Categorie

Aflevering 1

Zwolse Historisch Tijdschrift 2005, Aflevering 1

Door 2005, Aflevering 1, Afleveringen, Jaartal, Overig, Zoek in ons tijdschrift

2 | jrg. 22 – nr. 1 zwols historisch tijdschrift
In het hol van de leeuw
ijfjaar lang wa het Duitse gezag in Zw Il gevestigd
in een grote villa aan de Burgemeester van
Roijen ingel 13, op d h ek van de Zevenall tje .
Jp de ander ho k (link ) woonde de intcrni t dr.
De l\ looy, op de plaat waar later het kantoor van
de I Is el cntrale I erd geboU\ d.
1 kt meter bred bord d\ ars {) er de singel
vormde het dreigende ·ymb ol van het onvermijd
lïke gegeven dat de gemeentelijke autoriteiten als
hel er op aankwam niet. meer in hun tad te vertellen
hadden. it het raam van zijn kam r aan de a htcoijdc
van het hui~ Koestraat 18 ke k de j d·e
onderduiker en hrîjver i tor rie land
d,1gelijk.\ er de gr, ht heen op dit g b u1 , waarvoor
meestal s hild\ achten tond n g po teerd.
e bekend chrijver-di hter genoot meer d, n
en jaar ga~tvrijheid bij het gezin van de z~ lsc
ad ocaat Harro Boum, n. l lij hield ,ich daar
huil al bevond hij 1.i h in het hol van de l ‘euw.
H t hui an Bouman I a. immers mringd uoor
gebouwen, waar instantie, an de bC?cttcr hun
a, kleven gevaarlijke invloed l p het reilen en z ilen
van cle bevolking uitoeft:ndcn.
Vi tor van rie land heeft het overleefd, uankzij
zijn verblïf in het grote pand Koestraat I dat
niet all en al vlu htplaat voor onderduiken, en
ander hulprnckenden diend , maar dat in die
barre tijd zelfr uitgroeide tot een ‘salon ani tiquc’
v or hrijv r en andere kun tcnaar .
( it: De Pru11s ko1111, \\lmwdcrs 1990)
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 1 | 3
Redactioneel
r u ligt al , r een themanummer van het
Zwols Hi torisc/1 Tijd c/1rift. Dit nummer i gewijd
aan het Ie en, vooral tïden · de oorlog, an twee
bijzondere men en: het echtpaar Harro en arina
Bouman. Ze, onden in het grote pand Koe rraat
1 •
1 ebekendeZ, 1 e (oud-)journali ten hrijver
\ illem van der een wa al toneelre en en t
t d g tr ffen door hun pmerkelijke ver hij ning
in de zaal an deon. an een verhaal over
hen I a het n oit gekomen en z wel Harro al
arina i. overleden. Hun beider zonen, He el en
mout Bouman, bl ken e htcr nog cel in~ rmatic
er hun udcr te hebben.
dvo aat l larro Bouman kwam in 192 in de
Koe ·traat I onen. Hij hield er ook praktijk. amen
met zijn kun tminnende vr uw arina Bouman-
H f t d ruil rwezen lïkte hij er een on tmo –
ting pi k or b faamde hrij er , toneels Ier
en beeldend kun t naars. Een Zwol e ‘ alon
arti ti ue’ van landelijke allure. Ja ques Bloem,
Adriaan Roland Hol t, a ali , Ti tu ee er,
AJb rt van al um en vele and r n waren er kind
r hun afk r van het nazi-regime
in Duit land namen de B uman in d rlogsjar
n v Ie nd rduiker en vlu hl ling n op. De
j d hrijver i tor van Vrie land arrivc rd er
in 194 n bleef er bijna tot het einde an d oor]
g. Dit al le gebeurde onder het oog van n
inw nende uit e militair n p teenworp
a~ tand van d nderk men van di r
in tantic .
In zijn bek nde l tte tijl be chrijft illem
van der Ve n het Ie en van dit uitz nderlijke
c htpaar in en bvol jiek hui . eel van I at zi h
daar a(·peelde wa onbekend en toon t aan dat
z~ olie niet in alle een duf provin ie tadje wa .
Inhoud
De Boumans op Koestraat 18:
‘salon artistique’ en vluchtplek
Bijzonder echtpaar
in kast van een huis
Willem an I r een
Agenda
Van prominente onderduiker
to t anonieme hongertrekker
VI uch t, bevrijding en
gein elde Ie en
Boekbe prekingen
Recent ver chenen
dedelingen
uteur
4
22
35
36
3
41
0111s/ng: Portre1te11 \ln11 nri11n e11 Hnrro 801111w11
g 111nnk1 door de 111et het ec/11pnnr bevrie11rfe k1111ste-
11nnr joop ~olle111n. (Pnr1ic11/ier collectie)
4 | jrg. 22 – nr. 1 zwols historisch tijdschrift
Het echtpaar 8011111n11-
Hofstetfe ruif i11 197-1.
( Particrtliere collectie)
De Boumans op Koestraat 18:
t ze é n schijnwerper heb –
b n n daar 1, ec. Het p dium 111 t h g r, \ ,rnrvoor
h ec na hlka j van b ven moe ten w rden
ge leept. n meneer n me rouw Bouman
maar regelen en jouwen. Ze deed of ze toneel kne
hten war n. Tegen mij zei ze: “Jij bent d eni ge
gein die er hi r or mij aan i .” , 1 wa. aardig
voor mij, maar he I nheu v or de lic c ga tvr
u, di n diner an ze gangen oor haar bij
elkaar had g t v rd. En dat middenin de o rl g .. !
Maar de lieve Lottie zei: ” n , ik wil nik hebben,
ik ga naar b d. Breng me maar een h, 1
letje bo n … “‘
aa t voordrach t a onden rgani e rden de
B uman o k hui kamcrt 111 n tellingen met
werk van kun t naar di onderged ken\ aren en
dringend erlegen zat n 111 g Id. arin, beto nde
zi h daarbij c n wiek t verko ter die
menig kun t\ rk voor goede prijzen an de hand
deed. Die expo iti bra hten heel wat , erk met
zi h 111 e n ook behoorlijke ri i o’ , , ant bij
nraad rn e t alle in allerijl ingepakt en pg b rg
n worden.
c/1rij11er-lwoglem11r
t\111011 l’/111 D11i11kerke11.
‘Hé, Toontje, hoe kom
jij /, ier zo verzeild?’
vroeg \lictor 1’1111 \lries/
1111d l,e111 verbnnsd,
1oc11 !,ij bij de 80111111111s
een lczi11g /,ic/rl. ( Partiwlirrc
collectie)
I e 11oordmchtsk1111 te-
1111rcs hnrlottc Köhler
gedroeR zic/1 r/ls en
1111kkige diva bij de
B0111111111s. (Foto
KIPPA )
22 | jrg. 22 – nr. 1 zwols historisch tijdschrift
Dit ra11111 aan de achterzijde
l’ hij een go de klant van d bibli theek van
Van Pallandt. Zïn dagboekbl, d n vul Ie hij voor
een gr )1 deel met be piegelingen over d b eken
en · deb die hij la : de ed rlandse dichte
, , en Roland Hol t,
de hr A e atole Fran –
e, ·Ie in hitm 1
ia an ko rde hij r
de sonnetten, ak n g aar zei 1
lezing ver – en apj lang t llenden
l n huize van me r ier , e n litera –
tuurli fh · mm 11.
n andere a tiviteit van Bouman wa het
1 ren van Rus i h, in welke taal hij werd ond rwezen
do r s hrijver en Ru landken ner Jef La t,
die eveneen in ·erde ondcrged ken zat. ok d
aard e dingen de leven bi ven niet nbe pr ken .
lneenbri faan arina rz chthijhaarzijna
ié, mr. Pet r Kapteijn, te ragen f d z kans zag
in Zwolle ig, r tt npapiertje te bemachtigen. p
2 november 1944: ‘Mi sch ien kan Wittenaar [sigarenwinkelier
in de a cnstraat, vd J hem r
v or mij aan helpen. Ik kan waar hijnlijk t, bak
krijgen. Peter moet er dan ook zo’n igaretlenrol-
1 tel bij kopen. Zou het lukken?’
Toen hij op 10 november wegen. onraad w er
en , gewapend met 1, ee kruiken, in zijn 1,rnphut
Dagboeknotities
van Harro Bouman
11 oktober 1944
13eeld w111 ari11a B011 –
111011, gc111ankt door de
mei het echtpnar B011-
11w11 he11rie11rlc beclrlho11wer
Titus Leeser.
( Particuliere collectie)
‘Ik zal een artik I moeten s hrijven over nfi l111ffi11g vn11 het 11i1s op des ho len.
ln plaats daarva11 zal rfa11 helaa- Engels moete/1 ko111e11 i11 plaats va11
Frans. Ook verdient R11s isch nis verplicht vnk ovenve i11g.’
22 oktober 1944
lederee11 is v rvu/rl \l{l/l het offe11 i f rial ko111 11 moet om 011 te ,,er/ossen.
Maar zo11 dnt niet tot liet voorjaar wnchte11?’
5 november 1944
‘Gebrek in ,v st 11: barbarij vn11 d e 1vaa11zi11. \\/elk een overvloed wa er e11
ko11 er op rfe hele narde zijn. lnnt het 111e11 ·elijk gebroed zi h op elijke wijze
als tl,nns te sappel werken voor vredeswerk. 0111ber verscl,iet va11 k/ei11zieligherfe11,
die onver111ijrfelijk 11nnr /,et 01111111111is111e z11/le/l vo re11. ‘
24 | jrg. 22 – nr. 1 zwols historisch tijdschrift
de nacht had do rg bra ht, hoord hij de v lgende
ochtend een fluitje klink n:
‘Ze tonen: on familiefluitje, Aux nr111es citoye11s
uil de 1lar eillai e. Buiten zi ik .irina en
k’ (bijnaam v r d jong te, t en a htjarige
z n Arnout,\, vd ).
ild ru htcn
Alarmerend waren de beri hten en geru hten die
h m daarna uit Z\ lle bereikt n. Bouman
schr ef: ‘ olg n een verhaal heeft een Duit e
d kt r aan n Holland e ollega een kaart laten
zien, \ aar p peld orn taal met een blauwe
kring er omh n, De enter met een rode en z, 1-
le met een dubbele r de. Dat bet kent: p Ido rn
zal niet verdedigd w rd n, Deventer naar h t uit k
mt en Zwolle t t het laat te hui .’
Verder ernam Bouman dal vlakbij d a hterkant
van zijn hui op de Potgietcrsingel e n tankgra
ht , a gegraven en een bunk r g bou, d.
T en hem k nog het, ild g ru ht t r re kwam
dat het Zwol e ger ht gebou1 , h u1 burg
de n, de ude mba ht h ol n d ijz rgieterij
an \-\Ij pelweij d or bommen waren getroffen,
erzu htte hij op hrift:
‘Wat wordt er van mïn hui • het geboortehui
mijner kinderen, e n ruïne? aan el, lief ord,
van onze gezelligh den, onze kindergeboorten,
onze lezingen, onz tentoon tellingen.’
erkleum in de vrie k u tu n de dunne
h uten I andj . an zijn prieel hreef hij p
1 de ember 1944 in zijn dagb ek: ‘Wanneer zal d
mi daad en mi handeling in dit land ophouden.
uizenden mann n uit teden gedep rteerd,
bee ta htig verm rd, opgepakt in Rijnaken, half
in het wat r. Een harde manier m te leren wat
Duit er · in wezen zijn. Die goeiige edcrlander
di h t niet wilden gel ven, ten ijl z het al jaren
zagen gebeuren en aank men.’
1 n de periode van bijna een half jaar dat hij p
Eerde verbleef, onderhield hij in het diep te
g heim en briefwis eling met Vi tor van n –
land in Dalf en.
‘Be te tante r’, beg n B urn.in zijn epi tel .
‘Be te neelj •, ant, rdd an ricsland.
H ezeer Harr Bouman betrokken wa ï het
literaire Ie en in ederland bleek in maart 1944,
de donker te en ang tig te peri de van de bezetting.
an ’tante or’ schreef hij n brief an
zeven kantje , waarin hij zijn plannen ntVOU\ de
o reen nieuw, na -oorl g lit rair en filos fi ch
tijd hrift met de naam D’ ie111ve ferc1111r. Tan r
reageerde enth u ia t ma r in de haar te
van na d bevrijding z u r niet meer van dit
o mem n k men.
Kcnm rk nd r Bouman wa het feit dat in
de n titie , die hij in zijn onderduiktijd maakte,
ni t rug te vinden wa van 1.ijn contacten met
1’vl 11se11 uit het we ten vn11 het ln11d die ho11ger leden, hnalde11 per fiets voedsel vn11 liet plnrt l(llu-/ i11 ooste11 e11
110orde11. Bijgnnnrlc foto ’s 1011c11 de zoge/rete11 /ro11gertrekkers op de 1fcppelcrs1matw g c11 i11 de Mastc11broekerpolrler.
Bij de familie 8011111n11 i11 de Koest mat werde11 vele11 vn11 /re11 opgevangen. ( ol/ectie H 0,
Archief tic/1ti11g Zwolle 1940-19-15)
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 1 | 25
Van ri land en all andere be riende onderduik
r . Het lek nd zijn nverbiddelijke di retie
di naar voren kwam in alle dagboeken en reisv rlagen,
die h ï van 1915 l ten met 1945 bijhield.
Bevrijd
p 6 april 1945 zag h l r nnar uil dat rnmen
(bijna een week e rder dan Zwol! ) door de anadezcn
zou \ rden b vrijd. Hnrro’s drie kinderen
\ aren in middel naar hem toegekom n en in E rde
in een deel van de uaker chool ond rgebracht.
loed r arin, had de I e tand in Zwolle
te dreigend gev nden. Aleid, He I en Arn ut
werden naar mmen gebra ht do r orrie van
Dijk di Carina tijden de rlogsjaren 1eed bijtond
in de zorg voor de kinderen. Deze orrie
wa trouwens altijd al een grote steun in huize
Bouman gewee t.
Harr in zijn dagboek: ‘ edert vrijdagm rgen
zijn wij rij, d.w.z.:’ -m rgcn. zag ik twee tank in
de verte rïden. Ze · h ten rbij op d \ eg naar
D n Ham die bij e ingang v, n het hui erde
1 dre ht p de rijlaan taal.’ Maar het bi ek te
vr g g jui ht. T\ ee dagen later: ‘De anadez n
en de ederlandse Binnenland e trijdkra hl n
h bben zi h I ruggetr kken p Den Ham. D vijand
zit nog in mmen (600 man). Eerde i du
een niemand land geworden. (. .. ) Tu n eppe!
en Z\ olie m eten para huti ten g land zijn en
rondom z, olie mo I heftig ge o hten , orden.
Wat d et arina, zij zal to h w I tijdig uit Zwol!
1 ggaan?’
Ten ijl hij in dat ni mand land
111 ederzi I alleen in zijn tuinhui je za t, hr efhij:
‘Het ei 1::naardige i dat d ze onz kcre t etand
van invloed blijft p dez n titie . Ik heb
n g teed ang t vo r de of. ‘ t I geen ang t d, t
de ! f dit hrift n g zal vind n. Dergelijke g g –
ven I over onderged ken rienden en d rg lijke,
\ vdV) zijn hierin niet te vind n. aar h I i de
p r oonlijkc nzekerheid. De i\fof neemt wraak,
omdat hij meent in d ze aan tekeningen beledigd
te zijn f mdat ze Deuts hfeindlich zijn. Dat i de
mentalit il van de I lof. nverdraagzaam, laaghartig.
Zijn werktuigen zijn dan ook schuim:
Landwacht, V , N B. Maar waar mw rd ik naar
mijns hrift gedwongen? m voor mijzelf gebeur-
teni sen gevo I n n geda hten va I t I ggcn.
m later o er te lezen en v r teld of ven onderd
te taan. Om later te zien dat ik een hurk of een
engel\ a ? ee, beter m te zien dat ik ben die ik
ben.’
n toen kwam d hte be rijding. Harro B uman
keerde terug naar Zwolle, d tad die de Duiter
, zijn bange voorgevoclen ten pijt, bijna zonder
slag of toot hadden prij gege en. Hij vierd er
de bevrijding am n m t zijn vriend i tor van
rie land, die zi h vanuit zijn Dalf: r nderduikadre
naar de K e traat had g haa t. Ze t rtten
zi h met overgave in het fee tg woel en maakten
het knap laat. arina zat tot half ze in de ocht nd
op d trap te wacht n tot ze thui kwamen.
Zwoll liet zich gaan in n wekenlang eufi rie
en Bouman deed er op zijn manier a, n mee. Hij
ntm ett er o k weer zï n vriend laurit van
Karnebeek, de nderged ken burg mee ter die p
de dag an de bevrijding in zijn tad Z1 !Ie wa
terugg keerd en enthou ia t werd begroet. Z
waren blij elkaar terug te zi n, \ :mt ze hadden
heel wat ervaringen uit te wi elen.
Van Karnebeek
In zijn drang naar dis r tie had Harro Bouman er
olkomcn g lijk in g had dat hij in zijn dagboek
111 het laatste oorlog –
jaar werd er op de Potgietersi11gel,
vink achter
/,et /111is vn11 de fn111ilie
Bo11111n11, ee111,111kgmcht
gcgrn ve11. ( ollcctic
H 0, rchief
1id11i11g Zwolle 1940-
1945 )
26 | jrg. 22 – nr. 1 zwols historisch tijdschrift
B111gc111ccstcr \ln11 Kar-
11cl1cek komt 1111 de
l1c,,rijdi11g tt’rug i11
Zwolle e11 ll’ardt op de
Grote /\.1nrkt tocgcj11icli
1. ( olie tic H
Archief tichti11g Zwolle
19-10-19-15 )
niet uil d h ol klapte v r Lijn omgang met
Van Karn k tijden d oorl g jaren. l,rift –
lijke bewijzen van afkeurende pvattingen er de
handelwijz van I uit e bezetters en
1 aren veel te ge aarlïk. Ni ttemin is het oor historici
jammer dat de ge prekk n van Van Karnebeek
en Bouman zijn vervl gen met de r ok van
hun daarbï opg t ken igaren.
De ’13oumannen’ gingen immer. el m met
an Karnebeek en zijn vrouw, Dorothée, b r nesan
\ ïnberg n tot Bus ·loo, en Bclgi. che an
afk m t. De twee htparen bra hten vele uren
met lkaar do r, waarbï ongetwijfeld het reilen en
zeilen van e n burgcmee ter in oorlog tijd diepgaand
L r prake zal zijn g komen.
Jhr. mr. 1.P.M. van Karneb ek, die in ·eptember
1 40 burgcm ter . van Wal um had
Toen de Duitse bezetters zich i11 het eerste jnnr vn11 de oorlog 110g vm1 l11111 beste zijde probeerden te laten zic11,
11n 111c11 tie II ic1111• l.,c11oc111de b11 rge111eestcr jhr. 111 r. M. P. M. l’f111 Kn nrebeek e11 zij11 ec/r 1ge11otc, l.,n rom:sse Vn 11
\ \’U11l,erge11 tot 811 ·sloo i11 sclw111vb11rg deo11 deel na11 een zogehet ’11 éénpa11s11waltijd, gcorga11iseerd door
de\ Vi111erl111lp. Zijflm1kcre11 op de foto de toe11111nligc co111111i ·sari 11a11 de ko11i11gi11 i11 l’erijs el, 111r. A.E.
bnro1111a11 \foor t tot \loor~t. ( it: De Prn11s komt, \ l’aa11ders 1990)
zwols historisch tijdschrift jrg. 22 – nr. 1 | 27
opgevolgd, wa partïloo en bet onde zich allermin
t e n vriend van de Duit r . Aanvankelijk
prol eerde hij voor de Z\ ol e bev lking er het
be Ie van IC maken, maar \ erd t ed vaker
ge onfr ntecrd met ei en van de bezetter die niet
alleen getuigden van mina hting v or democrati –
he opvattingen, maar te en n zware druk op
d ingeze tenen legden. Dapper telde hij zich herhaaldelijk
te weer tegen uit · maatregelen n
bleef op zijn po t m de bevolking zoveel mogelijk
in be herming te nem n. Maar in eptemb r
1944 \ rd het hem te g rtig. Hij pr te ·teerde t
he tig tegen de \ angarbeid an m,

