

Zwols Historisch Tijdschrift
37e jaargang 2020 nummer 4 – 8,50 euro
Afscheid Annèt Bootsma – van Hulten Met egodocumenten én
interview Margriet Meindertsma
zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 207
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 206
Afscheid van het Zwols Historisch Tijdschrift
Annèt Bootsma – van Hulten 208
Louis Cohen in ‘Hotel de Houten Lepel’
Jan van de Wetering 212
De herinneringen van Steven van Egten
Annèt Bootsma – van Hulten 222
Burgers in een kleine stad
Steven van Egten (†) 224
Een rooms-katholiek jongetje in
het protestantse Zwolle in de jaren vijftig
Harry Koopman 243
‘Hoogtes van zeventig meter horen thuis
in Rotterdam, niet in Zwolle’
Gesprek met oud-wethouder Margriet
Meindertsma Koen Nijmeijer 254
Oud Nieuws – Jong talent voor oude stukken
Kiekès Agterom 267
Recent verschenen, digitaal 269
Recent verschenen 270
Mededelingen 271
Auteurs 273
Redactioneel
Voor u ligt het laatste nummer van 2020.
Het was een bijzonder jaar en dat geldt
ook voor dit tijdschrift. Niet alleen het
jaar loopt ten einde, maar ook het hoofdredacteurschap
van Annèt Bootsma. Maar liefst twintig
jaar heeft Annèt deze functie bekleed, naast de
vier jaar dat ze gewoon redacteur was. In die periode
is het Zwols Historisch Tijdschrift uitgegroeid
tot dit mooie tijdschrift. Zonder Annèt, ons
schaap met de zeven poten, zou dat onmogelijk
zijn geweest. Het laatste nummer van haar hoofdredacteurschap
heeft Annèt zelf ingevuld. Ze
heeft een voorliefde voor egodocumenten, die het
persoonlijke element in de geschiedenis zo goed
weergeven. Daarom is dit tijdschrift gevuld met
Zwolse egodocumenten: jeugdherinneringen van
Steven van Egten (†) en van Harry Koopman, een
enquête over de detentie van Louis Cohen en een
interview met Margriet Meindertsma.
Wat ook ten einde loopt is de rubriek
Suikerhistorie, want ook Wim Huijsmans stopt als
redacteur, na een carrière van maar liefst 35 jaar.
Met zijn enorme kennis van de Zwolse geschiedenis
is Wim altijd ons ijkpunt en onze vraagbaak
geweest.
Het zal raar zijn om in het volgende nummer
van het ZHT de namen van Annèt en Wim niet
meer in het colofon te zien staan. We zullen hun
enthousiasme en kennis enorm missen. Maar het
tijdschrift zal blijven bestaan met een vernieuwde
redactie, die gaat proberen om het hoge niveau
dat we hebben bereikt te handhaven. Zodat u ook
in het volgens jaar kunt blijven genieten van een
mooi tijdschrift.
De redactie wenst u goede feestdagen
en veel leesplezier!
206 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Cover: Scheidend eindredacteur Annèt Bootsma –
van Hulten kijkt naar diverse jaargangen van het
tijdschrift, die door de jaren heen onder haar vakkundige
leiding van de pers kwamen rollen.
Suikerhistorie
Provinciehuis, Luttenbergstraat
Al bijna vijf eeuwen vormt Overijssel een zelfstandige,
staatkundige eenheid. In 1528 droeg de bisschop
van Utrecht, na jaren van oorlog met de hertog van
Gelre, het wereldlijke gezag over Overijssel over aan
Karel V, koning van Spanje en keizer van het Duitse
Rijk. Tot die tijd stond dit gewest bekend als het
Oversticht. In Overijssel liet Karel V zich vertegenwoordigen
door een stadhouder. Vertegenwoordigers
van edelen en de drie steden (Deventer, Zwolle
en Kampen) vormden het bestuur, samen de Staten
van Overijssel vormend, bekend onder de naam
Ridderschap en Steden. Zij hadden geen vaste vergaderplek
maar kwamen na 1578 twee keer per jaar bij
elkaar in de stadhuizen van een van deze drie steden.
Deze situatie veranderde in 1802 toen Zwolle
hoofdstad van de provincie werd. Vanaf 1848
vormden Provinciale Staten het hoogste bestuursorgaan
in de provincie, was het college van Gedeputeerde
Staten het dagelijks bestuur en zat de
gouverneur of commissaris der koning(in) beide
vertegenwoordigende lichamen voor. Het provinciaal
bestuur kreeg een eigen onderkomen in de
Diezerstraat op de hoek met de Rodehaanstraat
waar het was gehuisvest tot 1973. In dat jaar werd
aan de Luttenbergstraat het nieuwe provinciehuis,
ontworpen door architect H. Duintjer, geopend
door koningin Juliana. In de jaren negentig vond
een aanzienlijke uitbreiding plaats aan de zijde
van het Almelose Kanaal. Een kunstwerk in de
vorm van een vel papier met potlood siert sinds
2006 het dak van het provinciehuis.
Na 35 jaar stop ik met mijn redactiewerk voor
het Zwols Historisch Tijdschrift. Dat houdt in dat
ik na twaalf jaargangen ook een punt zet achter
deze rubriek. Dit is mijn laatste bijdrage. Ik hoop
dat u al die jaren met genoegen de informatie over
de afgebeelde Zwolse suikerzakjes hebt gelezen.
Wim Huijsmans
(Collectie ZHT)
Het Provinciehuis kort na de opening in de jaren zeventig. (Collectie HCO)
ONTWERP pRov1NCIEHUIS
ovERIJSSf.1,.
208 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 209
het ZHT. In 2000 vertrok toenmalig eindredacteur
Ingrid Wormgoor vanwege een verhuizing
naar Groningen. Ik werd haar opvolger en ben dat
al die jaren gebleven.
Ik heb me in de redactie altijd als een vis in het
water gevoeld. Het is buitengewoon inspirerend en
geeft veel voldoening om met gelijkgestemden en
een op elkaar ingespeeld team in een goede sfeer
een fraai eindresultaat te maken. We hebben in de
loop der jaren het tijdschrift steeds verder uitgebouwd,
waarbij het mes aan twee kanten sneed, een
goed tijdschrift trok meer leden, en dat gaf weer
meer financiële armslag voor omvang, kwaliteit en
uiterlijk. Een vanwege moderne technieken gestage
verlaging van de drukkosten speelde hierin ook een
belangrijke rol. Een echte mijlpaal was de introductie
van kleur in het tijdschrift, vanaf 2007, eerst nog
gedeeltelijk, daarna volledig.
ZHT: podium voor iedereen die resultaten
van onderzoek over Zwolle wil publiceren
De Zwolse Historische Vereniging is opgericht
voor iedereen met belangstelling voor de
geschiedenis van Zwolle en het Zwols Historisch
Tijdschrift is destijds bedoeld als podium voor
iedereen die resultaten van (serieus) onderzoek
over Zwolle wil publiceren. Dit is altijd een
belangrijke richtlijn voor ons geweest. Het ZHT is
geen wetenschappelijk tijdschrift, maar we streven
uiteraard wel naar een bepaald kwaliteitsniveau.
Niet alle aangeboden stukken bleken daarom
publicabel, maar we hebben altijd zorgvuldig
gekeken wat voor potentie er in een bepaald
onderwerp zat en of het, indien nodig, herschreven
moest of kon worden. Als lokaal tijdschrift
ben je sowieso afhankelijk van ‘amateurs’, het
aantal echte vak professionals, – historici, archivarissen,
archeologen, kunsthistorici, journalisten –
dat zich beroepsmatig met de Zwolse geschiedenis
bezighoudt, is simpelweg te klein. Zo is het tijdschrift
in de loop der jaren op drie verschillende
manieren ingevuld, met aangeboden artikelen van
auteurs, eigen artikelen van redactieleden en artikelen
geschreven door auteurs op verzoek van de
redactie (met name het geval bij themanummers).
We hebben altijd ingezet op verantwoorde,
maar ook leesbare en toegankelijke artikelen, met
een afwisseling van korte en lange stukken, een
spreiding in onderwerp en spreiding in tijd. Een
streven dat in de praktijk moeilijk genoeg bleek,
met name een goede spreiding in de tijd en korte
artikelen. Er zijn helaas maar weinig auteurs die
een goed artikel kunnen schrijven over de tijd
van het Ancien Regime, die periode blijft daarom
structureel onderbelicht. En wat de lengte van de
artikelen betreft, geef een historicus, amateur of
professial, een pen, en hij/zij raakt op dreef en valt
moeilijk meer te stoppen… Regelmatig kreeg ik
een mailtje in de trant van, ‘Annèt, je zei maximaal
3000 woorden, maar ik heb zoveel interessante
dingen ontdekt, ik zit inmiddels op 5000, in hoeverre
is dat een bezwaar…’
Een ander belangrijk uitgangspunt was om
aan te sluiten bij wat ik altijd noem de ‘historische
actualiteit’, zoals bijvoorbeeld dit jaar het
themanummer bij 75 jaar bevrijding, vorig jaar
de aandacht voor de burgemeesterswissel en het
themanummer 200 jaar Willemsvaart.
Ons lezerspubliek beslaat een breed spectrum,
met aan de ene kant degenen die geïnteresseerd
zijn in geschiedenis en meer willen weten over de
stad waarin ze wonen, en aan de andere kant degenen
voor wie herkenbaarheid een grote rol speelt,
met een heel groot menggebied daar tussenin. Als
redactie moet je hier een evenwicht in vinden.
Puur historische artikelen worden vaak als moeilijk
of taai ervaren, maar te veel aandacht voor
herkenbaarheid wordt nostalgie, want het moet
ons inziens wel altijd gaan om de context.
Egodocumenten
Context speelt ook een belangrijke rol bij egodocumenten.
Het woord egodocument staat voor
autobiografische teksten, zoals memoires, dagboeken,
brieven en reisverslagen. De term werd
rond 1955 bedacht door de historicus Jacques
Presser. Hij definieerde egodocumenten als teksten
waarin de ‘ik’, de schrijver, als schrijvend en
beschrijvend subject voortdurend in de tekst aanwezig
is.* Het heeft een flinke tijd geduurd voordat
egodocumenten als volwaardige historische
bron gezien werden. Maar inmiddels is het inzicht
wel algemeen dat één getuigenis meer zeggingskracht
kan hebben dan onderzoekresultaten op
basis van vele strekkende meters archiefmateriaal.
Egodocumenten zijn per definitie subjectief, maar
met deze wetenschap en het in acht nemen van de
context vormen ze een zeer directe toegang tot het
verleden. Memoires laten zich vaak lezen als fictie,
maar gaan over de werkelijkheid, zie bijvoorbeeld
de herinneringen van Steven van Egten in dit
nummer op pagina 222.
De persoonlijke benadering van het verleden
is voor de lokale geschiedschrijving van wezenlijk
belang, het zijn de ooggetuigenverslagen
die het kleine verhaal van binnenuit vertellen
en het verleden kleur geven. Bekende Zwolse
egodocumenten zijn bijvoorbeeld de Zwolse
mijmeringen, herinneringen aan de jaren 1881-
1914 van C.M. van Hille-Gaerthé en Van Zwolle
tot Brest-Litowsk van Igor Cornelissen (zie voor
meer titels de website van de ZHV). In het ZHT
hebben we veel egodocumenten gepubliceerd,
ik noem in dit verband Wil Cornelissen (†) en
Willem van der Veen, allebei meesters in het
genre. We hebben in de vorm van themanummers
twee manuscripten met memoires uitgebracht,
‘De Oude Gaper, Herinneringen rond
een oude en vermaarde drogisterij’ van Steven
van Egten in ZHT 21 (2004) nr. 4, en ‘Jeugdherinneringen’
van Joh.J. Doyer, in ZHT 23 (2006)
nr. 4. Heel geslaagd waren mijns inziens ook de
uitgaven waarin een en ander gecombineerd kon
worden: de special over de Zwolse ziekenhuizen
in december 2013 die gelardeerd was (na een
oproep van de redactie) met persoonlijke herinneringen,
en de persoonlijke herinneringen aan
de Oude Veerweg in het 200 jaar Willemsvaartnummer
uit de zomer van 2019.
Persoonlijk heb ik altijd een zwak voor het persoonlijke
in de geschiedenis gehad. Het is daarom
dat ik in mijn laatste nummer afscheid neem
Afscheid van het Zwols Historisch Tijdschrift
Annèt Bootsma –
van Hulten Voor u ligt het laatste nummer van het Zwols
Historisch Tijdschrift (ZHT) dat onder
mijn eindredactie verschijnt. Daarmee
komt voor mij een einde aan 24 jaar redactiewerk,
waarvan 20 jaar als eindredacteur van dit blad.
De Zwolse Historische Vereniging (ZHV) werd
in december 1983 opgericht, mijn eigen lidmaatschap
van de vereniging dateert uit 1984. Na mijn
studie geschiedenis in Leiden woonde en werkte ik
toen nog in Rotterdam, ik was er bestuurslid van
het Historisch Genootschap Roterodamum en was
actief binnen de WIARIJN (Werkgroep Industriële
Archeologie Rijnmond). Het lidmaatschap van de
ZHV was een cadeautje van mijn aanstaande Zwolse
schoonfamilie: ‘Echt iets voor jou’. De verandering
van focus van de wereldhavenstad Rotterdam
naar de provinciestad Zwolle vergde wel enige tijd.
Ik moet bekennen dat ik als het toenmalige blaadje
van de Zwolse vereniging, met doorwrochte artikelen
maar in een buitengewoon simpele uitvoering,
in de brievenbus viel ik het met een half oog scande
en dacht, dat komt nog wel eens… achteraf een
voorspellende gedachte. In 1990, ik woonde inmiddels
vijf jaar in Zwolle, werd ik via Ingrid Wormgoor
bestuurslid van de ZHV. De jonge vereniging
had zich in korte tijd al stevig genesteld in de stad.
De ZHV telde toen zo’n 450 leden, een aantal dat
met twee grote ledenwerfacties opgekrikt was naar
goed 700 eind jaren negentig. In dat verband wil
ik hier Jaap Hagedoorn, Ben Kam (†) en Joke van
Ulsen memoreren. Zij hebben enorm veel werk
verzet, destijds en later ook nog om de ZHV tot
bloei te brengen; Jaap en Ben vooral op organisatorisch
en inhoudelijk vlak, Joke in praktisch
opzicht. Tegenwoordig telt de ZHV zo’n 900 leden.
Voor een rechtgeaard historicus is het echte
historische werk natuurlijk veel leuker dan
bestuurswerk, dus daarom stapte ik in 1996 over
van het bestuur van de ZHV naar de redactie van
210 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 211
met een aantal egodocumenten. We beginnen
met de getuigenis van de activistische socialist
Louis Cohen over zijn verblijf in het Zwolse Huis
van Bewaring in 1893, vervolgens met jeugdherinneringen
van Steven van Egten aan zijn protestants-
christelijke jeugd in de eerste decennia
van de twintigste eeuw in Zwolle en de terugblik
van Harry Koopmans op zijn katholieke jeugd
in de Zwolse binnenstad in de jaren vijftig. Drie
representanten van het verzuilde Nederland, drie
verschillende belevingswerelden, allen levend in
hun eigen waarheid. Louis Cohen bestempelt de
destijds grootste ondernemer van Zwolle,
G.J. Wispelweij, als een ‘uitzuiger’, dat label kregen
waarschijnlijk alle ondernemers per definitie
van hem. Voor Steven van Egten waren in zijn
jeugd alle katholieken ‘papen’, en Harry Koopman
ervoer als kind in een missieoptocht in de
jaren vijftig al dat zoiets in het overwegend protestantse
Zwolle niet op prijs gesteld werd, het
aantal katholieken betrof destijds ongeveer een
vijfde van de bevolking.
Ten slotte een interview met oud-wethouder
Margriet Meindertsma over haar ambtsperiodes
in de jaren tachtig en negentig. Een interview is
officieel geen egodocument, maar het heeft veel
raakvlakken, er staat een ik-figuur centraal en er
moet rekening gehouden worden met de subjectiviteit
van zowel de geïnterviewde als de interviewer.
Interviewer Koen Nijmeijer en geïnterviewde
Margriet Meindertsma nemen stelling tegen de
nieuwe uitbreidingsplannen van het gemeentebestuur,
een stellingname die ik overigens persoonlijk
van harte onderschrijf.
Tot slot
In mijn functie van eindredacteur heb ik de afgelopen
jaren veel bijzondere en gepassioneerde
mensen leren kennen en de stad heeft voor mij
een enorme verdieping gekregen. Ik ben van
Zwolle gaan houden en fiets of loop er graag door
heen, om de verhalen die de huizen en straten mij
inmiddels vertellen te ervaren.
Binnen de redactie heb ik met bevlogen en kundige
redacteuren mogen samenwerken. Hoogtepunten
waren er vele, themanummers met bijzondere
presentaties, om er slechts een paar te noemen: ‘De
busse van Skutte’ (2004), ‘Carina en Harro Bouman,
een bijzonder echtpaar op Koestraat 18’ (2005),
‘Zwolle IJzersterk, Wispelwey’ (2007), ‘Terug naar
de Eindstraat’ (2008), ‘De Zwolse beurtvaart’ (2009),
‘Speuren naar Spoolde (2010), ‘De oude spoorbrug
1862-2011’ (2011), ‘Westenholte-Voorst-Frankhuis’
(2012), ‘Vijftig jaar gemeentelijke monumentenzorg’
(2013), ‘De Zwolse Ziekenhuizen’ (2013) en ‘Odeon
175 jaar’ (2014).
Gedenkwaardig is de reis die Jan van de Wetering,
Lydie van Dijk en ik namens de redactie
samen met filmer Martin de Fluiter in oktober
2016 ondernamen naar een klooster in Frankrijk,
op zoek naar de verdwenen kaak van Thomas a
Kempis. We hebben dat uitvoerig beschreven in het
tijdschrift en de filmbeelden staan op de website.
Persoonlijk hoogtepunt was de koninklijke
onderscheiding die ik in 2019 mocht ontvangen op
instigatie van de ZHV. Persoonlijk dieptepunt, zij
het dat dit niet rechtstreeks met het tijdschrift of
de vereniging in verband stond maar wel impact
had op het hele Zwolse historische wereldje, was de
sluiting van het Stedelijk Museum Zwolle door de
gemeente in 2017. Het kind is daarbij met het badwater
weggegooid, en alle goedbedoelde inspanningen
van Allemaal Zwolle ten spijt schiet het tot
nu toe weinig op met de totstandkoming van een
nieuw museum en zijn de mogelijkheden daartoe
ook veel beperkter.
In het ZHT is een wezenlijk stuk van de Zwolse
geschiedenis vastgelegd en ik ben oprecht trots op
het aandeel wat wij als redactie daar aan geleverd
hebben. Cultuur-historisch werk krijgt over het algemeen
helaas niet de maatschappelijke waardering,
laat staan beloning die het zou verdienen. Daarom
des te meer respect voor al degenen met wie ik in de
redactie heb samengewerkt en die dit jarenlang op
vrijwillige basis toegewijd en kundig hebben gedaan,
ieder met zijn eigen specifieke vaardigheden en kennis.
Een groot applaus voor, in chronologische volgorde:
Ingrid Wormgoor, Jean Streng, Menno van der
Laan, Wil Cornelissen (†), Harry Stalknecht, Lydie
van Dijk (†), Jan van de Wetering, Frank Inklaar,
Steven ten Veen en Michael Klomp.
Twee redacteuren staan niet in dit rijtje omdat
ik ze speciaal wil noemen: Wim Huijsmans en
Wim Coster. Zij verlaten nu net als ik de redactie.
Wim Huijsmans is in dienstjaren altijd onze nestor
geweest, hij maakte 35 (!) jaar deel uit van de
redactie. Als (oud)archivaris is hij buitengewoon
nauwkeurig en heeft hij een ongelofelijke kennis
van de Zwolse geschiedenis en het Zwolse (Stads)
archief. Op Wim kon ik altijd een beroep doen:
‘Wim klopt dit wel, klopt dat wel? Kijk het svp.
nog even na.’ Afgezien van al zijn eigen bijdragen
zijn er zo weinig artikelen in het ZHT verschenen
waar Wim Huijsmans niet zijn blik over heeft
laten gaan. De redactie zal zijn enorme kennis en
kunde in de toekomst node gaan missen.
Wim Coster is een buitengewoon creatief en
productief historicus. Helaas heeft hij maar een
korte periode deel uitgemaakt van de redactie,
maar hij betoonde zich meteen een zeer voortvarend
redactielid en hij had in 2019 een belangrijk
aandeel in de totstandkoming van het themanummer
over de Willemsvaart en dit jaar bij het
Bevrijdingsnummer. Daarnaast is hij al jarenlang
betrokken bij de ZHV, hij was onder meer voorzitter
van 1998 tot 2000. Wim neemt nu wegens
tijdgebrek afscheid, maar hopelijk blijft hij, of zijn
alter ego Kiekès Agterom, nog veel bijdragen voor
het tijdschrift leveren. Wim en Wim, mijn grote
dank voor de plezierige samenwerking en een
diepe buiging voor jullie allebei!
Het is een zware taak om een tijdschrift als het
ZHT op de huidige basis op de rails te houden.
Ik eindig daarom met de oude en de nieuwe
redactieleden daarbij heel veel sterkte, inspiratie
en succes te wensen.
* Arianne Baggerman en Rudolf Dekker, ‘ “De gevaarlijkste
van alle bronnen.” Egodocumenten:
nieuwe wegen en perspectieven’, in Tijdschrift voor
Sociale en Economische Geschiedenis 1 [2004] nr. 4
p. 3-22
Wim Coster, Annèt
Bootsma en Wim
Huijsmans in september
2007, op de
afscheidsreceptie van
archivaris Albert Mensema
in het Historisch
Centrum Overijssel.
(Particuliere collectie)
212 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 213
aan, zodat op zeker moment de politie gedwongen
was de straten met ‘de blanke sabel’ schoon te
vegen en hulp in te roepen van de in Zwolle gelegerde
militaire macht. Net als in Amsterdam was
er geen directe aanleiding voor de volkswoede,
maar ook hier zal ongetwijfeld de machteloosheid
om verandering te brengen in een armoedig leven
de voedingsbodem zijn geweest.
Hoe schrijnend de situatie was, laat een berekening
zien van het huishoudboekje van een
doorsnee Zwolse arbeider. In 1872 verdiende een
gewone werkman ongeveer f 5,- per week (zes
werkdagen van doorgaans twaalf uur per dag),
terwijl de wekelijkse uitgaven voor een gezin met
drie kinderen f 8,- bedroegen en dat terwijl in
dat bedrag de uitgaven voor vlees (als er al geld
voor was alleen op zondag), kleren en schoeisel
niet zijn meegenomen.1 Wie het verschil tussen
inkomsten en uitgaven wilde rechttrekken had
de keus tussen bezuinigen (minder eten, minder
brandstof voor de kachel) of bij een van de plaatselijke
armeninstellingen aankloppen, zoals de
Zwolsche Armeninrigting, waar je een uitkering
kon krijgen op basis van werkzaamheden die je
thuis moest verrichten, zoals breien, spinnen en
mattenvlechten.
De gesjochten jongens
Onder deze voor hem maar al te bekende omstandigheden
kwam Levie Cohen, roepnaam Louis,
samen met zijn vrouw (Betje Os) en jonge gezin
(drie kinderen), in 1890 naar Zwolle. Ze gingen
wonen in de Tuinstraat, waar ook zijn leeftijdsgenoot
Helmig Jan van der Vegt woonde. In het
hele land, ook in Zwolle, hing iets in de lucht
dat niet meer te stoppen was: steeds meer arbeiders
gingen zich organiseren in vakbonden en
belangenverenigingen om betere werk- en leefomstandigheden
af te dwingen. Zo ontstonden
hier in de jaren tachtig en negentig snel achter
elkaar onder meer een afdeling van het Algemeen
Nederlandsch Werkliedenverbond, de christelijke
werkliedenvereniging Patrimonium, de roomskatholieke
werkliedenvereniging Sint Jozef, een
afdeling van de Bond voor Algemeen Kiesrecht,
de Zwolse Spoorwegvereniging, de Zwolse Schilders-
en Behangersvereniging en de Zwolse Kalken
Steenbewerkersbond. En voor dit artikel het
belangrijkste: de oprichting in 1881 van de Sociaal
Democratische Bond (SDB), gevolgd door een
Zwolse afdeling van die bond in 1885.
De SDB was een revolutionair-socialistische
partij, opgericht door de charismatische Ferdinand
Domela Nieuwenhuis, een voormalige predikant
uit Friesland. Door zijn lezingen ‘bekeerden’
zich overal in het land arbeiders tot het socialisme.
Dat was ook het geval bij Louis Cohen –
nog in zijn Amsterdamse tijd – en Helmig Jan van
der Vegt. Al gauw vonden de twee buurtgenoten
elkaar om zich in te zetten voor de nieuwe partij.
Daar was behoefte aan, want in arbeiderskringen
waren er nog maar weinig mensen met voldoende
opleiding of natuurlijke capaciteiten om de partij
leiding te geven en de belangen van de arbeiders
te behartigen, zoals de strijd voor het algemeen
kiesrecht, de achturen-werkdag en betere lonen.
Noodzakelijkerwijs werd de strijd dus voor een
groot deel ‘van onderaf ’ gevoerd door sociaal
bewogen mensen als Cohen en Van der Vegt.
Er waren veel mensen nodig om propaganda
te voeren: lezingen houden, debatteren, artikelen
in socialistische bladen schrijven en op wat eenvoudiger
niveau het colporteren van die bladen.
