0,50 en naar Genemuiden
f 0,85 en ƒ 0,75. Arme reizigers, die een bewijs van onvermogen
konden overleggen, konden met de boot meevaren, op voorwaarde
dat ze op het voordek plaatsnamen en tegen betaling van het
vraohttarief; in ieder geval niet op een plaats die ook voor de
eerste en tweede klas-reizigers bestemd was.
GROEI VAN DE ONDERNEMING
De goede resultaten waren aanleiding om de stoombootdiensten uit
te breiden. In 1852 werd er daarom een tweede stoomboot gekocht
en in de vaart tussen Zwolle en Amsterdam gebracht. In plaats van
om de andere dag, kon men nu iedere dag vanuit Zwolle naar Amsterdam
reizen. De Zwolsche Stoomboot-Maatschappij verwierf daardoor
een nog belangrijker positie in het vervoer van passagiers en goe14
deren naar ’s lands hoofdstad. In datzelfde jaar verkreeg de
onderneming ook een concessie om tussen Zwartsluis en Groningen
een diligence-dienst te openen. 17)
In de jaren 60 van de vorige eeuw, brak de stoomvaart definitief
door en werd de zeilvaart voorgoed verdrongen. 18) In 1861 kreeg
de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij concurrentie van een andere
maatschappij die eveneens een dienst tussen Zwolle en Amsterdam
opende. Volgens het gemeenteverslag van Zwolle, leidde dat in
1862 tot “een overdreven mededinging”, hetgeen ertoe leidde dat
de concurrerende onderneming reeds een jaar later haar terrein
naar de lijn Harlingen – Amsterdam verlegde. Ondanks het feit
dat in de volgende jaren nog meer mededingers een concessie vei—
kregen om tussen Zwolle en Amsterdam met een geregelde stoomboot
te varen, lijkt dat de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij niet echt
te hebben gedeerd. De zaken werden steeds meer uitgebreid. Zo
werd in aansluiting op de dienst op Amsterdam tevens een stoombootdienst
op Meppel geopend (in 1870) en één op Deventer (plm.
1880). In 1865 verkreeg de onderneming een concessie om de diligencedienst
naar Twenthe te regelen.
Met één van haar mededingers, de Fa. W. Meeter & Cie., kwam het
in 1877 tot een conflict over de vertrektijden. De Zwolsche
Stoomboot-Maatschappij diende bij het gemeentebestuur een klacht
in wegens het feit dat genoemde firma de vertrektijden van haar
boot liet samenvallen met die van de Zwolsche. Het conflict werd
uiteindelijk door Gedeputeerde Staten van Overijssel beslist
door de vertrektijden zo vast te stellen dat er voldoende tijd
tussen het vertrek van de boten van de beide firma’s gelegen was.
Overigens ging de firma Meeter & C .. in 1878 failliet, zodat de
Zwolsche Stoomboot-Maatschappij opnieuw een concurrent overleefd
had.
ONDERGANG
In de jaren 80 van de vorige eeuw, schijnt het met de Zwolsche
Stoomboot-Maatschappij echter ook niet meer zo florissant te gaan.
Over de oorzaak van de teruggang kan ik slechts gissen, maar wellicht
heeft de voltooiing van het landelijke spoorwegnet in deze
periode voor een toenemende concurrentie gezorgd. Misschien is
ook de geleidelijke verschuiving van de handel van Amsterdam naar
Rotterdam een reden geweest. Tot overmaat van ramp werd begin
1891 nog één van de boten, de ‘Stad Kampen’ op de Zuiderzee vei—
nield. 18)
De aandeelhouders van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij besloten
daarom in 1891 de onderneming te liquideren. Ze bleek niet meer
in staat om aan al haar betalingsverplichtingen te voldoen, hetgeen
ertoe leidde dat de Keulse steenkolenhandelaar J. Balthazar
15
op 2 oktober van dat jaar bij de arrondissementsrechtbank te
Zwolle het faillissement van de onderneming aanvroeg. Reeds één
dag later werd het faillissement door de rechtbank uitgesproken.2C
De scliuldoischcrs in het faillissement van de
naainlooze vennootBchnp „de Ztrolschc
(IIadcr) Stoomïioot-ïflnaf schappij In
llkfcldatlc” worden opgeroepen om de rekening
en verantwoording aan te hooren, welke op
Maandag den 13 Februari 1893, des namiddigs
to half twee uur, op het Paleis van Justitie te
Zwolle ten overstaan van den Heer Recnter-
CommiBsaris zal worden afgelegd door
den Ourator,
O. P. VROOM.
Het einde van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij.
Uit: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant,
8 februari 1893.
Uit de stukken die bewaard zijn gebleven, blijkt dat er behalve
de preferente nog 40 concurrente schuldeisers waren, die tesamen
voor bijna ƒ 16.500,— aan vorderingen hadden. Met een voi—
dering van f 9.700,— was J. Kalff te Zwolle, die de onderneming
in 1887 een hypotheeklening had verstrekt de grootste schuldeiser.
Overigens was op die hypothecaire lening reeds een belangrijk
deel terugbetaald, want de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij
had zoals uit de stukken van het faillissement blijkt, kans gezien
om kort voor de faillietverklaring haar belangrijkste bezittingen
te gelde te maken. De drie nog resterende stoomboten, het
gebouw van de smederij, het kolenpakhuis, de agentuurlokalen te
Hasselt en Zwartsluis, het wachtlokaal met steiger aan de Willemsvaart
en de aanlegsteiger aan de Buitenkant hadden gezamenlijk
f 13.385,— opgebracht, welk bedrag rechtstreeks was gestort op
de rekening van J. Kalff. Dit geld bleef dan ook buiten de opbrengst
van de boedelverkoop.
De boedelverkoop van de resterende bezittingen, namelijk de twee
agentuurlokalen te Amsterdam en Zwolle en de gereedschappen en
de inventaris van de smederij, bracht slechts f 1.134,07 op,
waardoor er na voldoening van de preferente schulden slechts 12%
van het totaal aan vorderingen aan de concurrente schuldeisers
kon worden overhandigd. Daarvoor moesten ze nog wel tot februari
1893 wachten.