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2004, Aflevering 1

Door 2004, Aflevering 1, Afleveringen, Jaartal, Overig, Zoek in ons tijdschrift

2 | jrg. 21 – nr. 1 zwols historisch tijdschrift
De cbusse’ in de ZAC-revue
I c ‘bu c van kuil ‘ wa in Zw tie z p pulair dat
hï verscheidene kcr n in optochten en theatervoor!>
tcllingen I crd uitgebeeld. Dat gebeurde ok in de
Ruiten iëteit, 1 aar in 195 hel ze tigjarig be taan
van de ude z, ol e p rtv reniging Z I erd
gevierd. 1 hel toneel wa · toen een aOevering te
Lien van de roemru hte Z -re ue die reed vanaf
het e •in an de rige eeu1 een van de h ogtepunten
in het Zwol e uitgaansle en ormdc.
Hoo dthema van de1.e r ·vue waren dik\ ijl.
p het I neel nageb 01 te rei’l n naar erre o >rden.
huue’ · bu en, die iedereen in Z1 ollc ken de,
kwamen daarbij g cd van pa .
Z ok in 1953, l en een gezel chap Z C-en,
werd uitgezwaaid d or ) van Itter um (re ht~ ).
de tijd een b kende Zwol c portman die ook in
h I ama Leurt nccl a tief I a,.
( ollectie art1c11r)
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 – nr. 1 | 3
Redactioneel
De ‘bu e van kutte’: dat verdient een extra dik
themanummer. l aar zal iedereen het mee een.
zijn. De bu ndcrnerning di tu en 1937 en 1982
de tad dienst onderhield, i du danig met Zwolle
verwev n d. t zij bijna net zo’n ik on van de tad i
geworden al de Peperbu . De ‘bu e van kutte
li p ni t oor niet , el een mee in de arnaval –
opto ht. Toen de b kende Zwolse journ, li t \,\/illcm
van der Veen dan ook de reda tic een volledig
manu ript over de gcs hiedenis van het per onen
ervoer in z, llc aanbood, hoefde zij niet na
te denken. Het re ultaat heeft u in handen. illem
van der \ een heeft zijn tek t voor en groot
g deelt kunnen ba eren op de nagelaten aantekening
n an opri hter Herman hult en op
•c r kk n met dien zoon Han . ok heeft hij
rijkelijk kunnen putten uit de i to olie tie van
hulle. Deze uitgav i. en fee t der herkenning
oor elke re htgeaarde z, ollenaar. iedereen heeft
\ cl herinneringen a, n de kleine ‘ itycoache ‘ die
zi h d or de nau, e binnen tad tratcn per ten en
hun tationnetjc hadden p h t Ga thuisplein.
\ ic heeft niet met bewondering gekeken naar het
pra htige Zwol e tad wapen dat hutte-werknemer
Hui in ’t eld ·teeds zelf a hter op de bus ·en
pen eelde. En huil wa meer voor wolle dan
alleen de uitbater van de tad dienst; hij organieerde
vanuit de c ht traat ook vele bu rei je
lang de Rijn. cle Zwollenaren ko ht n bij hem
een ol o of DK\ , an t hij wa ook autodealer.
D e r-te herinnering an Will m van der
e n aan de ‘bu – e van kulle’ konden dicht bij
hui blij en. anuit het raam an zijn uderlijk
hui aan d r t tarkt had hij uitzi ht op d
bu halte. Zijn m der maakte wel een een rondje
met de tad dien tal ze wat opg m nterd moe t
w rd n. 1 et hielp altijd. \ ij wen en u veel leesplezier
tijden uw rit met hutt .
Inhoud
Van paardentram tot
‘de busse van Skutte’
~ .. en loop’n det dutte’
Willem van der een
Auteur
Lijden weg van verlies
en mi lukking
Zoon van veerman
werd bu ondernemer
lakken in de leiding
en bu en in de chaapskooi
Gemoedelijke ringlijn\ aa ierde
uit naar alle , ijken
111s/ng: Het Gnsth11isplei11 begin jnre11 zc5tig,
111et de b11sse11 vm1 c/111tte. ( ollectie ch11tte)
4
10
19
35
4 | jrg. 21 – nr. 1 zwols historisch tijdschrift
\i illem an der een
\lier b11sse11 i•a11 c/11111c
uit het a sorti111e111 w111
vlak m1 de oorlog ( 1948).
\ln11 li11ks 11anr recht :
Dia111ond, B d ord,
Mercedes Be112 en tewart.
( ol/ectie c/11111e)
Van paardentram tot ‘de busse van Skutte’
~ .. en loop’n det dutte’
Al mijn moeder zi h ver eldc, h fd z
maar e n rondj door d tad I maken om
, eer in n goed hum ur te rak n. Dat
deed ze door middel v< n de stad bu , ftewel 'de bu . an ku111:' zoal die d r de Zw Il naren 1 erd genoemd. Ze hoefde er nauwcl ijk de deur voor uil, 1 ant hu lle had zi h vlak v or n hu i op de rote Markt erz k rd an en hal te. Het in lappen alleen al bezorgde mijn moeder een plezierige gemoed temming. Z zwaaide al zï in dat grij blau1 e koekblik om d h k van d Luttekc. traat erd, een. Ov r tnpp n h efd z ni 1. hutte maakte in de ja ren veertig en vijftig van de twintig te eeuw altijd hetzelfde rondje. én met d klok me en één er tegenin. 1 ie noemde hij - met enige trol - lijn 1 n lijn 2. Na een ha lf uurtje I a mijn m eder terug. erk\ ikt d or d aanblik van al die rtr u, d traten, singel en pleinen, 1 aar n Lij oor de z veel te maal met Id cning had ge n tat rd da t ze 11 g al tijd p dezelfde plek lagen. K, iek tap te ze uit bij de halte aan de o erkant, vhk voor de Ho fdwa ht en stak de r te Markt er, blij naar n la h nd al w haar cl r het raam aan zagen k men. Jarenlang he ft z da t uit tapje !gehouden, totdat ze eind jaren ze tig m t verhu izen en er geen bu halre in de nmiddellijk nabij heid va n haar niem e woning te vind n I a . zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 1 | 5 ~!ïn mo d r \ a· tr uwen niet de enige die rijblijvende rondje in de tad bu maakte. m werd ze gezel · hap geh uden d r knaap· di door hun moeder op de bu \ rden gezet om ze een o je k\ ijl l zijn. D haufi ur zorgden er r dat ze weer bij de jui te halte uit tapten. D tad bu en p de rote larkt v rmden e n nv rbrekclïk nderdeel van het leven in mijn uderlijk hui . lijn vad r, d nt\ rp r, t k naar en kun t childerTeun an der V en di altijd oor het raam zat tet kenen en te hilder n, zag ze elk kwartier de markt opdraaien en hun men elijkc lading in het ent rum an de tad aOev r n. 1 hij p warm z mcrdag n de v n t r had opge choven, kreeg hij een fik e nuif mee van de blauw dampen die van de halle beneden op tegen. u ja, die konden er nog \ 1 bij ... bij all igaren die hij to hal rookte. In die jaren wa luchtvervuiling nog niet zo'n punt. Tenmin t niet oor mijn vad r di ndanks zijn gedamp peen paar dagen na n g ntig werd. Hij i trouwen een tijdlang verl t gewee t van die die elwalm, toen de halte was verplaat t naar de toep o r De I larm nie, chuin tegenover on hui . Het had voor h m nog een ander v ordeel. ieu\ gierig al hij wa k n hij p die plek veel beter in d gat n h uden wie er zoal uittapt . Bindend clement 'De bussc van kulle ... en loop'n det dutte'. Een ijzer terk rijmende logan, die alle Z\ ollenaren boven de veertig kennen al ze ten min ree n beetje met het tad diale L vertr uwd zijn. hutt heeft 'm niet zelf verz ,men. Maar niemand kan de aut bu ondernemer an plagia t be huldig 11. D kreet i d r de Lïdcn he n va nzelf ingeleten in het bewu tzijn v n de Zw llenaren. De r van e ond l gaal naar een gelijknamige l\ ol e rijwielband laar die er in de jaren vijftig m e , dverteerdc in de 'Blauwving r ' d rubri k van klein annon in de Zwolse 011mnt. ' en fi t e van kulle ... en I op'n det duu ' w rd daar week-in -week-uit vermeld. or dez imp Ie orm van ervoer i · de lagzin igenlijk nog kernachtiger. ·en fiet loopt imm r niet anzelf. Daar De stnrlsb11s vn11 c/111tte kreeg in 1937 een /,afte op de rotc i\larkr l'lnk 1•oor De Hnr111011ie. ( ol/ectie c/111tte) Diezelfde bus op zijn route die onder meer door de Rhij11vis Fci1h/nn11 langs het ophin Zieke11h11is voerd . ( ollectie c/1111re) 6 | jrg. 21 - nr. 1 zwols historisch tijdschrift Duppies sparen om met Schutte op pad te gaan Hem1n11 h11ttc heft zij 11 busbedrijf door de jnren heen rendnbel ku1111 11 lio11den, doordnt hij to11ringcnr bief exploiteren. Als hij het alleen vn11 de stnrlsdienst l1nrl moeten hebben, zo u cl111tte's To11rs nl snel 11n de T111cC'tie WC'relrloorlog 11nnr de 011dergn11g zijn gevoerd. De exp loitnri e w111 de stndsb11s e11 kostte elk jnnr zoveel geld dnt ge111ee11tclijke subsidie een bittere noodznnk wns. En zelfs met die - veelal krap be111ete11 - overheidsste1111 bleek overleven 111oeilijk eno eg. Her,,inn c/11111 wns een vi11di11grijk mm, die hn11delsgeest pnnrd e na11 li efd voor !,et vnk. Het liefst wns !,ij bezig 111et het org1111iseren vn11 reizen. Dnr z ij11 gamge dnnrnaast ook 110g lier dealerschnp 11a11 11kele gere110111111eerde 111erke11 vn11 perso11e11a11to ', zon Is DK\ V - lm er A 11di - en Volvo, ko11 11itoefe- 11e11, 111as ee n i111p11/s ex rrn 0111 de verliezen van de stadsbussen op te vnngen. Mnnr de ro11ri11gcnrs bleven zijn troef lki11deren. Ze vom1de11 e II ex trn ste11n bij de opva11g va11 de verliezen en dienden ook al resen e, wn1111eer stadsbussen door 111ankementen uitvi /en of bij 0111 envncl,t extre111e drukt e. Bovendien kon Hen 11a11 c/11111 er zijn gevoel voor show en feestelijk vertoo11111ee 11itl ev 11. De rote znal 11m1 de B11ite11sociëteit kwam er z lfs aa11 te pas om 111 e11 e11111etzij11 to11ri11gcnrs 111ee te lat II r iz 11. nnr waren Î11 de jaren vijftig e11 zestig drukbezoc ht e actie -m•o11de11 te beleve n 0111 potentiële reizigers an11 het sparen t krij en. Er werden films gedraaid, er tmrle11 artiesten op en nl de ste111111i11g er goed i11znt hief de hele zaal op de wijs w111 ee n to ent ertijd bekende melodie, gespeeld door de i11 Zwolle roemnicl11e pia11i t /,ri s Ba ckers, een speciaal voor deze gelegen- 1, eid geschreven lied na 11: 's Winters spaart 111en een duppi of wm en 's zo111ers gaan we 111et c/J11tte op pnd. E11 wanr gingen die Z1volle11are11 i11 zo111erse tijden dn11 wel alle man/ met c/1utte's Tours nanr to ? Het begon 111et dagtochten 1uwr bekende I ederln11dse oorden als c/1eve11i11g e11 Zn11dvoort e11 Valkenburg. Spoedig kwamen danr D11it e steden bij, zoals Keulen en Diisseldorf Doordat de 111e11se11 liet wat r11i111er kre 11 e11 de reislust steeds meer toenam, konden 111eerdnag er ize11 11ie1 11itblijve11 . De bussen van chutte werden i11 Pnrij gesignaleerd, i11 het Zwarte Woud, in or111n11dië of zelfs e paardentram passeert de vrijdagmarkt op rote en de Melk111arkt. Deze foto
,erd gemaakt door de bek ll(fe Zwolse i11d11strieel ./. Wi peliveij die in zij11
rije tijd cc1111erdic11Stclijkfot0Rmnf wns. (Foto C.J. \ Vi pel,veij, collectie H 0 )
utig wa de gemeente niet. Ze vondc
het p h t tadhui al erg gen g dat ze niet
zeggen hadden over d dien tui tv ering.
K n nadat hij wa begonnen kreeg an Til t
een on urrent bij. en zekere J. Pek, autove1
huurder uit een Zuid-H !land dorp, eg never
een met een bu j te rijden. Maar al gauw wer
het h m duidelijk dat hij zi h glad p 2′ olie ha
v rkeken. a een paar maanden z ht hij n,
w r zijn h il in het we ten.
Van Til laagde er maar niet in op regelmati~
tijden te rijd n. Hij maakte bepaald tijd tipp
per advertentie in de kr, nl bekend, maar hij hiel
zich er Ie h taan. H t b am n er op ongev r tie
ritten er dag van ‘ m rgcn a ht tol ‘ av nd
negen uur. Een ritje van het zickenhui naar ht
tation f van de r l Markt naar de V ralle
ko tie 12,5 ent. r het traje l ip trik- ceral
1 e of rote larkt-Katerveer m c t men het dub
bele, een kwartje, neertellen. ezicn de gering
verdien ten uit die jaren – de h 1ft van de men c1
beurde nam elijk twintig gulden in de weck
waren die prijzen bepaald pillig ten emcn.
an Til kreeg r in 1926 w er een n urrent bij
garageh uder Rauk pf zag pcnbaar vervo
al een aardig bij erdicn te, maar hij mi rekcnd,
zi h zozeer dat hij het p cdig moe t pgeven e1
er zelfs failliet aan ging.
Door de teed tijgcnde k ten – benzincprij
zen en nd rh ud – 1ing het met an Til knie
g ed. Een li htpuntjc, a dat de pr incie er
ij I hem in 1927 vergunning verleende oor eer
bu dien L naar het Kat r er, voor l\ lle de ni•
ge t egang p
vincial vergunning wa verci t v or een bu ver binding
tu ent, ce gemeenten. En het Kat rvee1
lag immer in Zw llerker pel.
De ondank hield an Til het ni l lang m e1
p eigen enen v 1. H ï kJ pte bij de gemccnt aar
v r ub. idi . Het tad be tuur , eig rde, maai
vertelde er niet bij dat het eigenlijk be l blij wa .
dat het p deze gemakkelijke manier van Van Til
afkon komen. De heren, ar n verre van 1cvrepi ing
zijn er te na \ a . ‘Al d bank er geld in wil teken,
dan kan ik het ook’ ri p hij. Het beh eft geen
twijfel dat zo nlief zijn vad r t en ziel d, nkbaar
aankeek. De bank h, hij niet meer nodig.
Punctu 1
inmidd I druk b zig m l h t bou, en
en. Herman hulte k n zich nu met
e n geru l hart wijden aan het nt\verp n van een
dien tre lin en de va l telling an zijn tarie en.
Van én ding, , hij in elk geval d ordr 11gcn: het
m t beter dan zijn v organg r het hadden
g daan. ral pu11 tueler, ecnv udiger, met
minder kan op ompli atie 11 daard or rend, –
beier. Hij begon met het opzetten va11 een kwarzwols
historisch tijdschrift jrg. 21 – nr. 1 | 25
tierdien t die liep an ‘ morgen half acht tot
‘ av nds elf uur. Tien ent voor e n enk I rei ,
vijftien ent vo reen retour en o r kinderen en …
h nden een tarief van ;,ei. ent. De hauf eur k n
hij 10 overnemen van zijn oorganger l-lardon,
voor een loon an t\ in tig gulden in de I eek.
hutt ging – tere ht – van het tandpunt uit
dat en h ge frequentie van de rilt n n n tipte
handhaving van de rijtijden de allerbelangrijk te
voorwaarden voor u e betekenden. En ook dat
va t halte daar oor een d1 ing nd ei I aren.
Van de gcm nte huurde hij e n garage in d
V ht traat, waar genoeg ruimte v r zijn bu en park
,ou zijn. ! lel \ erd de pi k, , aar ‘ hutte’
î ur ‘ meer dan vc rtigjaar niet meer I g te den ken,
a .
D jeugdige baa m ht dan nog zo v rtva rcnd
zijn, z nder bekwame te hnische hulp zou
hij het niet redden. Maar gelukkig werd hï van het
begin af bijge taan d or een v ortr ffelijke mont
ur, H. Blom, die hem in de er t m eilijke jaren
t t gr te leun wa .
h, 1 aar moet j niet allemaal aan denken al
ie begint aan 7 ’n vc lei ende nderneming?
atuurlijk … de kaartje .. ! au1 gebeld naar de
firma R eland in hicdam die met dat . rt karwettJe
ertr uwd wa . k die zegde tijdige levering
toe. Eind augu tu 19 7 kwam alle binnen.
De bu sen, de kaartje en wat er allemaal nog meer
bï ho rdc. Herman hutte ·1 nd met 1ijn ;,cvcn entwintig
jaren o r de r te tap: een e hte aut –
bu ondern m r te worden.
pto ht
an de vo rav nd an hutte’ · tart met ;,ijn
nieuwe tad dien t I erd Koninginnedag gevierd.
Het leek een hitterend id 111 de nieuwe busen
mee te laten rijden in de traditionele opt ht.
p di manier k n de z, ol e bevolking het be ·t
kenni maken 111 t de rijdende aanwinsten in het
·tad beeld. r p r cd d ni uwste toerwagen,
de iamond , die pla, t b d aan dertig per –
nen. Daarachter kwamen d drie Id ·mobiletad
bu en mei twintig zitplaat en. De kleur
blauw met grij. die latere n begrip I erd, w, hier
voor het eer t te zien in de z, ol tra ten.
hutte be I t om ni t z lf a hter het tuur
van een an zijn bu en te gaan zitten. m de
c/111tte’s eerste l,11s in
193 i11 Olst 1vi1s er een
w111 liet merk tewnrt
met C<'ll rn rrosscric l'll 11 \11111 Leersum. ( ollectie /1111tc) 26 | jrg. 21 - nr. 1 zwols historisch tijdschrift Ee11 lrls111obilc 11it 1937 1•a11 c/111tte 111et de c/111111Je11rs d111111m1 c11 Platje. ( o/lectie c/1111 - te) an de om tand r te p ilen, ging hij lie er er en naar de pto ht kïken. oor niemand opgemerkt - wie kende hem to n in Zwolle? - ond hij een plekje bij de a enp ort. A hteraf bezien hield hij zeer gemengde gev elen ver aan de pontanc pmerkingcn die 0111 hem heen klonken. l lij heeft het later herh aaldelijk verte ld: 1 man I zei: 'Mu'j kieken, det bint de ni 'je tad. bu en van kulle. K n ic 'm niet, hij i en zönnc an ku t te an 't \ ijhe c veer. Die wil èven de en ten van zien va opmaken.' E n ander: ' ow, dan zal '1 wel weer gauw relopen \ èz n met di tad dien t. ·en derde: "1 Ziet er allcmaol pra htig uut, ~ki tierend materiaal, maar ij giet er a t met nö ·· r d blik cm.' 1 het gek dat huttc een b tje aange lagen naar hui li p? t\laar Lijn va tb radcnheid leed er niet ndcr:' lijn eer te geda hte wa : Ik moet la g n, ander maak ik mijn ouder arm! ' c olgendc m r n - 1 eptember 1937, de gr te datum - wa H r111an hutlc al vroeg in de garage aanwezig en ri p de hauffeur bï elkaar. 't Leek hem goed hun te vertellen wat hij de v rige dag p traat van zijn p tentiële klanten had geh ord. Hij gaf hun de vo lgende in tru tie. mee: ' el goed op men n die hun hand op t ken , , ant die wil! n 111 1 de bu mee. V ee beleefd tegen d pa - agier en probeer p tijd te rïden. oral dat laat te, daar gaat h t 111. iemand blijft \ a htcn totdat er\ reen bu k ml. ' zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 1 | 27 ' De hauffeur hcbb n het fanta ti h begrepen ' zei Herman hu tt e jaren later ' a naf het e r te begin draaide 112 tad dien t prima .' k in de garage liep het be. 1. M t zij n m nteur Blom had hutte een hcma opgezet vo r he t nderh ud van de bu n. V\lekelijk bleef elk bu éé n dag in de garage v r on tro le en door meren. 1 het do r de drukte ov rdag nie t kon, clan m e t het maar ' na ht . 1 n die tijd k, am het n g niet in d m n en op m tegen dit oort arbeid i n t protöteren. ' lnte gend cl ', zei d baa , 'de am nwerking \ a fanta ti ch. \ e leken n t é n gro t gezi n. runden het bedrijf al broer ond r elkaa r.' Ook l lerm, n aan taand vr U\ iV[i n deed m e. Zij zat p kant r m de administra ti e te doen en md de chauf~ ur af te rekenen. ok zorgde zij v or het bïvull en an de tr omm ltje met hartje ... Hartj ? Ja , da t \ aren de n pje die kinderen kregen al z met de bu meereden. Het Zw I e publiek b leek het go d te kunnen vinden met de nicU\ e ·tad dien t. 1 n 193 , het eer te ollcdig jaar van xpl itati , erde n er bijna 400.000 men en erv erd, veel 111 er dan r 011111 een jaa r in de b ol e tad bu en had gezeten. De een oud van de ri nglijn - do r d binnen . tad en all e tadswijken - bleek een u : om het kwar tier e 11 bu , de ene m t de klok mee , de andere e r tegenin. De men ·en wi ten waar ze p konden rekene n n tapten vrijwel al ïd pr ic op tijd in . \i el kreeg chutt ' To ur met prob lemen te ka mpen toen zowel de Diez rpoortenbru, , 1. de ieuw Ha enbrug volledig vernieu 1 d moe ten worden. H I had tlink o ml eidingen t t gev lg. Zo reed d bu gedu rend enkele jaren anaf de Brink via het r t \ ezen land o er d a · en p rt enb ru g m zo ia de \ ilh lmina ing I de Diezer traat t bereiken. Maar o nd a nk dit ongerief had Herman huttc all reden m de toekom t met vcrtrou , en tegem et t zien. ' Il waar ik me zorgen o er heb gemaak t, alt heel erg 111 e ' da ht hij bi j zichzelf' wa t ka n n nog verk men? ' De jonge onderne mer had er niet p gcrek nd dat de inte rna tiona le ituatie hem p di tot een heel and r handeh ijze z u dwing n .... De ro te \lnrkt eind jar en dert ig 111 et ti e i11 19_9 nnngelegde ro 1011 - de. \/oor De Harm onie ivn s toe11 e 11 b11 sh11/t e. ( it: 'A ls de Dag mn istcre11 ', 11r 4, Zwo ll e 199 1) 28 | jrg. 21 - nr. 1 zwols historisch tijdschrift Slakken in de leiding en bussen in de schaapskooi De zorgen vo r het nieU\ e bedrijfkwamen eerder dan verwacht. En dat had alle t maken met de internationale t e tand aan het einde van de jaren dertig. Herman chutte n t1 ee van zijn belangrijkste krachten in de werkplaat , Blom en cholten, 1 aren dienstplichtig. In , eptember 1939 werd de mobilisatie van het ederland e leger afgeko nd igd en al p edig viel er bij het drietal thui op de deurmat en brief met h t bevel zich met gez, inde poed voor hun nummer te melden. Plot eling zat de ker verse mevrouw Mien chutte-Do ter er op haar kant ortje alleen voor. at moe t ze zonder onmisbare kra ht n b ginn n met de stad dien t die juist zo goed beg n te draaien? Gelukkig werd via een hoge ambtenaar van d gem ente Zwolle, die wel inzag dat de ·tadsbu en het algemeen belang dienden, bewerk t lligd dat de drie • chutter vo rlopig met groot verlof konden gaan. Het voortbestaan van de tad dien t wa vo r v n erzekerd. 1aar niet voor lang. De internationale drei ging werd teed t rker. Driek, art jaar later, b gin mei 1940, 1 as chutte in Den Haag om een verlenging van zijn verlof aan te ragen. In plaat daarvan kre ·g hij het bevel zich onverwijld te melden! Een dag later zat hij al in Voor boten, 1 aar zïn afdeling lag, en werd daar bela t met het uitdelen an wapens. De volgende dag ,. rd Herman onverwacht bij de kapitein geroepen. Deze bracht hem het dro ige beri hl dat zijn vader op terven lag. nmiddellijk rei de hij naar Zwolle en ging amen met zïn vrouw naar het oud rlijk hui in 01 t, waar ze 's nacht bij vader hutte gingen waken en zijn einde meemaakten. Er zijn van die dagen dat alle treurni en ellende tegelijk komen. ' Morg n in alle vroegte h orden de hutte' veel vliegtuigen overkom n. T en ze de radio aanzetten, boord n z het: de Duit ers vielen het land binnen, het I a 10 mei 1940. Misrekening Mijn zaak .. !' 1 a het eer te wat H rman hutte dacht. Met ien probeerde hij nmiddcllijk z, olie te bereiken maar dat viel niet mee. p de openbare weg waren overal ver pcrringen. Lopend in de uiten aarden en o er afge loten gedeelten van de dijk bereikten ze uiteindelijk het Engelse v\ erk. Maar om van daaruit naar de ech t traat te komen wa weer een he I karwei, omdat in de tad een aantal bruggen wa opgeblazen. ver de h enkuipenbrug die nog in ta t wa , lukte het p het laat te og nblik. Ik wa toen n g zo naïef dat ik d ht dat de Duit er nkundig van mïn bedrijf waren' vertel de Herman hutte later. 'We haalden eer t de benzinepomp voor de garage weg en plakten daarna alle ruiten in de garagedeur di ht. ervolg n ging n w al de wiedeweerga aan de gang met het slopen van de bu ·en. oon iellager , arburateur en ont tekingcn werden verwijderd, 1 aarna we ze op allerl i plekken in Zwolle er topten. 'Dat hebben we flink gedaan!' dachten we bij n zelf. De volgende morgen al kwam de k ude douche in de vorm van een telefoontj : 'of ik zo gauw mogelijk naar hotel Wicntj wilde komen.' Daar zat een Duit e officier te wa hten met een tuk papier waarop zijn bu en nauwkeurig ton den vermeld, met alle bijzonderheden rbij. pionage en erraad I aardt:n in die dagen overal r nd. De Duit"er gaf hutte luid en duidelijk te vertaan dat hij de volgende morg n met zijn bu en mo t voorrijden. ' Ik pr be rd hem wij te maken dat ze do r onbekenden onklaar waren gemaakt en dat de onderdelen waren mecgenom n' herinnerde hij zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 1 | 29 zi h. ' Maar kan nnadc dat 7C de hauffcur! ' t en kre g ik me to h een held - t:r me he n. Ik had maar te z rgen ol ende dag klaar tonden... m ' t ' In het begin van de oorl g wa ik nog bang v r e n Duit . r met een gr te bek. \".Ie hebben n ee n da g e n een na ht rot gewerkt m ze alle ma a l I eer klaar te krij ge n. I e vo lg nd dag moes ten I e militairen ver oeren in de ri hting a n Bcl g1e. clukkig kregen I e de bu en na en paar da g n terug ... m I h,1uffcur en al. ' Hout en turf I aar "l nden de bu n I eer in de garage . aar wat 1110 • t huue erme ? , rad dien ten kon hij ni t rijd n, 1 ani de bruggen I aren ka p t en er I a geen druppel benzine te krijg n. r gin gen tijden v orbij waa rin het j ngc b drijf niet kon uitrich t n. lntu , en\ aren er in de tad auto' ver h nen di e een o n a n ho ge ka hel m cv rd n. Het ble ken ga g n rat r n die m t hout werden •c t okt n die ga produ eerden, 1 aarop 11101 ren konden draaien. hutte had al 1 p n piekeren of di din g n mi s hien ok g hikt vo r zijn bu en kond e n zijn. Hij be 1 1 het er op te I ag n e n ko ht lric g n rat ren , n het 1111..: rk Imbcrt dat 1 •en de k nn er het b t wa . Zow 1 h ui als turf kon daarin al brand tof dienen. Men laa gd er in een gro te partij beuken - en b rk nh ut te bema hti gcn, h ut rten di v !gen djeze lfd e k nn r. het mee t e · hikt waren. ok I erd een gr 1c mec.: ha ni he houtzaag gek ht. T n nd r in, de gara ge een m rkwaardige metam rfo e. Het werd er een omplete hout zag rij n er nt tond ee n drukte van belang. Eer t I erden b mplakken van vijf c.: 111 dik g zaagd die vervolg n in ki in e blokje I erd en gehakt. 1 der en hi lp mee - d hel e lub hauf~ ur , de m nt eur n wie er maar toevalli g bi nn enli p. iemand kreeg de kan om wcrkcloo toe te kijken. Z lf: de baa . stond r g !m atig met een bijl te zwaaien. Maar di zc lfd baas ge bruikte ok ,ijn her en . Hij b da ht dat het h t me t n mi h z u zï n m d genera! ren p en aanhangwagen tje a hter de bu en te lat n ri jden . 1 an h efdc er aan de carro crie ni I te verander n. /)e l'l'l'Sll' f ie:db11s (hier 1•/<1k ,,oor het srntio11 111et n1111 de ol'erk 1111 hotel \ln11 ijte11- beek ) wcrri i1119:9 op dl' ·tnd ·die11st i11gezet. De bus over/cc nc de oorlo , doordat hij toc11 011dcr de t11n •c11 i11 tic gnmg