Wie zich daartoe geroepen voelde, moest voor de
duvel niet bang zijn. De propagandisten kregen
op straat ontelbare keren te maken met scheldpartijen
en soms ook fysiek geweld. De landelijke
en plaatselijke vergaderingen van de SDB werden
steevast onmogelijk gemaakt door intimidatie van
de zaaleigenaren door de Zwolse politie. Tijdens
het colporteren legde de politie aan de lopende
band bekeuringen op en wie niet op zijn woorden
lette, kon een paar dagen de gevangenis in.
Zo kwam het dat een curieus gezelschap van
laag opgeleide, maar verbaal vaardige mannen uit
Zwolle hun krachten bundelden om zich in te zetten
voor de SDB. In de kolommen van de kranten
uit die tijd komen we met enige regelmaat Zwollenaren
tegen als P. Arnolli, J.M. van Vlaardingen,
Izaak Os, C.A. Stalenhoef, J. Tuyten, M. Spits en
Hartger de Vries. ‘We waren allemaal gesjochten
jongens’, schreef Helmig Jan van der Vegt, waar-
Louis Cohen in ‘Hotel de Houten Lepel’
Jan van de Wetering
De voedingsbodem van het Zwolse socialisme
Of de Amsterdammer Louis Cohen op die dag in
het najaar van 1893, drie jaar na zijn verhuizing
naar onze stad, al een beetje gewend was in Zwolle
is niet bekend, maar de problemen binnen het
milieu waarin hij zich begaf, zullen hem bekend
zijn voorgekomen. Het proletariaat had vele jaren
van werkloosheid en sociale discriminatie achter
de rug. In de Jordaan was het volk al in 1886 massaal
de straat opgegaan tijdens het Palingoproer.
Er was naar het leek een marginale aanleiding
voor de volksopstand: de politie had het volksvermaak
palingtrekken verboden, daarmee was
volgens de Jordanezen hen het laatste pleziertje
dat ze nog hadden afgenomen. Maar de onderliggende
aanleiding lag dieper.
Dat was in Zwolle niet anders. De Zwolse socialist
Helmig Jan van der Vegt verwoordde het zo:
‘In de achterbuurten heerschten verschrikkelijke
toestanden: lage loonen, ellendige krotten, lange
werktijden, onmenschelijke behandeling.’ Ook in
Zwolle was het de afgelopen jaren tot ongeregeldheden
gekomen. In 1885 nog trok een oncontroleerbare
massa van een paar honderd jongeren en
soldaten rellend door de Zwolse binnenstad. Ze
gooiden ruiten in en richtten andere vernielingen
Op 18 oktober 1893 meldde Zwollenaar Louis Cohen zich bij de gevangenis aan de (nu) Menno van
Coehoornsingel voor het uitzitten van een celstraf van één maand. Hij voelde zich een politieke
gevangene en daar viel wat voor te zeggen, hoewel het ‘bevoegd gezag’ er destijds een andere mening
over zal hebben gehad. Het was niet de eerste keer dat hij door het uitdragen van zijn politieke opvattingen met
de politie in aanvaring was gekomen. Cohen was een socialist in hart en nieren en dat werd in die jaren door
velen als een bedreiging van de gevestigde orde gezien. De sinds 1848 in de grondwet vastgelegde vrijheid van
vereniging en vergadering, van meningsuiting en van drukpers was geen belemmering voor politie en rechters
om socialisten, hun partijen en hun publicaties te vuur en te zwaard te bestrijden. Dat is precies wat Louis
Cohen overkwam. Het pièce de résistance van dit artikel is de letterlijke tekst van een schriftelijke enquête,
waarin Louis Cohen antwoord geeft op vragen over zijn verblijf in de Zwolse gevangenis. Daaraan vooraf
gaat een korte beschrijving van het leven van Louis Cohen en de tijdsomstandigheden waardoor hij in de
gevangenis terecht kwam.
Helmig Jan van der
Vegt (1864-1944),
omstreeks 1904.
(Delpher, Geheugen)
Louis (Levie) Cohen
(1864-1933). (Uit:
Vliegen, De Dageraad
der volksbevrijding)
Het vaandel van de
Christelijke Metaalbewerkersbond,
opgericht
1900, afdeling Zwolle,
1917. (Delpher, Geheugen)
Ferdinand Domela
Nieuwenhuis (1846-
1919), in 1903.
(Delpher, Geheugen)
214 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 215
schijnlijk degene met de beste opleiding, in zijn
opgeschreven herinneringen.2 De herinnering
aan Izaak Os, zwager van Louis Cohen, is levend
gehouden door zijn kleinzoons Wil en Igor Cornelissen,
die veelvuldig over hem, ook in dit tijdschrift,
geschreven hebben.
De Volksvriend en een hoopje koemest
Louis Cohen verdiende zijn brood met de kleinhandel
in bier, boter en alles waar maar handel in
zat. Dat was geen vetpot. Hij woonde nog maar
net een half jaar in Zwolle toen hij ook politiek
gezien aan de slag ging en er tegelijkertijd een
extra inkomensbron bijkreeg. Op 27 juni 1891 liet
hij de eerste aflevering verschijnen van De Volksvriend,
Socialistisch Weekblad voor Drenthe en
Overijssel. Hij was uitgever en redacteur tegelijk.
Cohen schreef een groot deel van de (voor zover
mij bekend) niet bewaard gebleven afleveringen
vol, zorgde voor de distributie en hielp zelfs mee
colporteren op straat. Dat leverde hem in 1892
zijn eerste gevangenisstraf op. Samen met zijn
partijgenoten Stalenhoef, Arnolli en Van Harte
werd hij opgepakt wegens colporteren, waar ze
geen vergunning voor hadden. Cohen kreeg acht
dagen gevangenisstraf, zijn vrienden respectievelijk
vier, twee en nog eens twee dagen.3 Socialisten
in andere steden hadden in die tijd dezelfde ervaringen.
Cohen liet zich niet ontmoedigen. Hij publiceerde
in De Volksvriend op scherpe toon zijn
politieke opvattingen, net zoals hij dat inmiddels
in lezingen en spreekbeurten gewoon was te doen.
Dat moest een keer misgaan en dat gebeurde dan
ook. In aflevering 44 van 22 april 1893 schreef hij
een artikel, getiteld ‘Lage streken’. Daarin beschuldigde
hij politieagent Spanhak ervan een eenvoudige
arbeider van de Zwolse gemeentelijke reinigingsdienst
brodeloos te hebben gemaakt. Wat
was het geval? De arbeider had tijdens het laden
van straatvuil op de veemarkt een hoopje koemest
zelf meegenomen, in plaats van dat samen met
de andere mest af te leveren bij de mestverzamelplaats.
De arbeider kreeg van de directeur van de
reinigingsdienst eerst een boete van 1 gulden (een
kwart weekloon), maar schorste zijn medewerker
alsnog omdat burgemeester Van Nahuijs geklaagd
had dat de boete te laag was. Volgens Cohen had
niet de directeur de burgemeester getipt, maar de
politieagent. Aan het eind van zijn artikel had hij
de lezers gewaarschuwd voor de boze opzet van
Spanhak, met de woorden: ‘houd hem in de gaten’.
De officier van justitie was van mening dat
Cohen de agent valselijk had beschuldigd, zonder
grondig onderzoek en dat hij alleen ‘op verzekering
van de eerste de beste’ zijn artikel had
geschreven. Cohen ontkende het beledigende van
zijn artikel en vond dat hij alle reden had om de
politie vijandig te bejegenen, gezien het ongemotiveerde
optreden van de politie tegen sociaaldemocraten.
Hij kreeg tijdens de rechtszaak de lachers
op zijn hand toen hij de dagvaarding nietig wilde
laten verklaren omdat daarin gesproken werd van
Spanhak en Spanhaak ‘en hem alzoo de beleediging
van twee personen wordt ten laste gelegd’.4
Hotel de Houten Lepel
Louis Cohen werd tot een maand gevangenisstraf
veroordeeld. Op 18 oktober 1893 meldde hij zich
aan de poort van ‘De Houten Lepel’, zoals de gevangenis
spottend door de socialisten werd genoemd.5
Zijn opname ging niet ongemerkt voorbij:
‘Een tiental partijgenooten vergezelden hem
naar de gevangenis. Aan den ingang gekomen riep
hij, toen de cipier de deur opende: “Leve de sociale
revolutie!”, wat door de hem vergezellende partijgenooten
werd beantwoord met een luid hoera!
Uit een brief door hem aan zijn vrouw geschreven,
vernemen wij dat de ‘droge baden’ (van een droog
bad word je niet mat, ook cynisch bedoeld, in de
gevangenis waren geen baden en er was ook geen
goede wasgelegenheid) hem geen nadeel doen.
Hij oefent zich in de schoone kunst van mattenvlechten.
Het zou hem zeer aangenaam zijn als de
partijgenooten hem eens schreven, zijn adres is:
No. A 245 Strafgevangenis Zwolle.’6
Terwijl Cohen in de gevangenis zat, ging de uitgave
van De Volksvriend gewoon door. Als redactieadres
werd vermeld: Hotel de Houten Lepel.
Gedurende zijn maand gevangenisstraf mocht hij
voor één dag zijn cel verlaten. Hij moest getuigen
ten gunste van een arbeider die tijdens de kermis
in conflict gekomen was met een politieagent.
Advocaat was niemand minder dan Pieter Jelles
Troelstra. Cohen werd tot ongenoegen van de
rechter met een daverend applaus ontvangen door
zijn partijgenoten op de tribune.7 Op 22 november
werd Cohen weer vrijgelaten. Ook nu weer
had hij niet over belangstelling te klagen:
Uit de socialistische liederenbundel
Liederen speelden een belangrijke rol in de socialistische beweging. Ze werden
op straat gezongen en tijdens de meifeesten in het Engelse Werk. De
tekst van de liederen liet niets aan duidelijkheid te wensen over, zoals bijvoorbeeld
het lied ‘Moeder ga voor je kindje staan’. Hier het eerste couplet:
Moeder ga voor je kindje staan,
Want daar komt de justitie aan.
De justitie is een kwade man
Die geen arme menschen lijden kan.
En waar hij komt met zijn grimmig gelaat
Is ’t krom of recht
Is ’t valsch of waar,
Daar luistert geen justitieman naar.
Heeft hij je kindje eenmaal vast
Dan komt het zeker in de kast.
Socialistische liederenbundel uit 1912. (Collectie auteur)
‘Hotel de Houten Lepel’,
het Huis van Bewaring
in Zwolle omstreeks
1890, toen nog zichtbaar
vanaf de stadsgracht.
Nu is het driesterrenrestaurant
De
Librije hier gevestigd.
(Collectie HCO)
6 Cll:NT
SOCIALISTISCHE
LIEDERENBUNDEL
■■ oc:auauunn DEI ,. D • .1. , • • IMSUll&ll
216 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 217
‘Vrijdagmiddag is onze partijgenoot Cohen
te Zwolle weer in vrijheid gesteld. ’s Morgens
bevonden zich reeds een 100-tal partijgenooten
en geestverwanten voor de gevangenis, die nadat
ze ongeveer een half uur lang de Carmagnole [lied
dat populair werd tijdens de Franse revolutie,
JvdW] en andere liederen hadden gezongen, weer
aftrokken doordat de cipier kwam zeggen dat
Cohen om 12 uur pas ontslagen zou worden, wat
echter niet gebeurde. Om één uur, toen er natuurlijk
niemand meer was, werd hij losgelaten.
Zaterdagavond trad hij in een openbare
vergadering als spreker op, met het onderwerp:
“Moderne ketterjacht”. Nadat spreker zijn wedervaren
in de gevangenis had uiteengezet en er op
gewezen had hoe hij, evenals zoovele anderen,
was geworden het slachtoffer der vervolgingen
waaraan wij blootstonden, verklaarde hij met des
te meer ijver voor onze zaak te zullen strijden.
Een daverend applaus viel spreker ten deel.’8 Louis
Cohen was in korte tijd een echte Zwollenaar
geworden.
Een zwaar leven
Cohen liet zich niet afschrikken en ging onvermoeibaar
door met het uitgeven van De Volksvriend
en met zijn spreekbeurten. Maar ondertussen
begon zich een schisma af te tekenen binnen
de SDB. Een deel van de leden wilde in de lijn van
Domela Nieuwenhuis de kant van de revolutie
op, desnoods met alle middelen, al werd nooit
concreet verwoord wat daaronder verstaan moest
worden. Een ander deel van de leden neigde steeds
meer naar de parlementaire weg om hun doelen te
bereiken. Op die manier konden concrete zaken
als het algemeen kiesrecht, de achturen-werkdag
en betere lonen sneller bereikt worden. En dat was
precies wat de niet theoretisch geschoolde arbeiders
wilden. Helmig Jan van der Vegt en Louis
Cohen kozen voor de sociaal-democratische weg
en speelden een belangrijke rol bij de oprichting
van de SDAP in de Atlas aan de Ossenmarkt op 26
augustus 1894.9 De initiatiefnemers zouden onder
leiding van Pieter Jelles Troelstra al gauw bekend
staan als ‘de twaalf apostelen’.
Wat de sociaaldemocraten in de kaart speelde,
was dat de SDB een jaar eerder was verboden
omdat de rechter van opvatting was dat de partij
onwettige middelen propageerde om haar revolutionair
doel te bereiken. De oprichting van de
SDAP was een stap in de richting van een onzekere
toekomst. De woede onder de achtergebleven sympathisanten
van de SDB over de breuk was groot.
Louis Cohen en de zijnen werden verketterd door
hun vroegere vrienden, die partijloos achterbleven.
De inkomsten uit advertenties in De Volksvriend
verminderden zodat het blad niet meer rendabel
was. Tot overmaat van ramp verloor Cohen door
zijn politieke activiteiten veel klanten van zijn
kleinhandel. Samen met zijn gezin verhuisde hij in
1896 terug naar Amsterdam, waar hij zijn propaganda
voor de SDAP voortzette en daarnaast werk
vond als handelsreiziger.
Tussen 1905 en 1917 was hij voorzitter van
handelsreizigersvereniging Eendracht. In die
functie kwam hij in botsing met de in 1906
opgerichte NVV-bond van handels- en kantoorbedienden.
Cohen verhinderde de toetreding
van de Eendracht tot het NVV, omdat die bond
volgens hem niets voor de reizigers had gedaan.
De voorzitter van het NVV sloeg terug met de
opmerking dat Cohen ‘een apostel in ruste was’
en een ‘water-en-melk sociaal-democraat’. Door
zijn harde opstelling vervreemdde Cohen langzamerhand
van zijn partijgenoten van de SDAP. In
1927 verhuisde hij naar Brussel, werd daar ziek,
keerde berooid terug naar Amsterdam, waar bleek
dat hij aan een ongeneeslijke kwaal leed. In 1930
vroeg een familielid om financiële steun voor hem
aan het partijbestuur. In advertenties werd ook
nog een oproep gedaan hem financieel te steunen,
maar uiteindelijk verwees het partijbestuur Cohen
naar het armenbestuur. Hij overleed in Amsterdam
op 5 augustus 1933 in tehuis De Joodsche
Invalide, hoewel hij zich al vóór zijn Zwolse tijd
tot atheïst had verklaard.10
Een politieke misdadiger
In 1897-1898 werd een enquête over de Behandeling
van Politieke misdadigers in Nederlandsche
Gevangenissen uitgevoerd op initiatief van de
redactie van de Jonge Gids. Redacteur van dat
tijdschrift was de bekende socialistische (toneel)
schrijver Herman Heijermans (Diamantstad, Op
Hoop van Zegen).11 Er was zeker sprake van vooringenomenheid,
hoe voorstelbaar die ook was.
Voorstelbaar omdat in de jaren tachtig en negentig
van de negentiende eeuw niet alleen Louis
Cohen om curieuze redenen gevangen was gezet,
maar met hem honderden anderen, vaak om
geen andere reden dan dat ze voor hun politieke
mening waren uitgekomen. Heijermans wond in
de inleiding van de enquête geen doekjes over zijn
standpunt: ‘Het feit dat er in Holland niet alleen
een afschuwelijk gevangenis-systeem bestaat, dat
dit daarenboven zonder eenige verzachting wordt
toegepast op zogenaamde “politieke misdadigers”,
heeft ons doen besluiten de erbarmelijke behandeling
der gevangenen, die om een politiek misdrijf
gemarteld worden, aan eene enquête te onderwerpen
en deze in ons tijdschrift te publiceeren.’
Deze tekst stuurde hij ook naar de door de
redactie geselecteerde respondenten, samen met
een lijst van vijftien vragen, met het verzoek deze
binnen acht dagen te beantwoorden. Bij de plaatsing
van de antwoorden sprak Heijermans de volgende
wens uit: ‘De bourgeois-lezers van de Jonge
Gids kunnen voorloopig allergezelligst de bestialiteiten
van het Nederlandsch gevangeniswezen
overpeinzen.’12
De onheilspellende woorden van Heijermans
brachten de ondervraagde personen niet het
hoofd op hol. Allemaal gaven ze nuchter antwoord
op de gestelde vragen. Van de veronderstelde
martelingen en bestialiteiten werd geen melding
gemaakt, van erbarmelijke omstandigheden
en een hondse behandeling van het personeel des
te meer. In totaal werden vijftien, merendeels landelijk
bekende socialisten ondervraagd, deels uit
de tijd van de SDB en deels uit die van de SDAP.
Onder hen Domela Nieuwenhuis en drie van de
twaalf apostelen: Cohen, Fortuyn en Vliegen.
Voor we het woord geven aan Louis Cohen
zelf, merk ik nog op dat met de genoemde ‘uitzuiger,
fabrikant Wespelweij’, de Zwolse ondernemer
G.J. Wispelweij van de bekende Zwolse ijzergieterij
en machinefabriek wordt bedoeld, destijds de
grootste onderneming in Zwolle. Geneesheer dr.
J.C. Gaerthé was een bekend Zwols huisarts uit
de Walstraat. Hij was de vader van de schrijfster
C.M. van Hille-Gaerthé, die in haar boek Zwolse
mijmeringen menige herinnering aan hem heeft
opgehaald.
‘De Twaalf Apostelen’,
de oprichters van de
SDAP in Zwolle in
1894. (collectie HCO)
Het fabriekscomplex
van Wispelweij in
vogelvlucht, omstreeks
1900. De fabriek lag
op het Noordereiland,
links de Assiesstraat,
rechts de stadsgracht.
Er werkten toen ongeveer
tweehonderd
mensen. (Collectie
Wispelweij, HCO)
~nn~lun!midekv!Gclnn
Tot ~lll2l!’OOdan bond.
Olllwcrlll!llnil!Uwewnlvedllan
~llnrlwcrtbelodde lood-/
Dot’t-fldemvilllf1e11do~
Oor’t-fldtetoo,Qn>OIQrokkur,
DorlYI! de dooperHm den ctoot –
Doadodoodl
Zwolsche IJierglelorij on Machinefabriek •/d. Firma G. J. WISPELWEIJ & Co., ZWOLLE.
218 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 219
‘De enquête, inlichtingen van den Heer L. Cohen
Wanneer en waar werdt gij veroordeeld?
En ter oorzake van wat?
In Juli 1893 werd ik te Zwolle veroordeeld,
wegens een persovertreding, namelijk beleediging
van een ambtenaar in de uitoefening van zijn
functie tot een maand gevangenisstraf. Dit vonnis
werd door ’t Hof te Arnhem bevestigd. In Oktober
van datzelfde jaar onderging ik die straf, in het
huis van arrest en bewaring te Zwolle.
Hoe was de behandeling door U van de politie
ondervonden tijdens eerste verhoor, arrest, enz.?
Ik werd alléén voor dat feit gehoord door den
commissaris van politie, die toen niet vriendschappelijk
tegen mij gestemd was, daar ik qua
redacteur-uitgever van het toen aldaar verschijnend
socialistisch weekblad De Volksvriend, niet
goed bij hem stond aangeschreven.
Hoe was de behandeling door den directeur
uwer gevangenis, door de commissie van
toezicht, door den geneesheer?
De cipier was over het algemeen zeer welwillend
en ik merkte dat hij – hoewel in mindere
mate – dit ook tegen andere gevangenen was. In
het eerst was één der beambten met name Willink,
zeer tegen mij ingenomen. Hij had vooraf te kennen
gegeven – dit werd ik officieus gewaar – mij
te zullen donderen. Later, toen hij daarvan last
ondervond, doordat het publiek hem daarover
lastig viel, zeer vriendschappelijk; zoodat hij soms
enkele uren dat hij vrij had mij in mijn cel gezelschap
hield. Dit deed trouwens de directeur ook
dikwijls.
Van de commissie van toezicht heb ik weinig
bezoek gehad. Een dier heeren, zekeren Wespelweij
[=Wispelweij], fabrikant en als uitzuiger dikwijls
door mij in het blad gesignaleerd, durfde mij
beleedigen. Ik heb hem behoorlijk op zijn plaats
gezet, zoodat hem den lust benomen werd dit
voor de tweede keer te doen.
Hoe was de voeding?
De voeding was slecht toebereid; het brood
van slechte kwaliteit. Het gewone menu was :
gortsoep, erwtensoep, gestampt eten (rats) elken
dag afwisselend. Daar het onsmakelijk eten mij
den eetlust niet opwekte, hield ik elken dag over.
Voornamelijk de gortsoep was voor iemand met
niet al te fijne tong, oneetbaar. Dr. Gaerthé, een
der commissieleden, die zijdelings gehoord had,
dat ik over het eten had geklaagd, vroeg mij wat
ik daarop aan te merken had. Doordat ik nog al
tamelijk het roggebrood nuttigde en daarvan bij
dit slechte eten niet voldoende had, probeerde ik
een weinig van het middagmaal te bewaren om
het bij het brood te eten. In kouden toestand stonk
het. Gedurende twaalf dagen heeft hij het eten
geproefd en kwam tot de conclusie dat de oorzaak
der wansmaak daarin bestond, dat het eten in
blikken bakken werd rondgediend. Daarin is echter
geen verandering gekomen.
Welk werk moest gij verrichten en was het
U veroorloofd te weigeren?
Ik moest aan een zeer ontzenuwend werk
arbeiden, aan matten vlechten; d.w.z. korte
strookjes aan elkander zetten en vlechten. Weigeren
is niet geoorloofd, doch ik werkte wanneer ik
wilde. Het reglement schrijft echter 10 uren daags
arbeid voor, waaraan een strenge bewaarder de
hand kan houden. Dit werd op andere gevangenen
wel eens toegepast.
Heeft men U veroorloofd werk te verrichten naar
uw eigen keuze?
Ik heb gevraagd om copieerwerk. De cipier
antwoordde, dat hij gaarne iets anders voor mij
zou willen, doch er was niets. Andere partijgenooten
mochten hun handwerk, bijvoorbeeld
schoenmaken, voor eigen rekening uitoefenen.
Het reglement laat dit toe, voor die bedrijven die
geen hinderlijk geraas veroorzaken.
Stond men U lectuur toe? En in hoeverre was deze
aan censuur onderworpen?
De lectuur in de gevangenis was gewone feuilletons
van bladen of kleine novellen. Op verzoek
is mij toegestaan de Algemeene Geschiedenis van
Streckfuss te lezen en Flamarion’s Hemel en Aarde.
Natuurlijk moest dit volgens het reglement door de
commissie van toezicht gekeurd worden. Bladen en
tijdschriften zijn onvoorwaardelijk verboden.
Hoe dikwijls mochten familie of vrienden
U komen bezoeken en welke voorwaarden
worden daarbij gesteld ?
Een dag per week mocht ik bezoek hebben van
familie of vrienden. Dit bezoek vindt plaats in een
daarvoor ingerichte spreekcel. De gevangene wordt
in een cel gebracht, voorzien van traliën en ten overvloede
nog bekleed met ijzerdraad, gebruikelijk voor
kippenhokken; daarvoor staat een bewaarder. Ook
deze cel is afgesloten op dergelijke wijze; en daarvóór
mogen de familieleden den gevangene toespreken.
De afstand tusschen bezoeker en gevangene is dus
zoodanig, dat in een cel tusschen bezoeker en gevangene
de bewaarder staat die alles moet contròleeren
wat gesproken wordt. Voorwaarden, voor zoover ik
weet, zijn mij niet gesteld.
Heeft uwe gezondheid door de opsluiting geleden?
Niets.
Zijt gij tijdens uw verblijf in de gevangenis in uw
godsdienstige of anti-godsdienstige overtuiging
gekrenkt?
Ik behoefde geen godsdienstoefeningen bij te
wonen. De rabbijn kwam mij nimmer bezoeken.
Indien de opsluiting langer duurt dan twee maanden,
verplicht het reglement bijwoning van godsdienstoefeningen,
ook al is die oefening ook van
De zandstenen ingangspartij
van het Huis van
Bewaring, evenals het
gebouw uit 1739. (Foto
J. de Koning, collectie
HCO)
Links: Een cellengang
op de benedenverdieping
van het Huis
van Bewaring, toen
Penitentiaire Inrichting
genaamd, omstreeks
1980. Eind negentiende
eeuw was er uiteraard
nog geen centrale verwarming
of elektrische
verlichting. (Foto Ben
Kam)
Slot van een celdeur,
omstreeks 1980. (Foto
Ben Kam)
220 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 221
andere religieuze strekking. In mijn atheïstische
gevoelens ben ik niet gekrenkt.
Stond men U voldoende lichaamsbeweging en
lucht toe?
Het reglement verplicht beweging in de open
lucht gedurende één half uur per dag. In een cel
van een paar vierkante meter, van voren met
traliën, van boven open, moet men heen en weer
marcheeren, evenals een wild dier onrustig in een
dierentuin op en neer loopt. Ik was altijd blij als
dien tijd om was.
Hoe was de ligging?