16
Met de verdeling van de opbrengsten van de boedelverkoop, eindigde
de geschiedenis van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij. De
spullen werden overgenomen door C. Bosman, die ze op zijn beurt
wn 1896 weer doorverkocht aan Verschure & Co.’s Algemeene Binnenlandse
Scheepvaart-Maatschappij te Amsterdam. 21) Ondanks dit wat
roemloze einde, heeft de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij in de
ruim halve eeuw van haar bestaan, onbetwist een grote bijdrage
geleverd aan de verbetering van het vervoerswezen in Zwolle en
de communicatie van deze plaats met andere delen van het land en
de provincie.
HET ARCHIEF
Het archief van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij is onlangs op
enigszins onverwachte wijze in het bezit gekomen van het Rijksarchief
in Overijssel te Zwolle. De stukken bleken namelijk deel
uit te maken van het overgedragen archief van de arrondissementsrechtbank
te Zwolle, waarin ze door het faillissement waren terechtgekomen.
Vanwege de omvang en de bijzondere betekenis ervan,
is het archief van de onderneming – hoewel niet geheel volgens de
regels – uit het bestand van de arrondissementsrechtbank gelicht
en apart toegankelijk gemaakt. 22)
De inhoud van het archief bestaat uit:
00 d? notulen van de vergaderingen van het bestuur van de onderming
over de1 periode 1847 – 1884;
00 zes delen registers van uitgegane brieven over de periode
1872 – 1884 en
00 verschillende stukken betreffer .e de financiële verantwoording,
onder andere balansen, verlies- en winstrekeningen, rekeningencourant
van de reservekas en de rekeningen betreffende de apart
geadministreerde aandelen van het koninklijk huis. Deze financiële
stukken, soms zeer fraai van opmaak en zeer groot van omvang,
beslaan globaal de periode 1844 – 1871, al zijn er belangrijke
lacunes. Ze hadden veel geleden van de tand des tijds,
maar ze zijn na een grondige restauratie nu zonder problemen te
raadplegen.
Behalve in dit archief bevindt zich natuurlijk ook in andere archieven
nog informatie over de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij.
Te denken valt daarbij onder andere aan het archief van het Provinciaal
Bestuur van Overijssel na 1813 (aanwezig in het Rijksarchief)
en aan het archief van het Gemeentebestuur van Zwolle
(aanwezig bij de Gemeentelijke Archiefdienst).
17
NOTEN.
1 G.J. Schutten, Varen waar geen water is. Reconstructie van een
verdwenen wereld. Geschiedenis van de scheepvaart ten oosten
van de IJssel van 1300 tot 1930 (Hengelo, 1981); H.W. van der
Hoven, ‘Geschiedenis van de stoomvaart op Kampen’ in Kamper Almanak
(1981/82) 241-274, (1982/83) 231-266, (1983/84) 205-246;
J.H.S.M. Veen, Van tram, boot en bus. De geschiedenis van het
streekvervoer in het noordwesten van Overijssel (Kampen z.j.).
Het meest jjitvoerige werk over de Zwolse scheepvaart tot nu toe
is: Ph.H. Jrooster, 750 jaar Zwolsen, Zwollenaren en hun
scheepvaart. Ach lieve tijd 18 (Zwolle 1981).
2 De notariële acte is te vinden in: Gemeentelijke Archiefdienst
Zwolle (GAZ), Notariële Archieven (NA) 001, nr.749, actenr.
6065. Het aantal aandelen van de deelnemers is vermeld in:
Statuten der Zwolsche Stoomboot-Maatschappij (Zwolle 1841)
(aanwezig in GAZ).
3 GAZ, NA 001, nr.749, actenr.6105.
4 Statuten, art.2 en art.44.
5 IJ. Brugmans, Paardenkracht en mensenmacht. Sociaal-economische
geschiedenis van Nederland 1795-1940 (’s Gravenhage 1961)
101.
6 Van der Hoven, 253-263.
7 J.W. Lodder, Nederlandse Raderboten 1823-1955 (Alkmaar z.j.) 18.
8 Overijsselsche Courant, 13 september 1842, 3.
9 Balans per 31 december 1850, Rijksarchief in de provincie Overijssel
(RAO), Archief Zwolsche Stoomboot-Maatschappij, nr.15.
10 Overijsselsche Courant, 5 augustus 1842, 3.
11 Balans per 31 december 1850, zie noot 9.
12 Statuten, reglementen en vrachtlijsten der Zwolsche Stoomboot-
Maatschappij (Zwolle 1844) (aanwezig in GAZ).
13 Overijsselsche Courant, 18 oktober 1844, 1.
14 Balans per 31 december 1850, zie noot 9.
15 RAO, Archief Zwolsche Stoomboot-Maatschappij, Resultaten en
verantwoordingen 1844-1860, nrs. 14-16.
16 Statuten, reglementen en vrachtlijsten.
17 De hier vermelde en nog volgende gegevens over de ontwikkeling
van de Zwolsche Stoomboot-Maatschappij zijn gebaseerd op de gegevens
uit de jaarlijkse Gemeenteverslagen van Zwolle (aanwezig
in GAZ en RAO).
18
18 Brugmans, 98-99.
19 W.A. Elberts, Historische wandelingen in en om Zwolle (bewerkt
door mr. C.W. van der Pot Bz., Zwolle 1910) 100.
20 RAO, Archief van de arrondissementsrechtbank Zwolle, dossiers
faillissementen, stukken betreffende het faillissement der •
Zwolsche Stoomboot-Maatschappij, doos 46.
21 Lodder, 18.
22 De inventaris van het archief is op te vragen onder nummer 302.
De totale omvang ervan beslaat ongeveer 0,75 meter.