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2013, Aflevering 1

Door 2013, Aflevering 1, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

30e jaargang 2013 nummer 1 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift
Voor Zwolle
Vijftig jaar
gemeentelijke
monumentenzorg
Omslag: De koningsstijl in de kap van de toren van
de Peperbus met bouwjaar 1828 en naam van de
stadsarchitect H. Klinkert. (Gemeente Zwolle)
zwols historisch tijdschrift 3
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 2
Voorwoord Gerrit Piek 3
Voor Zwolle
Vijftig jaar gemeentelijke monumentenzorg
Henry Kranenborg 4
Tijdlijn Bouwstijlen Team monumentenzorg 22
Ruimtelijke ontwikkeling van
het stadscentrum Peter Boer 24
‘Soe dattet een Ewijch Werck mach bliven’
Restauraties onder de Peperbus
Johan Teunis 37
Het nieuwe wonen in Zwolle
Jan van de Wetering 51
Monumentenzorg en de praktijk
Over ambtenaren, politiek en betrokken
burgers Annèt Bootsma – van Hulten 56
Mededelingen 65
Auteurs 66
2 zwols historisch tijdschrift
Suikerhistorie
Cafetaria ‘De Sassenpoort’
De Sassenpoort en de Peperbus behoren tot de
mooiste en bekendste gebouwen van Zwolle. Al
zes eeuwen lang vormt de Sassenpoort de toegang naar de stad als je vanuit het zuiden nadert.
De Peperbus is van jongere datum dan de poort,
maar vanwege de hoogte bepaalt de Peperbus
het silhouet van de stad. Na een vakantie voelt de
Zwollenaar zich weer thuis als hij de Peperbus in
zicht krijgt.
Het valt anno 2013 bijna niet meer voor te
stellen dat er aan het eind van de negentiende
eeuw plannen bestonden om de Sassenpoort af
te breken. Dit middeleeuwse relict werd toen als
passé ervaren, Zwolle moest mee in de vaart der
volkeren en de poort was een sta-in-de-weg voor
het toenemende verkeer. Er werd een oplossing
gevonden door in 1904 een huis aan de westzijde
van de poort af te breken en daarmee een ruimere
doorgang te maken voor het verkeer dat de stad
verliet. Gelukkig voor latere generaties bleef zo de
monumentale Sassenpoort behouden.
De afbeelding van de Sassenpoort en van de
Peperbus is (en wordt) vaak gebruikt om Zwolle
te visualiseren en te promoten. Ook de horeca
haakt daar op in. Toen in 1957 in het pand Sassenstraat 54 een cafetaria geopend werd, kreeg het de
naam ‘De Sassenpoort’. Het eethuisje was gevestigd tegenover de Handelsschool (= het Refter aan
het Bethlehemse Kerkplein). Nog altijd kan men
hier de inwendige mens versterken. De Hollandse
keuken heeft intussen plaats gemaakt voor de
Mexicaanse. Het is er goed eten. Buen apetito.
Wim Huijsmans
De Sassenpoort in de eerste helft van de jaren zestig. (Collectie HCO)
(Collectie ZHT)
Redactioneel
U heeft een monumentaal nummer van het Zwols
Historisch Tijdschrift in handen. Dit dubbeldikke
nummer staat in het teken van vijftig jaar monumentenzorg in Zwolle en is tot stand gekomen in
nauwe – en plezierige – samenwerking met het team
monumentenzorg van de gemeente. Het thema
wordt belicht vanuit meerdere perspectieven.
Als eerste komt monumentenzorgmedewerker Henry Kranenborg aan bod. Hij geeft een
overzicht van vijftig jaar gemeentelijke monumentenzorg. Welke keuzes werden gemaakt en
waarom? Wat is het verschil tussen historiserend
en conserverend restaureren? Peter Boer, wiens
bureau ARCX samenwerkt met monumentenzorg, geeft een samenvatting van de ruimtelijke
ontwikkeling van het stadscentrum door de eeuwen heen. Johan Teunis, monumentenzorgmedewerker, toont een selectie van de belangrijkste
restauraties, telkens met een korte geschiedenis.
Belangrijkste item: een persoonlijk verhaal over
de restauratie van de Peperbus, icoon van Zwolle.
Een perspectief dat soms wordt vergeten, is
dat van bewoners. Monumenten zijn immers vaak
woonhuizen. In een autobiografisch verhaal vertelt
Jan van de Wetering onder meer over de verbetering van leefomstandigheden in naoorlogse woningen, zoals de komst van de douche.
In een groot interviewartikel laat Annèt
Bootsma ook weer verschillende gezichtspunten
zien. Eerst komen de huidige monumentenzorgmedewerkers Carl Borst, Henry Kranenborg en
Johan Teunis aan het woord. Daarna is het de
beurt aan de politiek met oud-wethouder Margriet
Meindertsma, zij had monumentenzorg in haar
portefeuille, en Jan de Jong, eind jaren tachtig chef
monumentenzorg Zwolle. Ten slotte vertelt
Pieter Lettinga, van de Vereniging Vrienden van de
Stadskern, over hun strijd om het behoud van de
prachtige Zwolse monumenten.
4 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 5
Vijftig jaar monumentenzorg in Zwolle
is een moment om bij stil te staan. De
historie laat zien dat die zorg alleen geen
garantie betekent dat monumentale gebouwen
ook behouden blijven; denk bijvoorbeeld aan
de sloop van de St. Michaëlskerk in 1965 en het
Gouverneurshuis in 1985. Voor behoud is meer
nodig: betrokken inwoners, gedreven eigenaren,
een actieve raad. Die waren en zijn in Zwolle aanwezig en daardoor zijn belangrijke delen van de
binnenstad in stand gebleven, bijvoorbeeld in de
jaren zeventig met de strijd om het stadhuis. Ook
het Openluchtbad is behouden door de inzet van
betrokken inwoners, die daardoor een nieuwe toekomst hebben gegeven aan het bad. Bekroning van
die inzet is de complete renovatie die het bad het
afgelopen jaar heeft ondergaan. Monumentenzorg
is echter meer dan behoud van grote monumentale
gebouwen. Het gaat ook om de vele kleinere panden, die de binnenstad, maar ook de wijken rond
de binnenstad, vormen. Behoud daarvan kan alleen
met de steun en betrokkenheid van bewoners. Dat
geldt bijvoorbeeld voor de Zaagtandwoningen in
Assendorp of de Krekenbuurt in de Aa-landen.
Die gezamenlijke inzet en betrokkenheid
zijn ook in de toekomst hard nodig. Nu door de
economische crisis de middelen afnemen, zijn
we nog meer dan in het verleden aangewezen op
de creativiteit van ons allen. Want monumentenzorg is niet alleen het herstellen van wat door
de tand des tijds is aangetast, maar ook het geven
van nieuwe functies aan deze gebouwen. Behoud,
alleen om wat het was, is slechts bij uitzonderlijke monumenten mogelijk. Andere moeten een
(nieuwe) functie krijgen om te blijven bestaan.
Ik zie dat als het doorzetten van een historische
lijn. Veel van onze monumenten in de binnenstad
hebben door de eeuwen heen wisselende functies
gehad. Alleen daardoor zijn ze er nog.
Voorwoord
Gerrit Piek, wethouder
Monumentenzorg en
Archeologie
Terugkijkend op vijftig jaar monumentenzorg
mogen we trots zijn op wat er is bereikt. Recentelijk alleen al de renovatie van de molens in
Zwolle, de fontein op het Van Nahuysplein, het
Openluchtbad, het Dominicanenklooster, Huize
Soeslo, het Karel de Vijfdehuis en daarnaast de
verbouw van de Broerenkerk en De Fundatie.
Zwolle kent veel rijksmonumenten en het aantal
gemeentelijke monumenten groeit nog steeds.
Die groei is er mede door de grote betrokkenheid
van velen, zij hebben ons gewezen op bijzondere
panden en bouwwerken in de stad.
Daarbij is er de laatste jaren ook steeds meer
aandacht voor de naoorlogse bouw. Dat is een
belangrijke ontwikkeling. Het is ook een ontwikkeling die om een stevige discussie vraagt: waar
eindigt monumentenzorg en begint nostalgie;
waar eindigt behoud van waarden en begint de
rem op de ontwikkeling van een ‘eeuwennieuwe’
stad. Sinds kort hebben cultuurhistorische waarden ook een plek in bestemmingsplannen. Ook
dat noopt tot grondige discussies: waar ligt de
waarde en hoe bescherm je die op de juiste wijze.
Beschermen is niet gelijk aan conserveren.
Toevoegen, herwaarderen naar deze tijd kan ook
een optie zijn. Waarbij wij ons er altijd bewust
van moeten zijn dat wij ook beïnvloed worden
door de tijd waarin we leven. Eeuwige waarheden
bestaan niet, in de toekomst zullen onze keuzes
opnieuw gewaardeerd worden. In dat licht is het
belangrijk dat er in de toekomst nog gekozen kan
worden.
Tenslotte, monumentenzorg is een onderdeel
van de gehele stadsontwikkeling. De kwaliteit van
de binnenstad is door de eeuwen heen gevormd
door bouw, renovatie, sloop en nieuwbouw. Er
is geen reden om die ontwikkeling nu te stoppen. Ook deze eeuw zal haar bijdrage aan de stad
leveren.
Voor Zwolle
Vijftig jaar gemeentelijke monumentenzorg
‘Op 26 november 1962 keurde de raad
van de gemeente Zwolle de verordening op het bureau voor Huisvesting
en Monumentenzorg goed. De datum van de
inwerkingtreding werd bepaald op 1 januari
1963.’ Zo begint het boekje Met het oog op gisteren
dat in 1988 verscheen ter gelegenheid van het
25-jarig bestaan van de gemeentelijke monumentenzorg. Met deze verordening werd het
fundament gelegd voor een actieve gemeentelijke
monumentenzorg.
Nu, vijftig jaar later, bestaan er ongetwijfeld
verschillende beelden over monumentenzorg. Bijvoorbeeld als we genieten van de vele historische
gebouwen die Zwolle rijk is. Soms, als er sloopplannen zijn, gaat het om de vraag waarom een gebouw
geen monument is. Het bekendste voorbeeld in
Zwolle was de sloop van het Gouverneurshuis in
1985. Die sloop had belangrijke gevolgen voor de
koers van monumentenzorg. Monumentenzorg
is echter meer. Het is een keten van mensen die
op verschillende manieren bij een monument
betrokken zijn. Zoals een eigenaar of gebruiker
van een monument, een (restauratie)architect,
een (restauratie)aannemer, een bouwhistorisch of
kleurhistorisch onderzoeker of een schilder. Maar
ook de betrokkenheid en inzet van Vereniging
Vrienden van de Stadskern Zwolle, Stadsherstel
Zwolle, het Zwols Architectuur Podium en vele
anderen bewijst dat de zorg voor onze stad en haar
monumenten een gezamenlijke zorg is.
Met welk doel is de gemeentelijke monumentenzorg ingesteld? En is dat doel de afgelopen
vijftig jaar verwezenlijkt? Het is onmogelijk en ook
onnodig om alle aspecten van de gemeentelijke
monumentenzorg in één artikel te beschrijven.
Daarom worden hier een aantal onderwerpen
beschreven, die een inkijk geven in het gemeentelijk beleid, de werkzaamheden van de medewerkers
monumentenzorg en een belangrijk instrument
van de monumentenzorg: de monumentenlijst.
Links: Boekje ter
gelegenheid van het
25-jarig bestaan van de
gemeentelijke monumentenzorg in 1988,
geschreven door Jaap
Hagendoorn.
Het Flevogebouw
aan de Menno van
Coehoornsingel waar
monumentenzorg van
1973 tot en met 2000
was gehuisvest. (Foto
Henneke, collectie
HCO)
Henry Kranenborg
6 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 7
Vijftig jaar in vijf beleidsnota’s
In de afgelopen vijftig jaar heeft de gemeenteraad
vijf beleidsnota’s over de monumentenzorg vastgesteld. Deze nota’s geven een beeld van de opvattingen over de monumentenzorg en de keuzes die
het gemeentebestuur daarin heeft gemaakt. De
beleidsnota’s gaan in op de onderwerpen die op dat
moment actueel waren. Uit vele pagina’s beleid vallen in vogelvlucht een aantal punten op.
Twaalf jaar nadat de verordening op het
bureau Huisvesting en Monumentenzorg in werking was getreden, werd de beleidsnota
Herlevende historie, Monumenten in Zwolle
(1975) door de gemeenteraad vastgesteld. In deze
eerste monumentenbeleidsnota werd onder meer
het woonhuis- en kerkenprogramma aangekondigd. Daarmee werd tot een planmatige aanpak
van restauraties gekomen. Het beleid was met
name gericht op restauraties in zogeheten ‘concentratiegebieden’ in de binnenstad. Een voorbeeld van zo’n gebied was het nieuwbouwplan
van de architecten Aldo van Eyck en Theo Bosch
rond de Bitterstraat. Dit plan diende lange tijd als
voorbeeld voor stadsvernieuwingsarchitectuur in
Nederland en ook internationaal.
Een mijlpaal in de gemeentelijke monumentenzorg was het raadsbesluit van 17 december
1985 waarin de Verordening op het behoud
van monumenten in de gemeente Zwolle werd
aangenomen. Deze verordening was de formele grondslag om gemeentelijke monumenten
aan te kunnen wijzen. In de daarop volgende
beleidsnota Om het karakter van de stad stelde de
gemeente Zwolle zich ten doel: ‘de bescherming
van cultuurhistorisch waardevol erfgoed teneinde
daarmee een bijdrage te leveren aan een goed
leefmilieu en een aantrekkelijk stadsbeeld.’ Het
accent van het gemeentelijk beleid zou daarbij
vooral op het exterieur van te beschermen panden
worden gelegd. De beleidsnota ging vervolgens
in op de instrumenten zoals de aanpassing van
de Monumentenverordening voor de exterieurbescherming en op de criteria voor plaatsing van
panden op de monumentenlijst. De nota werd in
1989 opgevolgd door de Nota monumentenbeleid.
Daarin werd besloten om de meest waardevolle
elementen uit de groep, zogeheten ‘beeldbepalende panden’, aan te wijzen als gemeentelijk
monument. De aanduiding beeldbepalend pand
was feitelijk een subsidiestatus om in aanmerking
te komen voor (rijks)subsidies. Nadat deze subsidiestromen verminderden, werd daarom de focus
op de gemeentelijke monumenten gelegd.
De gemeenteraad stelde op 31 oktober 1994
de uitgangspunten voor het monumentenbeleid
1994-1998 vast, ook wel Werkprogramma 1994-
1998 genoemd. Deze nota ging in op restauratie
en onderhoud van monumenten en het daarbij
horende financiële kader. Verschillende restauraties kregen in die periode landelijke aandacht,
zoals de restauratie van de Hoge Spoorbrug, de
Grote Katerveersluis en de Statenzaal.
Als vervolg op het Werkprogramma 1994-
1998 stelde het college van burgemeester en wethouders op 2 maart 1999 het Werkprogramma
1999-2002 vast. Tijdens behandeling in de Raadscommissie Ruimte op 16 maart 1999 bleek dat de
naam ‘werkprogramma’ te bescheiden was voor
het meest uitgebreide beleidsstuk voor de monumentenzorg in Zwolle. De nota werd op 24 januari 2000 door de gemeenteraad vastgesteld. Het
beleid met de uiteindelijke naam Dynamiek van
Oud & Nieuw – Zwols monumenten- en archeologiebeleid na de eeuwwisseling is nog steeds het
geldende beleid voor de monumentenzorg. De
centrale doelstelling van het monumentenbeleid
is daarin als volgt geformuleerd: ‘instandhouding
van historisch waardevolle objecten, complexen,
openbare ruimte en stedenbouwkundige en
landschappelijke structuren.’ Een vergelijkbare
doelstelling wordt in elke Zwolse monumentenbeleidsnota op een eigen manier omschreven en
vormt daarmee de algemene doelstelling van de
afgelopen vijftig jaar monumentenzorg.
In de beleidsnota’s zijn drie hoofdlijnen te ontdekken. Allereerst wordt de basis gevormd door
het doel van en door het instrumentarium voor
de uitvoering van het gemeentelijk beleid. Een
tweede onderdeel is de inventarisatie en de aanwijzing van monumenten. Dit onderdeel richtte
zich in de vier beleidsnota’s tot het eind van de
jaren negentig van de vorige eeuw hoofdzakelijk
op de periode van Jonge Bouwkunst (1850-1940).
Nadat de aanwijzingen uit deze periode waren
afgerond, werd de doelstelling in de vijfde beleidsnota gericht op andere thema’s, zoals bouwhistorisch waardevolle objecten en naoorlogs erfgoed.
Tenslotte zijn restauraties en onderhoud van
monumenten, met de daaraan gekoppelde subsidie-instrumenten, een terugkerend onderdeel van
de beleidsnota’s. Het uiteindelijke doel van het
monumentenbeleid is immers de instandhouding
van de monumenten door onderhoud en restauratie en door een passende functie.
Werkzaamheden
Beleidsnota’s schetsen de kaders waarbinnen uiteindelijk wordt gewerkt. Maar welke werkzaamheden worden nu feitelijk door de monumentenzorgmedewerkers uitgevoerd?
De werkzaamheden van het bureau Monumentenzorg bestonden in de eerste jaren na
oprichting veelal uit het opbouwen van een fotoen tekeningenarchief, het verwerven van restauratiemateriaal uit gesloopte panden in de binnenDe eerste beleidsnota
‘Herlevende historie,
Monumenten in Zwolle’. (Gemeente Zwolle)
Rechts: Katerveersluis,
de nieuwe sluis in de
oude sluispoort, 1992.
(Collectie HCO)
Beleidsplan ‘Dynamiek
van Oud & Nieuw –
Zwols monumentenen archeologiebeleid
na de eeuwwisseling’
uit 2001. (Gemeente
Zwolle)
De reconstructie van
de stadsmuur op het
Eiland, jaren zeventig.
(Collectie HCO)
8 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 9
stad en uit het opstellen en (laten) uitvoeren van
restauratieplannen. Voorbeelden van toenmalige
restauraties zijn de stadsmuur aan de Buitenkant,
het Celecomplex, het Hopmanshuis, de Hoofdwacht en het Langhuis. De restauraties stonden
onder directie van het bureau Monumentenzorg
en van Zwolse architecten zoals Th.G. Verlaan,
D. Hartsuiker, W. Wormhoudt en M. Meijerink.
Ook in de jaren zeventig en begin jaren tachtig
werd er mede dankzij het kerkenrestauratieplan
en het woonhuisprogramma (met bijbehorende
subsidies) veel gerestaureerd. Het restauratieen rehabilitatiebeleid kreeg zelfs internationale
erkenning. In 1983 ontving de gemeente de
Europa Nostra Award voor de restauratie van
acht panden op de hoek van de Steenstraat en de
Waterstraat. De restauratie omvatte het herstel
van historische panden maar ook nieuwbouw,
waarbij de bestaande historische gevel werd
behouden. Een ingemetselde gevelsteen herinnert
nog aan deze onderscheiding.
Decentralisatie van taken en bevoegdheden
Per 1 januari 1989 werd de eerste Monumentenwet uit 1961 opgevolgd door de Monumentenwet 1988. Met deze nieuwe wet werd een
aantal taken van de rijksoverheid aan gemeenten
overgedragen. De belangrijkste verandering
voor de gemeente was de decentralisatie van de
bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen.
Voorwaarde daarbij was dat de gemeenteraad een
verordening had vastgesteld, waarin de instelling van een zogeheten ‘monumentencommissie’
was geregeld. Deze commissie, die tegenwoordig
onderdeel uitmaakt van de geïntegreerde welstands-/monumentencommissie, adviseert het
college van B en W over aanvragen om vergunningen. De gemeente moest daarnaast ook bij alle
vergunningaanvragen advies vragen aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Deze adviesplicht is in 2009 overigens beperkt tot adviezen
waarbij het voortbestaan van het monument in
geding zou kunnen zijn, zoals ingrijpende (functie)wijzigingen en reconstructie. De Monumentenwet 1988 bood de mogelijkheid om de nieuwe
bevoegdheid tot het verlenen van monumentenvergunningen voor vijf jaar bij het Rijk te laten.
Gedurende die periode kon de gemeente zich op
de nieuwe taak voorbereiden. De gemeenteraad
besloot in de nota monumentenbeleid van 1989
van deze uitstelmogelijkheid gebruik te maken.
Van architect naar adviseur
Met de decentralisatie van bevoegdheden was, ook
landelijk gezien, een cultuuromslag merkbaar.
Monumentenzorg kwam dichter bij de monumenteigenaren en burgers te staan. Een monumenteigenaar hoefde niet langer in contact te treden
met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, die
destijds in Zeist was gehuisvest. Men kon voor een
vergunning of advies dichtbij een afspraak maken
met monumentenzorg in het Flevogebouw.
Mede vanwege de decentralisatie wijzigden
de taken van monumentenzorg in de loop van de
jaren tachtig. De werkzaamheden als restauratiearchitect en als ontwerper van nieuwe invullingen
in de stad, die sinds de beginjaren werden uitgevoerd, werden afgebouwd. De werkzaamheden
bestonden eind jaren tachtig in grote lijn uit drie
categorieën werkzaamheden:
1. Werkzaamheden ten aanzien van rijksmonumenten. Zoals advisering over aanvragen tot
aanwijzing tot monument, planoverleg met de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg, behandeling van subsidieaanvragen, meerjarenramingen,
bestuursadvisering, informatieverstrekking aan
eigenaren, onderzoek naar bouwgeschiedenis,
historisch onderzoek bij plannen en werkzaamheden over de samenhang tussen monumentenzorg
en stadsvernieuwing. Vergelijkbare werkzaamheden werden uitgevoerd ten aanzien van gemeentelijke monumenten;
2. De zorg voor monumenten in gemeentelijk
bezit door het laten uitvoeren van restauraties en
onderhoud. De meeste tijd werd daarbij besteed
aan interne adviezen over onderhoud en aan de
begeleiding van werkzaamheden;
3. Een actief informatiebeleid over monumentenzorg. Een voorbeeld daarvan zijn brochures over
monumentenonderwerpen zoals Een goed voorbeeld van restauratie en hergebruik: Sassenstraat
21.
Daarnaast brachten het aannemen van de
gemeentelijke monumentenverordening in 1985
en het opstellen van een gemeentelijke monumentenlijst een uitbreiding van taken met zich
mee. In die periode wijzigde het historiserend
restaureren langzamerhand in conserverend
restaureren. Bij historiserend restaureren poogde
men de oorspronkelijke staat van een monument
te reconstrueren, zelfs als die oorspronkelijke
staat nooit had bestaan. Een Zwols voorbeeld van
historiserend restaureren is de Pelsertoren. De
bovenbouw is door architectenbureau Verlaan
en Nijhof gewijzigd van het destijds aanwezige
schuine dak in een ommuring met kantelen,
schietgaten en een torentje. Hierbij is aan de
hand van historische tekeningen getracht een
oorspronkelijke toestand terug te brengen. Of de
toren er ooit daadwerkelijk zo heeft uitgezien, valt
niet met zekerheid te zeggen.
Bij conserverend restaureren wordt het monument hersteld in de toestand waarin het zich
bevindt. Noodzakelijke toevoegingen worden met
eigentijdse materialen vormgegeven. Daarmee
blijft een toevoeging herkenbaar als toevoeging
uit een bepaalde periode en blijft het monument
als het ware ‘leesbaar’. Een recent Zwols voorbeeld is de restauratie en herbestemming van het
Spinhuis tot hotel en restaurant (Librije’s Zusje).
Nieuwe toevoegingen zijn als zodanig herkenbaar, maar de sfeer van de voormalige gevangenis
is nog volop aanwezig.
Achterzijde Waterstraat 32-38, voor de
restauratie. (Collectie
HCO)
Achterzijde Waterstraat 32-38, na de
restauratie. (Collectie
HCO)
Pelsertoren en poort
voor restauratie, 1972.
(Collectie HCO)
Pelsertoren en poort na
restauratie. (Collectie
HCO)
10 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 11
De monumentenwerkzaamheden zijn tegenwoordig nog grotendeels gelijk aan de geschetste
werkzaamheden aan het einde van de jaren
tachtig. Het contact met de monumenteigenaren
en het (werk)bezoek aan de monumenten staat
daarbij voorop. Samen met een eigenaar worden
de mogelijkheden onderzocht om het monument
aan te passen aan de wensen en functies van de
huidige tijd. De praktijk heeft uitgewezen dat
contact met monumentenzorg in een vroegtijdig
stadium van een planproces van groot belang is
voor zowel het monument als de eigenaar. Kansen
en valkuilen worden het liefst al in schetsplanfase
besproken waarbij, indien nodig, ook vooroverleg met de welstands-/monumentencommissie
en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
plaatsvindt. Het voordeel voor de eigenaar is dat
teleurstellingen door een afwijzend advies, na een
vaak lange tijd van planvoorbereiding met daaraan verbonden kosten, worden voorkomen. Bij de
beoordeling van wijzigingsplannen zijn de monumentale waarden het uitgangspunt. De door de
gemeenteraad vastgestelde Uitvoeringsvoorschriften voor onderhoud en herstel van beschermde
monumenten geven daarbij kaders. De gevolgen
van de wijzigingen, de belangen van de eigenaar
en het gebruik van het monument worden in de
beoordeling zorgvuldig afgewogen. Wijzigingen
aan een monument zijn dus niet per definitie
verboden. Noch de eigenaar, noch de gemeente,
noch het monument zijn immers gebaat bij leegstand en verval. Het doel van de vergunning is om
er zorg voor te dragen dat monumentale waarden
niet onnodig verloren gaan. Bouwhistorisch of
cultuurhistorisch onderzoek geeft bij de behandeling inzicht in de belangrijke monumentale
waarden, zoals authentiek (bouw)materiaal of een
beschermde (tuin)aanleg.
Naast deze planadvisering en de begeleiding
van restauraties behoren nog vele andere taken
bij monumentenzorg. Voorbeelden daarvan zijn
werkzaamheden ten aanzien van de verlening
van onderhouds- en restauratiesubsidies voor
gemeentelijke monumenten, informeren van
monumenteigenaren, architecten en aannemers,
advisering over erfgoedonderwerpen aan het
gemeentebestuur, interne advisering over monumenten in gemeentelijk eigendom, contacten met
de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en met
de Federatie Grote Monumentengemeenten in
Nederland (waartoe Zwolle behoort), het documenteren en ontsluiten van monumentengegevens en het beheren van de werf met historische
(bouw)materialen.
Van RRM naar Brim
De gemeente heeft circa twintig jaar een belangrijke taak gehad in het toekennen van subsidies
voor de restauratie van rijksmonumenten. Het
Rijk had daar subsidieregelingen voor opgesteld,
met namen als Rijkssubsidieregeling Restauratie
Monumenten (RRM-1986) en Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten (BRRM-1991
en Brrm-1997). Zwolle moest daarvoor tot 1997
jaarlijks een meerjaren restauratieprogramma
opstellen. Daarin raamde de gemeente de subsidiebehoefte over een termijn van vijf jaren. Het
Rijk kende vervolgens middels een landelijke verdeelsleutel subsidiebudget toe. Als een monument
op het meerjarenprogramma voorkwam, kon een
monumenteigenaar vervolgens subsidie aanvragen. Om overzicht te houden op de staat van de
monumenten hield monumentenzorg op een speciale kaart de kwaliteit van rijksmonumenten bij.
Op de kaart werd aangegeven of de kwaliteit van
een pand goed, matig of slecht was.
Vanaf 1997 moest de gemeente eenmaal per
vier jaar een restauratiebehoefteraming bij het
Rijk indienen. Deze behoefteraming bestond uit
een technische inventarisatie van alle rijksmonumenten die gedeeltelijk of volledig restauratie
behoefden. Het Rijk kende vervolgens subsidiebudgetten toe. Gemeenten met honderd of meer
beschermde rijksmonumenten, waaronder Zwolle, kregen ‘eigen’ budgetten (de budgethoudende
gemeenten). Voor de overige gemeenten werden
de budgetten op provinciaal niveau verdeeld. In
het Gemeentelijk Restauratie-Uitvoerings Programma (GRUP) kende de gemeente het budget
toe aan restauraties. Op basis daarvan kon de
monumenteigenaar de eigenlijke subsidie bij het
Rijk aanvragen.
Het uitvoeren van de behoefteraming zorgde
voor veel contact met monumenteigenaren. De
ervaring leerde dat er tijdens zo’n bezoek tal van
zaken aan de orde kwamen. Voor veel bewoners
en eigenaren van een pand was het een mooie
gelegenheid vragen te stellen of hun ongenoegen
te uiten. Door vragen te beantwoorden of door te
verwijzen naar de juiste instantie ontstond vaak
een sfeer waarin een goed inhoudelijk gesprek
over de instandhouding van het monument
mogelijk werd.
Het eerste GRUP werd op 3 maart 1998 door
het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Hoewel het jaarlijks beschikbare budget
ten opzichte van de meerjarenprogramma’s licht
steeg naar ruim ƒ 800.000,-, was er jaarlijks een
structureel tekort. De restauratiebudgetten werden daarom toegekend op basis van technische
urgentie en, indien er overeenstemming met een
eigenaar was, dat de restauratie daadwerkelijke
zou worden uitgevoerd. Onder meer de restauraHerbestemming van
’t Spinhuis tot Librije’s
Zusje. (Foto Hans Westerink)
Tekeningen Hofvliet:
oude toestand en nieuwe toestand, zichtbaar
zijn de wijzigingen die
de restauratie met zich
mee heeft gebracht.
(Gemeente Zwolle,
architect BP+A architectuur)
Links: Opgeslagen
gevelornamenten Roo
Haen op de werf.
Het pand op de hoek
RodehaansteegDiezerstaat werd
gesloopt ten behoeve
van het nieuwe provinciehuis dat in 1896-
1898 in neogotische
stijl werd gebouwd.
(Gemeente Zwolle)
Israëlitische begraafplaats aan de Kuijerhuislaan, 1986. (Collectie HCO)
12 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 13
tie van buitenhuis Soeslo en de restauratie van de
ingangshekken en het baarhuisje van de Israëlitische begraafplaats kregen op het GRUP restauratiebudget toegekend.
In 2006 werd het Brrm 1997 opgevolgd door
het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding
monumenten (Brim). De uitvoering van deze
regeling werd op dat moment weer bij het Rijk
neergelegd. Daarmee eindigde de actieve regierol
van de gemeente op het gebied van de verdeling
van restauratiesubsidies van het Rijk. Een rol die
monumentenzorg ruim twintig jaar had vervuld
en waarin college en raad vele miljoenen hadden
verdeeld voor de restauratie van talrijke rijksmonumenten in Zwolle.
Kleur in de stad
Kleuren bepalen het karakter van de stad. Door
kleur lijkt er eenheid te bestaan of worden de
gebouwen juist als losse elementen herkend. In
de historische architectuur speelde niet de kleur
van bouwmateriaal, maar de kleur van verf een
belangrijke rol. De historische kleuren van de
Zwolse binnenstad waren vrijwel verdwenen. De
laatste honderd jaar werden bijna alle gevels en
kozijnen wit geschilderd en verdwenen alle materiaalkleuren die bedoeld waren om de architectuur te ondersteunen. Sinds de brochure Kleur in
de stad (1994) worden kleurhistorisch onderzoek
en het terugbrengen van historische kleuren gestimuleerd. Om de aanvrager tegemoet te komen,
wordt een bijdrage in de kosten voor het kleuradvies verleend. Het monumentenbeleid over kleurwijzigingen aan rijks- en gemeentelijke monumenten werpt zijn vruchten af. Het oude stadhuis
aan de Sassenstraat, de toren van de Peperbus,
Koningin Wilhelminastraat 24, Burgemeester
Van Roijensingel 22, de winkelpui van Diezerstraat 124 en Sassenstraat 45 zijn voorbeelden van
gebouwen die Zwolle weer meer kleur hebben
gegeven. Deze gebouwen hebben in de ogen van
sommigen een ware metamorfose ondergaan,
terwijl er alleen een herstel van de oorspronkelijke
kleurstelling, zoals de architect het destijds heeft
bedoeld, heeft plaatsgehad.
Informeren en draagvlak
De werkzaamheden van monumentenzorg en de
aanwezige kennis over de gebouwen van de stad
zijn niet voor iedereen altijd inzichtelijk. Sinds
1987 worden daarom op diverse manieren activiteiten ontplooid om de kennis over en het draagvlak voor monumentenzorg te vergroten.
De bekendste activiteit is Open Monumentendag, die jaarlijks op iedere tweede zaterdag in september plaatsvindt en financieel mogelijk wordt
gemaakt door de gemeente. Op deze dag zijn vele
monumenten gratis toegankelijk voor het publiek
en vinden diverse activiteiten plaats. Zwolle doet
als deelnemer van het eerste uur al sinds 1987
mee aan de dag. Het doel van de Open Monumentendag is zo veel mogelijk mensen in contact
te brengen met monumenten. Jaarlijks telt Open
Monumentendag in Zwolle tussen de 10.000 en
15.000 bezoekers. Open Monumentendag is mede
mogelijk door de inzet van vele vrijwilligers, die
monumenten openstellen en verhalen over het
monument en de historie vertellen.
Daarnaast zijn sinds 1987 informatiebladen
uitgegeven met interessante onderwerpen en
actuele thema’s over monumentenzorg en archeologie. Inmiddels zijn 36 Informatiebladen monumentenzorg en archeologie in Zwolle verschenen.
Diverse onderwerpen zijn in de loop der jaren aan
de orde gekomen, van stadsarchitecten in Zwolle
tot de restauratie van de Peperbus en van het Jaar
van de Boerderij tot moderne monumenten. Alle
36 informatiebladen zijn te vinden op de website
www.zwolle.nl/monumentenzorg. Verder zijn
in de reeks Archeologie en Bouwhistorie in Zwolle
op een publieksvriendelijke manier de resultaten
van belangrijke archeologische en bouwhistorische onderzoeken in Zwolle onder de aandacht
gebracht. De reeks kent vijf boekwerken.
Sinds 2008 zijn de brochures opgevolgd door
het glossy vormgegeven Monumentenmagazine
dat op Open Monumentendag verschijnt. Het
magazine bevat de opengestelde monumenten en
het dagprogramma. Daarnaast wordt in diverse
artikelen dieper ingegaan op het thema van de
dag. De afgelopen twee jaar waren de thema’s
Nieuw gebruik, oud gebouw (2011), met interessante herbestemmingen van monumenten, en
Groen van Toen (2012) over de bolwerken en
singels, parken en historische buitenplaatsen,
maar ook over het groen van de wederopbouw.
Het Monumentenmagazine is een mooi voorbeeld
van samenwerking met diverse partners in de stad
en wordt mede mogelijk gemaakt door de adverteerders. Daarnaast verlenen diverse auteurs vaak
belangeloos hun medewerking in de vorm van
artikelen.
In 2008 hebben de gemeenten Zwolle en Kampen
de gezamenlijke Erfgoedprijs Zwolle-Kampen
ingesteld. Dit is een jaarlijkse prijs als waardering
voor de inzet van het op een goede wijze beheren,
restaureren en in stand houden van cultuurhistorisch erfgoed. De prijs wordt elk jaar afwisselend
of in Zwolle of in Kampen uitgereikt. Naast de
erkenning middels een oorkonde wordt een geldbedrag ter grootte van e 1000,- toegekend. Dit
jaar wordt de prijs rond Open Monumentendag
weer in Zwolle uitgereikt. De Zwolse winnaars