Niet zoo goed als de sluiting. Doch daar ik
milicien [= als dienstplichtige in dienst] geweest
ben, verwachtte ik niet beter. Een stroomatras,
dito hard kussen, maar voldoende dekens.
Hoe was de kleeding?
Zeer bourgeois-democratisch. Allen gelijk
gekleed: Een grof buis van katoen, dito broek en
gelen halsdas en gemerkt katoenen ondergoed.
Een fatsoenlijk mensch schaamt zich om daarmede
op straat te loopen. Het schoeisel bestaat uit
een paar klompen. En daar men in een dergelijke
inrichting het “niet zo nauw moet neemen”, waren
ze mij te wijd. Ik moest mij derhalve oefenen in
het loopen, wat mij veel moeite kostte.
Hoe was de inrichting der cellen en hoe de reinheid?
Natuurlijk zeer ongezellig. De eerste cel die ik
betrok was zeer donker. Daarna kreeg ik een cel
die voldoende licht doorliet. De cel was geheel
opgetrokken van steen; ook de vloer was “versteend”
en wanden en zoldering gewit. Indien
ik een vergelijking moest maken, zou ik zeggen:
Verbeeld u, indien u al schaatsenrijdende onder
een pijp – steenen brug – doorgaat. Het ameubelement
bestond uit: een ledikant, wat aan de muur
werd gehaakt, een paar plankjes als kastje in den
hoek, een tafel van een halve vierkante meter en
een tabouret van plusminus 25 kilo als zitplaats.
Boven het tafeltje een vleermuisgasvlam. De
wandversiering bestond uit een paar uittreksels
van reglementen van het huis. De reinheid liet
niets te wenschen over.
Welke is uw meening over het tegenwoordig
celsysteem in het algemeen ?
Ik ben van oordeel, dat het gevangenisstelsel
op normale menschen zeer demoraliseerend
werkt. Een der ellendigste uitvindsels is het celsysteem.
De eenzaamheid, het gevangeniswerk,
de weinige afwisseling in het leven maakt dat men
allengs in een toestand komt, die verstandsverbijstering
ten gevolge moet hebben. Het was mij
onmogelijk te studeeren. Ik las en herlas, maar
had moeite te begrijpen en nog minder kon ik iets
onthouden. Hoewel ik geen wroeging gevoelde
of mij schaamde over mijn misdaad, was het mij
meermalen onmogelijk te slapen. Ik geloof dan
ook, dat langdurige gevangenisstraf, bijvoorbeeld
twee jaren, den mensch verstandelijk knakt.
L. Cohen’
Noten
1. Rapport aan het hoofdbestuur der Maatschappij tot
Nut van ’t Algemeen, door het Departement Zwolle
over den toestand en de onderlinge verhouding van
arbeidgevers en arbeiders in en om Zwolle, 1872,
p.20-21
2. Vegt, Helmig Jan van der, ‘De klop op de Zwolsche
deur’, in: Zwolsch Nieuws- en Advertentieblad, 1931-
1932, bibliotheek HCO
3. Recht voor Allen, 4 november 1892
4. POZC, 26 mei 1893
5. Vegt, Helmig Jan van der, De klop op de Zwolsche
deur
6. Recht voor Allen, vrijdag 27 oktober 1893
7. Meer hierover zal te lezen zijn in een serie artikelen
die ik hoop te schrijven voor het ZHT over de opkomst
van het socialisme in Zwolle.
8. Recht voor Allen, 22 november 1893
9. Frits David Zeiler , ‘ “De Atlas” omstreeks 1894;
danshuis of socialistenhol’ in Zwols Historisch Tijdschrift
11 (1994 ), nr. 3 p. 92-99
10. Reinalda, Bob, ‘Levie Cohen’, Biografisch Portaal,
BWSA 1 (1986), laatst gewijzigd 22-05 2002
11. De Jonge Gids, onder redactie van Herman Heijermans
jr., eerste jaargang 1897/1898, p. 709-712, Uit
Enquete over de Behandeling van Politieke misdadigers
in Nederlandsche Gevangenissen
12. De Jonge Gids, 1897/1898, p. 709-712, Uit Enquete
over de Behandeling van Politieke misdadigers in Nederlandsche
Gevangenissen
Interne trap met afsluithek,
omstreeks 1980.
(Foto Ben Kam)
Uitzicht op de binnenplaats,
omstreeks 1980.
(Foto Ben Kam)
222 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 223
Een van de mooiste zaken van het historisch
bedrijf is als je tijdens een onderzoek van
het een in het ander rolt en bevindingen
met elkaar kunt verbinden. Tijdens de voorbereidingen
in 2002 van het themanummer ‘Koopmansgeest’,
Zwols Historisch Tijdschrift 19 (2002)
nr. 3, kreeg ik een prachtig fotoalbum uit 1903
onder ogen van de drogisterij en grossierderij
‘de Oude Gaper’, gevestigd aan het begin van de
Diezerstraat en destijds eigendom van Jurriaan
ten Doesschate. Het fotoalbum bevond zich in het
bezit van de familie Ten Doesschate. Vervolgens
kwamen we er achter dat zich in het HCO nog
een manuscript met herinneringen aan de Oude
Gaper bevond, geschreven door Steven van Egten,
zoon van een voormalige bedrijfsleider van het
bedrijf. Een schat aan materiaal, waarvan we op
dat moment maar een fractie kwijt konden. Deze
twee gegevens resulteerden vervolgens opnieuw
in een prachtig themanummer in december 2004,
getiteld De Oude Gaper, Herinneringen rond een
oude en vermaarde drogisterij. (ZHT 21 (2004)
nr. 4). De herinneringen van Steven van Egten
waren hierin praktisch letterlijk opgenomen, in
combinatie met de foto’s uit het fotoalbum.
Steven van Egten was inmiddels overleden,
maar ten behoeve van deze uitgave in 2004 lukte
het ons zijn zoon en dochter op te sporen in het
midden van het land. Uit dit contact bleek dat Van
Egten veel herinneringen op schrift had gesteld,
onder meer aan zijn jeugd in Zwolle en aan zijn
tijd als militair in Kampen. Deze manuscripten
hebben wij nu al weer zestien jaar in portefeuille,
dit nummer met egodocumenten is een mooie
gelegenheid om daar een deel van te publiceren.
Steven van Egten werd in 1899 in Zwolle geboren
als derde kind en enige zoon in het gezin
van Berend van Egten (1865-1935) en Jentje van
Dingstee (1862-1936). Vader Berend was een boerenzoon
uit Assendorp, die vanwege de noodzaak
om geld te verdienen op 15-jarige leeftijd in dienst
trad bij de Oude Gaper, het begin van een 55-jarig
dienstverband. Berend was niet alleen trouw aan
zijn werkgever, maar ook aan zijn christelijke
geloofsovertuiging. Hij behoorde in 1888 tot de
(her)oprichters van een christelijke jongelingsvereniging
en hij was 45 jaar zondagsschoolonderwijzer
in Berkum, een verdienste waarvoor hij bij
zijn veertigjarig jubileum in 1930 een koninklijke
onderscheiding ontving. Hij bracht het zelfs tot
kerkenraadslid van de Nederlands Hervormde
Gemeente in Zwolle, een eerbiedwaardig college
waarvan het lidmaatschap doorgaans alleen aan
notabelen was voorbehouden. Het gezin Van Egten
woonde achtereenvolgens aan de Spoelstraat, de
Van der Laenstraat in Assendorp en vanaf 1908 aan
de Oude Vismarkt 7, een pand dat in het verlengde
van de winkel aan de Diezerstraat lag en dat tot dan
door de familie Ten Doesschate zelf bewoond werd.
Berend van Egten bekleedde vanaf toen ook de
positie van bedrijfsleider in de Oude Gaper.
Steven van Egten ging net als zijn zusjes Aaltje
(1895), Geertje (1897) en Hermien (1901) naar de
Oranjeschool, een in 1902 opgerichte school voor
Christelijk Volksonderwijs aan de Jufferenwal.
Daarna volgde hij de Mulo aan de Marnixschool aan
de Korte Kamperstraat. Steven van Egten was een
levendig en ondernemend kind en een ongedurige
puber, die het niet kon uithouden in de twee kortstondige
kantoorbaantjes die hij na zijn eindexamen
had. Eerst bij de Firma O. de Leeuw, een groothandel
in ijzerwaren en landbouwgereedschappen in de
Diezerstraat, een baantje dat hij kreeg omdat de heer
De Leeuw net als zijn vader ouderling in de hervormde
kerk was, zij het dat De Leeuw veel vrijzinniger
was dan de rechtzinnige Van Egten. Maar de hele
dag (van 8 tot 12, van 2 tot 5 en van 6 tot 8 uur) op
een kantoorkruk was voor Steven een te zware opgave.
Vervolgens probeerde hij zijn geluk bij de Cooperatieve
Stoomzuivelfabriek Hoop op Zegen in de
Philosofenallee, waar de goede naam van zijn vader
eveneens tot aanbeveling strekte. Met de beoordeling
‘Het is een erg aardige jongen, maar hij is zo gauw
afgeleid en ook nogal speels’ kwam ook daar een einde
aan zijn dienstverband. In 1916 vertrok Steven op
17-jarige leeftijd naar het garnizoen in Kampen om
beroepsmilitair te worden, een vurige wens van hem.
Hij schopte het tot sergeant, maar de dienst bracht
hem niet wat hij zich er van voorgesteld had. In 1922
verliet hij het leger met antimilitaristische gevoelens
en bleef de rest van zijn leven pacifist. Hij vervolgde
zijn carrière bij het KNMI in De Bilt, waar hij belast
was met waarnemingen. Hij bleef daar werkzaam
tot zijn pensionering. Steven trouwde in 1925 met
Anna Elisabeth Volbeda (1899-1994). In hun woonplaats
De Bilt richtte Steven een padvindersgroep
op, hij was ouderling bij de Nederlands Hervormde
Gemeente, ambtenaar van de burgerlijke stand en hij
werkte mee aan een boek over de geschiedenis van
het KNMI. Steven van Egten overleed in 1984.
Geschiedenis had Stevens grote belangstelling. Met
al zijn nagelaten memoires heeft hij ook zelf letterlijk
geschiedenis geschreven. Stond in zijn verhaal
‘De oude Gaper’ vooral het wonen, leven en werken
in dit bedrijf centraal, in ‘Burgers in een kleine stad’
beschrijft hij met name het christelijke kleinburgerlijke
milieu waarin hij opgroeide. Het manuscript
werd in 1980 afgerond. Omdat het hele verhaal te
lang is, is hier gekozen voor de fragmenten waarin
Steven de kerkelijke activiteiten van zijn vader
Berend beschrijft, die letterlijk belijdend lidmaat
van de Nederlands Hervormde Gemeente was; een
levensvervulling die met hart en ziel werd beleefd.
Fragmenten die bijvoorbeeld over Stevens schooltijd
op de Marnixschool gaan, zijn te lezen op de
website van de Zwolse Historische Vereniging.
Berend van Egten zal niet hebben kunnen bevroeden
dat zijn leven ooit nog zo in de openbaarheid
zou komen, als echte Zwollenaar had hij dat waarschijnlijk
maar uiterst matig gevonden. Maar dankzij
zijn zoon hebben we nu veel informatie over de
sociale werkelijkheid waarin Berend en zijn gezin
leefde, zien we bijvoorbeeld van binnenuit hoe het
er in de zondagsschool in Berkum aan toe ging of
op het jaarlijkse Zendingsfeest in het Engelse Werk.
Steven van Egten kijkt met een milde blik en af en
toe licht ironisch terug op zijn christelijke jeugd in
Zwolle, hij schrijft levendig met een bewonderenswaardig
geheugen voor sprekende details. De originele
tekst is licht aangepast qua taal en spelling, en
her en der wat ingekort of voorzien van jaartallen.
Op de volgende pagina’s zijn verhaal.
Cover Zwols Historisch
Tijdschrift 19 (2002)
nr. 3. Berend van Egten
staat in de deuropening
van de Oude Gaper,
1903. Dit tijdschrift
staat op de website van
de Zwolse Historische
Vereniging.
Links: Cover Zwols
Historisch Tijdschrift
21 (2004) nr. 4. Berend
van Egten zit aan een
tafel in het taplokaal
van olijf- en slaolie in
de Oude Gaper. Dit
tijdschrift staat op de
website van de Zwolse
Historische Vereniging.
Annèt Bootsma –
van Hulten
De herinneringen van Steven van Egten
224 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 225
ken was, moesten rente en aflossing van de hypotheek
klaar liggen. Er moest dan ook op een of
andere manier geld binnenkomen. Sociale hulp
bestond niet en mensen op hun geld laten wachten,
dat strookte niet met de geldende moraal. De
oudste zoon Berend moest dus geld verdienen.
Door de narigheid thuis had hij zelfs de lagere
school niet helemaal kunnen afmaken. Maar er
was geen andere mogelijkheid.
’s Morgens vroeg, nog voor de Gaper zijn deuren
opende, was de jonge Berend al uit de veren.
Hij liep dan met zijn moeder naar een weiland in
Dieze om daar de koeien te melken. Berend droeg
de volle emmers naar de rand van de stad, waar
zijn moeder het juk overnam en de emmers verder
naar de Assendorperstraat droeg.
Om klokslag zes uur stond Berend voor de
Gaper om aan zijn lange werkdag daar te beginnen.
Ondanks zijn gebrekkige schoolopleiding of
misschien juist daardoor, was Berend geweldig
leergierig. Van de enkele centen die hij als loopjongen
fooi kreeg, kocht hij op de markt boeken
die hij dan ’s nachts in zijn bed bij een stompje
kaars lag te lezen, en dat na een werkdag van minstens
veertien uur. Het was dan ook begrijpelijk
dat de eigenaar van de Oude Gaper, meneer Ten
Doesschate,3 plezier had in deze pientere jongen
en dat hij een waardevolle kracht werd in de zaak.
Geleidelijk kreeg Berend moeilijker en verantwoordelijker
taken. Toen bleek dat hij goed met
mensen kon omgaan, werd hij winkelbediende.
Dat ging zo goed dat hem uiteindelijk de volledige
verantwoordelijkheid voor de winkel toevertrouwd
werd. Dat was goed gezien, want vader
had twee belangrijke eigenschappen: hij was eerzuchtig
en hij had veel plezier in zijn werk, zodat
hij al heel gauw als een vakkundig drogist bekend
stond.
De familie Van Egten was hervormd. In vaders
ouderlijk huis aan de Assendorperstraat heerste
een wat vrome, ietwat piëtistische geest. Het
Réveil had deze mensen niet onberoerd gelaten.4
Ik herinner mij dat in de boekenkast van vader de
mannen van het Réveil goed vertegenwoordigd
waren: Spurgeon, Da Costa, Bilderdijk. Het was
allemaal degelijke lectuur. Vanzelfsprekend hoorde
hierbij ook het lidmaatschap van de hervormde
jongelingsvereniging.
De Doleantie
In 1886 kwam de Doleantie,5 de kerkelijke afscheidingsbeweging
geleid door Abraham Kuyper,
die ook de hervormde gemeente van Zwolle niet
onberoerd liet. Zwolle was een in grote meerderheid
vrijzinnige gemeente. Er stond maar één
rechtzinnige predikant, ds. J. Vermeer. Hij was een
overtuigend kanselredenaar, volgens de overlevering
stonden de mensen, als hij preekte, lang voor
de dienst begon in de rij om een plaatsje in de kerk
te bemachtigen.6
Geen wonder dus, dat toen Kuypers oproep
klonk om tot de belijdenis der vaderen terug te
keren of anders de hervormde kerk te verlaten, de
hoop van scherp slijpend Zwolle gericht was op
het verlossende woord dat van Vermeer zou moeten
komen. Maar Vermeer was zo verknocht aan
de hervormde kerk dat dat verlossende woord uitbleef.
Integendeel: hij riep op om trouw te blijven
aan de ‘vaderlandse’ kerk.
De jongelingsvereniging was door de gebeurtenissen
in hevige beroering geraakt. Er waren
twee stromingen. De meerderheid van het bestuur
was op de hand van Kuyper en pleitte voor
afscheiding. Een minderheid, waaronder vader,
pleitte voor de bestaande toestand: één ongedeelde
christelijke jongelingsvereniging, die vrij stond
van de kerk. In de vergaderingen werd fel gediscussieerd.
In de hitte van de strijd ontzagen de
tegenstanders elkaar niet en bittere verwijten rolden
over de tafel. Een derde deel van de leden ging
uiteindelijk mee met de dolerenden. Jarenlange
vriendschappen werden verbroken. Als vader hier
jaren later over vertelde, klonk er bitterheid in zijn
stem over datgene dat hij als een ernstige misstap
beschouwde.
Op 1 mei 1888 werd, mede door vader, een
nieuwe vereniging opgericht. Zij koos als naam:
‘De Heer is onze Banier’.7 Deze wat zonderlinge
naam was in het dagelijkse spraakgebruik moeilijk
te hanteren. Het werd dan ook al gauw: ‘De
Banier’. Niemand kon toen nog vermoeden welk
een belangrijke plaats deze jongelingsvereniging
in hervormd Zwolle zou gaan innemen. Al
gauw kwamen er afdelingen in de verschillende
Zwolse buurten. Er kwamen knapenverenigingen
en jongeliedenverenigingen met weer allerlei
onderafdelingen. Vanuit de jongelingsvereniging
werden zondagsschoolonderwijzers gekweekt
voor de zondagsschool ‘De Zaaier’, die verspreid
over Zwolle en aangrenzende buurtschappen
vele honderden kinderen bereikte. De vormende
waarde, die van de jongelingsvereniging op de
leden uitging, valt moeilijk naar waarde te schatten.
De meeste jongens hadden net als vader weinig
schoolopleiding. Op de jongelingsvereniging
leerden ze Bijbelstudie, discussiëren, reciteren van
gedichten, organiseren. Doordat de activiteiten
bovendien niet uitsluitend gericht waren op de
kerk, werd het vormend karakter ervan nog in
belangrijke mate versterkt. Naar onze moderne
smaak mankeerde er nog wel wat aan, maar in
die tijd was deze invloed erg belangrijk. Vader zei
De kalender wees 1 mei 1880, toen mijn
vader Berend van Egten2 op vijftienjarige
leeftijd zijn intrede deed in de Oude
Gaper, de bekende drogisterij aan de Diezerstraat
14. Het was een ongewone stap voor deze boerenzoon,
die op de boerderij van zijn vader maar
node gemist kon worden. Maar het waren bar
slechte tijden. De landbouwcrisis van de tachtiger
jaren teisterde de boerenstand. Ze hadden het
moeilijk, de boeren. Het lot trof mijn grootvader
Steven van Egten in bijzondere mate. Hij had
een kleine boerderij aan de Assendorperstraat.
Maar het waren niet alleen de slechte tijden die
zijn leven moeilijk maakten. In de kracht van zijn
leven was grootvader blind geworden, doordat
van beide ogen het netvlies losliet. Daar was toen
nog geen kruid tegen gewassen, zodat grootvader
in diepe duisternis het leven door moest.
Geen wonder dat de boerderij achteruit holde.
Dit te meer omdat grootmoeder een hartkwaal
had. Te eten was er wel, maar als het jaar verstre-
Tot ongeveer 1880 had
Assendorp nog een landelijk
karakter, met veel
(kleine) boerderijen.
Hier een boerderij aan
de Assendorperdijk.
Het pad rechts is de
huidige Sallandstraat,
gezien in de richting
van de Molenweg. Op
de achtergrond is al
nieuwbouw zichtbaar.
(Collectie HCO)
Berend van Egten, 1865-1935, als jonge man.
(Particuliere collectie)
Steven van Egten (†)
Burgers in een kleine stad1
226 | jrg. 37 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift jrg. 37 – nr. 4 | 227
later vaak: ‘Wat ik geworden ben, ook maatschappelijk,
heb ik aan de jongelingsvereniging te danken.
Hier is mij de lust tot studie bijgebracht.’
De jongelingsvereniging vulde na de lange
werkdagen hun leven en daar vonden ze ook hun
vrienden. Een van de leden was Cornelis van
Dingstee, een jonge onderwijzer. Hij was opgevoed
in het Burgerweeshuis in Zwolle. Zwolle was
een liberale stad en dat betekende dat hij onderwijzer
bij het Openbaar Onderwijs werd. Maar al
gauw had Cornelis daar geen vree mee en ging hij
over naar het Christelijk Onderwijs, hetgeen voor
hem een fikse salarisverlaging betekende, naar ik
meen van f 600,- naar f 500,- per jaar. Cornelis van
Dingstee en Berend van Egten werden vrienden
en zijn steeds vrienden gebleven.
Verkering
Cornelis van Dingstee had een zuster Jentje. Zij
diende in Amsterdam. Doordat zij drie broers
had die in Zwolle woonden, kwam zij haar vrije
dagen in Zwolle doorbrengen. Haar vader, mijn
grootvader Van Dingstee, had indertijd een kruidenierszaak
in Hasselt gehad.8 Hij kwam jong te
overlijden en liet daardoor zijn gezin in moeilijke
omstandigheden achter. In de denkwijze van die
dagen paste het niet van gaven te leven, hoewel
grootmoeder gefortuneerde familie had. Vandaar
dat met name de oudste kinderen al vroeg leerden
de handen uit de mouwen te steken. De jongens
werden uitstekende vaklieden. Zij zorgden voorbeeldig
voor hun moeder, die niet sterk was. Ook
moeder moest hard werken en sober leven. Deze
gang van het leven en waarschijnlijk ook haar
preutse aard zullen wel de reden zijn geweest, dat
Jentje, hoewel ze een knap
Zwols Historisch Tijdschrift
36e jaargang 2019 nummer 4 – 8,50 euro
Speeltuinvertier
en buurtgevoel in Zwolle
■■■■
Nieuwjaarswens
182 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Het bestuur van de Zwolse Historische
Vereniging en de redactie van het Zwols
Historisch Tijdschrift wensen alle leden van
de vereniging en lezers van het tijdschrift
mooie feestdagen en een voorspoedig 2020!
Deze fraaie foto van de
Katerveersluizen in de
sneeuw, genomen vanaf
de IJsselkant, is een
mooie hommage aan
de 200-jarige Willemsvaart
en Katerveersluizen.
De foto is gemaakt
door de bekende Zwolse
amateurfotograaf C.J.J.
Schaepman, vermoedelijk
jaren veertig.
(Collectie HCO)
■■■■ 11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 183
Inhoud
Nieuwjaarswens 182
Speeltuinvertier en buurtgevoel
in Zwolse wijken Harry Bouwhuis 184
Leven in de Zwolse weeshuizen
Gégé Callenbach 202
Het grote verdriet van De Vrolijkheid
Steven ten Veen 208
Een vergeten kookboek uit 1912
Aranka Wijnbeek 227
Boeken 231
Mededelingen 235
Auteurs 237
Redactioneel
Identiteit speelt vandaag de dag in veel debatten
een belangrijke rol. Of het nu gaat om
Nederlandse tradities, het immigratiedebat
of over de positie van minderheden, steeds duikt
het woord identiteit weer op. Maar is dit nu een
modern verschijnsel, of speelde identiteit eigenlijk
altijd wel een rol? Het eerste artikel van dit
nummer is van Harry Bouwhuis en gaat over
speeltuinvertier en het buurtgevoel in Zwolse
wijken. Hieruit blijkt dat identiteit, ook in het
Zwolse verleden wel degelijk al een rol speelde.
Misschien op een andere schaal en in andere termen,
maar diverse Zwolse buurten kenden een
sterk buurtgevoel en hielden hun identiteit zeker
hoog.
Vaak werd rivaliteit rond buurten op het voetbalveld
uitgevochten. Deze sport speelt op de
achtergrond ook een belangrijke rol in het artikel
van Steven ten Veen over café-restaurant en zalencentrum
de Vrolijkheid. Zowel PEC als Zwolsche
Boys zijn verweven met de geschiedenis van de
Vrolijkheid. Een naam overigens die, zoals we in
het artikel kunnen lezen, bepaald niet altijd van
toepassing was.
Onlangs verscheen het boek van Gégé Callebach
over de geschiedenis van de Zwolse weeshuizen.
In dit nummer van het ZHT kunt u even aan dit
onderwerp ruiken. En daarover gesproken, misschien
ruikt u al de heerlijke geuren van een kerstmaal.
Om daaraan tegemoet te komen kunt u het
artikel van Aranka Wijnbeek lezen over het kookboek
Nieuwe menu’s en recepten uit 1912. Verder
veel recensies en ook graag uw aandacht voor de
Mededelingen.
De redactie wenst u weer veel leesplezier.
Cover: Huttendorp in Dieze-West in 1959, op
‘zandvlakte’ naast Minervalaan. (Foto Henneke,
collectie HCO)
■■■■ 11 11-
184 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Speeltuinvertier en buurtgevoel in Zwolse wijken
‘Af en toe gaan pa en moe / met ons naar de
speeltuin toe.’ Het zijn de eerste regels van
het liedje ‘Naar de speeltuin’, waarmee
Heleentje van Capelle en de Karekieten in 1951 een
hit hebben. Speeltuinen worden steeds populairder
in het naoorlogse tijdperk. Maar al in de jaren dertig
van de vorige eeuw werden er in het hele land
speeltuinverenigingen opgericht. Ook in Zwolse wijken,
waar er in die periode vier ontstonden: Assendorp,
Het Noorden, Het Oosten en Het Westen. Een
verhaal over speeltuinvertier en het sterke buurtgevoel
in het Zwolle van na de Tweede Wereldoorlog,
aan de hand van persoonlijke herinneringen.