BIJLAGE: AANDEELHOUDERS IN DE ZWOLSCHE STOOMBOOT-MAATSCHAPPIJ (1840)
NAAM BEROEP OF FUNCTIE WOONPLAATS
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zv/olle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Hasselt
Zwolle
AANTAL
AANDELEN
5
2
1
5
1
1
1
2
1
2
1
1 •
1
2
2
2
1
. 1
01 Stad Zwolle
02 A.J. Vos de Wael
03 C.W. Schlingemann
04 N.F. Gomarus
05 jhr. R. Sandberg
06 G. Luttenberg
07 mr. W. Tobias
08 J.A. van Fridagh
09 mr. J.S. van Naamen
van Eemnes
10 mr. J.A. Sandberg
11 mr. P. Bicker Caarten
12 mr. I.J.H. de Bruyn
13 mr. F.P.A. HeêrEëhs
14 mr. A.W. van Pallandt
van Beerse
15 mr. H. van Sonsbeeck
16 mr. F.W.A.J. van
Lamweerde
17 mr. M.L. Tijl
18 mr. G.T.J.
Wicherlink
19 G.C.F. Coninck
Westenberg
20 mr. F.C. Queysen
21 freule A.M. Bentinck
22 J.H. de Bruyn
23 mr. C.J. van Bommel
van Trompenburg
burgemeester van Zwolle/
buitengew.lid Staten-Generaal
wethouder stad Zwolle
raadslid stad Zwolle
raadslid stad Zwolle/
lid Prov. Staten Overijssel
secretaris stad Zwolle
ontvanger stad Zwolle
lid Ged. Staten Overijssel
lid Prov. Staten Overijssel
lid Ged. Staten Overijssel
prov.inspecteur der belastingen
in Overijssel
procureur prov. gerechtshof
pres. arr.rechtbank Zwolle
lid Eerste Kamer/president
prov. gerechtshof
raadsheer prov. gerechtshof
lid Ridderschap van Overijssel
procureur prov. gerechtshof
raadsheer prov. gerechtshof
aspirant-notaris te Zwolle
oud-president rechtbank Almelo
rentenierse
gepensioneerd kolonel
rentenier
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
’s Graveland
19
24 mej. J.C.M. Poppe
25 R. van Prehn
26 H.J. Buysman
27 Fa. Doyer & Pruimers
28 H. van Holten
29 J.I. Poppe
30 H.F.M, van Cleef
31 J. Barneveld
32 A. Buysman
33 J. Jansen
34 C.C. Chappuis
35 A. Russell
36 C.W. Eekhout EJz
37 E.T. Schaepman
38 C. Kooyman
39 Fa. Hens & Schaepman
40 A. Strabbe
41 B. Tobias
42 mr. J.H. Tobias
43 L.M. Tijl
44 P. Voute
rentenierse
rentenier
fabrikant
wijnhandèlaren
koopman
koopman
particulier
bakker
schilder/koopman
koopman
geëmployeerde Handel-Mij.
koopman
med. doctor
med. doctor
schipper
wijnhandèlaren
koopman
kalkbrander
Oostindisch ambtenaar
assuradeur
rentenier
45 W.E.J. Tjeenk Willink boekdrukker/boekhandelaar
46 J.J. Tijl
47 C.W.P. Arriens
boekdrukker/boekhandelaar
geëmployeerde Handel-Mij
totaal aantal aandelen
Dalfsen
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Amsterdam
Hazelunne (Hann.)
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwolle
Zwartsluis
Zwolle
Amsterdam
01 st
Zwolle
Zwolle
Amsterdam
Zwolle 1
Zwolle 1
Zwolle 1
Hazelunne (Hann.) 1
Amsterdam 2
1
1
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
69
DE PRENTENCOLLECTIE VAN HET POM
Een schat aan historische informatie voor iedereen toegankelijk.
Peter Paul Kerpel,
educatief medewerker POM
De prentencollectie van het Provinciaal Overijssels Museum bestaat
uit plusminus 3.000 prenten die stammen uit de zeventiende
tot en met twintigste eeuw. De collectie bestaat uit topografische
afbeeldingen, historieprenten, portretten van Overijsselse
personen, provinciekaarten en stadsplattegronden en enkele tekeningen
van Overijsselse kunstenaars.
Al deze prenten hebben betrekking op Overijssel. Enkele wereldatlassen
en een collectie kinderprenten maken daarnaast ook deel
uit van de collectie.
20
Begin 1984 werd in het Drostenhuis een speciale ruimte in gebruik
genomen waar delen van de collectie in de vorm van wisselexposities
worden getoond. De grote invloed van daglicht op prenten
maakte een aantal aanpassingen in deze ruimte noodzakelijk. Zo
zijn bijvoorbeeld alle vitrines van een, door de bezoeker te bedienen,
verlichting voorzien, om de invloed van licht tot een minimum
te beperken.
Het is echter ook mogelijk de collectie voor studiedoeleinden te
bekijken in de studiezaal/bibliotheek van het museum. Een mogelijkheid
die onzes inziens nog aan te weinig (historisch) geïnteresseerden
in Zwolle en omstreken bekend is l
In de collectie bevinden zich plusminus 600 prenten die betrekking
hebben op de stad uit alle bovengenoemde categoriën. Al deze
prenten zijn ook op foto’s vastgelegd zodat zij eenvoudig geraadpleegd
kunnen worden. De originele prenten kunnen bij de aanwezige
museummedewerker worden opgevraagd.
De studiezaal van het museum bevindt zich in het pand Voorstraat
34 en is geopend van dinsdag tm vrijdag van 13.30 – 16.30 uur.
Telefonische inlichtingen zijn te krijgen bij het POM, telefoon
038 – 21.46.50.
Het museum hoopt veel geïnteresseerden in de studiezaal te mogen
begroeten. Een schat aan historisch materiaal ligt op hen te
wachten.