zijn de muziektent op het Assendorperplein
(2009) en de Dominicanenkerk (2011) geweest.
Tenslotte verzorgen het team monumentenzorg en het team archeologie jaarlijks twee lezingen in het kader van de Historische Avonden.
Deze avonden worden alweer voor het zeventiende achtereenvolgende seizoen gezamenlijk
georganiseerd door diverse historische organisaties in Zwolle.
De Zwolse monumentenlijst
Uit de rijke geschiedenis van Zwolle zijn vele
historische objecten bewaard gebleven. Een deel
daarvan is aangewezen als monument. Bekende
voorbeelden zijn de Grote of St. Michaëlskerk, het
Karel V-huis met de prachtige renaissancegevel
uit de zestiende eeuw, en de herenhuizen aan de
Zwolle krijgt kleur,
gevels van het Celecomplex in historische
kleuren. (Gemeente
Zwolle)
Oorkonde uitreiking Erfgoedprijs
Zwolle-Kampen 2011.
(Gemeente Zwolle)
VVV-bankjes aan de
Burgemeester van Roijensingel. (Foto Hans
Westerink)
14 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 15
Burgemeester van Roijensingel. Minder bekend
zijn de betonnen VVV-bankjes uit de jaren twintig aan de Burgemeester van Roijensingel of het
complex met twintig woningen van de Zwolse
bouwvereniging Eigen Haard uit 1893-1894. Dit
complex is ontworpen in neorenaissancestijl
door de Zwolse architecten W. en F.C. Koch. Bijzonder zijn de arduinstenen hoefslagpalen 46 en
57 die zich op de IJsseldijk bevinden. Van de 87
hoefslagpalen die in 1760 ter begrenzing van de
onderhoudsvakken van de dijk zijn geplaatst, zijn
er nog maar vijf over, waaronder twee in Zwolle.
Rijksmonumenten
Rijksmonumenten worden door het Rijk aangewezen. De rijkslijst bevat momenteel ongeveer
530 monumenten. De eerste lijst telde in 1967
ruim 350 rijksmonumenten. Deze waren hoofdzakelijk gelegen in de binnenstad. Naast de bekende monumenten zoals de Peperbus, het Vrouwenhuis en de Sassenpoort bevatte de lijst ook diverse
woon- en winkelpanden. Buiten de binnenstad
werden onder andere de Zaaddragerswoningen
(Binnengasthuisstraat), oliemolen de Passiebloem
en de hoefsmederij aan de Thomas a Kempisstraat
aangewezen. De lijst werd in de jaren zeventig
verder uitgebreid met objecten die met name
buiten de binnenstad lagen. Voorbeelden daarvan
zijn het Engelse Werk en de Katerveersluizen, de
kerk en de korenmolen in Windesheim en huize
Den Doorn in Haerst. De rijkslijst bevatte begin
jaren negentig zo’n vierhonderd monumenten,
met name uit de periode voor 1850.
De daarop volgende periode van 1850 tot
1940 wordt de ‘jonge bouwkunst’ genoemd.
Vanaf 1986 voerde het Rijk samen met de provincie een inventarisatie uit om de bouwkunst
van deze periode in beeld te brengen. Vanuit
dit Monumenten Inventarisatie Project (MIP)
werden objecten geselecteerd. Het Monumenten
Selectie Project (MSP) resulteerde in ongeveer
zeventig Zwolse objecten die werden aangewezen
als rijksmonument. Kenmerkende voorbeelden
zijn de woningen aan de Prins Hendrikstraat 1, 3
en 5, ontworpen door architect G.G. Post (1902),
de voormalige ambachtschool (Mimosastraat)
ontworpen door architecten A. Baart en L. Krook
(1931-1932), het kantoorgebouw van de NV Electriciteits Fabriek IJsselcentrale (Zeven Alleetjes)
ontworpen door architecten A.J. van der Steur en
M. Meijerink (1939-1946), herenhuizen aan de
Burgemeester van Roijensingel en de oude IJsselbrug (1930).
Het hoofdgebouw van een historische buitenplaats had meestal wel een monumenten bescherming. Om ook de waardevolle tuin- en parkaanleg met de zich daarin bevindende objecten te
kunnen beschermen, heeft het Rijk buitenplaats
Boschwijk, landgoed Schellerberg, landgoed
Soeslo en buitenplaats Windesheim in 2004-2005
aangewezen tot beschermde historische buitenplaats.
De laatste uitbreiding van de lijst met rijksmonumenten is van recente datum. De stedenbouw
en architectuur uit de wederopbouwperiode
(1945-1965) wordt gekenmerkt door vooruitgang
en ontwikkeling. Zo leidden nieuwe materialen
en werkwijzen tot vernieuwing in de architectuur
en werden in de stedenbouw nieuwe verkavelingprincipes toegepast. Groenvoorzieningen
vormden daarin een essentieel onderdeel. Architect G.Th. Rietveld ontwierp in deze periode in
opdracht van Schrale’s Beton- en Aannemingsmaatschappij een kantoorgebouw aan de Willemsvaart. Het gebouw, waarvan de bouw in 1959
werd voltooid, is één van de weinige naoorlogse
panden op de gemeentelijke monumentenlijst.
Begin 2013 is bekend geworden dat dit kantoorgebouw promoveert tot rijksmonument.
De gemeentelijke monumentenlijst
Het gemeentelijk beschermingsbeleid richtte zich
midden jaren tachtig van de vorige eeuw op de
bescherming van de ‘jonge bouwkunst’ (1850-
1940). Dit omdat de rijkslijst met name monumenten uit de periode voor 1850 bevatte. Het
eerste aanwijzingsbesluit dateert van 20 december
1985. Daarbij werden ruim tweehonderd panden
voorlopig op de gemeentelijke monumentenlijst
geplaatst. Op deze voorlopig geplaatste panden waren de beschermende bepalingen van de
Monumentenverordening vervolgens één jaar
van toepassing. Het besluit tot voorlopige plaatsing moest binnen één jaar worden gevolgd door
een besluit tot definitieve plaatsing. Op 8 december 1986 besloot de raad om 59 panden definitief
op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.
Het betrof panden aan onder meer de Rhijnvis
Feithlaan, Prins Hendrikstraat, Burgemeester van
Roijensingel en Stationsweg. Tegelijkertijd werd
besloten om de overige panden opnieuw voorlopig op de gemeentelijke monumentenlijst te
plaatsen. Onder meer omdat ingediende bezwaarschriften nog niet behandeld waren. In vervolg
op dit besluit werden op 2 november 1987 ruim
130 panden definitief op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. Het ging daarbij met name
om huizen in de Veeralleebuurt, Assendorp, de
singelbebouwing en bebouwing op de bolwerken
in de binnenstad.
Een tweede selectie van vooral panden van plaatselijk en/of buurtbelang werd op 11 juli 1988 als
monument aangewezen. Voorbeelden daarvan
zijn het woningcomplex aan de Eigenhaardstraat
/ hoek Assendorperstraat, Enkstraat 30 tot en
met 40 (even), het Nieuwe Verlaat (Maatgravenweg), de boerderijen Oldeneelweg 1 en 4 en het
grafmonument van de heren van Windesheim op
de begraafplaats in Windesheim. Bijzonder is de
aanwijzing van de Spoolderberg, een rivierduin
dat eeuwenlang de inhuldigingsplaats was van
de nieuwe landsheer van Overijssel en waar in de
Middeleeuwen vergaderingen in de openlucht
van de vertegenwoordigers van de drie IJsselsteArduinstenen hoefslagpaal 46. (Foto Jeroen
Drost)
De eerste Zwolse
(rijks)monumentenlijst, ‘vastgesteld op
1 augustus 1966,
Min. CRM afd. OKN.’
(Gemeente Zwolle)
Links: De Zaaddragershuisjes aan de Nieuwe
Vecht in 1986. (Collectie HCO)
Kantoorgebouw van
Schrale’s Beton- en
Aannemingsmaatschappij, ontworpen
door architect G.Th.
Rietveld. (Collectie
Centraal Museum
Utrecht)
16 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 17
den en de ridderschap in Overijssel met de landsheer plaatsvonden.
De rijksoverheid was inmiddels begonnen
met het Monumenten Inventarisatie Project. Het
gemeentebestuur verwachtte dat het daadwerkelijk plaatsen van panden op de rijkslijst nog jaren
zou duren. Daarom volgde begin jaren negentig
een volgende aanwijzingsronde. Hierbij werden,
vanwege het nieuwe monumentenbeleid uit 1989,
ook de beeldbepalende panden betrokken. Deze
aanwijzingsronde werd gezien als afronding
van het gemeentelijk beschermingsbeleid over
de periode 1850-1940. Met het besluit van 28
september 1992 werden diverse panden in de binnenstad, onder meer aan de Diezerstraat, de Luttekestraat en de Wolweverstraat aan de gemeentelijke monumentenlijst toegevoegd.
Met de aanwijzing van circa zeventig rijksmonumenten van ‘jonge bouwkunst’ promoveerden
in 1998 diverse gemeentelijke monumenten tot
rijksmonument. Omdat een pand niet zowel
gemeentelijk als rijksmonument kan zijn, werden deze panden afgevoerd van de gemeentelijke
monumentenlijst.
In de daarop volgende jaren werd met enige
regelmaat een aantal objecten aan de gemeentelijk
monumentenlijst toegevoegd. Bijzonder is de
aanwijzing van zeventien monumenten die voor
Zwolle cultuurhistorische waarde hebben, maar
door hun aard, functie of ligging makkelijk worden vergeten of verwaarloosd. Het betrof onder
meer de Gedenksteen ter nagedachtenis aan Thomas a Kempis (1919). Architect P.J.H. Cuypers
maakte het ontwerp. Maar ook de Zonnewijzer op
Grote Markt 11, de Menistensluis en het gevelteken met pauw aan Sassenstraat 51 werden monument. Net zoals het wellicht oudste moslimgraf
van Nederland dat op het landgoed rond Huize
Arnichem in Haerst ligt. Het is het graf van Apollo, een jonge negerslaaf die naar Nederland werd
gebracht door Joan Hendrik Tobias, eigenaar van
Huize Arnichem. Tijdens een oorlog zou Apollo
Tobias van een wisse dood hebben gered. De
gemeentelijke monumentenlijst bestaat momenteel uit 340 gemeentelijke monumenten. Het zijn
hoofdzakelijk monumenten uit de periode 1850-
1940, veelal van de bouwstijlen Neorenaissance,
Eclecticisme en Jugendstil.
De inventarisatie van monumenten die het Rijk
in de jaren zestig van de vorige eeuw uitvoerde,
gebeurde veelal vanaf de openbare weg. Panden
werden niet van binnen bezocht. Zowel landelijk
als in Zwolle groeide het besef dat deze (rijks)
inventarisatie niet had geleid tot een sluitende
monumentenlijst. Deze panden met laatmiddeleeuwse casco’s vertellen veel over het ontstaan
van onze binnenstad.
Naar aanleiding van een gezamenlijk initiatiefvoorstel van een aantal raadsfracties heeft
het college van B en W in 2007 besloten om de
gemeentelijke monumentenlijst uit te breiden.
Daarbij, en dat kwam in Nederland nog niet vaak
voor, zou de bevolking actief worden betrokken.
Dit meerjarig inventarisatie- en aanwijzingsproject moet uiteindelijk leiden tot een gemeentelijke monumentenlijst waarop de verschillende
tijdsperiodes en bouwstijlen evenwichtig zijn
vertegenwoordigd. Vanwege de omvang van het
project vindt de uitvoering stapsgewijs plaats. De
eerste prioriteit ging daarbij met name uit naar
de historische binnenstad. Het straatbeeld van de
Zwolse binnenstad kent veelal gevels die stammen
uit de afgelopen twee eeuwen. Achter veel van
Woningcomplex aan
de Eigenhaardstraat.
(Foto Jeroen Drost)
Gedenksteen ter nagedachtenis aan Thomas
a Kempis, begraafplaats Bergklooster.
(Foto Hans Westerink)
Rechts: Gevelteken met
pauw, Sassenstraat 51.
(Foto Hans Westerink)
Links: Het graf van
Apollo, Haerst. (Foto
Hans Westerink)
Boven: Wederopbouwarchitectuur in doorlopende groenstructuur:
etagewoningen van
architect P.A. Lankhorst aan de Meppelerstraatweg. (Foto Hans
Westerink)
Thomas a Kempislyceum, Schuurmanstraat, begin jaren
zestig. (Collectie HCO)
18 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 19
deze ‘jongere’ gevels gaan echter vaak veel oudere
huizen schuil. Het was daarom de verwachting
dat in de binnenstad nog veel niet beschermde
maar (bouwhistorisch) waardevolle laatmiddeleeuwse gebouwen aanwezig zouden zijn. Andere
onderzoeksthema’s zijn onder meer boerderijen
en architectuur uit de wederopbouwperiode.
De Zwolse bevolking is op twee manieren bij de
inventarisatie betrokken. Allereerst zijn alle Zwollenaren op diverse manieren via de gemeentelijke
website en via de media uitgenodigd een bijdrage te
leveren aan de inventarisatie. Deze burgerparticipatie heeft tot ongeveer 150 voorgedragen gebouwen
geleid. Verrassenderwijs zijn daarbij veel gebouwen
uit de naoorlogse bouwkunst aangeleverd.
Naast burgerparticipatie in het inventarisatieproces is ook burgerparticipatie aan het selectieproces toegevoegd. Hiertoe is een ‘selectiecommissie’ ingesteld. Diverse organisaties uit de Zwolse
gemeenschap hebben in deze commissie zitting:
de Vereniging Vrienden van de Stadskern Zwolle,
de Zwolse Historische Vereniging, het Zwolse
Architectuur Podium en de Stichting Levende
Stadsgeschiedenis Zwolle, het Oversticht en het
team monumentenzorg van de gemeente Zwolle.
De selectiecommissie adviseert het college van B en
W over potentiële gemeentelijke monumenten.
Momenteel bevindt het (bouwhistorisch)
onderzoek in de binnenstad zich in de afrondende
fase. In totaal zijn dan ruim vierhonderd mogelijk waardevolle objecten in de binnenstad door
middel van archiefonderzoek en veldwerk onderzocht. Het onderzoek heeft inmiddels een schat
aan informatie over de (bouw)geschiedenis van
Zwolle opgeleverd.
Beschermd Stadsgezicht
Een belangrijk rijksbesluit in 1993 was de aanwijzing van de binnenstad en delen daarbuiten
als ‘beschermd stadsgezicht’. De reden van de
aanwijzing was de gave historische structuur van
Zwolle met zijn historische bebouwing en monumenten. Met de aanwijzing ontstond de wettelijke
verplichting om ter bescherming van het stadsgezicht een bestemmingsplan vast te stellen.
Het besluit tot aanwijzing als beschermd
stadsgezicht is niet zonder slag of stoot tot stand
gekomen. In 1962 en 1963 heeft het Rijk een
landelijke inventarisatie uitgevoerd naar beschermenswaardige gebieden. In 1968 heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg het gemeentebestuur van Zwolle een conceptvoorstel gezonden
betreffende een beschermd stadsgezicht. Het
gemeentebestuur reageerde niet afwijzend maar
wel met een kritische opstelling, hetgeen in 1970
heeft geleid tot de instelling van een werkgroep
om de materie nader te bestuderen. Eén van de
conclusies in het rapport van de werkgroep in
1973 was dat de binnenstad in drie zones van verschillende graden van karakteristieke schoonheid
kon worden ingedeeld. Daaraan zouden drie planologische beschermingsregimes kunnen worden
gekoppeld. Uiteindelijk bleek er nog veel werk te
doen. Zo waren de financiële consequenties niet
duidelijk en zou er moeten worden gewerkt aan
de verfijning van de zonering en begrenzing van
het beschermd stadsgezicht. In 1974 verzond het
college een brief aan de minister om inzicht te
krijgen in met name de financiële gevolgen van
een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht. In
ambtelijke taal begon de brief als volgt: ‘Eind 1968
heeft ons bereikt een summiere propositie van
de rijksdienst voor de monumentenzorg, preludiërende op de aanwijzing van een niet onaanzienlijk deel van de Zwolse oude binnenstad tot
beschermd stadsgezicht.’ Eind 1976 lagen de ontwikkelingen nagenoeg stil, vanwege onder andere
de wijze van aanpak en personeelsmoeilijkheden
bij de rijksdienst. Dit sloot aan bij het landelijke
beeld, waarin het jaarlijks aantal aanwijzingen
tot beschermd gezicht sinds de jaren zestig sterk
terugliep. In 1983 waren nog maar 158 van de
332 beschermenswaardige stadsgezichten in
Nederland aangewezen. Vanaf 1986 werden bij de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg de financiële en personele mogelijkheden geschapen om het
tempo van de aanwijzingen weer op te voeren.
In het aanwijzingsproces werd wederom de
omvang van het beschermd stadsgezicht ter discussie gesteld. De gemeenteraad stemde in met
de voorgenomen aanwijzing, maar adviseerde
de minister om een viertal gebieden buiten de
begrenzing te houden. Het betrof de gebieden:
a. Maagjesbolwerk, b. Friesewal, c. parkeerdek
Noordereiland en d. westzijde Stationsgebied.
Dit omdat in deze gebieden de historische structuur was verstoord en de bebouwing geen hoge
waarde meer had. Zowel Gedeputeerde Staten
als de Rijksplanologische Commissie waren van
mening dat de eerste drie gebieden als wezenlijke
onderdelen van de historische binnenstad binnen
de vestinggracht moesten worden beschouwd.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan zou
vervolgens kunnen worden bezien of er randvoorwaarden uit oogpunt van bescherming
nodig zouden zijn. Het belang van de Stationsweg als negentiende-eeuwse toegangsweg van
het station naar de binnenstad werd onderkend,
maar vanwege de recentere bebouwingsontwikkelingen kon het buiten het stadsgezicht worden
gelaten. Zodoende eindigt de begrenzing van het
beschermd stadsgezicht aan de zuidkant met de
negentiende-eeuwse villabebouwing en herenhuizen langs de Burgemeester van Roijensingel en
een deel van het Groot Wezenland.
In 2012 werd een
bedrijfshal van IJzerleeuw BV aan de
Gasthuisdijk aangewezen als gemeentelijk
monument van de
wederopbouw. (Archief
IJzerleeuw)
Begrenzing beschermd
stadsgezicht. (Gemeente Zwolle)
20 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 21
In 1963 was ik benoemd bij Monumentenzorg Zwolle. In die
tijd had de gemeente de voormalige Bethlehemkerk overgenomen van de Nederlands Hervormde Kerk, voor het symbolisch bedrag van één gulden. Dat leek een leuke transactie,
ware het niet dat er een addertje onder het gras zat. Namelijk
een achterstallig onderhoud van naar schatting twee ton. Een
heel bedrag in die tijd.
Wat kon men doen met een afgedankt kerkgebouw? Geopperd was de kerk af te breken om plaats te maken voor een
parkeerruimte voor 17 auto’s. Openbare Werken had daartoe
al een tekening klaarliggen. Er werd echter een prijsvraag uitgeschreven voor een betere bestemming. Die werd gevonden:
een Cultureel Centrum, waarin wisselend tentoonstellingen
zouden worden gehouden, terwijl het nog in de kerk aanwezige orgel (Quellhorst, 1828) gelijktijdig kon worden bespeeld
door leerlingen van de Stedelijke Muziekschool. Overigens
bleek later, dat de combinatie van tentoonstelling met orgelstudie, geen gelukkige was. De muziek is al gauw te hard.
Maar eerst moest er nodig wat aan het gebouw gebeuren.
De lekke goten kregen een noodreparatie. Loszittende dakleien waren gevaarlijk. Er was er al één dwars door een autodak
gevallen. Wat moest er eigenlijk aan groot herstel gebeuren?
Dus besloot ik om eens een kijkje te gaan nemen op de zolders
van de Bethlehemkerk. In mijn eentje – dat vond ik niet erg,
maar het was wel stom, achteraf bezien.
Een deur achterin de kerk gaf toegang tot een wenteltrap
die naar de zolders leidde. Er brandde slechts één lamp,
namelijk net boven de trap. Over de gewelfrondingen leidde
een houten steektrap verder naar boven. Het was er behoorlijk donker, daar moest je aan wennen. Een armzalige verlichting van deze immense kerkzolder, het eerste schip. Ik
wist dat ergens halverwege een doorgang moest zijn naar het
tweede kerkschip. Maar waar precies?
Mijn tocht was niet gemakkelijk, want er liep alleen een
smalle plank zonder leuningen over de gewelftoppen. Het
was er spookachtig, slechts de gaten die in de luiken van de
dakkapellen waren geboord, gaven wat daglicht. Het was er
onbeschrijfelijk vies, overal lagen dode duiven en de loopplanken waren hobbelig door alle duivenpoep waarmee ze
bedekt waren. Ik schrok toen plotseling een groep duiven
opvloog. Een regen van huidschilfers daalde op mij neer.
Door mijn schrik was het moeilijk mijn evenwicht te bewaren. Juist onder de spantjukken lag de duivenpoep nog dikker.
Dat veerde een beetje en bovendien zwiepten enkele planken
nogal door.
Ik vond de doorgang naar het andere schip. Inspectie
luiken gaven toegang tot de zakgoten tussen beide dakvlakken. Op de tweede zolder was het minder donker, maar even
vies. De loopplank was weliswaar breder, maar ook zonder
leuning. Toen ik vele maanden later eens op de zolders van
de Grote Kerk moest zijn, was de toestand daar heel anders:
brede loopbruggen met leuningen aan beide kanten. En geen
duiven, dus veel minder vuil. Het is trouwens een heel speciale sfeer, daarboven. Het is er erg stil, net of de straat geluiden
hier niet door kunnen dringen.
De gewelven die er vanuit het kerkinterieur altijd keurig
wit uit zien, zijn van boven bedekt met een dikke laag donkergrijs stof. Door de bolle vorm van de gewelven en als totaal
overzicht van vele gewelven achter elkaar, lijkt het net een
stal met olifanten. Allemaal dikke ronde ruggen. Maar die
bolle ruggen eindigen aan de kanten in diepe donkere gaten,
de gewelfgeboorten. Als je daar in valt, kom je er niet gemakkelijk weer uit. En als je bovendien nog een been breekt, hoort
niemand jou roepen.
Maar ik moest terug, niet kinderachtig zijn. Door de niet
eens zo slecht verlichte doorgang tussen de zakgoten, weer op
de eerste zolder. Tjonge, het was er donkerder dan ik me herinnerde. De duiven vlogen weer verschrikt op. Bah, wat een
vieze troep was het hier. Toen moest ik over de smalste plank,
die dik onder de duivenpoep zat en ook nog doorzwiepte. Ik
zag de diepe donkere gaten naast me. Ik durfde niet. Wat was
ik vreselijk alleen. Roepen zou niets helpen, niemand hoorde
mij immers. Daar stond ik, met knikkende knieën. Ik kon niet
verder. Wat nu?
Plotseling begon het orgel te spelen. Ik was niet meer
onbereikbaar alleen. Er was een mens in de buurt. De tranen
sprongen in mijn ogen, zó dankbaar was ik. De moeilijke
plank was ineens geen probleem meer…
Uit een verslag met kennisoverdracht en anekdotes,
geschreven door oud-medewerker monumentenzorg
P.C. (Piet) Korteweg, Je hebt nog 80 dagen, 1982.
Archief Monumentenzorg
Toekomst voor erfgoed
Zwolle is geen product van één periode. In de
afgelopen eeuwen zijn de stad, de wijken en het
buitengebied ontstaan en continu aangepast aan
nieuwe omstandigheden. Nieuwe ontwikkelingen
zoals veranderende bouwstijlen en stedenbouwkundige inzichten hebben bijgedragen aan het
unieke historisch palet dat de stad van nu vormt.
Vijftig jaar actieve gemeentelijke monumentenzorg heeft er toe bijgedragen dat veel gebouwen
zijn gerestaureerd en dat historisch materiaal in
stand is gebleven. De stad is mede daardoor een
aantrekkelijke historische stad voor Zwollenaren,
toeristen en consumenten. Ons erfgoed is daarmee dus ook een belangrijke economische factor.
Het Zwolse monumentenbeleid is gericht op
de instandhouding van historisch waardevolle
objecten en structuren. Niet door te bevriezen
maar door in ontwikkelingen rekening met ons
erfgoed te houden. Het erfgoed is daarbij inspiratiebron en draagt zodoende bij aan de kwaliteit
en de identiteit van onze gemeente. Monumentenzorg blijft daarmee dus ook betekenis voor de
toekomst houden. Niet alleen als gemeentelijke
monumentenzorg maar als een gezamenlijke
zorg voor ons erfgoed. Burgemeester Drijber zei
daarover in een toespraak in het monumentenjaar
1975 treffend dat het monument vanaf de zestiger
jaren is gaan leven.
Literatuur
J. Hagedoorn, Met het oog op gisteren, 1988
Informatieblad monumentenzorg en archeologie in
Zwolle, juni 1989, ‘Bouwfragmenten terug in stadsbeeld’
Informatieblad monumentenzorg en archeologie in
Zwolle, juni 1994, ‘Kleur in de stad’
Bronnen
Gemeente Zwolle – secretarie archief (1924-1988) inv.
nr. 5050; inv. nr. 5051; inv. nr. 5052; inv. nr. 5053;
inv. nr. 5054
Beleidsarchief Stadsbeheer SB0000165 2.07.355.5 Functieboek sector stadsbeheer + organisatieplan per
afdeling
Archief Stadsbeheer SB00007768 1.853.3 Monumenten-meerjarenprogramma’s 1990 t/m 2001
1.853.3 1987-1996 SB00007831 Monumenten – Beleidsplan, overzichten etc.
1.853.3 2009-0 SB00007841 Monumentenzorg, modernisering beleid
1.853.3 1989 SB00005014 / B1999-NHSSB 443 nota
monumentenbeleid
1.853.3 1999 Werkprogramma monumentenzorg en
archeologie 1999-2002
1.853.3 1999 Beleidsplan Monumentenzorg en Archeologie 1999-2002 SB00001665
1.853.3 2000-0 Monumenten, beleid en voorschriften
SB00001558
1.853.3 1992-1998 Monumenten – subsidieregelingen
en financiering SB00001164
1.853.3 2000 Gemeentelijk Restauratie uitvoeringsprogramma SB00000860
2.07.76 1991 Stads- en dorpsvernieuwing – verordeningen SB00000672
1.853.3 1994 Richtlijnen voor de monumentenzorg
SB00001159
1.853.3 1996 Monumenten meerjarenprogramma’s
SB00001165
2.07.355.5 Administratieve organisatie Stadsontwikkeling 1989/1995 SB1305 B1999 NHSSB 305
Besluiten tot aanwijzing gemeentelijke monumenten;
Monumentenwet 1961 en 1988; Erfgoedverordening Zwolle 2010
Aan de Thorbeckegracht wisselen classicisme, klokgevels,
negentiende-eeuwse
lijstgevels, Jugendstil,
historiserende ‘nieuwbouw’ en eigentijdse
nieuwbouw elkaar
af. Het ritme van de
bebouwing, de verschillen in materialen
en detaillering en de
rijke kwaliteit van de
monumenten bepalen
de historische waarde
van de straatwand.
Nieuwe ontwikkelingen
met kwaliteit passen
dan ook in deze historische continuïteit. (Foto
Hans Westerink)
Een adembenemende ervaring
22 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 23
Romaans Holl. Renaissance Holl. Classicisme Rococo
Classicisme
Eclecticisme Jugendstil
Neo Classicisme
Waterstaatsstijl Rationalisme Intern. Stijl
Neogotiek Nieuwe Bouwen
Renaissance Neo Renaissance Delftse school/trad.
A’damse school
Trad.
Gotiek
1300
1350
1400
1450
1500
1550
1600
1650
1700
1750
1775
1800
1825
1850
1860
1870
1880
1890
1900
1910
1920
1930
1940
1950
1980
Tijdlijn Bouwstijlen
Team Monumentenzorg gemeente Zwolle
24 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 25
Ruimtelijke ontwikkeling van
het stadscentrum
Peter Boer De periode dat in Zwolle de tijd bijna
stil stond, ligt al lang achter ons. In de
tweede helft van de vorige eeuw is de stad
van een slaperig provinciestadje getransformeerd
in een hoofdstad met grootstedelijke allures.
De dynamiek in het historische stadscentrum is
daarbij enorm toegenomen. Zijn aantrekkingskracht ontleent het Zwolse stadscentrum niet in
de laatste plaats aan de historische uitstraling en
een groot aantal beschermde monumenten. Als
boodschappers uit het verleden vertellen oude
gebouwen over onze oorsprong, houden herinneringen levend en geven zo reliëf aan onze identiteit. De binnenstad is echter geen museum waar
bezoekers de collectie niet mogen aanraken. Het
is naast een aantrekkelijke woonomgeving ook
uitgaanscentrum en als winkelgebied bovendien
een economische factor van belang. Elke verandering in de omgeving of bebouwing heeft effect
op bestaande historische kwaliteiten. De belangen
van bewoners, bezoekers, overheid en ondernemers zijn verschillend en botsen nogal eens.
Het gemeenschappelijke besef dat we zorgvuldig moeten omgaan met wat we nog hebben,
vormt al vanaf 1963 de basis van het gemeentelijke monumentenbeleid in Zwolle. Bij verbouwingsplannen, restauraties of nieuwbouw moeten
de verschillende belangen zorgvuldig afgewogen
worden. Dit is werk voor specialisten. De analyse
van de ontstaansgeschiedenis van een gebouw
vormt het werkgebied van de bouwhistoricus. Als
onderdeel van de uitvoering van haar monumentenbeleid stelt de gemeente Zwolle hoge eisen aan
ingediende plannen. Een meestal in opdracht van
de aanvrager uitgevoerd bouwhistorisch onderzoek vormt al geruime tijd een integraal onderdeel van de planvoorbereiding.
In dit artikel wordt de ruimtelijke ontwikkeling van Zwolle binnen de stadsgracht geschetst
aan de hand van een aantal faseringskaarten.
Op basis van recent uitgevoerd bouwhistorisch
onderzoek wordt daarbij de voor deze perioden
meest representatieve bebouwing toegelicht.*
Onderzoek
Bouwhistorici bestuderen de veranderingen die
een gebouw in de loop der tijd ondergaan heeft.
Zij baseren hun bevindingen hoofdzakelijk op
constructies, materialen, afwerkingen en de
vormgeving daarvan en leggen verbanden met
schriftelijke bronnen en historische afbeeldingen. Bij een restauratie bijvoorbeeld komen op
deze wijze al in de voorbereidingsfase gegevens
beschikbaar, die duidelijk maken welke onderdelen absoluut bewaard moeten blijven en waar
ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen. Dat kan
bijvoorbeeld betekenen dat, om de oorspronkelijke dakconstructie te ontzien, een nieuw dakvenster een stukje moet opschuiven of dat een nieuwe
trap het beste in het al bestaande trapgat geplaatst
kan worden om zo historische vloerbalken te
kunnen behouden. Het voortbestaan van een
monument is gediend met een (nieuwe) functie.
Het uitgangspunt is daarom niet het bevriezen
van de bestaande situatie, maar vooral het inzichtelijk maken van de mogelijkheden. Uiteraard
met behoud van de belangrijke waarden. Dat een
bouwhistorisch onderzoek in een vroeg stadium
uitgevoerd wordt, is niet alleen van belang voor de
beoordeling van de ingediende tekeningen. Doordat een aanvrager snel duidelijkheid krijgt over de
(on)mogelijkheden van zijn plannen, verloopt de
vergunningprocedure namelijk veel soepeler en
in veel gevallen ook aanmerkelijk sneller.
Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn,
meestal op initiatief van de gemeente, in Zwolle
veel panden op deze wijze onderzocht. Hiermee
is een uitgebreid bestand met nauwgezette documentatie van historische panden opgebouwd en
nam onze kennis over de ruimtelijke ontwikkeling
van de stad enorm toe. Gebouwen staan namelijk
niet alleen, maar zijn opgenomen in bouwblokken
of onderdeel van een groter ensemble dat aan de
verschillende stadsdelen geheel eigen identiteiten
verleent. Het gebied langs de Thorbeckegracht
bijvoorbeeld wordt gekenmerkt door gebouwen
die gericht zijn op de bedrijvigheid langs het water
en verschilt daardoor hemelsbreed van de statige
bebouwing aan de Koestraat en Walstraat, met de
achterliggende groene singels. In de historische
ontwikkeling van het stadscentrum schuilt een
logica die bebouwing koppelt aan historische stedenbouwkundige structuren, met bijvoorbeeld
overstekhuizen tegen de voormalige stadsmuur
of veertiende-eeuwse huizen van rijke kooplieden
langs de loop van de Grote Aa. In combinatie
met in de grond bewaarde archeologische sporen
vormen deze ensembles een belangrijke peiler
van de Zwolse cultuurgeschiedenis. De koppeling
van grootschalig bouwhistorisch onderzoek met
archeologische data en historisch kaartmateriaal
heeft inmiddels een aantal aanknopingspunten
opgeleverd voor het bijstellen van de ruimtelijke
ontwikkeling van de Zwolse binnenstad vanaf de
Middeleeuwen.
Herinventarisatie
Ondanks alle inspanningen kan niet altijd voorkomen worden dat tijdens bouwwerkzaamheden
af en toe nog onverwachte – en op dat moment
vaak ongelegen – ontdekkingen gedaan worden.
Achter panden met een ogenschijnlijk oninteOverzicht van de Thorbeckegracht. De twee
voormalige pakhuizen
aan de linkerzijde en de
kade rechts herinneren
aan de aan de scheepvaart gerelateerde handel die langs dit water
plaatsvond.
Voorgevel van Oude Vismarkt 10-12. Hoewel de voorgevel anders doet vermoeden, is dit één van de oudste huizen van de stad. Helaas is dit pand vorig jaar
verbouwd, waarbij de uit 1348-1350 daterende eikenhouten kap gesloopt is.
Ondanks pogingen daartoe, kon de eigenaar niet overtuigd worden van de noodzaak van behoud van deze belangrijke constructie. Omdat het huis geen monumentenstatus heeft, kon dit ook niet door de gemeente afgedwongen worden.
26 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 27
ressante voorgevel blijken soms nog complete
middeleeuwse casco’s schuil te gaan, in een enkel
geval daterend uit de vroege veertiende eeuw.
In vrijwel alle Nederlandse binnensteden blijkt
dat de beschermde monumenten niet altijd de
panden met de hoogste bouwhistorische waarde
zijn. Deze vaststelling heeft vooral te maken met
de wijze waarop in het verleden het grootste deel
van de monumentenlijsten tot stand is gekomen.
De toekenning van de monumentenstatus was
vooral gebaseerd op een architectonische beoordeling van de voorgevel. Doordat deze gevels vaak
meerdere malen aangepast en/of vernieuwd zijn,
levert dit onvermijdelijk een onvolledig en soms
ook een vertekend beeld op van de historische
structuur van de stad. Een deel van de historische
bebouwing is dus onbeschermd. Het beschermde
stadsgezicht stelt op het niveau van het bestemmingsplan wel regels voor de sloop en herbouw,
maar biedt geen concrete mogelijkheden voor het
behoud van belangrijke panden.
Om als overheid goed voorbereid te zijn op
ongewenste ontwikkelingen en dit soort onaangename verrassingen in de toekomst zoveel mogelijk
te voorkomen, is de gemeente Zwolle enkele jaren
geleden gestart met een grootschalige bouwhistorische inventarisatie. Daarbij wordt alle nietbeschermde bebouwing binnen de stadsgrachten
van binnen en buiten bekeken. Van alle panden
die mogelijk nog oudere onderdelen kunnen
bevatten is eerst aan de hand van de historische
bouwdossiers een voorselectie gemaakt. Mogelijk
interessante objecten worden bezocht en de meest
waardevolle panden kunnen worden voorgedragen
voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst. In totaal zijn ruim vierhonderd panden bij
deze inventarisatie betrokken. In de loop van 2013
wordt dit inventarisatieproject afgerond.
Het embryo van de stad
De huidige stad Zwolle is ontstaan als kleine handelsnederzetti