Landelijk wordt Uilke Jans Klaren (1852-1947)
gezien als de voornaamste grondlegger van het
speeltuinwerk. Deze maatschappelijk betrokken
Fries verhuisde in 1881 naar Amsterdam. In 1898
richtte hij daar een speeltuinvereniging op om
kinderen in de Amsterdamse volkswijken de gelegenheid
te bieden op afgebakende speelplekken te
spelen. Eerder al verschenen er in de hoofdstad op
initiatief van de gegoede burgerij een aantal speeltuinen
voor het ‘volk’, waar er vooral sprake was
van een neerbuigende houding ten opzichte van
de arbeiderskinderen.
Op 17 juni 1900 stichtte Klaren in Amsterdam
de Oosterspeeltuin met daarbij een clubhuis
waar allerlei activiteiten werden georganiseerd,
zoals tekenen, toneel, muziek en gymnastiek. Dit
model zou daarna overal navolging ondervinden.
De speeltuinverenigingen waren verenigd in de
Nederlandsche Unie van Speeltuinorganisaties.
In 1933 bijvoorbeeld waren bij deze landelijke
organisatie 83 speeltuinverenigingen aangesloten,
waarvan 34 afkomstig waren uit Amsterdam en
één uit Zwolle. (De Telegraaf, 15-5 1933).
Want tussen 1931 en 1939 werden er hier vier
speeltuinverenigingen opgericht in wat toen nog
Zwolse buitenwijken waren. Eerder bestonden
Harry Bouwhuis
Met z’n allen op de wip
bij de officiële opening
van speeltuin Assendorp
op zaterdag 16 juli
1932. De opening werd
verricht door dr. A.E.
Marcus, de voorzitter
van de Zwolse Commissie
voor Lichamelijke
Oefening. (Zwolse
Courant, 18 juli 1932)
■■■■ 11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 185
er elders in de stad al uitspanningen en theetuinen
met speelvoorzieningen, zoals Thijssen aan
de Willemsvaart en Hartman aan de Wipstrikkerallee.
Maar dit waren verenigingen, die naast
een speeltuin ook andere activiteiten boden. De
daadwerkelijke verwezenlijking van de nieuwe
speeltuinen zelf vergde overigens wel de nodige
tijd. Zo werd in 1931 als eerste de Speeltuinvereniging
Assendorp (SVA) opgericht. De speeltuin
en het clubgebouwtje zijn echter pas officieel in
1932/1935 in gebruik genomen. De oprichtingsdatum
van Speeltuinvereniging Het Noorden
is 6 januari 1933. Ruim drie jaar later, in 1936,
werd de in het kader van een werklozenproject
aangelegde speeltuin aan de Albert Cuijpstraat
officieel geopend. De realisatie van Speeltuin Het
Westen aan de Katerdijk/Pannekoekendijk in de
Kamperpoort vond nog veel later plaats dan de
oprichtingsdatum in 1936, pas kort na de oorlog.
Als laatste ontstond in 1938 in de Zeeheldenbuurt
(Wipstrik) Speeltuinvereniging Het Oosten.
Speeltuin Het Oosten werd in augustus 1941
geopend. De speeltuinverenigingen stonden open
voor alle gezindten. De gemeente stelde de grond
ter beschikking, maar de verenigingen werden in
het algemeen zelf geacht voor de inrichting te zorgen.
De contributie bedroeg een stuiver per gezin
per week. Wanneer de verenigingen (nog) geen
eigen clubgebouw hadden, werden de activiteiten
doorgaans in schoolgebouwen gehouden.
Voetbal, slagbal en films in Assendorp
In het begin van de twintigste eeuw kende Assendorp
een sterke groei omdat de werkgelegenheid
daar, met name bij de Centrale Werkplaats van
de Spoorwegen, groot was. Er werden onder
meer rond 1930 honderden woningen gebouwd
in de nieuwe buurt die de Pierik ging heten.
Daar was ook de ruimte voor een speeltuin. Een
perceel grond naast de latere Ambachtsschool
aan de in 1932 aangelegde Hortensiastraat werd
al in 1931 afgerasterd. De nieuwbakken speeltuinvereniging
formuleerde bij de oprichting
de volgende doelstelling: ‘De gezonde drang tot
bewegen die in kinderen leeft, in goede banen te
leiden door hun nuttige en aangename bezigheden
te verschaffen.’
Welgekozen woorden, bedoeld voor een uiteindelijk
mooi aangelegde speelplek met een vrij
middenterrein, waarop voetbal en ook slagbal
werd gespeeld. Er waren een rekstok met ringen,
drie hobbelpaarden, een zandbak, schommels en
een houten glijbaan met hoge opstaande randen.
Later kwamen er meer speeltoestellen bij en werd
ook het middenterrein gebruikt als speelgedeelte.
Het ontwerp voor het speeltuingebouw werd
gemaakt door de architect W.B.M. Beumer,
Speeltuin Assendorp
(omcirkeld) aan de
Hortensiastraat op een
kaart van Zwolle eind
jaren zestig. (Uitsnede,
particuliere collectie)
Speeltuin Assendorp,
1935. (Particuliere
collectie)
11
186 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
die in dienst bij de gemeente was. Op 17 maart
1934 werd de eerste steen gelegd door de SDAPwethouder
van Onderwijs, N. Boden. Boden zette
zich zeer in voor onderwijs en activiteiten voor
arbeiderskinderen, we zullen zijn naam vaker
tegenkomen. Bij de opening refereerde hij aan
het feit dat er sinds 1932 al 53.000 kinderen de
speeltuin bezocht hadden, gemiddeld 200 per dag
(POZC, 19-3 1934).
Egbert Dikken (1949) woonde in de jaren vijftig
en zestig met zijn ouders, zus en twee broers
tegenover de speeltuin aan de Geraniumstraat
34 en weet nog veel over deze favoriete plek uit
zijn jeugd. ‘Zoveel herinneringen. Ik zat op het
kleuterschooltje bij de speeltuin. Het was er
vooral spelen, veel voetballen en er later op de
zaterdagmiddagen voor een dubbeltje kijken
naar oude zwart-wit-films. De speeltuin was dé
ontmoetingsplek in de buurt.’ Egbert voetbalde in
het team van Speeltuin Assendorp. ‘Er woonden
heel goede voetballers in de wijk, net als trouwens
ook in de andere stadsdelen. Het speeltuinvoetbal
was heel populair in de jaren vijftig. Als we thuis
speelden, kwamen er altijd veel mensen kijken. Ik
herinner me nog dat ik als verdediger op het veld
van Het Noorden in een Zwols selectieteam tegen
een selectie uit Deventer voetbalde. Ook daar was
heel veel publiek.’
Stilobad
Met de komst van de nieuwe speeltuinen ontstonden
er in de loop der jaren ook steeds meer
buurtactiviteiten. Vooral in de naoorlogse tijd van
de wederopbouw was het ‘wij’-gevoel groot. Er
werden door de buurtverenigingen reisjes georganiseerd
en bij de speeltuinverenigingen waren
hobbyclubs, was er op de zaterdagmiddag film en
kon men er bloemschikken, timmeren, figuurzagen,
biljarten, tafeltennissen, wandelen en klaverjassen.
Er werd meegedaan aan optochten en
met Pasen werden er eieren gezocht. En er waren
zwemlessen in het overdekte Stilobad (uit 1933,
oorspronkelijk Sportfondsenbad geheten) aan de
Turfmarkt. Vele Zwollenaren werden dankzij de
speeltuinverenigingen de zwemkunst machtig in
dit 25-meter bad. Ook Egbert Dikken leerde er zo
zwemmen.
‘We gingen dan, onder begeleiding van
mevrouw Koridon en Roelie Bruintjes, mijn kleuterjuf,
met een grote groep kinderen lopend vanaf
de speeltuin, via de Bartjensschool richting de
Assendorperstraat. In het zwembad was badmeester
Klaas Lukkien de baas. Een barse en strenge
man met een bulderende stem. Maar toen vond
men hem een prima zweminstructeur.’
Speeltuin/straatvoetbal
1959-1960 in Speeltuin
Assendorp.(Particuliere
collectie)
Rechts: Badmeester
Klaas Lukkien in het
Stilobad, juli 1959.
(Foto Pieter Gerritse,
collectie HCO)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 187
Instrument van de armoede
Binnen het scala aan activiteiten bij de speeltuinvereniging
vergat men in Assendorp ook de muzikale
vorming niet. Al in 1932 werd er een mondharmonicaclub
opgericht, Mondharmonicaclub
S.V.A. (Speeltuinvereniging Assendorp), kortweg
S.V.A. genoemd, net als de speeltuinvereniging.
Egbert Dikken verdiepte zich in de geschiedenis
van S.V.A., omdat zijn vader Herman niet alleen
de oprichter was maar er ook een prominente
rol vervulde als dirigent. ‘S.V.A. was zeker geen
mondharmonica “clubje”, zoals de oud-voorzitter
van de speeltuinvereniging Egbert de Goede
goedbedoeld, maar ietwat geringschattend meldt
in het jubileumboekje Spelen, Toen, Nu, Straks
(2001).’ De familie De Goede bouwde wel een
geweldige staat van dienst op bij de Assendorper
speeltuin. Vooral vader en zoon Egbert de Goede,
die achtereenvolgens voorzitter waren van 1954
tot 1998, verdienden nadrukkelijk hun sporen.
Dat mondharmonicaclub S.V.A. veel leden
had en bovendien beschikte over een forse
jeugdafdeling, blijkt wel uit talloze foto’s en een
filmpje van amper vijftig seconden van een
optocht ter gelegenheid van de geboorte van
prinses Irene in 1939. In Zwolle was er in de Kamperpoort
toen al langer een tweede mondharmonicavereniging
actief, Excelsior, opgericht in
oktober 1928 in een zaaltje van café De Munnink
aan de Hoogstraat. Het vaandel is nog in het trotse
bezit van Buurtmuseum Kamperpoort. Ook bij
deze club was Herman Dikken, zelf opgegroeid
in de Hoogstraat, al vanaf het begin actief bij de
jeugdafdeling. Herman was van beroep huis- en
reclameschilder, maar beschikte over een ongekend
muzikaal gevoel. De autodidact bouwde als
dirigent en ook als componist in de hele regio een
solide naam op.
Officieel heet een mondorgel of mondharmonica
een mondaccordeon, een ‘dure’ benaming
die niet of nauwelijks werd gebruikt. Het geeft
een beetje aan dat mondorgel spelen destijds
hoofdzakelijk werd beoefend door ‘Jan met de
pet’. In weekblad De Oud-Utrechter schetst Jan van
Lunteren het bestaan van diverse mondorgelclubs
in de Domstad tussen de beide wereldoorlogen
onder de veelzeggende titel: ‘Mondorgel, instrument
van de armoe.’ De mondharmonica is een
eenvoudig instrument en vooral goedkoop in de
aanschaf. Bij S.V.A. kregen de ‘bekkenstrijkers’ de
mondharmonica’s, meestal van het merk Hohner,
in bruikleen.
Naast de nodige dwarsverbanden tussen de
beide Zwolse mondorgelclubs was er ook sprake
van de nodige rivaliteit en animositeit. Vooral
wanneer de Assendorpers het op concoursen
beter deden dan de Kamperpoorters, waar Dick
Voeten dirigent was. Egbert Dikken: ‘Maar in de
eerste oorlogsjaren werden de openbare uitvoeringen
op straat en concoursen snel minder. In
juli 1941 viel S.V.A. in Amsterdam nog flink in
de prijzen. Daarna werd het stil, want omstreeks
1942 was georganiseerd muziek maken op straat
verboden door de bezetter.’
Het zou een min of meer geruisloos einde
betekenen voor S.V.A. Enkele leden en ook muzikanten
van Excelsior oefenden in de Goudsteeg
achter het politiebureau nog wel een tijd door
onder de naam HMS (Houd Moedig Stand). Na
de oorlog fuseerden in 1947 HMS en Excelsior. De
populariteit van de mondorgelclubs nam echter
langzaamaan af. Nieuwe en meer hedendaagse
muziek lonkte. Na de aftocht van S.V.A. in de oorlogsjaren
viel begin jaren zestig ook het doek voor
Excelsior. Herman Dikken maakte dat niet meer
Mondharmonicaclub
S.V.A, meisjesgroep.
Concours 1941 Amsterdam.
Midden (met pet)
dirigent Herman Dikken.
(Collectie Egbert
Dikken)
■ ■■■
11 11-
188 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
mee. De bevlogen dirigent overleed op 16 december
1955 op slechts 49-jarige leeftijd.
Speeltuinvereniging Assendorp kende ook
een kinderoperetteclub, waaraan Herman Dikken
eveneens waardevolle bijdrages leverde. Ria
Houtsma-Kölker (1938) was er een tijd lid. ‘Wij
woonden vooraan in de Assendorperstraat op
nummer 36 bij het Dominicanenklooster, waar
mijn ouders een meubel- annex antiekzaak hadden.
Samen met mijn buurmeisje Rini Broer
was het altijd een flink eind wandelen naar de
speeltuin. We hadden het er graag voor over. We
waren samen ook lid van de kinderoperetteclub.
We oefenden in het speeltuingebouwtje één keer
per week voor de jaarlijkse uitvoering. Ik deed
ooit mee aan de bekende jeugdoperette Repelsteeltje.
De uitvoering was in Odeon. De bekende
Dick Voeten was onze regisseur. Kostuums hadden
we niet zelf, die werden gehuurd bij Wolff
aan de Grote Markt. Rini en ik hadden jongensrollen,
lakeien. Ik was ook nog een tijdje actief bij
mandolineclub “Tot Ons Genoegen”. Mijn broers
vulden dat altijd gekscherend aan met “en tot
andermans verdriet”. Speeltuin Assendorp houdt
altijd een warm plekje in mijn hart, al woon ik
nu alweer 56 jaar aan de Meppelerstraatweg.
Mijn man Ben, afkomstig uit de Molenweg, was
jarenlang fervent klaverjasser bij de speeltuinvereniging.
De door hem gewonnen bekers heb ik
altijd bewaard.’
Armoe en trots in de Kamperpoort
Jacob Donze (geb. 1948) is de man achter het
kleinschalige maar unieke buurtmuseum ‘De
Kamperpoort’, gevestigd in een minuscuul pand
aan de Hoogstraat 88 waar ooit een gezin met
negen (!) kinderen woonde. De geboren en getogen
Kamperpoorter is een wandelende encyclopedie
als hij over zijn wijk praat. Voor de jeugd was
Speeltuin Het Westen en ook clubhuis De Bruiskolk
aan de Kamperstraat een mooie aanvulling
op een al ruim aanbod aan speelmogelijkheden.
Want vervelen was er nooit bij, ook niet voor de
jonge Jacob. Hij speelde op de Katerdijk, keek naar
het lossen van de schepen aan de Harm Smeengekade
en kende er, ondanks de vroege scheiding
van zijn ouders in 1953, een onbezorgde jeugd. Er
waren door de grote gezinnen altijd familieleden
en speelkameraadjes genoeg. Veel mensen uit
de arbeiderswijk waren werkzaam bij de Vocaleumfabriek
van de familie Van Loo, die woonde
in Huize Hofvliet aan de Katerdijk. Daarnaast
waren ook Houthandel Eindhoven en de Blok-
Leden van de kinderoperetteclub van de Speeltuinvereniging Assendorp klaar
voor de uitvoering van Repelsteeltje in Odeon, 1952. Staand links Ria Houtsma-
Kölker, staand rechts Rini Broer. (Collectie: Ria Houtsma-Kölker)
Speeltuin Assendorp omstreeks 1960. Op de achtergrond is de oude IJsselcentrale
aan het Almelose Kanaal goed zichtbaar. (Foto Henneke, collectie HCO)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 189
melkfabriek aan de Gasthuisdijk en Zeepfabriek
De Fenix, de fabrikant van Abro en Azon en later
Dubro en Glorix, grote werkgevers. De Fenix,
eerder gevestigd in de Waterstraat, nam in 1956
de gebouwen en terreinen aan de Hoogstraat/
Lijnbaan over van de gestopte Biscuitfabriek
Helder. De koekjesfabriek had indirect nog een
belangrijke rol bij de ‘blikken drumbands’, die in
de jaren vijftig overal in de Zwolse volksbuurten
ontstonden. Echte trommels waren duur. Zo hard
mogelijk slaan op koekblikken die veelal door Biscuitfabriek
Helder beschikbaar waren gesteld, was
daarom een leuk alternatief. Een groot concours
in 1954 op een volgepakt Grote Kerkplein haalde
zelfs nog het Polygoon Bioscoopjournaal.
Eensgezindheid
In de Vogelbuurt, zoals dit (in 2009 gesloopte)
buurtje in de Kamperpoort met straten met
vogelnamen ook vaak werd genoemd, was de
armoede maar ook het chauvinisme groot. Jacob:
‘We vormden een hechte gemeenschap. “Kom niet
aan de Kamperpoort”, dat proefde je, waardoor
we door de buitenwacht wel eens als vechtersbazen
werden aangemerkt. Maar dat viel best mee’,
nuanceert hij. ‘Al lieten we absoluut niet over
ons lopen. Eensgezindheid, daar ging het om. En
ieder kind kon hier zijn ei kwijt. Er was de ruimte
van de weilanden en je kon schaatsen op de in de
beginjaren zeventig gedempte vaart Het Smalle
Gat. De Veemarkt was één grote speelplaats, waar
in de voederbakken voor de varkens in het verse
stro ook de nodige prille romances ontstonden.
Vooral “Bak 100” heeft voor menigeen nog steeds
een magische klank.’
Wanneer het laaggelegen perceel grond op de
hoek van de Katerdijk/Pannekoekendijk, waar
vroeger de blekerij en stoomwasserij van de familie
Wentholt was gevestigd, exact is ingericht als
speeltuin valt niet helemaal meer vast te stellen.
Jacob Donze houdt het op vlak na de oorlog. Wel
werd al in de jaren dertig Speeltuinvereniging Het
Westen opgericht, waar kinderen de gelegenheid
werd geboden om te knutselen en voor handenarbeid.
De mooiste werkstukjes werden in 1938 tentoongesteld
in de Openbare School aan de Kleine
Voort. Er was hoog bezoek van burgemeester Van
Walsum. Ook wethouder Boden en gemeentesecretaris
Van Leijden waren present.
De eerste burger had alle waardering voor
de creatieve oprispingen van de Kamperpoorter
jeugd, maar hij kwam niet over de brug met een
‘zak met guldens’, zoals zo vurig werd gehoopt. Dit
tot grote teleurstelling van toenmalig voorzitter
Meijer en ook de aanwezige vertegenwoordigers
van de andere al bestaande speeltuinen Assendorp
Speeltuin Het Westen
(omcirkeld) op de hoek
Katerdijk/Pannekoekendijk
op een kaart
van Zwolle eind jaren
zestig. (Uitsnede, particuliere
collectie)
Links: De Katerdijk
omstreeks 1900. Links
het Smalle Gat. Op de
achtergrond links Huize
Hofvliet. (Collectie
Buurtmuseum Kamperpoort)
11-
190 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
en Het Noorden. Want geld is toch een beetje
de rode draad in de geschiedenis van de Zwolse
speeltuinen.
Maar uiteindelijk kreeg de Kamperpoort
na jaren wachten ook een eigen speeltuin. ‘Een
netjes ingerichte en grote speelplek die, naar ik
meen, in de jaren zestig nog uitgekozen werd tot
de mooiste speeltuin van Zwolle’, herinnert Jacob
zich. ‘Er waren een flinke zandbak, de nodige wipwappen
en grote schommels. Later kwam er nog
een kabelbaan en een voor die tijd hypermodern
klimtoestel, de Spoetnik, die na de opheffing bij
Speeltuin Madrid in Vilsteren terechtkwam. Er
werd van alles georganiseerd, vooral op feestdagen,
zoals Koninginnedag. Verder waren er in de
wijk uiteraard lampion- en Palmpasenoptochten,
spelletjes en zeskamp. En het speeltuinvoetbal
natuurlijk. We hadden geen eigen voetbalveld
maar konden gelukkig terecht bij Speeltuin Het
Noorden en op het veld aan de Wilhelminastraat
in de Veerallee. Er woonden beste voetballers in
de Kamperpoort. De broers Gerrit, Wannie en
Louis Voges, Wannie en Herman Sterken, alias
“Sille”, Gait van der Bend, André van Werven,
oud PEC-doelman Henk Vos en de gebroeders
Knoops en Meijberg; het zijn zo maar wat namen.
Er werd ’s avonds vaak getraind op een veldje bij
de Veemarkt waar nu de Jumbo gevestigd is. Thijs
Platje, een bekende duivenmelker in de buurt,
was niet alleen de man achter het speeltuinvoetbal
maar ook coach van de grote dameshandbalafdeling
van de Kamperpoort eind jaren vijftig.’
De Bruiskolk
De speeltuin lag naast het kleuterschooltje Kindervreugd,
waarin later wijkgebouw Ons Eigen
Huis werd gevestigd. Er was op het terrein zelf
geen speeltuingebouw, maar slechts een houten
keet voor de oppasser. De contributie bedroeg
een stuiver in de week. De Bruiskolk aan de Kamperstraat,
aan de stadskant van de Kamperpoortenbrug,
was de pleisterplaats voor de wat oudere
jeugd. Daar zwaaide jongerenwerker Klaas Reijnders
de scepter. ‘Het was een thuis voor ons. We
leerden er figuurzagen, timmeren maar ook judo
en boksen. Dat kwam nog wel eens van pas’, lacht
Tjeerd Smit (geb. 1950) fijntjes. De ras Kamper-
Speeltuin Het Westen in de winter van 1962/1963, met klimtoestel ‘de Spoetnik’.
Op de achtergrond kleuterschool Kindervreugd. (Collectie Buurtmuseum Kamperpoort)
Palmpasenoptocht eind jaren vijftig in de Vinkestraat. (Collectie: Buurtmuseum
Kamperpoort)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 191
poorter is momenteel de rechterhand van Donze
in diens Buurtmuseum. ‘Van de speeltuin weet ik
eigenlijk niet zoveel, omdat ik vanaf mijn zevende
tot mijn veertiende in Limburg woonde. Maar De
Bruiskolk kan ik nog zo uittekenen. Klaas was een
beste man maar kon ook streng zijn. Als je twee
zaagjes had verknald met het figuurzagen kon je
inrukken en een tijdje wegblijven. Maar hij had
wel met iedereen het beste voor.’
De jaren tachtig luidden langzaamaan het
einde in van de ooit zo trotse speeltuin. De speeltoestellen
verdwenen één voor één en de zo mooie
zandbak raakte in verval. Wat uiteindelijk resteerde
was een trapveldje dat in 2009 werd opgeofferd,
toen de herinrichting van de wijk al gevorderd
was. Tijdens archeologisch onderzoek in 2008
werden nog wel resten gevonden van de oude
blekerij. De plaats waar ooit Speeltuin Het Westen
was gevestigd is onherkenbaar geworden. Op de
oorspronkelijke plek staat nu de Parkeergarage
Kamperpoort Stratenvoetbalkampioen 1960. Jongste groep, onderste twee rijen: boven vlnr.: Dick Schiphorst,
Wim Nijboer, Karel van Schubert, Koos Bos, Ronnie van Raan, Tinus van der Vegt. Onder vlnr:
André van Werven, Wim Groothand, John Meijberg, Arnold van Bekkum, Berend van Kleef, Jan Ploeg,
Freddie Klaassen. (Collectie: André van Werven)
Leden van de dameshandbal Kamperpoort eind vijftiger jaren. Tweede van
links op de bovenste rij coach Thijs Platje. (Collectie Buurtmuseum Kamperpoort)
■■■■ 11 11-
192 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Katwolderplein. En de ooit zo idyllische Katerdijk
is veranderd in een belangrijke verkeersader
richting de binnenstad. De Kamperpoort is de
Kamperpoort niet meer. Jacob Donze zag het
in de loop der jaren allemaal tot zijn leedwezen
gebeuren.
‘De deuren stonden hier altijd open. Wij kenden
geen sleutels of sleutelkinderen. Natuurlijk
was er de armoede en de sociale controle, maar
vooral ook de saamhorigheid. Vanaf eind jaren
tachtig is dat sterk veranderd. Het was eerst “wij”
en nu vooral “ik” in deze buurt. Nakoming van
beloften aan de echte Kamperpoorters bleven
ook uit. Maar één ding staat vast’, verzekert Jacob
Donze in 2007 in een serie over de wijk in dagblad
Trouw: ‘Ik ga hier pas weg met de tenen omhoog.’
Het Schildersbuurtgevoel
Tussen de huidige A28, de binnenstad en het
Zwartewater ontstond in de jaren twintig de
Schildersbuurt, gelegen in Dieze(-West). De
Rembrandtlaan was vanaf de draaibrug over de
Achtergracht dé grote doorgaande weg, met zowel
koophuizen en particuliere huurwoningen aan
de linkerkant en veel sociale woningbouw aan
de andere zijde, zoals de Frans Halsstraat en Van
der Helststraat. In de Rembrandtlaan waren in de
jaren vijftig en zestig de meeste winkels en bedrijven
gevestigd, onder meer de kruidenierszaken
Van der Wal (Enkabé) en Van Eijk (Vivo), groenteboer
Faber, houthandel Dogterom en bakker
Mentink. Binnen een straal van nog geen honderd
meter zaten maar liefst drie sigarenmagazijnen:
Dellemijn, Bordewijk en aan de achterkant aan de
Albert Cuijpstraat ook nog Van Beek. Achteraan
in de Vermeerstraat, met de houten Finse woningen,
zat naast slagerij Keizer kaashandel Aan het
Rot, met aan de overkant drogisterij Westenberg
en sigarenwinkel Steinebach. De buurt telde
verder nog wat kappers, schoenmakers en melkboeren.