DE CULTURELE RAAD OVERIJSSEL EN ZIJN AFDELING MUSEA,
OUDHEIDKUNDE, MONUMENTEN
F.D. Zeiler,
stafmedewerker Culturele Raad Overijssel
Sinds 1979 biedt het historische Van Wiechenhuis in de Nieuwstraat
in Zwolle onderkomen aan het bureau van de Stichting Culturele
Raad Overijssel. Deze organisatie stelt zich ten doel ‘het bevorderen
van het culturele leven in de provincie Overijssel’ en doet
dit onder meer door ‘het ondersteunen en stimuleren van culturele
activiteiten’ en ‘het leveren van een bijdrage tot een samenhangend
cultuurbeleid van de provinciale, gemeentelijke en rijksoverheid’
(artikel-3 van de statuten).
21
:. Pronk, “t Stadthuis te Zwol” plm. 1730, gewassen penseelekening
(P.sntencollectie POM).
22
De verschillende deelgebieden van de cultuur worden behartigd
door afdelingen, waarvan er vanouds zes bestaan: amateuristische
muziekbeoefening, drama (thans podiumkunst geheten), vormingsen
ontwikkelingswerk, beeldende kunsten, literatuur (momenteel
slapende) alsmede musea, oudheidkunde, monumenten.
Voor elk van deze deelgebieden zijn vakmedewerkers beschikbaar,
die het eigenlijke werk van de Culturele Raad Overijssel onder
medeverantwoordelijkheid van het algemeen bestuur verrichten. De
laatste jaren is het accent van de werkzaamheden minder op de beleidsadvisering
gericht en meer op de practische ondersteuning en
voorlichting. Voorbeelden hiervan zijn verschillende projecten in
de sfeer van de volwasseneneducatie (tegenwoordig in een eigen
gebouw ondergebracht, het Karel V – huis in de Sassenstraat) en
de kunstzinnige vorming. Tevens is sinds 1980 de Tentoonstellingsdienst
Overijssel actief, die reizende exposities vervaardigt en
distribueert. Sinds twee jaar heeft ook de streekconservator voor
Noordoost Overijssel zijn domicilie in het Van Wiechenhuis.
De afdeling Musea, Oudheidkunde, Monumenten is met ruim 70 aangeslotenen
de grootste binnen de Culturele Raad. Het werkgebied omvat
musea en oudheidkamers, geschiedbeoefening, monumentenzorg,
archeologie, archieven en natuur- en milieubescherming. Vier tot
zes keer per jaar komt men in vergadering bijeen, waarbij contacten
worden gelegd en ervaringen uitgewisseld, maar ook reacties,
rapporten en adviezen worden besproken waarin de wensen
en verlangens van de museale en oudheidkundige wereld aan de
respectieve overheden worden kenbaar gemaakt. Daarnaast onderneemt
de afdeling onder meer de volgende activiteiten:
=== Het veldnamenonderzoek.
De inventarisatie van veldnamen geschiedt sinds 1973 in de gehele
provincie onder verantwoordelijkheid van de Commissie Veldnamenonderzoek,
waarin behalve de Culturele Raad ook het Rijksarchief
en het Amsterdamse P.J. Meertensinstituut participeren.
=== Het volkskundig onderzoek.
Sinds drie jaar tracht de Volkskundewerkgroep het onderzoek naar
de eigen cultuur in Overijssel te begeleiden en te stimuleren.
Deze werkgroep, waarin onder meer wetenschappelijke instituten
en IJssel- en Twenthe-Akademie participeren, heeft in april 1984
een rapport met een twaalftal projectvoorstellen gepresenteerd.
=== Een basiscursus voor amateurhistorici.
Deze cursus werd voorbereid door het in 1983 opgerichte ‘Beraad
van historische verenigingen’ en vindt plaats in het Rijksarchief
23
(voor cursisten uit West-Overijssel) en in het Rijksmuseum Twenthe
(voor Twentse cursisten). Deze cursus is bedoeld als een vervolg
op de paleografiecursussen, waartoe de afdeling destijds mede
het initiatief nam, en bestaat uit tien lessen waarbij theorie
en practijk elkaar zullen afwisselen.
=-= De uitgifte van het ‘Overijssels Contactbericht’.
Dit periodiek ontstond in 1975 en is thans uitgegroeid tot een
volwaardig kwartaalbericht, dat informatie omvat over musea en
museumbeleid, monumentenzorg, regionale en locale geschiedbeoefening
(inclusief een overzicht van de locaalhistorische tijdschriften)
en documentatie geeft over bronnen en literatuur.
Als aansluiting hierop kan het documentatiecentrum in het gebouw
van de Culturele Raad gelden, waar men onder andere alle tijdschriften
– ook het Zwols Historisch Tijdschrift – kan inzien en
voor technische en inhoudelijke vragen over museumbeheer terecht
kan.
=== Organisatie.
Zo wordt verzorgd de organisatie van studiedagen (in de afgelopen
drie jaar handelend over respectievelijk streekcultuur, archeologie
en museumbeleid), instructiedagen (onder andere over papieren
textielrestauratie) en éénmalige manifestaties (zoals de hei—
denking van de 2OOste sterfdag van Joan Derk van der Capellen tot
den Pol).
Tenslotte bestaan er, al dan niet in projectverband, contacten
met instellingen en organisaties in het gehele land en wordt op
museaal gebied intensief samengewerkt met de Nederlandse Museumvereniging
en het LandelijK Contact van Museumconsulenten.
Het bureau van de Culturele Raad Overijssel is geopend op werkdagen
van 09.00 – 17.00 uur; de stafmedewerker is op vrijdag NIET
aanwezig. Het documentatiecentrum is op dinsdag- en donderdagmiddag
vrij te bezoeken en voorts op afspraak.
24
DE WEKKER VAN DE NEDERLANDSE NATIE. JOAN DERK VAN DER
CAPELLEN 1741 – 1784.
Diverse auteurs
Uitgeverij Waanders bv, Zwolle 1984.
168 pagina’s, prijs f 47,50
B. Meijering
In september 1984 verscheen een tentoonstellingscatalogus, die
een co-productie mag heten van twee instanties: het herdenkingscomité
Joan Derk 1784 – 1984 en het honderd jaar jonge Provinciaal
Overijssels Museum. Hoofdpersoon in kwestie is de Gelders-
Overijsselse politicus Joan Derk, baron Van der Capellen tot den
Pol. Achteraf bezien lijkt het deze Van der Capellen te zijn geweest,
die met zijn optreden en publicaties een beslissende stoot
heeft gegeven aan de anti-stadhouderlijke, deels ook hervormingsgezinde
patriottenbeweging uit het laatste kwart van de achttiende
eeuw.