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2014, Aflevering 1

Door 2014, Aflevering 1, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

31e jaargang 2014 nummer 1 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift
Het Raadsel EM
Schilder zonder oeuvre
of oeuvre zonder schilder
ZHT1 2014.indd 1 22-04-14 14:57
Suikerhistorie
Café-restaurant Het Poolsch Koffiehuis
Bijna honderd jaar lang was het Poolsch Koffiehuis gevestigd in het pand Melkmarkt 8. Anders
dan de naam tegenwoordig doet vermoeden, was
een koffiehuis vroeger de benaming voor een
eenvoudig café. Naast koffie werd er ook alcohol
geschonken. Ook in andere steden in Nederland
waren koffiehuizen met deze naam. Waar de
naam vandaan komt, weet ik niet. Het kan samenhangen met de manier waarop de koffie bereid
werd of misschien dat de spreekwoordelijke Poolse landdag er iets mee te maken heeft: oeverloze
discussies zonder tot een besluit te komen. Na te
veel alcohol komt dit nog al eens voor.
Sinds 1877 stond A. Blocks achter de toog in
het Poolsch Koffiehuis, H. Verbeek volgde hem in
1896 op. G.J. Demmer nam de zaak in 1920 over
en werd na zijn overlijden in maart 1960 opgevolgd door zijn zoon A.H.J. Demmer. In Zwolle
was deze zaak ook wel bekend als café Demmer.
Fameus was het zespoots kolombiljart uit de
Zwolse biljartfabriek van J.A. Hoffscholze. Demmer sr. was voorzitter van de afdeling Zwolle van
de Nederlandse Horeca Bond. Op de eerste etage
hadden tal van Zwolse verenigingen hun vergaderplek.
Op 11 maart 1967 opende de heer Lo in dit
pand een Chinees-Indisch restaurant onder de
naam Asia. Het was daarmee het vijfde Chinese
restaurant in Zwolle.
Sinds 1999 vindt men hier het dranck- en
speijslokaal De Vier Jaargetijden. Muziek van
Vivaldi is er niet te horen maar je kunt er wel goed
eten en drinken tegen een redelijke prijs. Verwijzend naar de naam van de zaak is er elk seizoen
een verfrissend biertje. En dat gaat er altijd in!
2 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
Melkmarkt 8 anno 2014. (Foto Jan van de Wetering)
(Collectie ZHT)
ZHT1 2014.indd 2 22-04-14 14:57
Omslag: Portret van een vrouw met familiewapen Holt, 1648, gesigneerd
met de in elkaar geschoven letters EM.F. ( Coll. het Vrouwenhuis, Zwolle.
Foto H. Westerink)
zwols historisch tijdschrift 3
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 2
Het raadsel EM
Schilder zonder oeuvre
of oeuvre zonder schilder Saskia Zwiers 4
De Wipstrikkerallee in vogelvlucht
Annèt Bootsma – van Hulten 12
De betonnen muren bij de Vecht
Verstrekte informatie is historisch onjuist
Willem van der Veen 15
Een Zwolse onderneming tijdens de Eerste
Wereldoorlog Annèt Bootsma – van Hulten 16
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 3: Van betutteld blaadje naar
kloek dagblad Willem van der Veen 23
Wipstrikkerallee Henk de Lange 31
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 10: Bovenmaatse kapsels en
ondermaatse rokjes (januari – juni 1964)
Jan van de Wetering 32
Mededelingen 38
Auteurs 41
Redactioneel
I
n dit eerste nummer van 2014 probeert Saskia
Zwiers het raadsel van de maker van een aantal portretten uit het midden van de zeventiende eeuw op te lossen. Deze schilderijen in het
Zwolse Vrouwenhuis werden altijd aan Eva van
Marle toegeschreven, maar ze zijn hoogst waarschijnlijk door Evert Moerman geschilderd. Van
hem waren tot nu toe geen schilderijen bekend!
Veel Wipstrikkerallee in deze aflevering. Aan
de hand van een luchtfoto uit 1960 beschrijft
Annèt Bootsma veranderingen van voor en na die
tijd. Dezelfde straat inspireerde Henk de Lange
tot een prachtig gedicht.
Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Wat voor consequenties dit zoal voor een Zwols bedrijf had, laat Annèt
Bootsma zien naar aanleiding van een lezing over
dit onderwerp die Oeds de Leeuw jr. in 1938 voor
zijn Zwolse Rotaryclub hield.
De betonnen muur bij de Vecht stamt uit
1938, beschrijft Willem van der Veen. Het grote
bord ter plekke geeft onjuiste informatie.
Onze twee series, over de krant van Tijl en
Zwolle in de jaren zestig, hebben vanwege het
vorige themanummer allebei een extra lange aflevering. Willem van der Veen neemt dit keer de
uitgave en de naamsveranderingen van de krant
in de eerste helft van de negentiende eeuw onder
de loep. Jan van de Wetering schrijft weer onnavolgbaar over werk, mode en jongerencultuur in
1964.
Tenslotte nog uw aandacht voor de Mededelingen, waarin de nieuwe wijze van ledenadministratie en contributie-inning van de ZHV
beschreven staat. En uw aandacht voor de rondleidingen die Saskia Zwiers naar aanleiding van
haar artikel voor leden van de ZHV in het Vrouwenhuis zal geven.
ZHT1 2014.indd 3 22-04-14 14:57
4 zwols historisch tijdschrift
I
n de eerste dagen van het jaar 1875 loopt
directeur mr. Willem Steven van der Gronden (Zwolle 1814-1887) samen met de gouvernante door het Zwolse Vrouwenhuis om een
inventaris van de inboedel te maken. Hij is een
ver familielid van stichteres Aleida Greve (Zwolle
1670-1742) en daarom mag hij directeur zijn van
haar hofje voor bejaarde vrouwen aan de Melkmarkt. Met uitzondering van de kamertjes van de
bewoonsters noteert Van der Gronden nauwgezet
wat zich in alle ruimtes bevindt. Zo ook in de
‘Grote Sael’ (nu de regentenkamer), ooit de mooie
kamer van Aleida Greve. Volgens het reglement
houden de oude vrouwen hier van september
tot aan Pasen hun ‘verplichte samenkomst’. Dat
deden ze maar wat graag want tot de komst van
kachels in 1900 is het, afgezien van de keuken, de
enige verwarmde ruimte in huis.
De directeur is zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van het Vrouwenhuis en verwondert zich
misschien over het feit dat in deze kamer ook
de schilderijen van vier jonge vrouwen hangen.
Aleida vormde namelijk op jonge leeftijd een
schilderclubje met haar halfzus Cornelia van
Marle en twee nichtjes Holt. De schilder Willem
Beurs gaf hun les.
Maar naast de schilderijen van de amateurschilderessen hangen er in de Grote Sael nog zes
portretten. Vijf ervan zijn met de letters EM (of
EvM). F. gesigneerd en dragen het jaartal 1648.
De letters E en M zijn in elkaar geschoven en
vormen zo een monogram. Schilders kortten
toen wel vaker op deze manier hun naam in. De F
staat voor het Latijnse ‘fecit’ dat ‘heeft (dit werk)
gemaakt’ betekent. Volgens de inventaris van Van
der Gronden, waarvan een afschrift bewaard is
gebleven, zijn deze portretten gemaakt door Eva
van Marle.
Als hij in 1882 enkele van deze portretten in
bruikleen geeft aan de grote GeschiedkundigOverijsselsche Tentoonstelling in Zwolle wordt
die naam als verklaring voor de letters EM in de
catalogus vermeld. Misschien heeft hij ze zelfs
Portret van een vrouw met familiewapen Holt, 1648, gesigneerd met de in elkaar
geschoven letters EM.F. ( Coll. het Vrouwenhuis, Zwolle. Foto H. Westerink)
Het raadsel EM
Schilder zonder oeuvre of oeuvre zonder schilder
Saskia Zwiers
ZHT1 2014.indd 4 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 5
voor die tijd nog wat laten bijwerken en de (op
éen na) nog onbekende familiewapens aan de
portretten laten toevoegen.
Op twee andere portretten (van een pastoor)
op deze tentoonstelling staat hetzelfde monogram. Maar in de catalogus worden dan de letters niet met Eva van Marle maar voorzichtig
met de schilder Emmanuel Murant of Meuron
(Amsterdam 1622 – Leeuwarden ca. 1700) in verband gebracht, die ook met EM signeert. Als een
volgende directeur twee Vrouwenhuisportretten van Eva van Marle uitleent aan de Nationale
Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in Den
Haag, die ter gelegenheid van het aantreden van
koningin Wilhelmina in 1898 wordt gehouden, is
haar naam ‘gevestigd’.Vanaf die tijd gaat de naam
Eva van Marle in de kunstgeschiedenis een eigen
leven leiden en worden meer schilderijen met de
signatuur EM aan haar toegeschreven. In totaal
gaat het nu om een tiental gesigneerde portretten
die tussen 1645 en 1654 zijn geschilderd en die
voornamelijk Zwolse personen afbeelden.
In de literatuur wordt ook de naam van de
Haagse portretschilder Everart Crynsz van der
Maes (Den Haag 1577 – ca. 1647) als verklaring
voor de letters EM genoemd, maar leven en ander
Portrettenwand in de
regentenkamer van
het Vrouwenhuis,
waarvan vijf met de
letters EM (of EvM). F.
gesigneerd zijn. (Foto
auteur – zichtbaar in de
spiegel – 2013)
ZHT1 2014.indd 5 22-04-14 14:57
6 zwols historisch tijdschrift
werk van zowel Emmanuel Murant als Everart
van der Maes hebben weinig met deze regio of dit
soort portretten te maken.
Portretten
De schilderijen die dit specifieke monogram EM
dragen, zijn allemaal portretten. De geportretteerden zijn tot aan borst of heup afgebeeld, nooit ten
voeten uit. Van de schilder zijn geen landschappen
bekend, geen stillevens, historische onderwerpen
of de toen zeer in de mode rakende genrevoorstellingen, die scènes uit het dagelijks leven weergeven.
In musea in Kampen, Utrecht, Zwolle en
in Birmingham, USA, hangen werken van de
schilder EM. Ook in enkele particuliere collecties
bevinden zich dergelijke portretten. De eigenaren
zijn dan vaak nazaten van adellijke lieden met een
huis in Zwolle en een havezate elders in Overijssel. Dan draagt de riddermatige persoon op het
portret een harnas.
De afgebeelde figuren zijn vaak in een geschilderde ovaal gevat, tegen een donkere, onbestemde achtergrond. De manier van schilderen is
nogal vlak en hard. De kleding is bij verschillende
personen vaak bijna hetzelfde, tot op de knoopjes
en de plooi in hun mouwen toe. Dat zou kunnen
wijzen op een snelle productie waarbij de kleding
al geschilderd was voor het hoofd van de geportretteerde erboven werd geschilderd. Dat scheelde
de schilder veel tijd en de geportretteerde ook veel
geld.
De meest bijzondere werken van de schilder
EM zijn de portretten van de Zwolse pastoor
Volkert Herkinga / Folkert Herkinge (Groningen
1586 – Zwolle 1662) die ook op bovengenoemde
Zwolse tentoonstelling in 1882 waren te zien. Dit
keer is de geportretteerde niet gevat in een ovaal
maar staat hij in een duidelijk gedefinieerde ruimte, omringd door voorwerpen.
De schilder beeldt in 1650 de pastoor op twee
manieren af: in een zwart wambuis met bruine
tabbaard, leunend op een tafel waarop zijn bonnet
(muts) ligt en in de andere hand een rozenkrans,
en nog een tweede versie waarop hij in vol ornaat
als priester is te zien, staand voor een altaar met
zilveren kandelaars, terwijl hij de zegen uitspreekt
na de mis.
Herkinga was de eerste pastoor van de statie
Onder de Bogen, die voortkomt uit een roomskatholieke schuilkerk in het huis van de rijke
weduwe van jonker Wolfgang de Sweersen in de
Bitterstraat. De pastoor koopt na haar dood in
1641 in het geheim haar huis voor de statie. Het
kan zijn dat de kinderen De Sweersen, en wellicht
vooral Sophia (ca. 1600-1679) die als klopje de
pastoor praktische hulp verleende, de opdracht
voor de twee portretten heeft gegeven. In een
inventaris uit 1666 van de statie van meubelen
die bij juffer de Sweersen berusten, komt de
Portret van pastoor
Volkert Herkinga,
1650. (Coll. Museum
Catharijneconvent,
Utrecht, foto Ruben de
Heer)
ZHT1 2014.indd 6 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 7
omschrijving ‘twee conterfeitsels van salige heer
Volquerus’ voor.
Beide schilderijen waren oorspronkelijk in
het bezit van de Sint Michaëlparochie, de opvolger van de statie. Eén bevindt zich nog in Zwolle,
de ander werd in 1964 verkocht aan het Catharijneconvent in Utrecht. De Sint Michaëlparochie
ging in 2001 op in de Thomas a Kempisparochie.
Schilderende vrouwen
Sinds 1993 hou ik me bezig met onderzoek naar
de schilderessen van het Vrouwenhuis. Naast het
werk van de vier amateurschilderessen en de mysterieuze Eva van Marle hangt er ook werk van een
andere Zwolse ‘penseelprinses’, de schilderes Aleijda Wolfsen (Zwolle 1648-1692). Zij woonde tot
haar dood in het kraambed in het pand dat Aleida
Greve en haar zusters in 1706 van de erfgenamen
kochten.
Onderzoek naar vrouwen in de archieven is
niet zo makkelijk. Ze zitten vaak verscholen achter mannen omdat ze (tot 1957) niet handelingsbekwaam zijn. Ook al zijn ze in de zeventiende
eeuw met 25 jaar volwassen, een mannelijke
voogd (momber) of de echtgenoot is altijd voor
hen verantwoordelijk. Voor vrouwen ligt de keuze tussen óf huwelijk en moederschap óf een religieus, celibatair leven, maar na de Reformatie zijn
niet veel kloosters meer over. Een beroep kiezen
of in het openbaar bestuur plaatsnemen is geen
optie. Vrouwen konden over het algemeen geen
opleiding volgen of lid worden van een gilde, de
organisaties waarin vanaf de Middeleeuwen allerlei beroepsgroepen zich verenigden. Als een schilder lid is van het plaatselijke gilde en als meester
is erkend, mag hij zijn werk signeren, in deze stad
verkopen en er opdrachten aannemen.
Het gildelidmaatschap is voor vrouwen niet
verboden, zoals dat bijvoorbeeld voor Joden het
geval was, maar het was eenvoudig ondenkbaar.
Een uitzondering is de weduwe. Zij heeft de handelingsbekwaamheid van haar overleden man
gekregen. De weduwe van een gildelid mag tot
haar hertrouwen de zaak van haar overleden man
met de hulp van een meesterknecht voortzetten.
Ook de dochter van een meester kan voor een
lagere contributie gildedochter blijven. Alleen in
de handel, dus vooral bij het Sint Nicolaas- of kramersgilde, komen we relatief veel vrouwen tegen.
De meeste kansen om toch zelf haar talent
als schilder te beproeven, heeft de dochter of zus
van een kunstenaar. In de werkplaats kan zij een
opleiding krijgen tussen de andere leerlingen zonder dat het geld kost.
Lessen in tekenen en schilderen zijn ook
voor een jong meisje uit een welgesteld milieu
onmisbaar, maar een professioneel kunstenaarschap is niet de bedoeling. De begaafde Gesina ter
Borch (Zwolle ged. 1631-1690) kreeg voor haar
Portret van pastoor
Volkert Herkinga,
1650. (Coll. Stedelijk
Museum Zwolle, bruikleen Sint Michaëlparochie Zwolle)
ZHT1 2014.indd 7 22-04-14 14:57
8 zwols historisch tijdschrift
tekentalent niet dezelfde aandacht van haar vader
Gerard ter Borch sr., voormalig kunstenaar, als
haar broers.
Met het huwelijk is het kunstenaarschap ook
meestal voorbij zoals bij de Haarlemse schilderes
Judith Leyster (Haarlem 1609 – Heemstede 1660),
die met een collega trouwt. Zij is tot nu toe de
enige vrouw die voor haar huwelijk als meesterschilder ingeschreven stond bij het Sint Lucasgilde en een eigen werkplaats had met enkele leerlingen. Bij andere vrouwen lijkt het meer een soort
erelidmaatschap omdat ze al beroemd zijn. Na het
huwelijk werken schilderende vrouwen vaak nog
mee aan het oeuvre van hun echtgenoot of vader
of aan het verhandelen van zijn kunst.
Feit blijft dat er in de zeventiende eeuw opvallend veel vrouwen werkzaam zijn in de schone
kunsten, hetzij uit liefhebberij, zoals Aleida Greve
en haar penseelzusters, hetzij bijna professioneel.
En juist in Zwolle is toevallig het werk van veel
schilderende vrouwen bewaard gebleven.
Mysterieuze schilderes
De levensverhalen van de zes schilderessen van
het Vrouwenhuis zijn opgenomen in het Digitaal
Vrouwenlexicon Nederland, een website met meer
dan duizend biografieën van vrouwen. Uit deze
verzameling internetbiografieën werd in 2013
het succesvolle boek 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis samengesteld. Na overleg met
samenstelster en medeauteur Els Kloek werd Eva
van Marle echter niet in het boek opgenomen. De
reden is simpel: ik begon steeds meer te twijfelen
aan het bestaan van Eva van Marle. In de archieven is namelijk ondanks uitgebreid onderzoek
omstreeks het midden van de zeventiende eeuw
geen spoor van een vrouw met deze naam te ontdekken. Is Eva van Marle soms afkomstig uit een
van de twee plaatsjes Marle die Overijssel rijk is ?
Zij zou in de eerste twee decennia van de zeventiende eeuw geboren moeten zijn. Is zij familie
van de Egbert Berents uit Marle bij Vorchten (nu
Gelderland) die trouwt met de Zwolse Geertruida
van Sonsbeeck en zo eigenaar wordt van de Gouden Kroon, een bierbrouwerij in de Voorstraat?
Van de verkoop van deze grote brouwerij kan
Aleida Greve later haar (Oude) Vrouwenhuis
stichten. In de stamboom van deze magistraatsfamilie is Eva echter niet te vinden.
De enige bron voor haar naam is de inventaris
van Van der Gronden uit 1875. En waar hij zijn
kennis vandaan haalde, is helaas niet bekend.
Zijn moeder heette Helena Eva van Marle en is de
kleindochter van Helena Eva Golts, een achternicht van Aleida Greve. De naam Eva komt dus
uit de familie Golts. Ook de aanwezigheid van
schilderijen van Cornelia van Marle, lid van het
clubje amateurschilderessen rondom Aleida Greve, zou de naamkeuze beïnvloed kunnen hebben.
Een nieuwe EM
De twijfel aan het bestaan van Eva van Marle werd
nog vergroot omdat er in dezelfde tijd in Zwolle
een wel bij naam bekende schilder actief was met
dezelfde initialen, namelijk Evert Moertman of
Moerman. Zijn naam duikt op in een register met
namen van leden van het Zwolse Sint Lucasgilde
uit ca. 1639. Naast goudsmeden, kistenmakers
(schrijnwerkers), glazenmakers, wielmakers,
zadelmakers, tinnegieters en boekdrukkers
en -binders worden hierin ook zes schilders
genoemd. Of daarmee alleen de ‘fijnschilders’
worden bedoeld, makers van verfijnde afbeeldingen op paneel en doek, of ook de ‘grofschilders,’
die wij tegenwoordig huisschilder zouden noemen, is niet helemaal duidelijk. (In 1652 zouden
Register van namen
van het goud- en zilversmedengilde, detail
met de namen van zes
schilders, ca. 1639.
(HCO, Stadsarchief
Zwolle, inv.nr. 1651,
foto auteur 2013)
ZHT1 2014.indd 8 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 9
de schilders en de glazenmakers zich weer hebben
afgescheiden van het Sint Lucasgilde).
Afgezien van de bekende ‘Gerrit’ ter Borch
worden Gerrit die Brun, Albert Verssevelt,
Johannes Castelanus en Jacup Stra(e)ts genoemd,
schilders over wie (nog) niet zo veel bekend is.
De eerste naam moet wel op Gerard ter Borch de
jonge (Zwolle 1617 – Deventer 1681) slaan, de
bekendste telg uit de Zwolse schildersfamilie. Zijn
vader Gerard ter Borch de oude, ook opgeleid als
schilder, heeft na zijn trouwen in 1613 allang zijn
palet aan de wilgen gehangen. Ondanks zijn jonge
leeftijd – nog maar twintig jaar – is hij al lid van
het gilde. Vier jaar daarvoor had het Sint Lucasgilde in Haarlem hem al als meester-schilder erkend.
Junior heeft Zwolle als thuisbasis maar is in de
jaren dertig en veertig van de zeventiende eeuw
vaak voor lange perioden elders in Europa: na de
lessen van zijn vader eerst voor een vervolgopleiding in Amsterdam, Haarlem en Londen, later
reizend naar Madrid en Munster. In Zwolle, een
stad met bijna 10.000 inwoners die na de Vrede
van Munster (1648) aan een vredige, tamelijk welvarende periode begint, is klandizie genoeg voor
een portretschilder. De zesde van de genoemde
schilders is de tot nu toe onbekende Evert Moertman.
Evert Moertman of Moerman
Bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag waar gegevens over duizenden westerse kunstenaars en ook op internet
geraadpleegd kunnen worden, is Evert Moerman
(of Moertman) niet bekend. In de Zwolse archieven is hij echter wel terug te vinden, zij het dat de
gegevens sporadisch zijn. In een tijd dat er geen
sprake is van een vaste schrijfwijze van namen, is
hij waarschijnlijk dezelfde persoon als de Evert
Moorman, zoon van Everhardt, die in 1634 in
Zalk trouwt met Antonetta (Toontje), dochter
van de doopsgezinde goudsmid Thomas Schimmelpenninck (Zutphen 1578 – Zwolle 1653) uit de
Diezerstraat. De goudsmid is afkomstig uit Zutphen en verwant aan de tak die zich Schimmelpenninck van der Oye noemt. Hij is sinds 1604
burger van Zwolle (en een directe voorvader van
raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck
(1761-1825). Deze man bezit in 1633 ook een huis
in de Sassenstraat, naast de ouders van de schilder
Hendrik ten Oever, dat hij verhuurt.
Ongetwijfeld is hij ook dezelfde als de Evert
Moerman die op 2 augustus 1639 burger van
Zwolle wordt. Hij wordt dan meester-schilder
genoemd en is afkomstig uit Antwerpen. Het
Portret van Joost/Justinus van Moerkerken,
1645. Coll. Birmingham Museum of Art,
Alabama, U.S.A. Gift
of Victor H. Hanson, II
ZHT1 2014.indd 9 22-04-14 14:57
10 zwols historisch tijdschrift
burgerschap van een stad is de eerste voorwaarde
om lid te mogen worden van een gilde. Hij is
dus tot 1644, als de goud- en zilversmeden zich
gaan verenigen in een afzonderlijk gilde, ook een
gildebroeder van zijn schoonvader of van zijn
zwager die ook Thomas Schimmelpenninck heet
en goudsmid is.
Eén van de oudste portretten van de schilder
EM zou dat van een andere goudsmid zijn die
rond 1630 in de Diezerstraat woont, Joost (Justinus) Jansz van Moerkerken (ovl. Zwolle 1649).
Het is 1645 gedateerd. Van Moerkerken komt
oorspronkelijk uit Delft, is in 1610 te Zwolle
getrouwd met Maria ter Borch en een zwager
van Gerard ter Borch senior. Van Moerkerken is
dan pas keurmeester geworden van het nieuwe
goudsmedengilde, een goede aanleiding om een
portret te laten schilderen. Niet door zijn neefje
Gerard ter Borch de jonge maar door de schilder
EM. (Later schilderden Gerard ter Borch de jonge
en zijn broer Harmen wel jongere leden van de
familie Van Moerkerken).
De naam ‘Justinus van Moerkerken’ staat achterop het schilderij geschreven. Maar, zoals vaak
het geval is met portretten, helemaal vast staat dat