Schillenman Westerop kwam één keer
in de week langs de deuren, net als de in Zwolle
populaire straatmuzikant ‘Ome Keessie’. Ook de
gehandicapte Albert Nagtzaam uit de Van Miereveltstraat
was een bekend stadstype. Hij werd in
de volksmond vanwege zijn korte armpje ‘Ärmpien’
en ook wel ‘de Sieze’ genoemd. Nagtzaam
inde contributie voor zijn club PEC, verkocht er
ijs bij thuiswedstrijden en op Koninginnedag kon
men bij hem terecht voor feestprogramma’s en
toegangskaartjes voor het vuurwerk.
De auteur van dit verhaal woonde met zijn
ouders en vijf broers, een katholiek gezin, van
‘Ons Eigen Huis’ (voorheen
kleuterschool
Kindervreugd) aan de
Katerdijk, 1970. (Foto
Henneke, collectie
HCO)
De Achtergracht en Rembrandtlaan midden jaren zestig. (Particuliere collectie)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 193
1951 tot 1972 in de Ruijsdaelstraat en kende er een
mooie jeugd. Vooral ook dankzij Speeltuin Het
Noorden. Bij de oprichting in 1932, toen er nog
helemaal geen speeltuin was, werden buurtbewoners
al opgeroepen lid te worden zodat hun kinderen
ongestoord konden spelen ‘zonder de gevaren
van de openbare weg te moeten trotseren’. De
speeltuin op een terrein aan de Albert Cuypstraat
werd uiteindelijk gerealiseerd als werkverschaffingsproject
voor jeugdige werklozen. De opening
vond plaats in mei 1936, door burgemeester De Vos
van Steenwijk hoogstpersoonlijk. Door dezelfde
jonge werklozen was tegelijkertijd een voetbalveld
aangelegd aan de Minervalaan, aan de kant van de
in de beginjaren vijftig gebouwde portiekflats. Bij
de achterste flat lag aan de zijkant de ‘zandvlakte’,
een braakliggend terrein richting de Industrieweg,
waar in de zomervakanties door de buurtkinderen
een compleet huttendorp werd gebouwd.
Feestjes
De speeltuin zelf was verboden terrein voor
de voetballende jeugd. ‘Maar iedereen wist dat
oppasser Achterberg wel eens wat door de vingers
zag als we ook daar een balletje trapten’, lacht
Wichert aan het Rot, die in 1947 werd geboren aan
de Diezerenk en op zijn achtste met zijn ouders,
De aanleg van Speeltuin
Noord als werkverschaffingsproject
voor jonge
werklozen. Op de achtergrond
de gasfabriek met
gashouder op het Assiesplein.
(Collectie HCO)
De opening van Speeltuin Het Noorden in 1936.
(Collectie HCO)
Huttendorp ‘Texas City’ op de ’zandvlakte’ naast de Minervalaan, 1958.
Zie ook cover. (Foto Henneke, collectie HCO)
■ ■■■
11 11-
194 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
broer en zus verhuisde naar de Vermeerstraat.
‘De Diezerenk en nog wat andere straten waren
een soort overgangsgebied naar de Bollebieste.’
De Bollebieste, het in de stijl van de Amsterdamse
School in de jaren dertig gebouwde wijkje met
bomennamen werd tegen de Schildersbuurt ‘aangeplakt’.
‘In de Diezerenk hoorden we eigenlijk
bij de Bollebieste. Daar was een eigen buurtvereniging.
Mijn moeder zat er op de toneelclub en
met buurtreisjes waren wij ook van de partij. Later
in de Vermeerstraat woonden we boven de zaak,
een kaashandel. Ik zat op de openbare Hobbemaschool,
beter bekend als School 3. Met kinderen
uit de buurt gingen we er altijd samen naar toe.
Veel protestantse kinderen gingen naar de Berkumschool
en de katholieken zaten doorgaans op
de Sint Franciscusschool aan het Assiesplein. Na
schooltijd was ik altijd op het voetbalveld naast de
speeltuin te vinden. Ook na het eten kwamen we
er bijna elke avond met een grote groep voetballers
samen. Henny Willems, Gertie IJzerman en
Appie Dollenkamp waren meestal van de partij
en vaak ook de Be Quick ’28 jongens Henk van
Brummen en Menno Schrik. Coryfeeën van mijn
club PEC zoals Theo Kok, Joop Knol, Hennie
Goudbeek en Jan Vos waren ouder, maar kwamen
ook uit de Schildersbuurt. We keken tegen ze op.
Ze waren toch maar eventjes prof, ook al stelde dat
toen niet zo heel veel voor. Op de speeltuinvoetbalcompetitie
kwam veel volk af. Er was in die tijd
natuurlijk ook verder maar weinig te beleven.’
Omdat zijn vader vroeg overleed, nam
Wichert, met oudere broer Arie, al op zijn zestiende
de kaashandel over. Het was het begin van
een loopbaan als marktkoopman, maar ook een
abrupt einde van een mooie jeugd in een fijne
wijk. Hij bleef wel betrokken bij de speeltuin.
Onder voorzitter en ook gemeenteraadslid Gerrit
van der Brug, die ook in de Vermeerstraat woonde,
kwam hij in 1964 op zijn zeventiende in het
speeltuinbestuur met als portefeuille jeugdzaken.
‘Ik was verantwoordelijk voor het programma
voor de wat oudere jeugd. Sjoelen, tafeltennissen,
dat soort activiteiten. De Schildersbuurt betekende
veel voor me. Ik was er trots op. Toen ik in
1968 trouwde, zijn we in de Ruijsdaelstraat gaan
wonen. Er waren zoveel mensen bij de speeltuin
die de kar trokken, zoals Van der Vegte, Cees
Platje en zijn vrouw, de dames Eikenaar en Plattel,
de families Smit en Kroes en nog vele anderen.
Iedereen droeg zijn steentje bij.’
Naast het begeleiden van de jeugd lag het hart
van Wichert toch vooral ook op het voetbalveld
van Het Noorden. Wedstrijden en toernooien
organiseren. En het scheelde maar weinig of Het
Noorden had haar eigen voetbalclub gehad. ‘We
zouden gaan spelen op het Gemeentelijk Sportpark,
want ons eigen veld had niet de vereiste
afmetingen. Toen alles rond leek ging het plotse-
Speeltuin Het Noorden
(omcirkeld) aan de
Albert Cuypstraat op
een kaart van Zwolle
eind jaren zestig. (Uitsnede,
particuliere collectie)
Leerlingen van de Hobbemaschool
op het
muurtje voor de school,
eind jaren vijftig. (Foto
Henneke, collectie HCO)
■■■■ 11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 195
ling niet door. De meeste spelers gingen ineens
naar Zwolsche Boys. Een grote teleurstelling voor
me. Ik had er zoveel tijd ingestoken.’
Maar de mooie herinneringen aan vooral de
jaren zestig blijven hangen. ‘Mooi was de week dat
we iedere avond in ons clubgebouw een bazaar
hadden met onder meer bingo en verlotingen om
geld in het laatje te krijgen voor nieuwbouw. Het
was ook hard nodig’, weet Wichert nog. Het oude
houten clubhuis was voor de buurt jarenlang een
toevluchtsoord. Niet alleen voor de jeugd, maar
de verhuur aan derden leverde ook extra en noodzakelijke
financiële armslag op. Talloze feestjes
werden gehouden in het gezellige, maar wel flink
gedateerde onderkomen.
Wichert: ‘In de loop der jaren was er best wat
aan vertimmerd maar het was op. Die acties waren
broodnodig. Er moest simpelweg geld komen
ondanks dat de gemeente ook het nodige bijdroeg
in de kosten.’ In 1971 verhuisde Wichert naar
Westenholte. ‘Toch ben ik nog tot 1973 bestuurslid
bij Het Noorden geweest. Ik had beloofd mijn
tijd uit te zitten. Dan doe ik dat ook.’ Ook in Westenholte
is Wichert aan het Rot al decennialang
betrokken bij het wijkgebeuren, tot op de dag van
vandaag. ‘Dat zal er ook nooit echt meer uitgaan.
Het zit in mijn karakter.’
Op sokken de speeltuin in
De Zeeheldenbuurt is gebouwd in de jaren twintig
en dertig langs de Wipstrikkerallee, de oostelijke
toegangsweg tot de stad. De Wipstrikkerallee was
de scheidslijn tussen de ‘rijke’ Wipstrik-Noord
en de Wipstrik-Zuid, de Zeeheldenbuurt met
Speeltuin Het Noorden
doet mee aan de Koninginnedagoptocht,
jaren
zestig. (Particuliere
collectie)
Familiefeestje in
Speeltuingebouw Het
Noorden, jaren zestig.
(Particuliere collectie)
■ ■■■
11 11-
196 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
vooral veel arbeiderswoningen. In 1938 werd
Speeltuinvereniging Het Oosten opgericht tijdens
een bijeenkomst in het gymnastieklokaal van de
Emmaschool aan de Jacob Catsstraat. Drie jaar
later, in augustus 1941, kon er ook daadwerkelijk
een speeltuin geopend worden nadat de gemeente
het terrein had aangekocht en ook een deel van de
inrichting had bekostigd. De speeltuin lag ingeklemd
tussen de Piet Heinstraat, de Trompstraat
en de De Ruyterstraat. De opening werd verricht
door wethouder Boden.
Freek te Wierike (geb. 1947) is getrouwd met
Beppy Beldman (geb. 1950), die afkomstig is uit
de Jacob Catsstraat, dus de ‘dure’ kant van de Wipstrik.
Kinderen uit de Wipstrik-Noord speelden
ook wel in de speeltuin, zo ook Betty. Het echtpaar
woont nu (weer) in de Heemskerckstraat, waar
Freek ook is geboren en getogen.
Wethouder N. Boden
opende Speeltuin Het
Oosten in augustus
1941. (Collectie: Bestevaer)
Speeltuin Het Oosten
(omcirkeld) tussen de
Piet Heinstraat, de
Trompstraat en de De
Ruyterstraat op een
kaart van Zwolle eind
jaren zestig. (Uitsnede,
particuliere collectie)
Kinderen in de grote zandbak in Speeltuin Het Oosten,
omstreeks 1957. (Collectie Anneke Konkelaar
-van Dijk)
De zweefmolen en de glijbaan in Speeltuin Het Oosten,
omstreeks 1957. (Collectie Anneke Konkelaar
-van Dijk)
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 197
‘De speeltuin was hét bindmiddel in de buurt
en dat is met nu het prachtige wijkcentrum erbij
nog steeds zo. Ik vond Het Oosten vroeger, met
natuurlijk een beetje chauvinisme, altijd de mooiste
speeltuin van Zwolle. Een groot voetbalveld
en een terrein met prachtige speeltoestellen.
Originele schommels met handgemaakte houten
bankjes, glijbanen en een draaimolen. Ik kwam
er bijna elke dag met mijn één jaar oudere broer
Joop. Ook mijn oma van moederskant, Maria
Braakman, was vaak van de partij. Zij was baker
in de Zeeheldenbuurt en werd regelmatig weggeroepen
voor een bevalling. Oppasser was meneer
Hof, niemand waagde het hem bij zijn voornaam
te noemen. Hij was een echte baas. Bij het hek
moesten we de schoenen uittrekken en ze in daarvoor
bestemde schappen deponeren. Als we kattenkwaad
uithaalden en hij ons niet te pakken kon
krijgen, zette hij je schoenen buiten het hek.’
De Zeeheldenbuurt was een typische volkswijk
waar net als elders in de stad het buurtgevoel
groot was, met ook daar de bekende standaardactiviteiten
zoals meedoen aan de optochten in de
stad, zwemmen in het Stilobad en het speeltuinvoetbal.
Freek: ‘We waren trots op ons veld. Jan de
Vries van Zwolsche Boys en later Bert Strijdveen
van ZAC, die daarna bij Go Ahead en FC Twente
speelde, waren de boegbeelden, net als de broers
Herman en Roelie Kraijer. Het gekostumeerd
voetbal was in die jaren ook populair. Met name
ook de middenstanders, zoals bakker Pen, slager
Van Voorst en groenteboer Houtsma waren
te zien in de meest bijzondere uitdossingen. Er
waren trouwens nogal wat middenstanders gevestigd
in de buurt.’
Voetballen vond Freek, die keeper was, leuk
maar muziek was alles in het gezin. Freek werd
een gewaardeerd trompettist bij het ‘rode’ korps
Voorwaarts en daarna de PTT-fanfare. ‘Het zat in
de familie. Mijn broer Joop was beroepsdrummer
en speelde nog eens samen met Herman Brood.
Joop is in 1976 al overleden en werd maar dertig
jaar. Muziek maken was het mooiste. Maar we
waren natuurlijk ook veel op straat. “Trioele”, dat
was puttentikkertje, knikkeren en later met de
meisjes naar de dijk bij het Almelose Kanaal. En
natuurlijk wandelen.’
Voorbereidingen voor
de Koninginnedagoptocht
1963, meisjesgroep
Speeltuin Het
Oosten. Links: Beppy
te Wierike-Beldman.
(Collectie: Gerrie Bartels)
Een van de vele middenstanders in de Zeeheldenbuurt, de groente/fruitzaak
van Rinus Hendriks, op de hoek De Ruijterplein/Trompstraat in 1965. Rinus
stalde zijn kistjes met groente en fruit op de stoep uit. Hij kon vreselijk schelden,
vooral als dames aanmerkingen op zijn fruit hadden. De kistjes stonden altijd
schots en scheef voor zijn winkel. Er werden door de buurtkinderen heel wat van
zijn appeltjes gegapt. (Particuliere collectie)
■ ■■■
11 11-
198 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
De Zwolse Tippelaars
Want vanaf zijn zesde jaar tot op heden is Freek
lid van De Zwolse Tippelaars, de eerste Zwolse
wandelclub die in 1941 werd opgericht, onder
de naam Jan de Tippelaar, pseudoniem voor de
Fries Jan Belgraver, de toen bekendste wandelaar
in Nederland. In 1948 vond een naamswijziging
plaats. De Zwolse Tippelaars is niet, zoals veel
wandelclubs, voortgekomen uit het wijk- en speeltuingebeuren,
zoals De Bollebieste, WV Assendorp
en WV Het Noorden.
In de jaren vijftig en zestig waren er veel wandelverenigingen
in de stad. De kerken hadden hun
eigen clubs, de Zwolse ziekenhuizen en ook veel
grote bedrijven. Ze zijn intussen bijna allemaal
opgegaan in de overkoepelende Stichting Zwolse
Wandelclubs. Alleen de Zwolse Tippelaars en
WSV Wipstrikkwartier zijn nog zelfstandig. De
Zwolse Tippelaars is een neutrale wandelvereni-
Herbouw Speeltuin Het
Oosten, jaren zestig.
(Collectie Bestevaer)
Deelnemers van de Zwolse Tippelaars aan de Vierdaagse Nijmegen. Boven vlnr: Beth Dikken-Koopman,
Jo ten Brink-Lint, Dinie La Faille-Scholten, Ellie Polman-Doedens, Cobi van Dalsum.
Onder vlnr: Derk Dikken, A. de Haan, B. Ketting. (Collectie Zwolse Tippelaars)
■■■■ 11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 199
ging, met leden uit verschillende Zwolse buurten.
In 1948 liepen acht leden voor het eerst de Nijmeegse
Vierdaagse uit. Freek is trots op zijn mooie
wandelloopbaan. Maar ‘de paden op, de lanen in’
is er vanwege knieproblemen niet meer bij. ‘Ik heb
in de A-klasse elf keer “Nijmegen” gelopen. Een
onvergetelijke tijd.’
Voor Freek en Beppy blijft de Zeeheldenbuurt
anno 2019 nog steeds ‘een paradijsje op aarde’, ook
al is er veel veranderd. Speeltuin Het Oosten heet
nu Wipstrikkwartier en vanaf 1984 staat aan de
Trompstraat het huidige wijkcentrum Bestevaer.
‘Veel huurwoningen zijn verkocht. De wijk heeft
daardoor een andere bevolkingssamenstelling
gekregen. Het karakter van de buurt verandert
dus wel maar bijna iedereen is, vooral ook door de
speeltuin en Wijkcentrum Bestevaer, sterk betrokken
bij de wijk.’
Stratenvoetbal
De ooit zo populaire speeltuinvoetbalcompetitie
doofde eind jaren vijftig uit. Daarna was nog wel
het straatvoetbal een tijd populair. Overal in de
stad werden straatvoetbalteams opgericht, ook
in kinderrijke buurten zonder speeltuin zoals
de Bollebieste, de Vlasakkers (Indische buurt)
en Dieze-Oost, een wijk uit de jaren vijftig met
voornamelijk flats van twee tot vier woonlagen.
Uiteraard waren ook de straatvoetballers uit de
speeltuinwijken present. Het straatvoetbal bleef
een paar jaar populair. Daarna ging het hele speel-
Links: Jeugdleden van
de Zwolse Tippelaars
bij de Avondvierdaagse
1964. (Collectie Anneke
Konkelaar-van Dijk)
Straatvoetbalteam Lely Boys 1960-1961. Boven vlnr.: Theo Storms, Tonny Mensink, Tiki Schaddenhorst,
Rikus Teters, Rudy Spanhak, Arnold Niessen, Jan Hilberdink. Onder vlnr.: Richard Beijer, Herman Rhee,
Thomas Clement, Frans Woldberg, Frans van Duuren, Wilfried Beijer. (Collectie Rudy Spanhak)
■ ■■■
11 11-
200 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
tuin- en buurtwerk stapje voor stapje moeilijker
tijden tegemoet.
Terug van weggeweest
Want de wereld veranderde. De kneuterigheid
van de naoorlogse jaren maakte plaats voor de
moderne tijd, de welvaart maar ook de individualisering.
Het had zijn weerslag op het buurtgevoel.
Er bleek meer te koop dan figuurzagen, timmeren
en lampionnenoptochten. En met de opkomst
van de televisie verdwenen ook de legendarische
filmvoorstellingen op de zaterdagmiddag in de
clubhuizen van de speeltuinverenigingen.
De jaren zeventig en tachtig vormden een
dieptepunt in de speeltuinhistorie. Het oorspronkelijke
speeltuinwerk leek gedateerd, de pretparken
rukten op. Maar klauteren, klimmen en in het
zand spelen blijft altijd trekken bij een kind. In de
jaren negentig kropen de speeltuinverenigingen
langzaam weer uit het dal. Die tendens zet zich
voort tot op de dag van vandaag. Van de vier ‘oude’
speeltuinen in Zwolle is Het Westen verdwenen.
Assendorp, Het Noorden en Het Wipstrikkwartier
(voorheen Het Oosten) zijn nog springlevend,
net als de speeltuinen die in de loop der jaren in
andere wijken en stadsdelen zijn ontstaan en waar
de oppasser allang opzichter, beheerder of toezichthouder
is geworden.
Sylvia Le Febre-Visser (geb. 1956), is geboren
en getogen in de Zeeheldenbuurt en woont er nog
steeds. Ze is nu fulltime werkzaam als beheerder
van Wijkcentrum Bestevaer. ‘Ik ken dat oude
speeltuingevoel hier vanuit mijn jeugd nog als
geen ander. De wijk is natuurlijk veranderd maar
Straatvoetbalteam Dieze Oost 1961-1962. Boven vlnr: Willy Hendriks, Raymond Bartnig, ?, Van Raan, ?,
Wim Spijkerman, leider Bosch. Onder vlnr.: Bennie Visscher, Van Hattum, Hennie Spijkerman,
Hommie de Jong, Bennie van der Steeg, Herbert Barting. (Collectie: Bennie Visscher)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 201
de typerende sfeer blijft. De geschiedenis herhaalt
zich telkens. De vrijwilligers van nu haalden vroeger
zelf ook rottigheid uit. Maar een kind blijft
altijd kind. Wipstrikkwartier is tot Zwolse speeltuin
van het jaar 2018 uitgeroepen. Daar zijn we
erg trots op. We hebben 550 leden, maar iedereen
is hier welkom. We heffen geen entree, de speeltuin
is er voor iedereen. Laagdrempeligheid staat
voorop, maar het is geen vetpot. Voor de aanschaf
van nieuwe en kostbare speeltoestellen zijn we
afhankelijk van derden. Je moet ook aan allerlei
eisen voldoen. Vindingrijk zijn, dat is voor elke
speeltuinorganisatie een continue uitdaging. Maar
speeltuinen zullen er altijd blijven.’
Literatuur
Willem Breunis, De Zwolse Tippelaars en de Vierdaagse,
2015
Bert Evenboer, Dossier Dieze, 2009
Dick en Coleta Hogenkamp, ‘Speeltuinvereniging Assendorp’,
in De Peperbus, 2012
Jeroen Kesselaar en Erika Schuuring, Onze Zeehelden,
2018
Jan van Lunteren, ‘Mondorgel, instrument van de armoe’
in De Oud Utrechter, 5 (2014) nr. 7
Kitty Peetoom, Toen, Nu, Straks, 2001
Willem van der Veen, In de achteruitkijkspiegel, dl 4,
Zwolle 2003
Monique van der Meer (red.), Dit is ons thuis. Geschiedenis
van de Vogelbuurt in woord en beeld, 2011
Internet sites
www.oudekerstversiering.nl
www.mijnstadmijndorp.nl
www.zwolleinbeeld.nl
Met dank aan
Gerrie Bartels, Henri Bartels, Mathijs Bouwhuis,
Egbert Dikken, Jacob Donze, Ria Houtsma-Kölker,
Sylvia Le Febre-Visser, Rini Oude Geerdink, Wichert
aan het Rot, Tjeerd Smit, Rudy Spanhak, Johan Teunis,
Bennie Visscher, André van Werven, Freek en Beppy te
Wierike-Beldman, Joop Zegeling, Buurtmuseum Kamperpoort,
Wijkcentrum Bestevaer
Speeltuin Wipstrikkwartier
in 2018. (Foto:
Peter Denekamp)
■ ■■■
11 11-
202 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Leven in de Zwolse weeshuizen
In dit artikel ga ik in op het leven in Zwolse
weeshuizen die onder ‘oppertoezicht’ stonden
van het stads- en gemeentebestuur. Dat
doe ik niet ‘uitputtend’, maar meer exemplarisch.
Zeker voor de zeventiende en achttiende eeuw
kan ik maar een beperkt beeld geven. Er zijn wel
in meerdere gevallen persoonlijke gegevens van
weeskinderen te vinden in de ‘Kinderboeken’
(de registers met de opgenomen wezen) zoals de
ouders, doopdatum, opnamedatum, beroepsopleiding
en eigendommen. Daaruit kan ik echter
niets afleiden over de opvoeding die ze krijgen. Uit
de personeelsinstructies kun je wel een en ander
concluderen. Er zijn zakelijke gegevens bekend
wat betreft het dagritme, de samenstelling van de
maaltijden en dergelijke.
Dat ligt anders voor de negentiende en twintigste
eeuw: vanaf 1834 zijn de bestuursnotulen
bewaard gebleven en daarin staan veel bijzonderheden.
Daaruit is een goed beeld te destilleren van
(veranderingen in) het pedagogisch klimaat in het
weeshuis.
Voordat ik aan het leven in de weeshuizen
toekom, ga ik in op de redenen waarom en de oorzaken
waardoor er in de Nederlanden, en ook in
Zwolle, weeshuizen kwamen in de zestiende eeuw.
Begin van de Zwolse weeshuizen
in de zestiende eeuw
De samenleving in de Noordelijke Nederlanden
staat rond 1500 onder grote druk, zowel in de
steden als op het platteland. Mensen van het
platteland zoeken soms veiligheid in steden.
Met de bevolkingsgroei van steden neemt ook
de sociale differentiatie toe tussen de sterkeren
en zwakkeren. Armen hebben geen recht op
sociale zorg, ze zijn afhankelijk van liefdadigheid
en die is weinig geordend. Kloosters, gasthuizen,
(kerkelijke) broederschappen en particulieren
houden zich daar mee bezig, zonder
enige coördinatie.
Renaissance-denkers, humanisten, schrijven
rond 1525 over de manier waarop armoede het
best kan worden bestreden, te weten door onderwijs
en werk. Liefdadigheid moet, vinden ze, door
de stedelijke overheid worden gecoördineerd. Het
stadsbestuur, immers verantwoordelijk voor de
openbare orde en veiligheid, moet ervoor zorgen
dat alleen ‘eerlijke’ (= echte) armen zoals invaliden,
alleenstaande vrouwen met kinderen en
wezen gebruik kunnen maken van liefdadigheid.
Daarom moeten ze toezicht kunnen houden op
liefdadigheidsinstellingen.
De Zwolse stadsbestuurders handelen in de zestiende
eeuw in deze lijn, ook al is niet aantoonbaar
dat ze direct beïnvloed zijn door deze humanisten.
Vanaf 1535 benoemen de schepenen het bestuur
van een Broederschap die vrijdags in de St. Michaëlskerk
(Grote Kerk) aalmoezen uitdeelt. Vanaf
1558 moeten alle liefdadigheidsinstellingen financiële
verantwoording afleggen aan het stadsbestuur.
Dit besluit betreft ook het bestuur van het rond
1555 ‘nyen angefanghen weesenhuis in die Nijstraete’
(Nieuwstraat) naast het Pestengasthuis. In 1582 is
het te klein om nieuwe wezen op te nemen en wordt
het verplaatst naar het Buschklooster dat, net als alle
rooms-katholieke kerken en liefdadigheidsinstellingen,
in 1580 is genaast door de stad Zwolle. Die
gedwongen eigendomsoverdracht hangt samen met
de ‘keuze’ van Zwolle in de Tachtigjarige Oorlog voor
de kant van de Opstand. Daardoor verliest de roomskatholieke
kerk haar openbare status en wordt de
gereformeerde (=calvinistische) kerk steeds meer de
publieke kerk.