Vooraf een opmerking over iets wat in de bundel slechts zijdelings
aan de orde komt. Recalcitrant statenlid voor de Riddei—
schap als Joan Derk was, heeft hij op beslissende momenten in
zijn carrière steun gekregen van de drie, in de Staten eveneens
stemhebbende, IJsselsteden Deventer, Kampen en Zwolle. Zijn moeizame
entree in de politiek en zijn agitatie tegen de zogenaamde
drostendiensten kunnen ook hier als voorbeeld dienen.
Vermeldenswaardig is ook het conflict rond de “overstemming”, oftewel
de geldige meerderheid van stemmen (bijvoorbeeld de drie
steden plus een toen niet nader overeen te komen aantal leden uit
de Ridderschap); dat conflict had het besluitvormingsproces in
de Staten al zo’n twee eeuwen bemoeilijkt, maar werd een jaar na
Van der Capellens overlijden uiteindelijk in het voordeel van genoemde
IJsselsteden beslist. Voeg daar nog bij, dat de democratisch-
patriottische actie in de “drieguldensprovincie” Overijssel
begon en daar relatief brede sociale steun verkreeg, dan zal duidelijk
zijn, dat de onderhavige bundel nuttige achtergrondinformatie
biedt over het politieke klimaat in Zwolle en omstreken.
Dan nu de eigenlijke inhoud. Behalve het voorwoord van de voorzitter
van het P.O.M., H. Smit, en de inleiding door de voorlichter
van de provincie, H. Schelhaas, is een twaalftal artikelen
opgenomen. Een gedeelte handelt over nogal uiteenlopende onderwerpen
als: Van der Capellen in prosopografisch perspectief
: ••• • ‘ ° • • • – – • • ‘ • • ‘ • ? 5
(jhr. R.C.C, de Sayornin Lohman), de afschaffing van de drostendiensten
(G.T. Hartong), het ziektebeeld van de hypochondrische
Joan Derk (H.L. Houtzager), zijn vier vrienden en het Romeinse
monument dat hem was toebedacht (beide laatste bijdragen van het
echtpaar W.F. Wertheim en A.H. Wertheim – Gyse Weenink). Verder
worden op de tentoonstelling aanwezige objecten van commentaar
voorzien in bijdragen betreffende de partijstrijd; dié strijd is
kennelijk (ook) uitgevochten.met pamfletten- (opnieuw G.T. Hartong),
prenten (mevr. L. de-Jong), penningen (mevr. G. van der
Meer) en allerhande aardewerk (É.M.Ch.F. Klijn en H.G. van de
Meijden). Tenslotte belicht een drietal overzichtsartikelen in
verband met Joan Derk achtereenvolgens zijn houding ten opzichte
van Noord-Amérika (J.W. Schulte Nordholt), de Patriottische Revolutie
in Overijssel (W.Ph. te Brake), en de herkomst en vorming
van zijn politieke denkbeelden (L.H.M. Wessèls).
Behalve veelzijdig is de bundel eveneens wat heterogeen van inhoud.
Dat komt mede, doordat auteues’als Schelhaas, Schulte Nordholt
en de Wertheims, terwijl ze ;j3ver.Van de’r Capellen aan het
schrijven zijn;, tegelijk bedekte polemiek voeren over politieke
zaken van. dé twintigste «eu(».. ?0ók op historisch terrein echter
bestaan duidelijke meningsverschillen. Neem alleen maar de vraag,
of enerzijds Van der Capellens optreden tot zijn vroegtijdige
dood in 1784 en anderzijds de pas later’ingetreden radicalisering
binnen; hét patriottisme in eikaars verlengde liggen. Weliswaar
valt moeilijk te ontkennen,-dat Upan,Derk in de praktijk heeft
geijverd voor herstel .van (beweerde) oude grondwettige rechten
en privileges en dat hij:: althans niet openlijk protest heeft aangetekend
tegen het aristocrati:sch-oiigarehische, op een standenordening
gebaseerd systeem, maar’, alleen tegen bepaalde ingesloper
misbruiken etr inbreuken yan de kant van de stadhouder. Maar probleem
is hoe .die gematigde opstelling te verklaren.
Volgens.het echtpaar Wertheim (en Schelhaas) wenste de regentenpatript,
Van der Capelleh fasegewijs te opereren, gezien het repressieve
karakter van het Oranje-regiem: en omdat het radicale
alternatief voor. dë behoudende patriottenvleugel onverteerbaar
zou zijn. Maar wat Van ^er’Capellen in laatcte instantie nastreefde,
was fundamentele herziening yan het staatsbestel, compleet
met invoering van actief kiesrecht voor de burgerij en al,
– aldus nog steeds de Wertheims, die hiervoor verwijzen naar
Joan Derks modern-ogende analyses over de rechten van het volk
als ook naar de groeiende verwijdering tussen hem en de Hollandse
regeritenelite.
Andere medewerkers aan deze zelfde bundel zetten bij de veronderstelde
moderniteit van de “grondlegger van onze democratie”
26
echter de nodige vraagtekens. Schulte Nordholt noemt hem (Joan
Derk) een radicaal met de mond, maar conservatief in de praktijk,
bang voor teveel volksinvloed en tegelijk strijder voor
gelijkheid, met bovendien een opmerkelijke waardering voor een
tamelijk behoudend amerikaans grondwetsvoorstel op basis van de
zogenaamde imperium-mixtum-idee; volgens die idee zou de ideale
staatsvorm een mengvorm zijn van respectievelijk het monarchale,
aristocratische en democratische bestel. Evenals Schulte Nordholt
is ook Wessels van mening, dat Van der Capelléns voorkeur
uitging naar een beperkte democratie bij representatie. Tenslotte
vermeldt Te Brake, hoe voor- en tegenstanders van het
stadhouderlijke regime zich in een latere fase van de patriottenstrijd
gelijkelijk op Van der Capellen meenden te kunnen beroepen.