niet want het familiewapen lijkt volgens het RKD
later geschilderd. Ook de vermelde overlijdensdatum (16 oktober 1649) klopt niet helemaal, want
volgens de Zwolse archieven wordt hij reeds een
maand eerder, op 16 september 1649 in de Grote
Kerk begraven. Op de voorkant staat dat zijn leeftijd 64 jaar is, dan zou hij in 1581 of 1582 in Delft
geboren moeten zijn. Dat valt helaas niet te controleren omdat er geen doopboeken uit Delft van
voor 1616 bewaard zijn gebleven.
Het is tot nu toe wel het oudste bekende schilderij van EM. En een levendig portret, zonder
geschilderde ovaal: met zijn uitnodigende handgebaar lijkt het alsof de man ons iets wil zeggen.
Van Antwerpen naar Zwolle
Zwolle is blijkbaar aantrekkelijk genoeg voor een
meester-schilder uit Antwerpen. Na de bezetting
van het welvarende Antwerpen door de Spaanse
troepen in 1585 zijn veel inwoners naar de Noordelijke Nederlanden gevlucht. Een vlucht van
rijke en hoogopgeleide mensen die enkele decennia aanhoudt en waar veel steden hun voordeel
mee doen.
De bekendste Antwerpenaar in Zwolle is
Zacharias Heyns (Antwerpen ca. 1566 – Zwolle ca.
1638), de drukker, schrijver en schoolmeester in
de Voorstraat, bevriend met Willem Bartjens, die
in 1605 is gearriveerd.
Mocht Moerman ook in Antwerpen geboren
zijn, rond 1610, dan zou hij verwant kunnen zijn
aan de daar werkzame schilder Jacques Moermans (Antwerpen 1602-1653). Leven en werk
van deze schilder werden bepaald door dat van
de bekende schilder Peter Paul Rubens. Ook is in
Antwerpen in de zeventiende eeuw een goudsmedenfamilie met die naam actief.
Het gaat Moerman voor de wind, mede dankzij
zijn huwelijk. Een dienstmeid die in 1638 wil
trouwen, woont in huis bij ‘meester Evert de
Schilder’. Blijkbaar is hij door zijn beroep zo
bekend dat een achternaam niet nodig is. Het
paar krijgt twee dochters en een zoon, Lijsbeth,
Dorothea en Thomas. Hun dopen zijn niet te
vinden, wat er op kan duiden dat het echtpaar net
als (schoon)vader ook doopsgezind is. De volgelingen van Menno Simons (1496-1561) geloven
namelijk dat de doop een vrijwillige keus moet
zijn als iemand volwassen is. Dat is een doorn in
het oog van de gezaghebbende gereformeerde
overheid die de kinderdoop voorstaat. Moermans
zwager Thomas wordt ‘anabaptist’ genoemd als
hij in 1640 met een doopsgezind meisje uit Kampen trouwt en ook zijn zoon Thomas Moerman
moet in 1674 trouwen op het Raadhuis omdat de
gereformeerde overheid precies in de gaten wil
houden wie doopsgezind is. Door hun geloofsovertuiging zijn doopsgezinden van publieke
ambten zoals lid worden van meente of magistraat uitgesloten. Militaire functies weigeren ze.
Blijkbaar werd hun lidmaatschap van het gilde
nog wel gedoogd maar keurmeester worden zit
er niet in. Alleen Toontjes broer Hendrik Schimmelpenninck (Zwolle 1611-1673) bekeert zich
tot de ‘ware gereformeerde religie’ en wordt later
burgemeester van Zwolle.
De doopsgezinden komen vanaf 1638 bij
elkaar in een schuilkerk in de Wolweverstraat.
ZHT1 2014.indd 10 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 11
Volgens het vuurstedenregister van 1682 bezitten
de Schimmelpennincks en een ‘Toonis Moorman’
huizen in de straat waar later de Doopsgezinde
kerk zal worden opgetrokken.
In 1642 koopt Evert Moerman met zijn vrouw
Toontje een graf in de Grote Kerk waarvan de
zerk vandaag de dag nog langs de zuidwand te
vinden is. ‘Everhardt Moerman en Toentien
Schimmelpenninck / Ao 1642’ staat in de steen
gebeiteld, met hun familiewapens. Hij bezit in
1643 ook de helft van ongeveer vijftien hectare
land langs de Nieuwe Wetering in de polder Mastenbroek. In 1653, na zowel de dood van zijn zwager Thomas als van zijn schoonvader, wordt hij in
het vuurstedenregister als eigenaar van het grote
pand in de Diezerstraat genoemd. In deze jaren
waart de pest weer eens door de Zwolse straten.
Toontje wordt in 1654 in hun graf te ruste
gelegd. Op 2 april 1659 wordt Evert Moerman bij
haar begraven.
Leermeester
Waar Evert Moerman zijn opleiding kreeg, is niet
bekend. Ook niet aan wie hij lesgaf.
Van Eva van Marle werd gezegd dat zij wel de
eerste leermeester zou kunnen zijn van de Zwolse
schilder Hendrik ten Oever (Zwolle 1639-1716)
vanwege de verwantschap met diens oudst bekende portret uit 1657. Stel dat Hendrik de leerling
van Moerman was geweest, dan zou diens dood
eind maart 1659 aanleiding voor de twintigjarige
leerling zijn geweest zijn schildersopleiding te
vervolgen bij zijn neef de schilder Cornelis de Bie
(Amsterdam ca. 1620-1664) in Amsterdam. Na
diens dood is Ten Oever in 1665 terug in Zwolle
en dan uitgegroeid tot een veelzijdig schilder,
meer dan alleen portrettist. Hetzelfde geldt voor
Gerard ter Borch de jonge die inmiddels internationaal aanzien heeft verworven met zijn portretten en genrestukken en zich vanaf 1654 in Deventer heeft gevestigd.
De wat stijve portretten in een geschilderde
ovaal van de Overijsselse en Gelderse adel worden
in de loop van de jaren vijftig van de zeventiende
eeuw voortgezet door de jongere schilder Theodor (Dirk) van Loonen (ca. 1620 – ovl. na 1701)
uit Zutphen. Hij schildert ook leden van de familie Schimmelpenninck van der Oye.
Over de schilder EM is het laatste woord nog niet
geschreven, maar de Zwolse kunstgeschiedenis is
voorlopig voor de zeventiende eeuw een schilder
rijker en mogelijk een schilderes armer.
Gratis rondleiding voor leden van de Zwolse
Historische Vereniging
Op zaterdag 17 mei wordt door de auteur om
11.00 en 16.00 uur voor de leden van de ZHV
een gratis rondleiding Van Marle of Moerman?
in het Vrouwenhuis gegeven, op vertoon van dit
tijdschrift. Voor meer informatie en voorwaarden: www.vrouwenhuiszwolle.nl/agenda
Graf van Evert
Moerman en Toontje
Schimmelpenninck in
de Grote Kerk, detail.
(Foto auteur 2013)
ZHT1 2014.indd 11 22-04-14 14:57
12 zwols historisch tijdschrift
De Wipstrikkerallee in vogelvlucht
Annèt Bootsma –
van Hulten Bij bewoners van de Wipstrikkerallee en
Herenweg circuleert sinds een paar jaar
een ongeveer vijftig jaar oude luchtfoto van
een stukje van de buurt. De foto is verspreid door
het echtpaar Dick en Ada Timmerman – Schutte,
sinds 25 jaar woonachtig op Wipstrikkerallee 85.
Hun band met deze plek is overigens veel ouder,
het perceel waar hun huidige huis op staat is al
120 jaar in het bezit van de familie.
Ada’s overgrootmoeder, mevrouw Ester-Wijtenhorst, kocht het perceel, dat toen nog doorliep
tot aan de Herenweg, aan het eind van de negentiende eeuw voor 1825 gulden. Het bijbehorende
huis werd vervolgens bewoond door haar zoon
Gerrit Ester, die een ijzerwarenwinkel op de hoek
Vechtstraat/Rhijnvis Feithlaan had. Gerrits dochter trouwde weer met H. Schutte, in Zwolle bekend
van het nog steeds bestaande schildersbedrijf. Zij
waren de ouders van Ada. In 1967 werd het oude
huis afgebroken en het huidige gebouwd.
W.G.J. Westera
Ada Timmerman kreeg de foto van haar oudklasgenoot de heer Marten Terwal, die op zijn
beurt weer over de foto beschikt omdat zijn
schoonvader de heer W.G.J. Westera hem indertijd gemaakt heeft. Westera was kapitein en
later reder van twee kustvaarders, de ‘Ysel’ en de
‘Overysel’. In 1949 verhuisde het gezin Westera
van de Van Lennepstraat naar Wipstrikkerallee
59. Het huis kreeg toen de naam ‘Voor Anker’
en om dit nog extra te illustreren lag er een groot
anker in de voortuin. Ook stonden er in de tuin
een grote scheepsschroef en een scheepsmast die
bij de trouwerijen van kinderen van het echtpaar
Westera werd volgehangen met scheepsseinvlaggen. Daarnaast werd de toegang tot het huis nog
gesierd met een vuurtoren. De heer Westera overleed in 1990, op 80-jarige leeftijd.
Westera haalde eind jaren vijftig zijn vliegbrevet, hij bestuurde zelf het vliegtuig van waaruit
de foto met zijn eigen woonhuis erop gemaakt
is. Zijn schoonzoon Marten Terwal heeft met het
bewaard gebleven vliegbrevetboekje van Westera
kunnen reconstrueren wanneer dit geweest moet
zijn. Dat was naar zijn zeggen nog niet zo eenvoudig, want alle vluchten werden wel genoteerd,
maar de bestemming werd niet altijd ingevuld,
er werd dan volstaan met de mededeling: rondvlucht.
Vanwege het feit dat de wintereiken (eiken
die hun verdorde blad langer vasthouden) aan
de Wipstrikkerallee al het blad hebben verloren,
moet de foto aan het eind van de winter of in het
vroege voorjaar gemaakt zijn. De schaduwen van
de bomen wijzen op een tijdstip rond het middaguur. In het vliegbrevetboekje vond Terwal een
vlucht die redelijk correspondeert met deze gegevens. Daaruit concludeert hij dat de vlucht plaats
vond op 24 maart 1960 vanaf vliegveld Teuge,
vertrek 11.25 en terug op Teuge om 12.20 met het
vliegtuigje PH-UCG.
Landelijk karakter
De foto geeft dus de situatie van 54 jaar geleden
weer. Op de voorgrond zijn achtereenvolgens de
woonhuizen Wipstrikkerallee 49 tot en met 59
zichtbaar, daarna verspringt de nummering en
krijg je Wipstrikkerallee 65 tot en met 71 en dan
tenslotte het braakliggende perceel Wipstrikkerallee 73/75 (dubbel nummer).
Opvallend is het landelijke karakter van het
gebied meteen achter de Herenweg, de parallel aan de Wipstrikkerallee lopende straat.
We zien de jaren dertig bebouwing van de
Herenweg, de Herfterweg, het Herfterplein en
de Vosmaerstraat. Het Herfterplein zelf is nog
niet aangelegd. Het gebied wordt verder nog
ZHT1 2014.indd 12 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 13
ingevuld door tuinderijen, gelegen aan de Bonepadsweg, de Herfterweg – dit gedeelte was niet
verhard – en de Ossenkampsweg. Zie hiervoor
ook de opgenomen kaart van eind jaren vijftig.
Vanwege de bebouwingsplannen voor dit gebied
was de uittocht van de tuinders toen trouwens al
aan de gang, zij vertrokken in 1959 en 1960 met
name naar Heerde en Ankum. Linksboven op
de foto valt als zandbaan al een stukje tracé van
de Ceintuurbaan te ontwaren. Dit tracé, van het
Openluchtbad tot aan de Wipstrikkerallee, werd
al in 1937 aangelegd en pas eind jaren zestig
bestraat.
Linksboven liggen de huizen van de Bilderdijkstraat, in het verlengde waarvan nog (een
stuk van) het Openluchtbad valt te zien, met
daartegenover de tribune van PEC. Rechts in de
hoek ligt de autosloperij van Van Nief, die later
verplaatst werd naar de Bergkloosterweg.
Op de voorgrond vallen de relatief kleine eikenbomen aan de zuidkant van de Wipstrikkerallee op. Die kant van de laan was oorspronkelijk
beplant met beuken. Maar na de bebouwing in de
jaren twintig en dertig werden de takken ingekort,
waardoor er direct zon op de stammen kon schijnen. Dat bleek dodelijk voor de beuken.
Op de foto is rechts nog net een stukje van het
perceel Wipstrikkerallee 77 zichtbaar, de bebouwing daar werd kort na de foto gesloopt om plaats
te maken voor de ambtswoning van burgemeester
Roelen.
(Foto W.G.J. Westera)
ZHT1 2014.indd 13 22-04-14 14:57
14 zwols historisch tijdschrift
Het pand links daarnaast was net gesloopt,
hier kwamen de huisnummers Wipstrikkerallee
73 en 75, in de vorm van één pand met een afzonderlijke boven en -onderwoning. Het verhaal gaat
dat de oud-veekoopman Van Tongeren destijds
op dit perceel een bungalow wilde bouwen, maar
daar geen toestemming voor kreeg en daarom
besloot maar twee ‘bungalows’ op elkaar te zetten… Tegenwoordig is het weer een gewoon
enkel woonhuis, maar nog wel altijd met dubbele
benummering. Achter Wipstrikkerallee 67 zijn
goed de kassen te zien van de bloemisterij van
Gerrit Banck, die deze zaak in 1954 overgenomen
had. Zijn werkterrein liep van de Wipstrikkerallee
naar de Herenweg, en besloeg ook nog een gedeelte grond achter de panden Wipstrikkerallee 69 tot
en met 73/75. De familie Banck stopte in 1997 met
de bloemisterij, die toen ook werd opgeheven. Ze
wonen nu in een nieuw gebouwd huis op hun perceel aan de Herenweg.
Op het kaartje van eind jaren zestig is te zien
hoe het hele gebied achter de Wipstrikkerallee
– Herenweg inmiddels een grondige metamorfose had ondergaan, er lag een compleet nieuw
stratenplan met bijbehorende bebouwing. Deze
luchtfoto is daarom net op tijd genomen om nog
een stukje oud-Zwolle weer te kunnen geven.
* Met dank aan Gerrit Banck, Marten en Truus
Terwal- Westera en Dick en Ada TimmermanSchutte voor de verstrekte informatie.
Links: Detail uit kaart
van Zwolle eind jaren
vijftig. (Collectie
auteur)
Rechts: Detail uit
kaart van Zwolle eind
jaren zestig.(Collectie
auteur)
ZHT1 2014.indd 14 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 15
De betonnen muren bij de Vecht
Verstrekte informatie is historisch onjuist
Willem van de Veen S
inds kort staat er bij de Vechtdijk, vlakbij de
Agnietenplas, een groot bord, waarop het
‘Overijssels Landschap’ informatie verschaft
over het natuurgebied ‘Buitenlanden Langenholte’. Naast bijzonderheden over de natuur leest
men ook uitleg over de oorsprong van de dikke
betonnen muren die daar op de dijk staan. Deze
dienden er toe om in oorlogstijd de doorgang van
tanks te verhinderen. Het is alleen jammer dat de
informatie op het bord van het ‘Overijssels Landschap’ historisch de plank mis slaat. De aanleg van
de muren wordt namelijk toegeschreven aan de
Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Er staat dat
deze verdedigingswerken tijdens de bezettingsjaren werden gebouwd door de Duitse ‘Organisation Todt’, die er Zwolse dwangarbeiders voor
zou hebben gebruikt.
Hoe kan het dan dat ik die muren daar al vóór
de Tweede Wereldoorlog in het landschap heb
zien staan? Als lagere schooljongen speelde ik
toen in die contreien vaak met mijn vriendje
Rein, zoon van de vlakbij wonende boer Snel,
op wiens erf mijn ouders een zomerhuisje hadden gehuurd.
De oplossing is eenvoudig. De verdedigingswerken werden in de mobilisatietijd van eind
jaren dertig opgetrokken door het eigen Nederlandse leger, dat bevreesd was voor een aanval van
de Duitse vijand via de Vecht en zijn dijken. De
betonnen kazemat naast de Agnietenplas, aan de
rand van de Vecht, is daar ook afkomstig van.
Wie de situatie ter plaatse bekijkt moet ook al
spoedig tot de conclusie komen dat de obstakels
voor de Duitsers tegen het einde van de oorlog
van geen enkel strategisch belang zouden zijn
geweest. De Organisation Todt kwam in Zwolle
pas in het laatste oorlogsjaar ’44/’45 in actie. De
Duitsers hielden zich toen – met de inzet van
gedwongen gravers uit onder meer Zwolle en
Twente – bezig met de aanleg van verdedigingswerken langs de IJssel.
De betonnen muren, verdedigingswerken tegen tanks, die al sinds eind jaren
dertig van de vorige eeuw dichtbij de Agnietenplas, op de Vechtdijk staan.
(Foto auteur)
Nog dichter bij de Agnietenplas staat ook nog steeds – vreedzaam – een betonnen kazemat, waaruit nooit een schot op Duitsers is gelost. Het mitrailleurgat
(zie midden op de muur) is al lang geleden dicht gemetseld. (Foto auteur)
ZHT1 2014.indd 15 22-04-14 14:57
16 zwols historisch tijdschrift
I
n het archief van de O. de Leeuwgroep bevinden zich twee volledig uitgeschreven lezingen
die de toenmalige directeur Oeds de Leeuw jr.
(1875-1954) aan het eind van de jaren dertig van
de vorige eeuw hield voor zijn mede-Rotarians
van de in 1930 opgerichte Rotaryclub Zwolle.
De eerste lezing is niet exact gedateerd, maar
stamt uit 1938. De Leeuw vertelt daarin over zijn
bedrijf en over de specifieke situaties die ontstonden na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Omdat die oorlog honderd jaar geleden begon,
geef ik deze lezing hieronder grotendeels weer.
Maar eerst nog een korte inleiding.
De firma O. de Leeuw en Oeds de Leeuw jr.
Oeds de Leeuw jr. werd in 1875 in Zwolle geboren. Drie jaar daarvoor had zijn vader, Oeds de
Leeuw sr. (1846-1916), zich vanuit Groningen in
Zwolle gevestigd en zich hier geassocieerd met de
eigenaar van een uit 1810 stammende winkel in
ijzerwaren aan de Diezerstraat. In 1892 zette De
Leeuw sr. deze zaak onder zijn eigen naam voort.
Hij gaf toen de transformatie van de oorspronkelijke detailhandel tot een groothandel verder
vorm. Uit het verhaal van De Leeuw jr. blijkt dat
die transformatie tijdens de oorlogsjaren ’14-’18
afgerond werd. Belangrijke afnemers van het
bedrijf waren smeden in een straal van ongeveer
zeventig kilometer rond Zwolle. Aardig is dat veel
van deze smeden in de loop der jaren uitgegroeid
zijn tot constructiebedrijven, machinefabrieken,
carrosseriebedrijven en landbouwmechanisatiebedrijven die nog altijd hun goederen betrekken van de bedrijven die onder de huidige O. de
Leeuwgroep ressorteren.
In de jaren negentig van de negentiende
eeuw begon De Leeuw naast ijzerwaren ook ijzer,
kachels, wasmachines en landbouwwerktuigen
te verkopen. Daarvoor moest de huisvesting uitgebreid worden, er werden panden gekocht aan
de Nieuwstraat, het Gasthuisplein en er verrees
in 1908 een imposant gebouw op het Rodetorenplein. Ter gelegenheid van het bezoek van
koningin-regentes Emma en de jonge koningin
Wilhelmina in 1895 aan Zwolle werd de firma
het predicaat hofleverancier verleend. In die tijd
werden er ook daadwerkelijk leveranties aan
de kroondomeinen in Apeldoorn gedaan, zoals
puntdraad (prikkeldraad) en gereedschappen.
De bedrijfsactiviteiten van O. de Leeuw waren tot
ver in de twintigste eeuw gestoeld op vier pijlers:
ijzerwaren, ijzer en staal (walserijproducten),
landbouwwerktuigen en huishoudelijke appaOeds de Leeuw jr.,
1875-1954. (Particuliere collectie)
Een Zwolse onderneming tijdens
de Eerste Wereldoorlog
Annèt Bootsma –
van Hulten
ZHT1 2014.indd 16 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 17
raten. De onderneming ging zich vervolgens
steeds meer toeleggen op staal, ijzerwaren en
technische producten en werd een succesvolle
toeleverancier voor bedrijfsmatige afnemers. Drie
dochterondernemingen van de O. de Leeuwgroep
zijn tegenwoordig nog in Zwolle gevestigd: IJzerleeuw, Leeuwbouw en Leeuwtechniek.
Oeds de Leeuw jr. bezocht in Zwolle de Nutsschool en doorliep vervolgens de HBS. Als enige
zoon naast twee dochters was hij de aangewezen
opvolger van zijn vader. Oeds jr. was een beminnelijk man met een subtiel gevoel voor humor.
Hij zong in het toonkunstkoor Caecilia, waarvan
de leden destijds vooral uit de gegoede burgerij
kwamen. Daarnaast was hij sportief, hij hield
van fietsen en zeilen. Hij werd bij de oprichting
in 1893 meteen lid van ZAC, de voetbalclub die
destijds ook een (kunst)fietsafdeling had. Aardig
in dit verband is zijn verwijzing naar de betonnen
vloer van de benedenruimte van het gloednieuwe
bedrijfspand van de firma aan het Rodetorenplein, dat de eerste winter als rolschaatsbaan
gebruikt werd. Aan dit spektakel zal hij vooral
ook zelf enthousiast deelgenomen hebben, met
zijn zwagers en vrienden. De familie De Leeuw
behoorde rond 1910 tot de eerste autobezitters
in Zwolle. Oeds jr. trouwde in 1913 met de uit
Elburg afkomstige Johanna Gijsberta Top, het
echtpaar kreeg twee dochters. Zij bewoonden een
stadsvilla aan het Groot Wezenland.
De tekst van de lezing uit 1938 is enigszins
bewerkt en aangepast aan de hedendaagse spelling. De opmerkingen tussen vierkante haken zijn
toevoegingen van mijn kant, de opmerkingen
tussen gewone haakjes maken deel uit van de oorspronkelijke tekst. Het verhaal over het bedrijf,
het uitbreken van de oorlog, de Belgische vluchtelingen – niet on-profijtelijk voor O. de Leeuw
–, de stokkende aanvoer, prijsstijgingen en de
naoorlogse ontwikkelingen spreekt verder voor
zich. Ik laat nu Oeds de Leeuw jr. aan het woord:
De ijzervreterswereld
‘In 1893 deed ik mijn intrede in de ijzervreters
wereld. Na in verschillende afdelingen van ons
bedrijf wat kennis te hebben opgedaan, ging ik
in 1895 naar Den Haag als volontair bij de firma
Rouppe van der Voort en in 1896 naar Groningen
als volontair bij de firma J. Geertsema. Het plan
was om nadien nog naar Duitsland te gaan, maar
het lot besliste dat ik weer in Zwolle kwam, waar
mijn vader mij nodig had daar zijn procuratiehouder naar elders vertrok.
Het bedrijf had zich in de loop der jaren uitgebreid en was niet alleen detailzaak gebleven.
Zo had mijn vader bijvoorbeeld in Drenthe een
vaste clientèle opgebouwd, die in mijn jeugd twee
maal per jaar persoonlijk door hem per rijtuig
werd bezocht, welke reis van maandagmorgen
(zondagsavonds per trein van hier) tot zaterdagsavonds duurde. Vooral op de najaarsreis werd
door de smeden dan voor enige maanden goederen besteld.
Het personeel bestond in 1893 uit negen
personen, waaronder één reiziger. Deze laatste
bezocht Overijssel, de Veluwe en het eiland Urk.
De werktijden liepen destijds van zeven uur ’s
morgens (’s winters half acht) tot ’s avonds half
tien; met de nodige rustpauzes.
Toen ik al enige tijd in de zaak werkzaam was
werd het sluitingsuur op acht uur gezet. Het leek
mij verder gewenst onze handel uit te breiden
door het opnemen van meerdere artikelen, vergroting van werkterrein, enzovoort. Daardoor
werd de omzet groter en konden wij door het aankopen van grotere hoeveelheden de concurrentie
beter het hoofd bieden.
De bestaande magazijnruimte aan de Diezerstraat bleek toen echter al gauw te klein en
daarom werd het perceel van de firma Muyderman, hoek Brouwersteeg en Gasthuisplein aangekocht. In de negentiger jaren was de verkoop van
enkele kleine landbouwwerktuigen eveneens ter
hand genomen, waaraan later kachels en haarden
toegevoegd werden. Inmiddels had ik mij in de
administratie- en expeditieafdeling ingewerkt en