Er zijn weesmeesters, stadsfunctionarissen, die de
voogdij van wezen regelen. Dat staat in het eerste
reglement van het weeshuis, uit 1584: ‘Die wesen-
Gégé Callenbach
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 203
meisters [zullen] gien kinderen daerin annemen
dan borgers1 kinderen’. Uit datzelfde reglement
wordt duidelijk dat de bestuurders van het weeshuis,
twee ‘provisoren’, door het stadsbestuur
worden benoemd en daaraan jaarlijks (financiële)
verantwoording moeten afleggen. Dit past dus
helemaal in het beeld dat de stadsregering een
wezenlijke rol speelt in de armenzorg en dus ook
in de wezenzorg.
In het weeshuis worden ‘die wesekinderen tot
een ampt gestelt’ (in een ambacht opgeleid), zoals
in het reglement van 1584 staat, opdat ze later in
hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Het is
vrijwel zeker dat vanaf het begin binnen het weeshuis
ook onderwijs is gegeven.
Ook in de zeventiende eeuw zoeken mensen
van het platteland de veiligheid van de steden.
Veel van deze ‘nieuwkomers’ vinden een woning
buiten de stadsmuren. De ‘gelukzoekers’ zijn
economisch kwetsbaarder dan de gesettelde
inwoners. Sociale zorg is zeker nodig voor deze
mensen en voor hun kinderen wanneer deze wees
zijn geworden. In het weeshuis voor burgerwezen
worden die niet opgenomen. Ze moeten ergens in
een gezin worden ondergebracht, ‘uitbesteed’. De
stedelijk armenzorg dringt er vanaf 1631 bij het
stadsbestuur op aan dat voor deze kinderen specifieke
opvang wordt geregeld. Ze hebben in 1647
succes met hun lobby: voor zulke weeskinderen
(tot 12 jaar) wordt de uitbesteding beter geregeld,
wanneer ze èn ‘vaderloes ende moederloes
zijn ende niemandt anders toegesonden connen
worden.’2 Als zij op de leeftijd van 18 jaar ‘niet
vermochten haer kost voortaen te winnen offte
verdienen’, vangt de gewone stedelijke armenzorg
hen op.
Vanaf 1655 wordt gezocht naar de mogelijkheid
voor zulke wezen een eigen huis te stichten.
Dat lukt in 1670. Dankzij een succesvolle inschrijving
wordt een zo groot kapitaal ingezameld dat
er een nieuw huis gebouwd kan worden op de
hoek van de Broerenstraat en de Bitterstraat: het
Holdehuis. In dit huis worden in 1795 de kinderen
uit beide weeshuizen ondergebracht. Rond 1815
krijgt het dan in de wandelgangen de naam ‘Hervormd
Weeshuis’.
Het dagelijks leven in
de zeventiende en achttiende eeuw
Over de toelating tot de weeshuizen beslist het
stadsbestuur. Dat gebeurt nadat de weesmeester
heeft onderzocht of de ouders niet hebben
gebedeld of ‘bedeeld’ zijn geweest. De ouderlijke
erfenis moet ook zo spoedig mogelijk na het overlijden
van de laatste ouder beschreven worden.
Deze ouderlijke erfenis wordt volledig eigendom
van het weeshuis. Dat zal bij het Burgerweeshuis
meer van betekenis zijn geweest dan bij het Holdehuis;
wezen in dat laatste huis komen vooral uit
de kring van de armere ingezetenen.
Alle weeskinderen dragen kleding in de kleuren
blauw-wit. Ze zijn daardoor altijd herkenbaar
zodat de gehele Zwolse samenleving sociale
controle kan uitoefenen. Op de kleren van burgerwezen
is een dubbele V (=W) geborduurd; op de
kinderen uit het Holdehuis mogelijk een E (naar
de ‘stadarmenkamer’ van de Elemoseniers = aalmoezeniers).
Vanaf het midden van de zeventiende eeuw is het
zeker dat de weeskinderen opgevoed worden in
de ‘gereformeerde’ religie, dat wil zeggen calvinistisch.
Personeelsleden moeten ook (Nederduits)
‘gereformeerd’ zijn.
De dagelijkse leiding ligt in beide weeshuizen
bij een ‘binnenvader’. Die is ook de ‘meester’. Zijn
taken zijn veelomvattend. Eind achttiende eeuw
wordt in zijn instructie3 opgenomen dat de kinderen
‘wel gemanierd in gehoorzaamheid en sedigheid
opwassen en met elkander en een iedereen
in vreede en eendragt leven’ en dat ze ‘om geen
geld speelen, dat haare speelen en uitspanningen
gematigd ende wel geordineert zijn, en sonder
vloeken, sweeren, twist of kwaade bejegeningen
geschieden.’ Ook zal hij zorg dragen ‘dat de jongens
en meisjes geen conversatie met elkander
hebben, en daar toe alle gelegenheid so veel mogelijk
wegnemen en afsnijden.’
Het onderwijs in het weeshuis komt vrijwel
exact overeen met dat op de stadsscholen.4 Dat
geldt zowel de ‘vakken’ als de te gebruiken methodes.
De binnenvader speelt ook de hoofdrol in
de godsdienstige opvoeding van de kinderen:
een tafelgebed wordt opgezegd bij het ontbijt, de
■ ■■■
11 11-
204 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
hoofdmaaltijd ’s middags en de avondboterham.
Hij geeft catechisatie en ‘Hij zal wel letten dat de
kinderen sonder eenig gedruis in de kerk komen,
sig onder den Godsdienst ordentlijk en stil houden,
en met opmerksaamheid toehoren.’ Verder
houdt hij toezicht op de kleding en dat de jongens
op tijd naar hun baas gaan.
Strikte gehoorzaamheid is het meest wezenlijke
kenmerk van de opvoeding: van de kinderen
aan de binnenvader en de naaimatres, en van de
personeelsleden aan de binnenvader en de regenten.
Uniformiteit is bepalend voor het leven in de
huizen, bij kleding, dagritme, menu enzovoort.
De binnenvader is niet alleen verantwoordelijk
voor de dagelijkse gang van zaken in het
weeshuis, maar staat de provisoren ook bij in de
administratie van de huishouding.
‘Hij sal moeten aantekenen groenten, melk,
boter en turf in ’t Huis geleverd wordende, voorts
in ’t Kleerboek de klederen van Linnen en wollen
die […] aan de kinderen worden afgegeven gelijk
ook in een apart Boek de gereedschappen die de
Jongens van tijd tot tijd ontfangen […].’
Hij houdt de registratie van de weeskinderen
in het Kinderboek bij. Daarbij hoort ook dat hij
‘de Provisooren behulpsaam [zal] zijn in het aanvaarden
der Boedels die op kinderen in ’t weeshuis
verpleegt wordende komen te vererven, of die met
kinderen aan ’t Huis komen […]’ ‘Ook sal hij […]
het Pagtzaad dat in het weeshuis gebragt word
examineeren of goed in zijn soort is […].’
In de keuken zwaait de ‘binnenmoeder’ de
scepter. Zij heeft de leiding bij de huishouding en
het schoonhouden van het huis en het beheer van
de voedselvoorraden en turf.
De ‘naaimatres’ heeft, als je het goed beziet,
bijna net zo’n belangrijke rol als de binnenvader;
waar die het onderwijs geeft, dan wel daarvoor
verantwoordelijk is, geeft de naaimatres les in alle
huishoudelijke vakken op het gebied van naaien,
breien en borduren. Die lessen worden ’s morgens
en ’s middags gegeven aan de ‘grote’ meisjes. Dat
betekent dat de meisjes vrijwel voortdurend binnen
het weeshuis verblijven. De naaimatres geeft
ook leiding bij de dagelijkse gang van zaken in de
zaal van de ‘grote’ meisjes, vanaf het opstaan tot en
De kinderen van de kinderkamer
rond 1900.
(Collectie HCO)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 205
met het naar bed gaan. Wat betreft de godsdienstige
opvoeding zorgt zij ervoor dat er bij iedere
maaltijd een gebed wordt uitgesproken door de
meisjes. Haar instructie (einde achttiende eeuw
bij het Holdehuis5) doet sterk denken aan die voor
de binnenvader:
‘De Maitres sal gehouden zijn, goede toesigt
te nemen op de Meisjes, en alle vlijd aanwenden,
dat deselve in alle gehoorsaamheid en sedigheid
opgetrokken worden, en in vrede en eendragt met
malkanderen en iedereen leven, ende dat geen
conversatie hebben met de jongens, tragtende
deselve bij alle occasien, so veel mogelijk, af te
snijden en te vermijden.’
Daarnaast heeft ze de controle op de kleding
van de meisjes, het schoon houden van bedden en
linnengoed.
Waar de meisjes hun beroepsopleiding in het
weeshuis krijgen tot dienstbode, worden de jongens
in een ambacht opgeleid, bij een baas. Veel
voorkomende beroepen zijn kleermaker, timmerman,
kuiper en schoenmaker.
Wanneer weeskinderen het weeshuis verlaten,
normaliter wanneer ze hun opleiding hebben voltooid
en dus in hun eigen kost kunnen voorzien,
krijgen ze een uitzet mee en geld; jongens ook nog
wat leeftocht. In de uitzet zit zowel nette als dagelijkse
kleding.
Het dagritme ligt eeuwenlang vast: vroeg opstaan
(’s zomers om 6 uur en ’s winters om 7), ontbijt,
school of naar de naaikamer of naar de baas, rond
12 uur de warme maaltijd in huis, ’s middags
school of naaikamer of nog steeds bij de baas,
avondbrood rond 18 uur. Oudere jongens krijgen
ook ’s avonds nog school, als aanvulling op hun
beroepsopleiding en gaan dan naar bed.
Het menu in de Zwolse weeshuizen is vergelijkbaar
met dat in weeshuizen elders in de Noordelijke
Nederlanden. Daarvan is bekend dat 25 procent
van de calorieën uit zuivel wordt verkregen
en 60 procent uit graanproducten (brood of pap).
De hoofdbestanddelen zijn vlees (vers, gerookt
of gezouten), gezouten vis (haring), (gezouten)
groenten (kool, wortelen, rapen, uien), erwten en
bonen. Karnemelk is als een goedkope en dagelijkse
drank de grondstof voor karnemelkse pap.
Alles wijst erop dat weeskinderen in weeshuizen
rond de 3.000 calorieën/dag kregen, dus
voldoende. Ze krijgen ook voldoende eiwitten en
vitamines A en B. Er is wel een structureel tekort
aan vitamine C. Na de invoering van aardappels in
de achttiende eeuw verbetert dit.
Ik heb berekend wat in de achttiende eeuw de
gemiddelde direct aan de kinderen toerekenbare
kosten zijn: 150 guldens per kind per jaar; voor
beide weeshuizen. Een Amerikaans onderzoek
naar het Amsterdamse Burgerweeshuis in het
begin van de achttiende eeuw leverde het gegeven
van 100 guldens per jaar per kind. Die kosten zijn
hoger dan wat in Amsterdamse burgergezinnen
beschikbaar is. Het is zeer wel mogelijk dat ook
Zwolse weeskinderen, in beide huizen, een hogere
levensstandaard hebben gehad dan hun leeftijdgenoten
in hun ouderlijke gezin.
Twee provisoren houden toezicht op de gang van
zaken. Zij zijn verantwoordelijk voor de financiële
gang van zaken. Daarover leggen ze jaarlijks verantwoording
af aan schepenen, die het dagelijks
bestuur van de stad vormen. Dezen stellen de
reglementen van de weeshuizen vast en de personeelsinstructies.
De provisoren houden toezicht
op het personeel. Ze beheren het gebouw, het
grondbezit van de weeshuizen en de bezittingen
van de wezen. Wezen konden na opname in het
weeshuis erven, bijvoorbeeld van hun grootouders.
Die mochten dan ook hun kleinkinderen
niet onterven, want het vruchtgebruik van zulke
erfenissen is deel van de inkomsten van het weeshuis.
Let wel, alleen het vruchtgebruik, want het
weeskind blijft eigenaar van die erfenis.
Over de kwaliteit van de opvoeding van Zwolse
wezen is er geen informatie. Het meest waarschijnlijke
is dat strakke discipline en gehoorzaamheid
de opvoeding bepalen. Er is één voorbeeld
bekend waarbij de provisoren de regels minder
strak hanteren: in 1698 loopt een weesjongen
zonder toestemming weg en wordt hij soldaat.
Zoiets is op zich voldoende om het burgerrecht te
■ ■■■
11 11-
206 | jrg. 36 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
verliezen. Zo niet bij hem: hij wordt uit dienst ontslagen
en krijgt, met toestemming van het stadsbestuur,
een uitzet van het weeshuis. Heeft hier de
goede naam van het weeshuis een rol gespeeld?
Wanneer in 1795 alle weeskinderen komen te
wonen in het (voormalige) Holdehuis aan de
Broerenstraat, wordt bepaald dat de huisregels
van het Burgerweeshuis normatief zijn voor de
nieuwe instelling die officieel ‘Huis der Weezen’
wordt genoemd, maar vanaf circa 1815 bekend is
als ‘Hervormd Weeshuis’. Die naam geeft aan dat
alleen wezen uit hervormde gezinnen uit Zwolle
opgenomen mogen worden; het toezicht blijft
echter bij het gemeentebestuur.
Grote veranderingen tussen 1870 en 1940
Aan het eind van de negentiende eeuw zijn er
grote maatschappelijke veranderingen geweest in
vergelijking met de achttiende eeuw.
Nieuwe pedagogische inzichten doen de verwachtingen
groeien dat kinderen met wie het niet
goed gaat, verbeterd kunnen worden. Die gedachte
leidt ertoe dat er meer specifieke zorg ontwikkeld
wordt voor verwaarloosde of misdadige
kinderen. Ook groeit de gedachte dat opvang van
kinderen in een gezin de voorkeur verdient boven
die in een instelling. Daarnaast is de gemiddelde
gezondheid van de bevolking zoveel beter geworden
dat het aantal wezen sterk is afgenomen.
Deze ontwikkelingen doen de gedachte ontstaan
dat weeshuizen breder ingezet kunnen worden
voor andere kinderen dan weeskinderen; en
zelfs dat de tijd van weeshuizen verleden tijd is.
Op het Zwolse weeshuis dat onder toezicht
staat van het gemeentebestuur, het Hervormd
Weeshuis, hebben deze ideeën geen directe
invloed uitgeoefend. Weliswaar worden vanaf de
jaren twintig van de twintigste eeuw ook ‘halfwezen’
toegelaten van wie het ouderlijke gezin niet
Groepsfoto in 1925
bij het afscheid van
mejuffrouw Vastenou.
Zittend op de tweede
rij: juffrouw Vastenou
in het midden; naast
haar juffrouw Olthof;
links onderdirecteur
Kleinmeyer. De kleding
verschilt nog steeds per
leeftijd en nog steeds
hebben de kleine kinderen
kort haar of zijn ze
zelfs bijna kaal. (Foto
F.X.W.J. Ziegler, Collectie
HCO)
■ ■■■
11 11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 36 – nr. 4 | 207
meer goed functioneert, maar het bestuur blijft
vasthouden aan de oorspronkelijke functie van
het weeshuis: alleen ‘opvang van wezen’.
Ook in de beroepsopleidingen verandert er voor
de wezen wat in de tweede helft van de negentiende
eeuw: meer kinderen komen terecht in de
commerciële en niet-op-winst-gerichte dienstverlening,
waaronder onderwijs. Dat betekent
dat ze anders begeleid moeten worden. Er zijn
voorbeelden in de notulen te vinden dat bestuursleden
deze taak heel nauwgezet op zich nemen. Zo
wordt een jongen die in 1876 opzichter Waterstaat
wordt in Nederlands-Indië, tot op de boot door
een bestuurslid begeleid, nadat het bestuur eerst
alle moeite heeft gedaan (tot de koning toe) om te
zorgen dat de jongen geen militaire dienst hoeft te
doen.
In 1882 wordt de weeshuisschool opgeheven:
het bestuur kan de wettelijk voorgeschreven en
verhoogde onderwijskwaliteit niet meer waarborgen.
Voor het eerst krijgen de kinderen tot 12
jaar onderwijs buiten de muren van het weeshuis.
Daarna krijgen de ‘grote’ meisjes echter weer
intern hun huishoudelijke opleiding.
De organisatie verandert nu drastisch: voortaan
heeft een vrouw de leiding. Degene die vanaf
1870 als naaimatres leiding heeft gegeven aan de
‘grote’ meisjes wordt de eerste directrice. Zij wordt
als ‘moeder’ aangesproken.
Discipline en strikte gehoorzaamheid blijven
voor het bestuur belangrijk. De tweede directrice,
mejuffrouw Vastenou (1905-1925), krijgt in
1917 het verwijt van het bestuur dat ze een meisje
te veel vrijheid heeft gegeven in het naleven van
de huisregels: maar dat meisje is wel onderwijzeres
in Deventer. Juffrouw Vastenou voert als
nieuwe regel in dat de verjaardag van de kinderen
wordt gevierd. Ze worden minder als nummer
beschouwd.
Ook bij de volgende directrice, mejuffrouw De
Ridder, wil het bestuur vasthouden aan de strakke
orde, zeker waar het contacten betreft tussen
jongens en meisjes. Bij haar spelen aanwijsbaar
pedagogische beginselen een rol. In 1928 – ze is
in 1925 aangetreden – hebben enkele jongens ‘de
vrijheid [genomen] reeds nu de grondslagen voor
hun toekomstig levensgeluk te leggen en daarvan
in ’t openbaar te getuigen, te wandelen met hun
uitverkorene.’ Het bestuur krijgt de indruk dat de
directrice dat niet erg vindt en roept haar op het
matje. In de derde vergadering die aan dit onderwerp
gewijd is, stelt ze ‘dat het decreteeren van
een absoluut verbod altijd verkeerde gevolgen met
zich sleepte en dat iets goeds alleen te bereiken is
door het vertrouwen te winnen van de kinderen.’
Voor haar is van belang het vertrouwen van de
kinderen te krijgen en te houden. De afsluiting in
de notulen is opmerkelijk. ‘Voorzitter kan zich na
de uiteenzetting door Directrice aangetrokken
gevoelen tot haar wijze van optreden; hij wil er
echter nog op wijzen, dat het noodzakelijk is naar
de buitenwereld aan regelen te zijn gebonden.’6
Principieel krijgt de directrice gelijk, maar de
naam van het huis speelt naar buiten toe een grote
rol.
Tijdens de directie van juffrouw De Ridder
worden ook vakanties met alle kinderen ingevoerd
en worden in de jaren dertig de uniformen
afgeschaft.
In mijn net verschenen boek Stevichheit om te
leren gaen. De stedelijke Zwolse weeshuizen tussen
1550 en 1970 beschrijf ik veel meer aspecten van
de geschiedenis van deze huizen. Zie ook de boekbespreking
in dit tijdschrift op pagina 231.
Noten
1. Mits die ten minste zeven jaar burger van Zwolle
waren en niet bedeeld waren geweest
2. Resolutie van Schepenen en Raden, 1 februari 1647
3. Archief Burgerweeshuis en Holdehuis (HCO toegangscode
0902) inv.nr. 63 reglementen / instructies
Burgerweeshuis 1773-1818
4. G.G. Callenbach, Stevichheit om te leren gaen. De
stedelijke Zwolse weeshuizen tussen 1550 en 1970,
(2019) 4
■ ■■■
=.~…. Cl’J =…… ..
{..I). = I’
11 11-
142 | jrg. 22 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 nn t Bo t mavan
Hult n n
Wim Huij man
ad
(
0
~31H8i::PJ’
=illOMZ
31. 331/\13~
/Ir.; tic f-1 0 )
■ ■■■
Groeten uit Zwolle
Di zer tra, t
Po t temp I Zwolle en Zei t, 1 juni 1905
‘LF. Ik kom morgen m t de tr in die ong v er 6 uur
teZ. i .Dag}.
W1.6.05’
rndat dit numm r in h t I ken ta t van 1905 kan
n an i htkaart ui t da t jaar ni t on tbreken. Zoal
\ ij t gcm rdig c n m -je turen, 7.o zond o
donderdag 1 juni (Hemclva rt dag) 190- J(a ob)
Ko ter vanuit \V (e tenholte) een beri htje aan
Mduffr U\ ) F(ernma) er lorp in Zei t. f
F mm n Ja b I n . 1 verlie~ war n, i~ niet
bekend maar .. zal ongw ijfeld st. an voor i ve
Femma.
Ja ob Ko ter \ a, in 1 1 geboren in e tenholte.
Hij \ a de 7 on an het ho fd der hooi
aldaar. In I vertrok hij n, ar a111pcn 0111 te dienen
bï het in tru ti cbatal’on. Daarna was hij al
b kh uder \ erkzaa111 en zal hij Fe111111, verdorp
hebben Ier n kennen. Zij wa · in 1884 in Z.ilk
oeb ren. \ elli ht dat e111ma in ,, 05 in Zei I al
dien tbode \ erkzaam \ a . a ob en Fem ma gaven
Ik. ar op 21 111 i 1 09 het · a-woord i II Tiel. Ze kregen
één zoon. anaf 1 20 \ nden 7ij in Zw Ik
( end rper traa t 4a ), t t aan hun ood,
re pectievelijk in 19- (Ja b) en in 195 (Femma).
Ja b Ko ter h d zi h tijden zijn I en pge\ erkt
tot a ountant en had een eigen kan to r.
De an i ht t nt d Di z r traat t r h gtc
an de Brmn er traat (recht ·) n de Broerenstraal
(li nks ). R ht valt het kapital pand Diezer traat
5 p dat in 166 g bou\ d werd in r nai an eti’I
. E U\V nlang wa hier bier! r u1 erij I e \ ill
L uw g ve tigd. Kort na 1900 liet de I enm, ligc
eig naa r d. l lcndrik n de nderpui optrekken
in n -r nai ” an tij 1. Het p, nd b h rt n g
·tced. tot de mooi te in de ie;,er traat.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 143
11 Redactioneel
\ ie honderd jaar terug gaat in de tijd, treedt voorbij
de maat van de men elijke horizon. Valt een
periode van ta htig ·aar nog binn n het leven van
een pa of oma die we kunnen vrag n hoe het was,
daarboven moeten wc het doen met wat d
ge hiedeni ons heeft nag laten.
Het jaar 1905 staat in dit nummer van het
Zwol. Hi tori h Tijdschrift centraal. Jan van de
\ etering neemt n voorbij de men clïke einder
honderd jaar mee terug in de tïd en geeft ons een
blik op een amenleving in overgang. Techni che
vernieU\vingcn als elektriciteit, waterleiding, auto,
fiets en trein ne telden zich in het raderwerk van
de Zw I e amenleving. Emancipatiebewegingen
an arbeid er , hri tenen en rouwen ei ten hun
plaat op. Anderzijd bleef ook veel bij het oude.
e boer n en b rinnen uit de omgeving bezochten
nog teeds met hun waren massaal de stad,
pre ie zoal dat al hond rden jaren lang gebe urde.
En het wat bedaarde tempo van Zwolle al provincie
tad bleef ook grotendeels onveranderd.
Toch mag het mi chien tekenend genoemd worden
dat in 1905 d moderne huisnummering in
Zwol! werd ingevoerd. Blijkbaar wa er behoefte
aan een preciezere aanduiding dan voorheen.
atuurlijk, de ·tad wa in de loop der jaren flink
g groeid. Maar blijkbaar wa honderd jaar geleden
ook in wollc d tijd dat je een brief kon
adres er 11 met ‘ j uwer Jan van Kampen, op
’t iland ‘ o hecht voorbij.
Omslag: Het jaar 1905 begon 111e1 storm, sneeuw en ijs.