“Het enige wat we daarom met zekerheid kunnen zeggen,
is dat het niet aangaat de Patriotten Revolutie van 1787 zonder
meer gelijk te stellen met de staatkundige opvattingen die Van
der Capellen in 1784 of daarvóór heeft uitgesproken” oordeelt
Te Brake. Me dunkt, een weinig opzienbarende conclusie, maar gezien
de stand van het onderzoek, nog wel zo veilig. 1)
Voor wie Joan Derks aarzeling tussen oud en nieuw een uitgemaakte
zaak is, meldt zich intussen direct een volgende vraag: als het
patriottisme zich na Van der Capelléns overlijden – voorbij aan
zijn uitgesproken bedoelingen – van een herstel- tot een vernieuwingsbeweging
heeft ontwikkeld, als datzelfde patriottisme
bovendien méér vaders en originelere representanten dan Van der
Capellen heeft gekend, wat is dan zijn (beperkte, maar reële) betekenis?
Zoveel maakt (de titel van) deze bundel wel duidelijk:
in een tijd dat de meningen over regentenheerschappij en/of democratie
nog allerminst uitgekristalliseerd waren, heeft Van der
Capellen een scheiding der geesten voorbereid door zijn geruchtmakende,
soms dubieuze polemieken en strijdmethodes (denk aan de
door hem aangeprezen vrijcorpsen).
Misschien had in de drie laatstgenoemde bijdragen ruimere aandacht
besteed kunnen worden aan wat De Jong en recent Kossmann
hebben opgemerkt over de -naieve- verbinding bij Van der Capellen
van nationalisme en democratie.
Juist dat gekwetste nationalisme toont mijns inziens de betrekkelijkheid
van Van der Capelléns talrijke paradoxen en tegenstrijdigheden
(van ons standpunt uit bezien dan wel te verstaan).
2) •
Rest een opmerking over de uitvoering van de bundel. Die maakt
een zeer verzorgde indruk. (Alleen wekt de zetting van de inhoudsopgave
op pagina 4 enige verwarring en moet voor ‘staatkundig’
op pagina 8 mijns inziens ‘staatkunde’ gelezen worden).
27
Illustraties en tekst sluiten goed op elkaar aan. Een uitgebreid
notenapparaat en een persoons- en plaatsnamenregister
verhogen de bruikbaarheid als studiewerk. Kortom: aanbevolen.
Noten.
1. De wekker van de Nederlandse Natie. Joan Perk van der Capel-
: len 1741 – 1784 (Zwolle. 1984), 119.
2. M. de Jong Hzn., Joan Perk van der Capellen. Staatkundig levensbeeld
uit de wordingsstri.jd van de moderne democratie in
Nederland (Groningen, 1922),„195;
E.H. Kossmann, Pe Lage Landen 1780 – 1940. Anderhalve eeuw
Nederland en België (Amsterdam, 1976), 17; en dezelfde, in:
NRC – Handelsblad (31 oktober 1981).
WIL ‘T BEZOEK AFSCHEID NEMEN
100 JAAR SOPHIA ZIEKENHUIS IN ZWOLLE
door Wout Sleijster
onder redactie van: J.Th. Buss, H.J. van Dijk, R. Ester,
E.M. Mesdag
Uitgeverij Waanders bv, Zwolle 1984.
144 pagina’s, prijs ƒ 29,50
Dr. B.J. Kam
Uitgeverij Waanders heeft aan haar publicaties over Zwolle een
boek toegevoegd dat een overzicht wil geven van de gebeurtenissen
tijdens de eerste honderd jaar, die in 1984 sinds de opening
van het Sophia Ziekenhuis zijn verstreken.
In de inleiding zegt de schrijver, dan wel de vierhoofdige redactie
(het wordt nergens duidelijk wie voor de tekst van de verschillende
onderdelen getekend heeft), dat de geschiedenis van
het Sophia Ziekenhuis opgevat kan worden als ‘spiegel van een
eeuw ziekenhuiswezen in Nederland’. Een forse uitspraak, die geheel
voorbijgaat aan het feit dat de Nederlandse samenleving is
verdeeld in hokjes, en dat deze hokjesgeest zich nergens duide2
8 ‘.•’ • • • . ‘ • ” •. ‘ . ‘ .. . ; • / . • – • . • • ‘
lijker openbaart dan in het ziekenhuiswezen. Men kan rustig stellen,
dat iedere godsdienstige richting in ons land wel ergens,
ooit, een ‘eigen1 zieken- of gasthuis heeft gesticht, beheerd of
geëxploiteerd, en het zou te ver voeren om te stellen, dat de
honderd jaar geschiedenis van EEN ziekenhuis maatgevend kan zijn
voor het gehele Nederlandse ziekenhuiswezen. Men kan dé verschillen
heel duidelijk in.de architectuur herkennen, en ook in Zwolle
is dit te zien aan de beide ziekenhuizen, die nauwelijks tien
jaar in bouwperiode verschillen.
Zo is dus dit mooi uitgevoerde, stevig gebonden en zeer ruim geillustreerde
boek een schoolvoorbeeld geworden van een hybride,
een tussenvorm, een muilezel. Het is, afgezien van de poging om
een chronologische volgorde aan te houden, geen logisch opgezet
geheel geworden, maar een verzameling anecdotes, doorspekt met
hier en daar verspreide persoons- en exploitatiegegevens en incidenteel
een (meestal illustratieve) vergelijking met het heden.
Het is jammer om te moeten stellen, dat het belang van het ziekenhuis
om een ‘heus’ gedenkboek te: doen verschijnen het heeft
moeten afleggen tegen het belang van de uitgever, die een goed
verkopende en daardoor risicoloze uitgave het licht wilde doen
zien: een soort stripverhaal, weliswaar zonder tekstwolkjes, maar
wel geschreven in een stijl die onbegrijpelijk infantiel aandoet.