vond mijn vader het gewenst dat ik mij langzamerhand met de inkoopafdeling ging bezig houden, voorlopig wat de ijzerwaren betrof.
Daar er in Zwolle geen grote zaak in landbouwwerktuigen was, maar er wel behoefte bleek
te bestaan aan een dergelijk bedrijf, werd deze
branche ten onzent eveneens meer uitgebreid.
Daardoor werd mijn werk te omvangrijk en werd
ZHT1 2014.indd 17 22-04-14 14:57
18 zwols historisch tijdschrift
mijn zwager, de heer C.F. [Frans] Esser, met deze
nieuwe afdeling landbouwwerktuigen belast. Hij
interesseerde zich hier ook nogal voor.
Maar waar die artikelen en machines, die
veel ruimte vereisen onder te brengen? In 1907
werd toen aan het Rodetorenplein een stuk grond
gekocht, het zogeheten Kikkerseiland, waarop
in 1908 een magazijn voor landbouwwerktuigen
werd gebouwd, waarin voorlopig ruimte genoeg
was. (Beneden zelfs zo veel, dat bijna de gehele
benedenruimte, voorzien van een betonnen
vloer, de eerste winter als rolschaatsbaan gebruikt
werd).
Doch ook voor de ijzerwarenafdeling was
meer ruimte nodig. Dit werd bereikt in 1913 na
aankoop van percelen aan het Gasthuisplein,
namelijk nr. 17 en de bovenwoning 17A. Daardoor kregen wij vanuit onze eigen magazijnen aan
de Diezerstraat binnendoor een verbinding met
de nieuwe magazijnruimten aan het Gasthuisplein. Zo werd geleidelijk het bedrijf uitgebreid.
In 1908 werden mijn zwager en ik als vennoten
in de firma opgenomen. Mijn vader liet de werkzaamheden langzamerhand aan ons over en deed
in hoofdzaak nog wat administratie.
Oorlog
Na het uitbreken van de oorlog werd de situatie
een geheel andere. In de eerste dagen van augustus 1914 was het geld zeer schaars. In navolging
van meerdere collega’s werd door ons een tijdelijk
contante verkoop ingesteld, die door één van hen
niet anders dan onder protest gevolgd werd. Toen
de toestand enige weken later weer in normalere
Het in 1908 gebouwde
magazijn aan het
Rodetorenplein
omstreeks 1910. Rechts
aan de gevel hangt het
hofleverancierbord.
Het pand was tot eind
jaren zestig in gebruik
bij O. de Leeuw. Het
werd in 1998 gesloopt
om plaats te maken
voor het Maagjesbolwerk. (Collectie HCO,
collectie Joos Lensink)
ZHT1 2014.indd 18 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 19
banen gekomen was en de genomen maatregel
terzijde gesteld werd, wilde dezelfde collega daar
ook weer niet aan! ’t Was hem dus best bevallen!
De tegenstelling was ook wel groot. Voordien
werd aan circa 75 procent onzer afnemers op
jaarkrediet geleverd; ongeveer 20 procent kocht
op drie maanden en de rest op één maand of à
contant. Het is een grote verdienste van de Nederlandse Verenging van IJzerhandelaren geweest
om toen met een bindend besluit het jaarkrediet
af te schaffen, zodat thans in hoofdzaak slechts
een driemaands krediet wordt gegeven en op
landbouwwerktuigen één maand krediet, behalve
de hooibouwwerktuigen, die op betaling per 1
augustus verkocht worden.
Pots de chambre
De augustusdagen van 1914 zal ik niet gauw vergeten. De mobilisatie bracht met zich mee dat er
voor defensie en militaire doeleinden veel artikelen nodig waren waarin nou net wij grossierden.
Ik herinner mij bijvoorbeeld dat er een telegrafische order uit Den Haag kwam om naar twee
destinaties elk een wagon van tien ton puntdraad
te verzenden, onder militair vrachtvervoer. Het
kostte mij toen heel wat moeite om van het militaire personeel de benodigde papieren mee te krijgen, zodat de wagons die dag nog geladen konden
worden.
Na de Duitse inval in België en de inname van
Luik en omgeving [16 augustus] kwamen al spoedig Belgische vluchtelingen over de grens.
Daar de legerplaats Oldebroek [vanwege de
mobilisatie] toch verlaten was door de militairen,
kreeg de toenmalige commandant (een administratie officier) bericht dat er binnen 24 uur
enige honderden Belgische vluchtelingen zouden
arriveren en in de gebouwen van de legerplaats
onder gebracht moesten worden. Aangezien
een kazerne of militair kamp nu eenmaal niet op
vrouwen, kinderen en oude mensen ingericht
is, waren er niet voldoende “pots de chambre”
[po’s] aanwezig. Vandaar een telegram aan onze
firma om direct honderd stuks te zenden van dat
onmisbare artikel. Maar de treinenloop en vooral
die van goederentreinen was onregelmatig en in
het bedrijf was het nog slap, zodat mijn vader toestemming gaf om zijn auto dan maar vol te laden.
Zo kwamen wij met een auto beladen met “pots”
in de legerplaats, tot grote blijdschap van de toenmalige commandant en de Belgen.
Dagelijks kwamen er nieuwe treinen met
vluchtelingen aan, waarvoor allerlei artikelen voor
keuken en huishouding nodig waren. Door de
Belgische vluchtelingen
in Oldenbroek. (Coll.
Streekarchivariaat
Noordwest Veluwe)
‘Pots de Chambres’
stonden in de prijscourant van O. de Leeuw
gewoon als ‘nachtpotten’. In diverse maten
en ook leverbaar met
deksel. (Prijscourant augustus 1918,
Bedrijfsarchief O. de
Leeuw)
ZHT1 2014.indd 19 22-04-14 14:57
20 zwols historisch tijdschrift
gunstige ligging van Zwolle ten opzichte van de
legerplaats en het feit dat de commandant soms pas
24 uren van te voren telefonisch bericht kreeg van
nieuwe zendingen “mensen materiaal”, alsmede de
goede service van onze firma om iedere order groot
of klein en van welk artikel ook meestal binnen 24
uur uit te voeren, werden ons geregeld orders voor
het vluchtelingenkamp opgedragen.
Al gauw bleek dat de huisvesting in de legerplaats te klein was. Er werd toen bij Nunspeet een
enorm vluchtelingenkamp gebouwd, waarbij het
verzorgen van vrijwel de hele keukenuitzet en de
verwarming aan onze firma opgedragen werd.
Intussen kregen ook andere plaatsen hier te lande
hun Belgen; burgers zowel als (geïnterneerde)
militairen. Onze firma werd naar het voorbeeld
van Nunspeet de leveringen van de keukeninrichtingen opgedragen in onder meer: Harderwijk,
Ede, Gouda, Uden, Bergen op Zoom, Amersfoort,
Naarden en Zwolle.
Een ander interessant feit was dat er op zekere
dag een wagon met twintig ton ijzer uit Luxemburg bij onze firma voorreed. De afzender was
onbekend, een vrachtbrief was er ook niet bij. Alle
naspeuringen dienaangaande liepen dood, zodat
wij gratis twintig ton ijzer in ons magazijn konden
bergen. Een factuur is tot op de huidige dag niet in
ons bezit gekomen.
Prijsstijgingen
De beide eerste oorlogsjaren brachten overigens
niet veel wijziging in de gang van zaken in het
bedrijf. De prijzen trokken wel iets aan, maar nog
niet van belang. Een grote verandering trad op
toen door de blokkade ter zee er weinig aanvoer
van grondstoffen meer was. Daardoor en door
het gemis van import uit Duitsland en het bezette
gebied gingen in de laatste oorlogsjaren de prijzen
van alle metalen, alsmede ijzer, ijzerwaren enzovoort, met sprongen omhoog. De toenmaals zo
beruchte kettinghandel [het via tussenhandelaren
opdrijven van de prijs] werkte een en ander in
de hand en het duurde dan ook niet lang meer of
er werden van regeringswege maximum prijzen
voor ijzer en staal uitgegeven. Voorts kwam er een
regeling op het vervoer van staafijzer en later van
plaatijzer en kachelpijpen, waarbij ieder vervoer
Het vluchtoord in Nunspeet werd in oktober 1914 gebouwd en moest 13.000
vluchtelingen kunnen herbergen. Het was opgedeeld in vier verschillende ‘dorpen’ met elk hun eigen voorzieningen. (Coll. Streekarchivariaat Noordwest
Veluwe)
Een van de keukens van het vluchtoord Nunspeet, met de door de firma
O. de Leeuw geleverde keukenoutillage. (Coll. Streek-archivariaat Noordwest
Veluwe)
ZHT1 2014.indd 20 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 21
van handelaar tot verbruiker door een wettelijk
vastgesteld vervoerbiljet gedekt moest zijn. Dat
dit een grote rompslomp met zich bracht, is te
begrijpen.
De regeringscommissaris daarvoor te Zwolle
was een oud zeeofficier, die van de, voor een leek
tamelijk ingewikkelde “overprijzen” [bepaalde
prijsstructuur] absoluut niets begreep, en daardoor in de eerste dagen nog al eens bekeuringen
gaf die geheel ongemotiveerd waren.
Dat echter maximum prijzen nodig waren,
lag voor de hand. Door de kettinghandel waren
de prijzen van bijvoorbeeld balkijzer, betonijzer
en plaatijzer tot fantastische hoogten opgedreven. Andere artikelen, bijvoorbeeld draadnagels
[spijkers] die normaal voor de oorlog 10 cent per
kilo voor de verbruiker kostten, hebben wij wel
verkocht (zelfs een partij van 5000 kg) voor ƒ 1,25
per kg. Dit waren natuurlijk vrije prijzen.
Aanvoerproblemen
De invoer van Duitse goederen was niet zo
gemakkelijk. De leverancier had daarvoor een uitvoerconsent nodig, dat alleen dan verstrekt werd
wanneer de Nederlandse afnemer als bevriende
en bonafide handelsrelatie bekend was. In het
begin ging dat ook goed.
Nadat ons later herhaaldelijk Duitse goederen
geweigerd waren, moest dat zijn reden hebben.
Na ingewonnen informaties te Berlijn, verwees
men ons naar een kantoor in Den Haag – onder
Duitse leiding – waar men ons te verstaan gaf dat
Duitsland het op prijs zou stellen als wij het door
financiële deelname in Kriegsanleihen [oorlogsleningen] of via aandelen van enige met name
genoemde Duitse fabrieken wilden steunen. Met
andere woorden: voor wat hoort wat. Wij kozen
dus maar de Duitse fabrieksaandelen en hebben
daar in die dagen geen spijt van gehad. De hoofdzaak was toen toch om geregeld te kunnen aanvoeren. Maar daarom was alles nog geen couleur
de rose [rooskleurig].
Ik herinner mij dat bij een Duitse fabrikant
een partij landbouwwerktuigen werden besteld,
waarvan de fabrikant vooruit betaling wenste
– wat in dien tijd veel vaker voorkwam – om de
nodige grondstoffen te kunnen financieren. De
benodigde marken van de uitgeschreven pro forma factuur werden aangekocht en op een Duitse
bank gestort. Na toezending van de afgestempelde
duplicaat vrachtbrief aan de betreffende bank, zou
dan uitbetaling volgen.
Nadat de destijds schriftelijk overeengekomen
levertijd met een paar maanden overschreden
was, kregen wij eindelijk de onaangename boodschap dat onze leverancier het benodigde materiaal niet had kunnen bekomen en hij dus wegens
force majeure van de levering moest afzien. Daar
zaten we dus met onze al aangekochte marken,
waarvan de koers inmiddels wel 30 à 40 procent
gedaald was.
Toen eind 1918 de blokkade van de havens
opgeheven was en er langzamerhand in 1919
weder geregeld aanvoer van materialen en goederen was, gingen de prijzen weer met sprongen
naar beneden. Een paar jaar was er nog een kentering, toen de detaillisten en de verbruikers zich
allen vol kochten; later was de verdere prijsdaling niet meer te stuiten en toen de crisisjaren er
nog een schepje bij deden, was in 1932 de bodem
bereikt.
Uitbreiding
Inmiddels was het door de uitbreiding van de
afdeling landbouwwerktuigen en de vereiste
opslagplaats voor andere materialen alweer nodig
geworden naar een grote gelijkvloerse ruimte
om te zien. In 1915 kwamen wij in het bezit van
een vijftig meter lange magazijnruimte achter de
Willemskade met een paardenstal en koetsierswoning. Een volgend jaar kregen wij de gelegenheid
het daarnaast gelegen weiland aan te kopen. Dit
land had een uitweg naar de Emmastraat en zou
ons later goed te pas komen. Want toen er na de
oorlog grote vraag kwam naar monier- of betonijzer en -balken, namen wij die materialen in
voorraad en daarvoor was een opslagplaats nodig.
Daartoe werd het weiland opgehoogd en watervrij
gemaakt.
Brancheverenigingen
Toen na de wereldoorlog handel en industrie verzadigd waren van materiaal en de prijzen al lager
en lager werden, vormden zich in het buitenland
ZHT1 2014.indd 21 22-04-14 14:57
22 zwols historisch tijdschrift
syndicaten en internationale kartels om de moordende concurrentie tegen te gaan. Deze concerns
konden natuurlijk een grote macht ontwikkelen,
waartegen een enkele handelsfirma niets kon uitrichten. Dit werd door de toonaangevende firma’s
in de ijzerbranche heel goed ingezien. Er ontstonden toen verschillende grossiersverenigingen,
waarbij onze firma zich aansloot.
Het spreekt wel vanzelf dat van deze verenigingen, waarin bijna alle Nederlandse grossisten
[groothandelaren] opgenomen zijn, een grote
kracht kon uitgaan. In de ijzerhandel bijvoorbeeld
konden alleen leden van de AVIJ (Algemene Vereniging van de IJzerhandel) producten kopen bij
het Internationale IJzersyndicaat. Zo ging het ook
bij veel andere productgroepen.
Naoorlogse ontwikkelingen
Reeds in de oorlogsjaren was ons de noodzakelijkheid gebleken, het bedrijf – voor zover nog
niet gebeurd – in een en gros zaak om te zetten. De bond van smedenpatroons hier te lande
wenste eerst, en schreef dat daarna voor, dat door
importeurs of grossiers geen leveringen meer
direct aan particulieren mochten geschieden
waarbij de smid als tussenpersoon uitgeschakeld
wordt. Eerst betrof dit de landbouwwerktuigen
en het ruwe ijzer materiaal, later ook kachels. Wij
bepalen ons dus met rechtstreekse levering tot de
verbruikers, handwerkbedrijven, industrie, winkeliers, rijks-, provincie- en gemeentebedrijven,
grondbedrijven, aannemers, enzovoort.
Mijn zwager had vanaf zijn intrede in de zaak
de afdeling landbouwwerktuigen met kracht ter
hand genomen. Het gelukte ons onder meer relatie aan te knopen met de International Harvester
Cie., een wereldconcern van prima reputatie, dat
een grote sortering hooi- en graanbouwwerktuigen, alsmede tractors en motoren maakt. Wij
kregen in latere jaren voor een vijftal provincies
de alleenverkoop van hun merk “Deering”, waardoor onze omzet aanmerkelijk kon worden vergroot. Omdat op de grote bedrijven de paarden
langzamerhand door mechanische tractie vervangen worden, werd de verkoop van Deeringtractors mede ter hand genomen. Mijn neef Johan
Esser is sinds 1930 in ons bedrijf werkzaam. Hij
heeft in Duitsland en Engeland veel praktische
kennis opgedaan op het gebied van de moderne
landbouwwerktuigen, motoren en tractors.
Het spreekt vanzelf dat in de loop der jaren het
personeel aanzienlijk vergroot werd. Het bestaat
thans, na inkrimping in de crisisjaren, uit veertig
personen en zes reizigers.
De omzet vertoonde, vergeleken bij 1914, in
1937 een stijging van: 150 procent in de afdeling
ijzer; 50 procent bij de ijzerwaren en 200 procent
bij de landbouwwerktuigen. In 1938 werden uit
dertien verschillende landen goederen betrokken.’
Tot zover het verhaal van Oeds de Leeuw jr. uit
1938 voor zijn mede-Rotarians. Toen hij in april
1940 weer een lezing voor de Rotaryclub hield,
was de politieke situatie in Europa inmiddels fors
veranderd. In dat verhaal schetst hij dan ook de
problemen die zijn bedrijf ondervond ten gevolge
van de in september 1939 begonnen oorlog in
Europa en de dreigende escalatie daarvan. Een
interessant relaas aan de vooravond van de Duitse
inval in Nederland. Maar hierover wellicht een
volgende keer.
O. de Leeuw maakte
maandelijks een prijscourant in de vorm van
een ‘Maandbericht’.
Op het omslag van dit
exemplaar uit 1919
staan twee zeer klassieke artikelen, puntdraad en nijptangen.
Ze worden nog altijd in
het assortiment van de
huidige onderneming
gevoerd. (Bedrijfsarchief O. de Leeuw)
ZHT1 2014.indd 22 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 23
Toen het juk van de Franse overheersing in
1814 was afgeworpen, voelden de drukkers van kranten zich eindelijk weer vrije
mensen die hun eigen baas waren en die zelf
mochten beslissen wat ze drukten en welke naam
ze aan hun nieuwspapieren gaven. Martinus Tijl
zal zich ongetwijfeld vele malen geërgerd hebben
aan de manier waarmee er op bevel van diverse
overheden was gesold met de titelkop van zijn
krant.
Dat begon al in 1795 toen de (Nederlandse)
regeerders van de Bataafse Republiek aan Tijl
opdroegen de titel van zijn schepping van Overijsselsche Courant te veranderen in Zwolsche
Courant. Maar het werd nog veel gekker toen de
Fransen het heft in ons land helemaal in handen
hadden genomen. In 1811 werd de krant gebombardeerd tot officiële spreekbuis van de overheid. Een half jaar lang heette zij toen Gazette de
Zwolle, maar daarna werd ze alweer herdoopt tot
Gazette du département des bouches des l’Issel met
als Nederlandse ondertitel Courant van het département der Monden van de IJssel.
Toen Napoleon de aftocht had geblazen,
keerde Tijl in 1814 terug naar zijn oorspronkelijke
titel Overijsselsche Courant. Maar dit betekende
nog steeds niet dat er een einde was gekomen aan
de betutteling van hogerhand. Zo werd hij in 1817
onaangenaam verrast door een officieel schrijven
van baron Bentinck tot Buckhorst, gouverneur
van de Provincie Overijssel. Martinus Tijl voelde
zich een schooljongen na het lezen van Buckhorsts vermanende woorden:
‘Overwegende het algemeen belang dat er
gelegen is, dat deze Courant steeds duidelijk en
nauwkeurig gedrukt worde, neem ik het besluit de
Drukkers en Uitgevers van opgemelde Courant te
gelasten om uiterlijk binnen de tijd van zes weken
zich een ander, beter en duidelijk formaat van
letters tot het drukken van de Courant ter onzer
goedkeuring te voorzien en ook bij het corrigeren
en drukken derzelve met meerder oplettendheid
te doen te werk gaan, zullende bij gebrek daarvan hieromtrent zoodanige dispositie te worden
genomen als bevonden zal worden te behoren.’
Door onze eenentwintigste-eeuwse ogen
bekeken bestaat bovenstaande brief van één zin
(!) uit ambtelijk gebrabbel. De ambtenaar, die
deze tekst in opdracht van zijn baas, meneer de
baron, uit de pen kreeg, zou er geen aanbeveling
mee verdiend hebben om ooit bij Martinus Tijl als
journalist te solliciteren. Maar er zat voor Martinus niets anders op dan zijn letterkasten drastisch
te vernieuwen.
Buitenland nummer één
In onze tijd zou men verwachten dat provinciale
krantenredacties de meeste aandacht besteden
aan zaken en gebeurtenissen uit hun eigen regio.
Twee eeuwen eerder was voor Tijl eerder het
omgekeerde het geval. Eigenlijk heel verbazingwekkend. In de eerste decennia na de introductie
stond er zeer veel buitenlands nieuws in zijn
krant. Een van de eerste voorpagina’s (gemaakt
in 1791) bestaat zelfs geheel uit buitenlandse
berichten. Het verschil met de hedendaagse tijd is
dat die nieuwspapieren van twee eeuwen geleden
helemaal geen regionale bladen wílden zijn. Zij
streefden naar de status van landelijke krant (in
Tijls eigen woorden: een venster op de wereld).
Dat blijkt uit de reclame die Martinus bij de
introductie van zijn blad maakte. Toen adverteerde hij dat zijn Overijsselsche Courant in steden ver buiten de provincie te koop zou worden
aangeboden, tot in Amsterdam toe. En dat in een
tijd waarin voor nieuwsaanvoer en verkoop alleen
postkoetsen ter beschikking stonden. Die reden
nog vrijwel overal over zandwegen en in karrenTwee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 3: Van betutteld blaadje naar kloek dagblad
Willem van der Veen
ZHT1 2014.indd 23 22-04-14 14:57
24 zwols historisch tijdschrift
sporen. Bruggen waren er sporadisch, dikwijls
moesten de koetsiers hun paarden door stromen
laten waden.
Het reizen ondervond in de negentiende eeuw
immers nog een sterke invloed van de elementen:
regen, wind, storm, bliksem. Het moet heel wat
moeite hebben gekost om de nieuwtjes uit verre
streken een beetje actueel in de krant te krijgen.
Persbureaus of iets wat daar ook maar in de verste
verte op leek, bestonden nog niet. Tijls correspondenten zullen wakkere en vasthoudende kerels
zijn geweest, om maar te zwijgen van de koetsiers
die hun gespan zo snel mogelijk door kuilen en
modder, over bergpassen en door moerassen
moesten loodsen. Hoe eerder ze op de plaats van
bestemming arriveerden, hoe groter hun loon
was. En hoe sneller Tijl het nieuws, met de onontbeerlijke hulp van hoogstens één redacteur, in zijn
tweemaal per week verschijnende courant kon
plaatsen.
Moeilijke jaren
Het eerste decennium na de Napoleontische tijd
betekende voor Martinus een drukke, maar ook
verdrietige tijd. Zijn vrouw Catharina die zo blijmoedig zijn steun en toeverlaat was geweest, stierf
in 1816. Vier jaar later ontviel hem plotseling ook
zijn zoon Hendrikus, met wie hij al 35 jaar samenwerkte en in wie hij zijn opvolger had gezien.
Een vreselijke slag voor een bijna tachtigjarige
man die zo’n vijftig jaar eerder vol optimisme aan
de opbouw van zijn bedrijf was begonnen, omdat
hij hield van het uitgevers- en drukkersvak en die
later zelfs met zijn zoon het avontuur van een eigen
krant was begonnen. In het begin leek dat een groot
succes te worden, daarna kwam voor hen de stilstand. In de draaikolken van de politieke stromingen, de Franse overheersing en de daarop volgende
economische achteruitgang hadden zij veel moeite
om het hoofd boven water te houden.
Martinus hield het na de dood van zijn zoon
nog even alleen vol, maar benoemde al spoedig
Jan Jacob, oudste zoon van Hendrikus, als zijn
opvolger. Een 23-jarige jongeling werd toen
bewindvoerder van een weliswaar degelijk, maar
toch vrij bescheiden drukkers- en uitgeversbedrijf, dat ook nog een eigen krant produceerde.
Deze voorpagina uit 1791 bestaat geheel uit buitenlandse berichten. Voor een
krant die men tegenwoordig ‘regionaal’ zou noemen, valt het op dat zij landelijke ambities had en in de beginjaren zéér veel buitenlands nieuws in haar
kolommen opnam. Zij werd dan ook in vele delen van het land ten verkoop
aangeboden. (Uit: Tijls Curiosa)
ZHT1 2014.indd 24 22-04-14 14:57
zwols historisch tijdschrift 25
In 1825 sloot Martinus Tijl zelf voorgoed de
ogen, hij, de grondlegger van het bedrijf met de
lindeboom als symbool in zijn gevel. Zijn onerva