Deze sfeer1101/e opname is gemankt in de buurt 11n11 het
Groot \Veze11/a11d. (Collecti /-ICO)
■ ■■■
Inhoud
Groeten uit Zwolle Annèt Bootsma-van Hulten en Wim Hu ijsman
Zwolle in 1905
Zwollenaren op het breukvlak van twee eeuwen
Jan van de Wetering
Een stormachtig begin, Zwolle tussen i11dustrie e11 kleinbedrijf
De geur van de nieuwe tijd, Het straatbeeld
De nieuwe tijd in huis, Gas, liclit e11 leidingwater
‘Sluipertje maken’, Kinderen uit de tijd va11 Ot e11 ie11
‘Muziek voor zenuwlijders’, 011tspa11ni11g e11 vermaak
‘Tot heil onzer ribbenkast’, Sportbeoefe11 i11g i11 Zwolle
‘Aan ’t hoerageroep kwam geen einde’, Mobiliteit i111905
‘Driewerf hoera voor de Zwolsche Vrijwilliger ‘,
De opkomst van de fiets
‘De tijden zijn wél veranderd’, De socialistische beweging
in Zwolle
‘Het bruine volkje’, Het bezoek va11 65 Abessij11e11
Er vloeit bloed, Kermis e11 Ko11i11gin11edag
Epiloog
Mededelingen
Auteur
142
144
147
154
161
170
174
177
11-
144 | jrg. 22 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Janvande \ et ring
De Diezerstraat is /tier in
z ’11 oude glorie tt· zien. Ec11
r1rchitec1011isd1 gt•:ien
e1•e11wirh tiggelted 1’1111
winkel., en 111ngazij11e11, 1111
::011s011daga11g 1•erlid11
door ce11 lange rij gasl1111-
ta11ms. Een s1ra111 ook 111c1
1•eel ,,erkeer: w1111de/11ars,
bol’rr11k11rre11 L’II een paar
keer per dr1g de prw rde11-
tram. (Collectie /-1 0)
■ ■■■
Zwolle in 1905
Zwollenaren op het breukvlak van twee eeuwen
0 peen g ed verb rgen plek op mijn zold r
moel n g erg n n typema hine taan
en al i · het dan n elektri he, het lijkt
een in ·trument uit een lang v rvl gen tijd. \’ anneer
gebruikte ik hem voor het laat t? Eind jar n
tachtig mi hi n of op z’n laat tin het begin van
de jaren n gen tig. Ergens in die tijd moet de omputer
in mijn hui zïn ver henen, al nel pgev
lgd do r betere n nel lere er ie en va naf dat
111 ment b g n de digitali. ering an mijn be taan
in elk geval van hel p hrijv n g richte deel
daarv n. anneer precie maakt ik de lap van
pen en schrijfma hin naar computer en wanneer
vervaagde mijn rgerni over het jaar na jaar toe nemend
aantal m d reizigers dat in de trein van
Z\ lle naar Den laag hun n titie met driftige
tikken op het toet enbord van hun laptop kJ pten?
et g h ugcn i e n krakkemikkig me hani –
me al het gaat om het re n trueren van geleidelijk
verlop ndc pr cc en. En\ at\ a mijn plaat
in die digitale rev lutie: wa ik een koploper, e n
middenmoter, f een a ht rblijver? Bij maathappelijke
veranderingen kan ni mand z’n rol
ntlop n, al i het m, ar die van querulan t di bij al
die v randeringen een . Levig aan de rem gaat
hangen.
eranderingen, ~ czenlijke veranderingen
hebben hi tori i altijd gefa ineerd en bij wijze
van tijdverdrijf vliegen ze elkaar graag in de har n
ov r de hi tori che grenzen die die randeringen
marker n. p z’n min t hebben ze er een duidelij ke
opvatting r. J h ft er tr uwen geen hi t –
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 145
11 n r te zijn m v rtr uwd t zijn m n
hi t ri he afbakening: mijn g ncrati
gebeurteni en of ontwikkelingen uit de vorige
eeuw vaak, an met ‘d, t wa v r d o rl g’ f ‘dat
wa ná de oorlog’. Jan ten 1-1 v trekt in zijn
on olprezen Gescliiede11is 11a11 Zwolle een h el ander
grens. De Tweede \Vereldo rlog is in zijn bo k
ingebed in het negende hoofd tuk (La11gslijne11 van
gl!ieidelijklieid), dat de periode an 19_ lot 1970
be hrijft. Hij neemt daar een duidelijk t ndpunt
ver in: ‘T h kan de Twe de\ reldo rlog niet
al en e uur in de vaderl nd e ge chiedeni worden
aangemerkt. p tal van terreinen greep m n
weldra terug naar de vertrom de vo r orlog e
lru tur n.’
Zijn in mijn gen opmerkelijke t, ndpunl,
ma kt nieuw gierig naar de plaat die Ten H vc
aan h t in dit th manummer ent raai taande jaar
1 kent. J n zijn Geschiedenis van Zwolle valt 1905 in
d p ri d 1 50-1 20, die , rdt b hr ven in
h fd LUk a ht: Een s11111e11/evi11g in beweging. D
door Ten Ho e bedoelde beweging i die van een
maat happij die 7i h moderni eert, een beweging
van ou naar ni uw. Vo r het m lagpunl in die
ewcging ~ u I hi r ri u Jan R mein in zijn
ek Op liet breukvlak 1•1111 twee eeuwen p d ri de
r nd 190 . 1-1 ij duidt daarm een heel wat k rtere
p ri de dan Ten 11 v aan, pakweg tu en 1 90 en
1910. In -P h fd tukk n b hrijfl R mein evenzoveel
keerpunt nop vrijwel ieder t rrein van de
urope e am nleving. Z b handelt hij ond r
meer de opkomst van het ocialisme, de m d rni –
ering van de indu trie de trek van het platteland
naar de tad, baanbrek nd ni uw uitvindingen
en ontdekkingen p nagcn cg all weten happ –
lijke terreinen.
In dit themanummer maak ik een tïd prang van
precie honderd jaar, en beland in het Zwolle van
1905 bevind ik mij pre ic in de p ri d an h t
breukvlak van Romein. Ik heb dat jaar grotcndccl
b zien vanuit het per pc tief van de krantenlezer,
om precie Le lÏn de lezer van de Zwols(ch)e Courall{.
Dat geeft allcrmin t een volledig beeld van
wat 7Î h dat jaar in Zwolle a , peelde. Krantenartikelen
geven tot op de dag van vandaag een crkokerdc
blik op de amenleving, mdat ze vooral
■ ■■■
gericht zijn op d a tualit it van opmerkelijke
gebeurteni en. anda ht o r h t ‘g ,_,on ‘,
on pvallende leven i er niet f p z’n min t ve 1
minder. H ewel ik mijn informatie hier en daar
heb aangevuld met beri hten uit de f-la111/eli11ge11
van d Zw I e raad en het Versfog v1111 de toestand
l’/111 de gemeente Zwolle ov r 1905, i h I totaalb Id
du zeer nvolledig, alleen al d or het ontbreken
van informatie uit brieven, dagboeken en ander
egodo umenten. Zoals Jan ten Ho e in zïn interi
win dit tijd hrift ter gelegenheid van het verhïn
n van zijn b k heeft gezegd, i een groot
deel van de negentiende en l\ intig te ecu, n g
braakligg nd terrein v r , eten happelijke
nderz eker . ijn vlu htige onderz ek naar
Al 11111mf de 11rh11ie11de
eeuw gaf Tij/ de ‘Pr01·i11-
cie1/e 011crijsse/scl11: en
Zwo/sche Co1m111t ‘uit.
De 11itgeverij’ en de zellerij
waren ge11estigd op de
Melkmarkt. Hier;;irn we
het personeel 1’1111 de zetterij
111111 het werk. (Collectie
H 0)
Een groepje poserende
arbeiders in het late middagliclit
op de \lelkmarkt.
(Collectie Il 0)
11-
146 | jrg. 22 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 111 de ruse11str11t1t is hier
de oude e11 de 11ie11we
wereld i11 één beeld ge”‘111 –
ge11. Op de 1’oorgro11ci ee,1
boerin met een ho11de11k11r
en wrderop in de straat
ee11Jli11k aamaljietsers.
( ollectic H 0)
De etalage w111 een winkel
in comestibles en kolo11i11-
lc wt1re11. Ad1•me11tie 11it
de Zwolse stadsgids 1•a11
190-1. ( olla1io111te11r)
■ ■■■
ZWOLLE, – Sassenstraat.
Zw Il in 190- heeft m1J geleerd h , aar die
, orden zij n.
cel an de d or R m in genoemde breuklijnen
k n ik vrij gemakkelijk herkennen. De Zwol –
len, ren maakt n rond 1900 kenni met nieuwe
uitvindingen n niem c denkbeelden. De pkom
t an het o iali me en de arbeider beweging
z rgden voor een breuk met de tamelijk re hten-
1 ze tijd daarvo r. r.. laar l:Cn breuk uggercert niet
alleen dat je niem e wegen in laa t, maar k dat je
het oude a ht rlaat. \ at mij frappeerde, i d, t de
Zwollena ren in 1905 in l”\ ee ver hili nd , er Id
n tegclïk leefden. De oude an de negen tiende
eeuw en de nieu, c van de a · begonnen twintigte
eeuw. Die ude 11 nieuwe manier van leven
hield n lkaar du danig in e,•emvicht dat het b eld
van twe charnierende panelen bij mij pkwarn.
111 i het paneel an de oud , ercld naar ren
gedraaid, m het paneel van de ni uwe wereld.
En 111 k harnieren de twee panelen naar
elkaar t c en vallen de twee , ereldcn amen. en
mooi voorbeeld daarvan i een ing zonden brief
van een lezer van de Zwolse 011rnnt. Hij ma, ktc
zi h zorgen ver een bijna ong luk in de Koetraat:
‘Heden m rgen de K traat pa erende,
zag ik daar een v or een wag n van de gemeen ter
iniging ge pannen paard totaal nbeheerd
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 147
11 taan. p hetzelfde o genblik h am een veel
geraa makende automobiel aan norr n. Het
paard werd onru tig en ik ven achrte niet ander
dan dat het er met , agen en, 1 vando r zou gaan.
Hoc di hl r d tuf-tuf naderde, ho gr oter
natuurlijk het g vaar ~ erd dat dit g b uren z u.
T en de aut mobi I het dier rakeling pa eerde,
dacht ik bij mezelf: dáár zul j ’t h bben. Maar
w nder b n w nder, het dier bleef, hoewel zeer
g agiteerd, taan waar het tond. ‘ Zo bot te hét
ervoermiddcl uit de oude I ereld, h t paard, ijna
met hét erv ermiddel uit de ni uwe wereld: de
auto! In die tijd n g automobiel genoemd.
Hoew I de onden erpen in dit artikel gr tendeel
zijn g tuurd d r ~ t de krant dag na dag aan
1 z n waardig publiceerde, heb ik er vanaf gezi n
de gebcurteni en in hronologi che volgorde te
behandelen. Het zou d aandacht afleid n van de
thematiek van verand ring. fv, n til tand, want
zoal ik al gebor n l\ ollenaar weet: in Z\ !Ie
gebeuren ommig dingen pa jar n later dan in
de re t van h t land. Dat i om leuk, om minder
leuk, ma r vanuit ociaal-hi tori ch per p ctief
niet minder belangwekkend.
n torma htig b gin
Zwolle tu e11 industrie en kleinbedrijf
Ruim 32 duizend z, ollenar n hoorden tijden d
jaan i lin van 190 905 e n t rm over z, olie
razen. IJzig k ud moet het gew e t zijn,, ant al op
2 januari lezen , e in d krant: ‘ ’t eer i geheel
veranderd. De v r t i met kracht ingevallen en
overal komen de haat en v r den dag.’ Binn n
een paar dagen wa de IJ el bï het Kat rveer
gehe I met drijfij verd kt, z dat dep nt d v rbinding
met clderland niet meer k n erzorgen.
Zw !Ie\ a vo r ven afgesloten an de buitenwereld.
veral in z, oll werd geschaat t. p d ij –
baan in h t Groot \, ezenland kon dat zelf
• ‘ ·· · ·ng met W il’ lam-
. dern in die tijd. Het
wa arbij p ommige
dage t (‘ · middag ) en het
t deli (‘ avonds) voor muzi k zorgden.
■ ■■■
p 7 januari stormde het n g t ed : ‘De
ord, e ter torm hee t het , aler hoog pgetuwd
in nz gra hten. De la •ere de I n d r t;1d
taan onder. k het R det ren plein i v reen
deel o er tr omd.’ Die o er troming van een deel
an d tad wa voor de Zwollenaren business as
11s11al. Bij een beetje torn, en het daard or nd
tijg nde peil van het Zwart water, t nden jaar in
·aar uit gr te leien van Zwoll blank. e – hrijv r
van de in 1904 ver hen n ·tad gid Zwolle i11 woord
en beeld drukte dat helder uit: ‘ anneer de wind
echter uit den
di tzelfd wat r den Zwollenaar gram, tijgt binnen
enkele uren oms onru tbarend hoog, z t de
waJlen gedeeltelijk onder water en ver tro ml de
laagt g leg n !raten. In den winter van 1 ‘J
inzonderheid bereikt het een ongek nd h ogte
en v rpli htte de bew ner van mmige traten
hun meubel naar boven te br ngen, terwijl de
kelder g he I v I liepen, en in d n dijk om de
Diezerpolder een d orbraak ont tond. Z\ lle
wat rvrij te maken, is een van d la tig te k, e tic
die nog immer o een goede opl ing wachten.’
Hel jaar begon met s/orm,
sneeuw en ijs. Deze ~(eer-
1101/e op11a111e is gemaakt
i11 de b1111rt 1•w1 het Groot
Wezen /a111/. (Collectie
HCO)
11-
148 | jrg. 22 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 De ijsbaan in het Groot
l\feunland was zeker niet
de l!lligc plek in Zwolle
waM gesc/1111ust werd. De
vorstperiode duurde bijna
de hele 11u11111rl januari,
zodat op alle gmchte11 en
stukjes ondergelopen land
11olop werd gesdrnar st.
Deze foto zal 11cmnf het
Kerkbrugie zijn gemaakt.
(Collectie HCO)
Rechts: l’oorpngi11a 11011
tie ‘Zwolse 011ra11t’ van
ja nuari 190 . Tijdens de
Ru sisc/1-/ap1111se oorlog
stond de strijd 0111 Port
Arthur celllraal. (Zwolse
Co urant, collectie //CO)
Het · · e we r tijd n de jaanvi ling
had de r 1i chien k beïn I ed in haar
verwa h1ingcn or het niem e jaar. Het kon alle
kanten op wa de ten ur, uitgedrukt door enk Ie
di htregcl van de Vlaam e dichter uido ezelle:
‘Het oud jaar i g ki l,
genag Id en begraven;
en ’t ni u, e, kort nadien,
k, am hiel ijk aan te draven.
Z ’t ud wa , zoo zal
waar chïnlijk ’t nieuwe zijn,
v rvuld van k ud en heet,
van lieflijkheid en pijn.’
Wat mber ke k e reda tie terug op h t afgel –
pen jaar: ‘ e gew ldige krijg in het Oo ten heeft
de wereld pge hrikt.’ ed eld werd p de Ru –
i h-Japan e orlog. nder het m tt ‘ zië vo r
de ziaten’ had de Japan e marine begin 1904 de
Ru i he marinehaven Port Arthur aangevallen.
eze trijd zou de eer te helft van 1905 de voorpagina’
van de Zwolse 01m1111 blijv n beheer en. 1 n
h t jaaroverzicht, rd n geen woorden aan Zwolle
vuilgemaakt. Al f r niet , a vo rgevaLlen wat
ook maar eni . zin de 111 eite waard wa . Mi –
■ ■■■
chien v-1, s dat tekenend vo r de ru t1ge pr vm cie
tad die Zwolle in 1905 was.
Maar hoe ru tig , a een rad waarvan de b vol king
ind het midden van d negentiende eemv
bijna I a verdubbeld? Me r dan 32 duiz nd im –
ner t ldc d tad in 1905 n Ik jaar kwamen er
zo’n drie à vierhonderd men en bij. Dal wa niet
zo zeer te danken aan niem kom r al wel aan
n ge taag gro i nd gcboorteover chot. a h t
tcrfteper entage e n halve eeuw daarvoor nog 2-1
pro ent in 19 5 wa dat per entage al gedaald tot
16,1 pr ent. Het i een tek n dat d I cfom tan dighed
n ingrijp nd waren verb terd.
Maar li f t tienduiz nd van di 32 duizend
Zwollenaren woonden en werkten in de binnentad,
binnen de k1·ing van de tad gra hten. en
onv r t lbaar aantal, in verg !ijking met d
rdige ituatie, , aar je op een d or n
zondag n kan n kunt a~ hielen zonder iemand
te raken. Zw Il in 1905 m et een uit r t levendig
beeld hebben g geven. ‘ en tad met z el menen
op een relati klein oppervlak kan ge n laaptad
zijn gewee t.
&,,…,,. …….
CI A.LE OVERI
L ‘CllE ‘
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 149
11 … i . .
HOLLAND CHE
PLATTEGR
VAN z
0
‘ .h. ,
1• ,,
.p.le.i.n “‘i l~I
ZWOLLE” WAT ER \l’ EGE
fll • ‘l’Hll
.’
\.hu hU.16— ••
• , “1′
1•. JI• l ,:.watt ….. ,.,, Il IC.,
✓• .. ,rt 1•11• (.1) u~ lhllll-o P tn d.l!’I
l,ulotkl.L UIL. ru..-htm till,lJl’I,,
lf(“hAI (f.w,,, DMIUI }lflol
lh1 / …….. .. ,. aalllliM>t —.· .. .b n., • ~~ ?.–‘9•U-U _U-…_ Uit …-ij
~tc,Nl.11 Vé.-.C:1ll 11~•””‘-• • n>vlil’ to1t..,.-,I~ h-1 1ff OrMlk
■ ■■■
De Zwol. c sradsgicls,
‘Zwolle i11 woord en beeld ‘,
is een lust l’Oor het oog.
Tekst e11 bt•cld ::ij11 ,•er•
. irrcl met }11gc111lstilc/e-
111e11tr11. Onder- e11 bol’e11-
aa11 de bl11d:ijdc11 acli•crteerde11
Zwolse bedrijl’c11
door micldrl 1’1111 ‘011rli11ers
‘. J-foojiispo11sor 11’11S
ke1111dijk cle ijzenw1re11 e11
lmulbouwwerkllli •e11lu111-
del l’flll 0. de Leeuw, wiens
11r1ikdr:n boven elke pagi-
1111 wcrdr1111a11grpreze11 .
(Collect ie aweur)
Deze kaart is ,~{komstig uit
het i11 1 0-1 11ersclll!ne11
boekje ‘Zwolle in woord en
beeld’. \111111if de bastions
in de bi1111e11 ·tad had je op
diverse plaat en nog ee11
rnim 11irzic/11 01·er het
Zwol/ ‘ 0111ri11ge11de la11cl.
(Collectie c111te11r)
11-
150 | jrg. 22 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Th. BLAAS Broerenstraat 342
” …. ZWOLLE “” –
Herstelplaat
Hoe klei11sd1t1lig de i11d11s-
1rie in Zwolle ook was. de
grotere werkp/11/llse11
gebruikten allemaal
SIOO/lllllllChim·s of 1111’1 gas
ofpetrole11111 a1111geclre11e11
111otore11. Zie bij1•oorbeeld
deze t1dl’erte111ic uit dt•
Zwolse sr11dsgi I ·. ( nl/ectie
1111te11r)
Hoewel Zwolle gce11 i11d11stnest11d
viel te 11oe111e11,
1•011de11 d11i::e11de11 arbeiders
/11111 werk in het kleinbedrijf
Hier zie11 we ltet
pcrso11eel 110 11 olieslagerij
de Aloi!, 011derdeel 11011
Reinders Oliefabrieke11.
( ol/eaie HCOJ
~
GAS- en
PETROLEUMMOTOREN
complete Drijfwerken
~
van Stoom- en andere Werktuigen.
p een plattegr nd uit die tijd i go d t zi n
dat er buiten d gra h1en in ergelijking met d
huidige i1uati nog niet e I b b u1 d I a . T ch
, o nde Il eedcrde van de Zwollenar n in de buitenwijken.
an oud her woonden er eel men en
■ ■■■
in Dieze, met name in de• i uw tad’, aan n achter
de hu idige Thoma a K mpis traal. oral in
s. endorp wa h t aantal im oner· e plo ief
ge tegen d r I edocn an de werkgelegenheid
die de po n egen ver~ hafte. E n tad wïk in
opkom t wa de e ralle , eend cl van Zw lle dat
op vrije dagen druk bewandeld w rd door z, olienaren
die h t Engel e Werk [ he Katerveer al
rei do I hadden gekozen.
1aar op de andere dagen werkten de Zw llenaren,
en hard k! Een werkman m e t h t in
1905 tellen m t ze n dagen vakantie per jaar en
dat bij ze werkdag n per week met , erkt ijden
van zo’n twaalf tot d rtien uur per dag. D achturige
werkdag wa een n g ver ven ijderd · iali –
ti ch ideaal. In een periode waarin grote delen van
ederland druk bezig waren de achter tand in
indu triali atic (ten pzichtc van de omringende
land n) in te halen, bleef Zwolle het negentiendeeeuw
e kleinbedrijf trouw. Binnen de et r nij verheid
wa de ijzergieterij van Wi ·peh y de
gro t te fabriek en daar werkten niet meer dan
z ’n tl eeh nderd men en. D gro t t \ rkgever
in z, olie , a de ntral \, rkplaat van de
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 151
11 p orwegcn. Die had in 1905 zo’n negenhonderd
men en aan h t werk. Wie als arbeider een goeie
baan I ildc, ging bij h t p r werken.
Al wa er lan weinig f geen gr t halige
indu tri in Zw lle te ntdekken, b drijvigheid
was er meer dan v Id ende. De hrijver van de
tad gid uit 1904 maakte m t enige tr t een
rondgang lang de bedrij en: ‘Op het gebied van
de nijverheid mag Zwolle met eer \ orden
genoemd. ten vindt er o.a. twee ijzergieterijen,
twe ma hinefabrieken, l\ cc heepstimmerw ren,
lom lagerijen, likeur t k rijen, bier- en
azijnm. kerijcn, toomh utzagerijen, een r
te rinri hting, oli la erijen, zeepziederijen, n
zoutk el, e n rij, i 1- n haatsenfabriek, enz.
enz. In den laat ten tijd begint het zi hook naam
te maken in de meub lindu trie, in welk vak
meerdere firma’ reed hun werk op tento n tellingen
bckr nd zagen.’
1 die bedrijven k n je al b z eker van Zw Il , 1
van verr horen en ruiken. Er wa naar hedendaag
c maat ta en erg cel te zien. De tad gid
■ ■■■
nam de lezer mee op ri ing n d or
Zwolle. V,l volgen d ij vanaf het
m ment dat hij d Th k itli p: ”-‘ ij
1 andelen de gra ht af n d traat, re ht
/11 190 ,,oud ee11 grote 11it/
1reidi11g plaats 1•m1 het
st11tio11se111plac1•1111•111. De
s100111trei11 zorgde l’Oor
at11111oer v1111 l1011111111ateri<
111/ e11 11oor trekkracht. /11
de loop l'flll 190~ werd een
locomotief 111111, Assendorp
gebracht 0111 i11geze1
te worden voor bo11wwerkzaamhede11,
een
gebeurtenis die 1•ee/
publiek trok. (Collectie
H 0)
Personeel van de Centrale
ll'erkplcwts bij het station.
( ollrcrie HCO)
11-
152 | jrg. 22 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 0111 dr paar jaar 11erschee11
i11 Zwol/r het Acirrsbock
1•m1 de st 1d. Eeu uitgele;;
w plek voor wi11kelirrs
0111 i11 te ad1•er1ere11. Deze
bladzijde ko1111 uit het
Adresboek w111 1906.
(Collectie /-1 )
0. DE LEEUW, Iliazerstraal
PETR-OLiUMKAOHEI.
8 LA.G'll PR.I.JZlllN .... ,.,..__ ·-· ... .
De ij::cnv11 rr11 e11 In 11dbo11wwerk111igeno11deme-
111i11g va11 0. de Lreuw iu
de Diezerstm11111erkoc/11
ondermeer 11/erlei ·oorte11
kachels. (Zwolse '011m111,
col/wie f-1 0)
" r . ·~--·~ .. l
1 G. Joh. RIDDER - !
1 ! Nieuwstrali,t O 64 i
411 Eènlg contractant voOr geheel O_verljse! 1
1 Uli HL'T OUW ALITEIT EK GDED(OOPTE GUNSTIG BEn:NDE 1
I GEDEPONEERD MÉRK l
\Nationaal Licht! 1 ;
1. UITGtBREIDE O~TEER •r G \ '
\ GASGLOEIIJCHT,QLAZEN,BALLONS
\ enz.
\ - ·- - l 1 ' .
l~~~i~~~~~~i~~ _i
tegenover de i chpo rt nbrug, in welk traat
het in 1889 ge ·tichte Bad hui i te vi nden der
ie uwc Zwols he Badinri hting; komen zóó op
d n Frie chen Wal, met aan de linkerzijde d olieslag
rij "D Volharding" van den heer Jacob , an
Assen Hzn.; vóór on uit de brug over de A htergracht
, in welker nabijheid de ijzergieterij van de
firma ispelwey & Co is gelegen, en di le.idt naar
de bergplaat en an petroleum en de mestloodsen
p den H lt nbroekerdijk. W gaan de brug niet
over, d ch ervolgen onzen weg lang d radst
ekenkamer, en h t bureau van den emeentearch
it ect, tot d Ruiter tallen, die in 1788 zijn
gebouwd en waarin 160 paarden plaat konden
inden, do h die bij gebrek van cavalerie, voor
al lerlei doel inden zïn geb zigd, en nu onder den
naam van Pa ant nhui , gedeeltelijk voor ziekenhuis
en verd r tot berging van allerlei zaken dienen.
De Ga fabriek olgt dan, opgeri hr p een
■ ■■■
gewezen ba tion in 1 47 en sind dien meermalen
vergroot. \ e teken nu het A sie pi in over, voorbij
de in 1900 opgerichte Hui houd- n lndu triechool
voor mei je (in de hou ten Emmas hooi ).'
In de grotere Zw I eb drijven waren d afg -
lopen jar n moderne machine ver hen 11. Dat
waren niet alleen toommachinc . Bij maar li ef t
38 bedrijven werd gas al drijfkrn ht gebruikt. Ho
kl ein chal ig de bedrijven in b oll ook I aren, het
i du niet zo dat ze blind waren oor nieuw t hnieken.
Maar niet iedereen werkte in zo'n wcrkplaat ·.
Een blik in het Adre ·boek van Zw lle (1906) 1 ert
dat veel Zwollenaren nog tccd p tradi tion Ic
wijze in hun broodwinning voorzagen. r waren
bijvoorbeeld 32 barbier en kapper , 11 bor telmakers
80 broodbakkers, 6 hand laren in hoeden n
petten, 8 handelaren in gru tten, 14 gros icr in
kolonia le waren, 19 kuip r , 14 handelaren in turf
en hout, 16 bierhand laren en maar lief 1 6 tapper
en lijter n 27 meden, verd eld in die or
hoeven, huizen, kachel en rijtuigen. Hetzelfde
adresboek laat ook voor die tijd nieuwe ber epen
zien. In Z1 olie werkten al icr fotografen en
twaalf handelaren in rijwielen. Dat i · relatief veel,
want zo lang be tond de ommcrciël uitbating
van de fotografie en de fier nog niet. Modern
waren ook de 23 agenten in assu ran ti ën. In d
negentiende eeuw ging het gro t te d cl van de
b volking namel ijk nog volled ig nvcrzekerd
door het leven.