Voorbeelden hiervan zijn op vrijwel iedere pagina te vinden, zoals
de ‘heuse’ operatie (p.23); de orthopedist (=maatschoenmaker)
op pagina 119, waar waarschijnlijk een orthopaedisch chirurg
wordt bedoeld; het adjectief ‘steriel’ wordt in de tekst ‘rein’
terwijl het ‘bacterievrij’ moet zijn (p.84); en met de ‘heuse’
verpleegster op pagina 27 zal de schrijver waarschijnlijk een gediplomeerd
verpleegkundige bedoeld hebben. Het op pagina 116 afgebeelde
zusterhuis staat parallel aan de Philosofenallee en niet
aan de Rhijnvis Feithlaan, zoals het bijschrift vermeldt. Het getuigt
van weinig inzicht in de achtergrond van Staphorster polio
•epidemie’ om juist in verband met deze bevolkingsgroep van ‘de
duvel’ te spreken, ondanks de daarop in de tekst volgende goedpraterij.
Daarnaast vertoont de tekst een aantal niet te excuseren slordigheden,
zoals het abrupt afbreken van de anecdote waar men nog een
afsluitende alinea verwacht (zie bijvoorbeeld pp. 43 en 77). Het
tonnetjesstelsel heeft in de verste verte niets te maken met een
zielig kind; de prostitutie niets met Vitringa en de controverse
tussen hem en zijn collega Frank.
Dit allemaal is op zichzelf misschien nog niet zo erg; wat echter
veel zwaarder weegt (en hier heeft de redactie de kans om er nog
enigszins een gedenkboek van te maken volledig gemist) is, dat er
29
uitermate willekeurig is omgesprongen met de naamsvermelding bij
de vele foto’s. Deze zijn geheel systeemloos, de ene maal wel,
de andere maal niet opgenomen. Een appendix of aanvullend register
waarin alle namen (voor zover te achterhalen) vermeld hadden
kunnen worden zou het boek enige historische waarde hebben verleend.
De heer Eikelboom is, behalve op pagina 131, ook op pagina
86 afgebeeld: waarom niet vermeld ? Waarom moeten de artsen
op pagina 108 anoniem blijven”? Het boek zou aldus met een eenvoudig
naamsregister en vermelden van functies en datum van de
foto nog énige functie als gedenkboek hebbén kunnen krijgen. In
de huidige vorm ware zeker een naamsvermelding van portier Verhagen
op pagina 142 op zijn plaats geweest, een man die het ziekenfonds
(en de kleine particulier van die tijd) kapitalen heeft
bespaard door patiënten met oppervlakkig letsel naar hun huisarts
terug te sturen.
Het is verdrietig te moeten constateren, dat er ook nog historische
onjuistheden zijn vermeld. Het hongeroedeem in de vorige
eeuw op pagina 9 is vocht, dat uit de duim van de schrijver is
gezogen. Voedseldroppings hebben in de oorlog slechts tussen 29
april en 8 mei 1945 in het westen van ons land plaatsgevonden en
zeker niet ‘regelmatig’ zoals de tekst ons op pagina 97 wil wijsmaken.
De op pagina 101 afgebeelde pakjes cigaretten zijn in de
jaren 1941 – 1942 sporadisch uitgegooid. Er is in Zwolle DRIE
maal (buiten de vermelding op pagina 41) een landelijk medisch
congres gehouden (1857, 1881 en 1975) waarvan het tweede misschien
gezien moet worden als een soort.’beloning’ voor het. in
de boezem der Maatschappij Geneeskunst terugkeren van de Zwolse
artsen, die zich daaruit in 1861 hadden teruggetrokken als protest
tegen de wetgevingsplannen van Thorbécke op de uitoefening
der geneeskunst. De eerste cardioloog tenslotte, die in het
Sophia Ziekenhuis aantrad, was Van Deth en niet Enthoven.
Het is uitermate jammer dat er zoveel onjuiste gegevens zijn vermeld:
het maakt het boek, hoe aardig en leuk het dan ook als
kijkboek mag tonen, mét de voortreffelijke (hedendaagse kleuren-)
foto’s van staffotograaf Van Dam en de nette typografische verzorging,
vanuit historisch oogpunt tot een mislukte uitgave. Met
name de miserabele tekst, het ontbreken van ook maar een enkele
chronologische tabel of historisch overzicht en een aantal onnodige
en vooral slordige fouten maken het tot een werk, dat voor ‘.
de geschiedschrijving van Zwolle of als naslagwerk op de ‘spiegel
van een eeuw Nederlands ziekenhuiswezen’ van geen enkele betekenis
geacht moet worden.
30
MEDEDELINGEN
De oplettende lezer zal wellicht opgevallen zijn, dat het Tijdschrift
‘een andere letter’ heeft. In het eerste jaar werd getypt
op een geleende machine. Dankzij een subsidie van het Comité
Zomerzegels kon de vereniging een (gebruikte) electrische
typemachine aanschaffen. De letter is van het type Olivetti
Livius. Het oorspronkelijk getypte is verkleind naar 90%.
VOORZITTER LEGT DE HAMER NEER
De voorzitter van onze vereniging, N.D.B. Habermehl, treedt op
1 maart aanstaande af als bestuurslid. Hij is met ingang van die
datum benoemd tot chef lager en middelbaar nautisch onderwijs
van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Hierdoor wordt
hij gedwongen zich in het westen des lands te vestigen, hetgeen
medio 1985 zal gebeuren. Hij acht het echter voor de vereniging,
zijn nieuwe functie en zichzelf beter om per 1 maart zijn werkzaamheden
voor de vereniging te stoppen.
Uiteraard wensen wij hem geluk met zijn nieuwe functie, maar zijn
vertrek zal een gevoelig verlies voor de vereniging betekenen. Als
één van de initiatiefnemers tot de oprichting van de vereniging
en later als voorzitter heeft hij grote inzet vertoond. Die inzet
werd in korte tijd beloond met een groot aantal leden en een goedlopende
vereniging. Daarnaast is hij een gedegen wetenschapper,
waarvan hij in het Tijdschrift en het Jaarboek menig bewijs heeft
geleverd. Wij zullen zijn organisatietalent en, in de bestuursvergaderingen,
bij bijeenkomsten en vertegenwoordigingen, zijn
leidinggevende capaciteiten missen, evenals de vele gezellige
uren bij hem en zijn vrouw thuis.
Nico en Jeannette bedankt! Het ga jullie goed.
Plaatsvervangend voorzitter.
Het voorzitterschap zal tot de algemene ledenvergadering worden
waargenomen door de secretaris, J. Hagedoorn.
LEZINGENCYCLUS “ZWOLLE IN DE MIDDELEEUWEN”
De lezingen die hét bestuur van de Zwolse Historische Vereniging
in 1985 organiseert, hebben “Zwolle in de middeleeuwen” tot onderwerp.
Het ligt in de bedoeling dat hierbij aandacht wordt geschonken
aan zowel de methode van het onderzoek en geraadpleegde
bronnenmateriaal als aan het uiteindelijke resultaat.
31
Vier sprekers hebben zich bereid verklaard een onderwerp voor
hun rekening te nemen. R. van Beek, als geen ander thuis op het
gebied van de archeologie, spreekt over het Zwolse bodemarchief,
in het bijzonder over de recente vondsten bij het voormalige
kasteel Voorst en bij de Diezerpromenade. Naast een groot aantal
dia’s die het betoog ondersteunen, zullen enkele opzienbarende
vondsten worden getoond.
De lezing van drs. F.C. Berkenvelder, directeur van de Gemeentelijke
Archiefdienst Zwolle, is gebaseerd op geschreven bronnen.
Op basis van deze bronnen geeft hij een korte schets van de Zwolse
geschiedenis in de late middeleeuwen om vervolgens de relatie
met de Hanze nader uit te diepen.
Het kunsthistorisch aspect wordt behandeld door drs. D.J. de
Vries. Deskundig op het gebied van de bouwkunst en de beeldende
kunst, laat hij mede aan de hand van dia’s iets zien van het
rijke kunsthistorische verleden van onze stad.
Aan de zieken- en armenzorg wordt door drs. N.D.B. Habermehl aandacht
geschonken. Het accent ligt hierbij op het Heilige Geestgasthuis,
Zwolle’s eerste ziekenhuis, het Heilige Kruisgasthuis,
gesticht ten behoeve van de melaatsen en het Pestengasthuis.
De lezingen, twee in het voorjaar en twee in het najaar, worden
gehouden in het gebouw van de Gemeentelijke Archiefdienst, Voorstraat
26 te Zwolle. De aanvangstijd is steeds 20.00 uur. De lezingen
zijn gratis toegankelijk voor leden en hun introducé(e)s.
Op een later tijdstip volgen de preciese data waarop de lezingen
worden gehouden.
Voor nadere informatie kunt U zich wenden tot N.D.B. Habermehl,
Philosofenallee 24, 8023 TB Zwolle (telefoon 038 – 53.91.91).
MEDEDELING GEMEENTELIJKE ARCHIEFDIENST ZWOLLE
De gemeente-archivaris, drs. F.C. Berkenvelder, heeft ons verzocht
de onderstaande mededeling te plaatsen.
Wegens personeelsinkrimping als gevolg van de bezuinigingen ziet
de Gemeentelijke Archiefdienst Zwolle zich helaas genoodzaakt de
serviceverlening aan het publiek te beperken.
De openingstijd van de studiezaal zal met anderhalf uur per werkdag
moeten worden teruggebracht.
Met ingang vai. 1 januari 1985 zal.de studiezaal derhalve voor het
publiek uitsluitend geopend zijn:
3 2 . . • • ••• . .
00 maandag tm vrijdag 10.00 – 12.30 uur en
• . 13.30 – 17.00 uur . … .
00 dinsdagavond 19.00 – 22.00 uur
(voorwaarden bij de archiefdienst te vernemen).
NEERGESTORTE VLIEGTUIGEN ZWOLLE 1940 – 1945
De heer J.L. Schotman, Melissepad 8, 8042 HV. Zwolle (telefoon
038 — 21.56.65) speurt al jaren naar gegevens over neergestorte
vliegtuigen in het gebied Zwolle/Zwollerkerspel tijdens de oorlogsperiode
1940/1945. Wie hem kan helpen met gegevens, ooggetuigenverslagen,
foto’s, restanten enz. wordt verzocht contact
op te nemen met de heer Schotman.
TENTOONSTELLINGEN 1985 PROVINCIAAL OVERIJSSELS MUSEUM
18.01 – 17.03 FELIX
Een tentoonstelling over het werk van deze
Zwolse schilder met speciale aandacht voor
de Zwolse vestingwerken.
02.02 – 19.05 KINDERPRENTEN
04.05 – 12.05 ZWOLLE TIJDENS DE BEZETTING
Een tentoonstelling, georganiseerd door de
Zwolse Historische Vereniging, over het ge-
. . wöne leven in Zwolle tijdens de oorlog van
;•••••••• 1940 – 1945. –
24.05-09.08 STADSPLATTEGRONDEN .
— .. ..06 – .. .07 , VOORWERPEN UIT OVERIJSSELSE SYNAGOGEN
09.08-17.08 KERMISTENTOONSTELLING
De geschiedenis van muziek op de kermis.
…09 -…11 MODERNE ARCHITECTUUR IN OVERIJSSEL
…12- …02/86 WEESHUIZEN IN OVERIJSSEL
De exacte data worden te zijner tijd in de pers bekend gemaakt.
Leden van de Zwolse Historische Vereniging hebben op vertoon van
hun ledenkaart gratis toegang tot het Provinciaal. Overijssels Museum.
Dit geldt ook voor huisleden (jaarcontributie f 7,50).
Voor meer inlichtingen over de tentoonstellingen kunt Ü contact
opnemen met educatief medewerker Peter Paul Kerpel, telefoon 038-
2T.46.5o.. .•;. ••. .-•• .’•.’