Het percentage buiten hui werkende vroU\ en en
kinderen I a laag. Er I crkten vrou1 en in de
klei ns halige naaia telier , maar fabrieksm i je ,
zoal de katoenindu trie in T, cn te die kende,
waren r in Zw lle niet. \ cl vonden veel vrouwen
werk al dien !meisje. it de bijna dagelijk e
advertenties in de Zwolse 011m111 bl ijkt dat er eel
vraag wa naar zo 'n hulp in de hui houding. Wat
rijkere familie hadden er om t1 cc of drie in
dienst. ie dien tmei je kwamen niet alle n uit
Zwolle, maar o k uit d wijde omgeving en af en
toe zelfs uit Duitsland. amen met :il! n taande
vrouwen waren ze buiten de werktijden aan hun
eigen lot overgelaten. Die positie deelden ze met
alleen taande vrouwen n meisjes die tijdel ijk
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 - nr. 4 | 153
11 geen onderdak hadden. Het Tehuis voor \'rouwen
z rgde vo r de opvang an de alleen taande vr uw
n, en z rgd tegclijkenïcl v r w, t nt panning
van de dien tmei je . Het Tehui
h uten teeg, re ht lege no r de Waal e kerk. 1 n
het jaarver lag van het be tuur van het Tehui
vo r r uwen ver 1905 komen w iet over de
gang van zaken te wet n: ' Ic r dan ander werd
van het Tehui gebruik gemaakt, vooral in d n tijd
der e am n , en k, , men er niet mind r dan 300
logee , die er een meer dagen en na hl n verbleven,
1 1 een cwij dal he T hui in een
bepaald b hoefte v rziel. ( ... ) Z al b kend i
dient het "T hui " niet alleen al 1
alleen taande, fat 11lijk vT L
maar komen er b di 11 eiken Z nd, g- 11 Donderdagavond
on er 40 dienstboden die hi r
geen familie h bb n amen, die door
· ijk aang naam n nullig w rden bcz -
■ ■■■
d n. Een per jaar hebben deze mei je fee t, en
werd ditmaal 't jaarfee t p ennenheu el (bï
1--latt m) · rel. 't Wa er zeer gezellig en de
mei je ge n an de heerlijke hlu ht.'
Rond wa · de r uwen ie zeer a tu -
U\ althan een deel en) v elden
t teld bij mannen en wilden onder
andere he - en tem re ht e w rdt
1 el ge pr k n o er de er te fi g lf.
Tekenend voor die tijd e i de
Zw I c raad maa la1 ig rz ek
van een zwange de ere n na
haa llin en blijven rd in
de el di u ie op, maar het re ul -
taa vo ee, dat m ht niet, 1 ant
de lki n in de maanden voord
bevalling gi 111 uitdijende juf en na
de bevallin rwaarl zing leiden an
haar pli hl en m eder.
llavraagd 11111 1181. D mBÏBje
Ji• 11.1 "
0
•--
aar de hoe11el'lheid
ad1'erte11ties Il' oordelen
11'11S er i11 190- t•en
$c/iree11we11d tekorr aan
lwi ho11delijke h11/pe11.
Familie met /wee of drie
die11s1111eisies en 111eide11
waren in deze tijd geen
uitzondering. (Zwolse
011ra111, collectie!/ 0)
Een bij1111 nege111ie11deee11ws
beeld, deze geduldig
poserende groep Zwolse
weesmeisje.-. De weesl111ize11
probt•erden de meisjes
mw werk te /ie/pen als
dieustmei~ie of als 11aais1er.
Op de Zwofre Arme11-
scltoo/ ko11de11 :ede da 1r-
11oor beno iigde 1•a11rdighede11
leren. ( ollcct ie
HCO)
11-
154 | jrg. 22 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 De moeizame 01•ers1eek
l'/111 de IJssel met een po111-
vea betekende vaak lu11ge
wac/1rtijde11 voor de reizigers.
Geen wonder dat op
deze plek twee 11itspa,111i11-
ge11 te vi11de11 waren 0111
het wachten te bekorte,,.
Ook w11_1 het K11ten•ecr
,•oor 1•ccl Zwolle1111re11 ren
grli~fif uitstapje op zondagw
met mooi weer. A,111
de rechterk1111t is te zien
dat met dt•fiers ook de eerste
fietsrnrekkw in het
straatbt•rld l'ersclw11r11.
(Colfoctie //CO)
Een gezelschap d/lml!s i11
de t/reet11i11 /lij het Kater-
1wr. (Col/ecth• HCO)
geur an de nieuwe tijd
Het strnatbeelrl
Al die klein b drij or een gr ot de 1
in de binnen tad ge e tigd. amen met de vele
\ in keitje ·, h tel , re taurant , afé , kr gen n
niet te vergeten de dag lijk e b rcnmarkt n,
moet dat een ongem en I ndig traatbe Id hebben
opgeleverd. Zwolle telde olgen de ·tad gid
maar lief: t 19 hotel en 21 restaurant en koffiehui-
1en, t\ ee mclkinri htingen, twee gaarkeuken en
drie onthouder lokalen. De afé en kroeg n I erden
in de tad gid helaa ni t gen emd, maar het
aantal van 6 tapper. en lijt r uit het adre b ek
gce~ waar hijnlijk een , ardige indi atie. Daarbij
moeten we niet vergeten dat naa t de Buiten ocië-
■ ■■■
teit en een ont panning tuin aan het root
\ ezenland in de onmiddellijke nabijheid van de
tad n geen twaalf and r zog naamde uit panning
plaat en te vinden I aren: de gelegenheid
Zomerzorg en a é Half.. cg in de eerallee, de
theetuin van Thij en ach ter den Berg, afé at rveer
en café IJ elzicht, d zaak van\ duw Zwakenberg
in het ieu, erk, d Bi rt n (t en al!)
in de helleralle , d Han kamp, c, te Ruimzicht
en In de Wip trik aan d \ ip trikkerallee, uitp
den int -Agni I nberg en d Peli -
kaan aan d eppeler tra at1 cg.
Dit traatb Id zal ni t vc I hebben afgewck n
an dat van andere d rland c teden. laar
naa t al di kleine bed rij en en de vele h re agelegenhed
n werd h t traatb Id van Zw Il in 1905
in hog mate bepaald door de o rtdurende aan,
ezigheid van boeren. og in 1920 hreef een
bez eker van Zwolle: ' Het rijk der b eren is niet
er te z eken, het grenst aan de muren, ge tapt uit
de tad z ó in de I eilanden. n wel ziet ge de weiland
n b ginn n, maar g zi l ze niet meer uitch
iden. He rlijk z 'n groene erte, vlak al een
taf, 1, zi h uit tr kkend t taan de kim, n uwelijks
nderbroken do reen enzame hoeve met boomen
en hooibergen, door een buitengoed met
warande, door een eindeloo1c traat, cg met
bo men bebo rd.'
1 n 1905 1 a het agrari he karakter van Z\ lle
en omgeving zo mogelijk nog veel gr ter. Zwolle
wa een kleine tedelijke enclave in een omg ving
die erder v oral be tond uit gr ene weiden mc.:t
veel, heel e I k i n. i t voor ni ts had z, olie,
vanuit ederland perspectief, een belangrijke
veemarkt. En al die boeren bczo hten regelmatig
de tad. Ze verkochten er in het entrum gro nte,
b ter en melk. Dat I a al eeuw n zo, maar t h
vera nderde er rond 1900 iet . p foto' uil die tijd
i I zi n dat met nam d boeren r u1 en nog I el
in klederdra ht ver traat gingen, maar bij d
bo renmannen lag dat and r . M r n 111 er
namen zij de kleding v r van d men en uit de
tad. Bewu t of onbe1 u t wilden ze niet direct
me r al b r herk nbaar zijn. Hel wa een landelijke
t r nd. Een on ervat r van het tedelijk
·u um in 111 t rdam zag die gedaantcwi eling
m t led gen aan:' rheuge men zi h than nog
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 - nr. 4 | 155
11 in het kleurrijk kleed, getuigende van v 1k eigen
maak en vinding, waarmee de landb uwer n g
zo gun tig , f l ken tegen d g da htcnloze
nad en rij an de burger .'
Maar h de Zwol e bo r n en oerinnen ok
gekleed gingen, in 1905 ging h t ze voor de wind en
dat had \ eer en gun tig effe t op de middentand.
at \ as althan d vi ie van het tad bestuur
in h I jaa rver lag: ' 1-1 t jaar 1905 zal ngetwij
cld m I guld n lelt r in de annal n an het
b eren edrijf gegrift taan al een alle zin v rdelig
j, ar, waard or de ko pkra ht dan ok
b langrijk ge t g n i . ( ... ) Voor onz n midden -
tand i de betere p sitic van den bo r een zaak
an aanbelan •. Di onze !raten d rkrni 1,
zo w I de hoofdw gen al de zij tra ten, ziet overal
in verruiming of verfraaiing der wink I f magazijn
n dat het de b trokkenen go d gaat en dat h t
niet aan ndern ming gee Ion tbr ekt.'
Het levendige beeld van z, olie werd nog een
v r terkt door de voortdurende aanwezigheid an
paarden in d tad. Ze werden gebruikt v r z \ l
■ ■■■
pa agier - al vra htv rvoer. ra htauto' \ aren
er n g niet. Het tad geluid mo tv reen belangrijk
deel zijn b paald do r het geratel van de met
m taal be lagen , ielcn van de karren, koetsen en
wagen . Ho f: meden en talhouderijen, overal in
de tad aam ezig, zorgden vo r d erzorging van
al die paarden. or de Zw llenaren van toen, a
Elke dag ll'eer trokken
tie11111/le11 boeren e11 boeri1111e11
uit de wijde 0111ge-
1•i11g 11a11r Zwolle 0111 d 1ar
'111n waren 111111 de 1111111 te
brengen. ll'e zien l,ieree11
groepje eien•erkoopsters
in de kledmlracht 1•t111 de
.treek. (Collectie H 0)
8,j de llnr111onieaa11 de
Grote Afarkt stemden elke
dag boeren met melk en
boter. De boerinnen zij11
door /11111 kleding goed re
onderscheiden 1•011 de
andere Zwolse vrouwen.
fier kledings11erschil 111ssen
boeren en 11111111,e/ijke
stedeli11ge11 ll'IIS 1•ee/ minder
groot. ( ollectie HCO)
11-
156 | jrg. 22 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Een kijkje 1't11111it de O11dt'
\ 'ismarkt op de bocre11-
111ark1111111 het ,11s1l111isplei11.
Een 1•oor dit! tijd bijzonder
goed ge111n11kte
foto, omdat het i11 dl'
begi1Uarc111'1111 defo togmfie
niet e,•m·oudig was 0111
bewegende /lee/den vast te
leggen. ( 'ollectit· //CO)
De Diezerstr 1111 ter hoogt•'
1w1 de meden. Zwolle telde
in 190· i11 de bi1111c11-
s111d talloze smeden en
st11/ho11daijen. 1 iet 11/lee11
boeren gt!bruikten paard
e11 wagen, ook de met!ste
lia11delare11 uit de stad
1•en-'Oerde11 er l,1111 nachten
mee. Pas i11 de jaren
dertig 11ersrhee11 ,IL> eerste
1•rachtautt1 i11 Zwolle.
(Collectie HCO)
r niet nicU\ onder de z n, z war n van kind •
been af opg gr id met paarden in hun nabijh id.
To h , a · er een kentering merkbaar: d tad •
■ ■■■
m n uit 1905 begon peen dingen te ruiken die
hij in de e uw n daarvo r n oit gcr ken had. Zo
klaagden in maart bew ncr van de Blijmarkt
t gen een raad be luit m het afvoeren van d
me t uit de me tbalken uit te t llcn t t elf uur
‘ morgen . p de Blij markt wa namelijk een talhouderij
geve tigd. Elk m rgen werd er zo’n viez
v htige lu hl ver preid, dat · de ramen di ht
m e l houden. klagende burg r v nden het
raad ·be luit ‘e n teruggang p d weg der be ·cha –
ing’. ‘ Die talhouder do n al ze all een in de
tad wonen’, chreven de buurtbcw ncrs. De
klacht t gen stanko crla l kan r paradoxaal
geno g op wijzen dat het in 1905 jui ·t minder
begon te tinken in de tad. De me l werd vak ren
beter opgeruimd, al het k n p een plaat · waar
niemand er la l van had. Wat eeuwenlang ge\ o n
wa gewe 1, werd uitzondering en du een reden
tot klagen. Er was een ni uwe tijd aangebr ken!
er tijd ge prokcn, o k de elcving d arvan
wa aan verandering onderhevig. m te zien hoc
1 at het was, keken de Zwollenaren al honderden
jaren niet op hun horloge, maar p de wijzerplaat
and ki kop de Peperbu . Al die ki kwat v r
of achter liep, dan had ni mand daa r moei te mee.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 157
11 laar met de k m t van de paardentram op de
rote Markt veranderde dat. 1 n de Zwolse Co11m11t
, cc een ingczond ‘ 11 bri hrijver op een pr –
bleem dat ver r1aakt we reen b t ing van
de oude en de nieU\ e eld. Hij hreef: ‘ r
wordt over geklaagd dat de , ijzer op de wijzerplaten
van de klok op den rooten Toren (de
Peper , lijk er pringen, waardo r er alle
kan b te laat k men, al men an de tram
p de larkt gebruik wil mak n. De wij –
zerplaat op de n ” n ” 5 à
2 minut c
ndu t ,
zoodat k
mcerma t n
de Lutte t , . u de dire tie
niet al ,·ertrekuur kunnen nemen de wijzerplaat
an den n rdkant? r 7.. u d ta uun 1::rkmaker
de wijzer niet lot hun pli hl kunn n brengen?
Dat laat te zou zeker het be -te zijn.’
Een deel van de reiziger zal in d melk al n
p de Melkmarkt p die paardentram hebben
gewacht. Dat suggereerde tenmin te de tad gid :
■ ■■■
CRAWFORD RUWIELE .
lari. hibaht
S. WIE
‘ erlat n , ij thans d r
n naar de M lkmarkt,
at met dubbele b , aarvan de oor te
helft · · ·. or j re zïn vervang
n. ui en, dan kunt ge
dit u Zw he M lkinri hting,
1an de tram. ij kunt
hi r t 1ten zilt n en u in het choone
gezi ht te an het gewoel op uw gemak
crlu tigen.’
\ ‘oor het 1-ervoa 1•1111 klei-
11ere 1•mc/1te11 ll’CIS ee11
ba~/iets ongetwijfdd etm
••cel sndlcr 1·en1oer111irldel
dan de 1re1ditio11ele paard
en w11ge11. A1frer11•ntie uit
190;. (Zll’olse Co11m111,
col/ectidl 0)
/ 11 1905 is de Melkmarkt
110g 1•oorzie11 van ee11 d11/1-
bele bomenrij. Enkele
jaren later werden ze
omgehakt. De 1111111111ers
op de bome11 11erwijze11
111111rdeplekke1111oorde
11111rktkm111c11. (Collectie
HCO)
11-
158 | jrg. 22 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Rechts: De gasfab riek was
w111 uitzonderlijk bela11g
11oor de Zwolle1111ren. DL’
fabriek zorgde \IOOr lirhte11
kookga en dat beteke11de
een rel’olwie i11 elk
Zwols lwisgezi11. Alleen
1•oordt’ ar111ste11 was de
prijs l’OOr de /e1·eri11g 1•1111
her gas nog te hoog. ( Collectie
H 0)
/11 deze ad1•a/t’11tie is nog
eeu 011da wcts kooktoes rel
afgebeeld. /11 de tekst
ernaast wordt echter ook
de aanda cht ge vraagd
voor de moderne gas1oestelle11,
die in snel trmpo
het petroleumstel zo11de11
l’en•1111ge11. (Zwols.- Co11-
ra11t, collectie HCO)
De tad gid ein · zij op het R de
T ren plein, waar h · af I tr fen aan de
linkerkant d gr te bi “en m utcrij
Het chaap: t waar de
nieuw alonb te w ht t omboot-
nderneming, varende p Am terdam, aanleggen
en het sierlijk hout n kantoortje dier
nderneming in d nabijheid.’
Het romanti h beeld dat de tad gid priep,
had ook en k r1ijde. en brief hrijv r in d
Zwol e Co11ra111 b klaagd zi h bijv rbeeld ver
verla t van h nden p d elkmarkt. ‘De h ndenplaag
vo r de lelkmarktb w ner i weer in
volle gang. orverdovend klinkt het geblaf en
gehuil. om i h t een hond die aan een tijdelijk
onbeheerde kar gebonden zijn noodkr ten laakt,
of zich erdedigt tegen plagend j ng n die van
stedi11ge1111i1 dat jaar is
Il! lezen dat de 1•ele st11dspa111pen
in ijltempo werden
gt’sloopt. 11 ier zien we
er nog een in de K11111p1•rstracJ1.
(Col/ec tiell 0)
■ ■■■
\ i herlink m rkte in de raad v rgadcring van 2
eptember 1 4 op dat h t \ ater uil pompen en
putten in Diez z r te wen en o erliet. In het r.
lag van d raad lcz n \ e: ‘ preker haalt al· voorbeeld
aan e n put buiten de Diezerpoort, die
blauw 1 , t r b vat, welk wat r naa r hem werd
med g d eld gelukkig wel ni l gedronken \ rdt,
mdat het wel wat al te rg i , maar t ch v r
hui elijk gebruik gehaald wordt. it andere putten
drinkt men hele hter wel, ook al ontla t 1i h
daarin, zooal werkelijk m t n pul het geval i ,
m nage- en ander vuil wat r lang kl eine gootje
en al ziet di t \ ater ook g cl en groen .’
Pa in 1 9 liet d g me ntera, d een onderzoek
in t llen naar d te hni he en linan iël
mogelijkheden van cl aanleg van een waterleidingnetwerk
v or de drink1 at r o rLiening. 1a
talrijke onderzoeken k nden ,e beginnen. Op
29 december 189_ v nd de fc telijke op ning van
de gemeentelijke waterleiding plaat . In datzelfde
jaar wa ook d boUI van de watertoren op de
Tur markt v lto id.
Daarna ging het . nel. R n I de eeuw, i seling
waren er ngeveer 1900 aan !uitingen en in 1905
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 161
11 was data, ntal opg I pen t t 560 , dat\ il z ggen
dat bijna neg ntig pr ent van de hui houden
toen verg ed leiding\ ater be hikte. oordat de
waterleiding er kwam, v nd er in d b I e raad
een principiële i u ie plaat er de raag of
dat g meen Le\ aler grati ver tr kt moe t worden.
at was een kwe5tie van belang, want grati water
bet kende dat ook de allerarm t n er r k nden
be~ hikken. egen lander b to gden dat grati
water de hui je melkers in de k, art zou pelen.
olg n een raad. li I wa d redenatie an de erhuurder
: ‘ \’ aarom 1ou 1:n \ ij ko ten maken
(vo r het aanleggen van waterleidi ngen), gij kunt
to h gratis water krijgen?’ iteind lijk b loot de
raad alleen tegen betaling water te ver trekken ,
m.rnr tegelijkertijd in de achterbuurten een paar
,1ftappun ten te plaat en waar de arm n grati
water k nde1 tappen. 1 e verbetering van d
waterv rzi ning in lw lle k\ am net p rijd,
want on. land werd jui t weer g tr ffen do r de
‘ t.iati he zi ktc’: de ch lera. Nauwelïks twintig
jaar daarvoor waren er nog maar weinigen die e n
verband I gden tus end I hte kwalit eit van het
water n d ‘/e ziekte.
■ ■■■
‘ luipertje mak n’
Ki11dere1111i1 de tijd van Ot en ien
In de mee t van di hui houden , al dan niet aange
loten op water n gas, \ oonden kind ren en
die mo ten volgen de ni U\ es hooi wet allemaal
verpl icht naar chool, de lagere ho 1 , cl te vertaan.
ant alleen een kleine b ven !, ag ging verd
r naar het hoger en v ntueel univer ilair
onden ij . De re tv lgde een r cp opleiding of
ging , an het werk. ie h lpli ht werd nog
maar ind kort treng gehandhaafd. gluikcnd
werd tot het eind van de negentiende eeuw toegetaan
dat kind ren in bepaalde tijden v. n het jaar
thui werd n g h uden. 1 al ge curde met nam
p het platteland ron om Zw lle, zoal in Die7 .
In de tijd van n g niet gemechani e rd landbouw
waren in het g t- n h i eiz en vele hand n
n dig. Maar in 1905 zien \ e dat de niell\ e tïd L’n
intrede had gedaan. Veel werk p de boerderï of
niet, de kind ren moe ten gewo n naar hooi.
auwkeurig hielden de 111 ·ter en ju fen het
h I erzuim bij. V r heel 1905 kwam
( o/lectie HCO)
Bad- en Zwem-I nrichting
“Zwartewater” – Zwol Ie.
■ ■■■
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 169
11 ■ ■■■
Z.J\. . l1t!teke11I niet roor
niets Zwol e Atletischt•
lub. De 11u11111e11,ifile/i11g
liet zich i11 verschillende
spectarnlaire poses l’l!ree11wige11.
Af e11 toe too11-
fe11 ze h1111 k1111ste11 i11 de
B11ite11 ·ocii!teit. De gymnastieklessen
vond1•11
plaat. in rle Gymnn ·tiekschool
111111 de J11!Jere11wa/.
(Collectie NCO)
.V1111s1 Z.A . . was in 190-
ook de Zwolse Gy1111111stiek
\’erenigi11g a tief Hier
po t’re11 de 111111111e11 e11
1•ro11wen 1•oor de B11ite11-
5oäëteit. (Collectie H 0)
11-
170 | jrg. 22 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 De 11ac/11S100111boo1 1•oer
dage/ijk. ,,a11 Zwolle 1·i11
Ka111pe1111aar Amsterdam.
\’cd pau1git!rs
111oeste11ge11ocge1111e111l’II
met ee11 plaatsje op het
dek. (Collectie HCO)
ge heid n o r mannen en vrouwen. In Zwolle
waren toen t\ ce gymna tiek renigingen: d
Zwol ( h) ymna tiek V re(e) niging en ilh 1-
mina. p 7 februari wa reen penbare Ic v or
de dame leden van deze verenigingen, waarbij
nder andere ok gym na tiekv r niging Thor uit
rnh m wa uitgenodigd. Dat gezondheid d
drijfveer wa v or p rtbe efening, werd prachtig
uitgcdrukl in d naam van de Arnhemmer vereni –
ging: T t heil onzer ribbenka t (Thor). dame
deden oefeningen met tokken, aan d ringen, de
brug, de h rizo ntale ladder en aan de zweefmolen.
en p 1, wandelbal-ja htbal, be I ot de amenk
m t, beri httcdelwo/seC011ra111.
it de altijd al aam zige belang t lling voor
z, emmen, ntwikkelde zi h in die jaren h I w dtrijdzwemmen.
Z\ Il had t\ ee bad- n z1ve111-
inri htingen: én in de \ etering (nu lmeloo
Kanaal) en én in het Zwarte, at r aan de Katerdijk.
lannen en vr uw n zwommen trikt
ge. heiden p er hillcnde dagen en uren. .r
ver henen in 1905 nogal wat ingez nden brieven
in de kr..1nt, waarin op ver 1111 a, rdigde t n
geklaagd werd o er d kaartje die te duur z uden
zijn. Je betaalde tien ent per bad en 75 ent voor
lien baden.
let trot kondigd 21 enwereniging het Z\ ark1
ater op s augu tu en zwemwed trijd aan. p
het programma t nd ond r andere een wed trijd
■ ■■■
rugzwemmen over veertig meter en dat , a ,
hre en ze, in Zw Il n g n oi t vcrt ond. k de
onderdel n gekleed en ngeklecd duiken tonden
p het pr gr mma.
n natuurlijk werd er in z, olie k gev etbald,
maar in 1905 wa die port minder populair
dan zwemm n n gymna tiek. V ctbal , a nog
g en v Ik p rt en dat wa in de re t van ederland
niet ander . Ma. r lief t 95 pro ent van de
ge I teerd p I r vo r het I dcrland elftal uit
die tijd kwam uil d beter milieu , vi r pr ent
uit d betere midden tand, en één pro ent uit het
volk milieu. In 1905, p 30 april, peelde 1ederland
in Anti erpen z’n eer te interland tegen de
Belg n. ederland w n met 4-1 . In Zwoll \ • ren
enkele n g kleine voetbal crenigingen, 1 m1rvan
Z.A. . (de Z\ of ( h)e tlcti he lub) de
b k nd te , a . De v etbalafdeling van di lub
zou in 1905 fu ren met de Zw 1 ( h)e etbal
ere(e)niging.
‘an’thoerageroep
Mobiliteit i11 1905
am geen einde’
Al w in onze tijd met het openbaar ver oer naar
Am terdam \ illen r iz n, dan hebben w de keu
tu n trein en bu , al ligt die laat te m g lijkheid
niet erg v or d hand. De Z\ llenaar uit 1905 had
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 4 | 171
11 o k twee m gelijkheden: de trein of e t mna
htb 01. 1 ie na htboot kon avon tuurlijk zij n.
pan i htkaartcn uit die tijd zijn be hrij ingen
van torm en ,eeziekte (d b t er dw:irs o er
de Zuiderzee) geen uitlondering. Van lapen zal
weinig gekomen zijn, al I a het maar door het
geloei van koeien, die ook vaak met de sto 1116001
werden vervoerd. Behalve de na ht to mb ot
waren er o