ren kleinzoon stond er verder alleen voor.
Watersnood
Wat de journalistiek betrof werden het toeval

lig juist enkele topjaren voor Tijls Overijsselsche
Courant. Buitenlandse berichtgeving moest maar
even op een laag pitje worden gezet, want Overijs

sel – en vooral Zwolle’s wijde omgeving – werd
in 1824 en 1825 getroffen door een verwoestende
watersnood, van een omvang die men een eeuw
lang niet had beleefd.
Op 8 februari 1825 schrijft de krant (namen
van verslaggevers worden nooit genoemd) dat
een zware noordwesterstorm het water tot ‘eene
voorbeeldloze hoogte’ had opgestuwd. Rivier- en
zeedijken braken op talloze plaatsen door.

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2015, Aflevering 1

Door 2015, Aflevering 1, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

1945 in
Zwolle
Familiebrieven over
oorlog en bevrijding
32e jaargang 2015 nummer 1 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift ZHT1 2015 .indd 1 14-04-15 12:51
Suikerhistorie
PEHA Wegrestaurant, Ceintuurbaan 48
Op 9 januari 1964 werd aan de Ceintuurbaan de
nieuwe Eerste Zwolsche Bedrijfsauto (EZB)-garage geopend door burgemeester Roelen. Op hetzelfde moment ging ook het PEHA wegrestaurant
officieel van start, dat op de begane grond gevestigd was. Op de eerste etage lag een tweede, wat
chiquer restaurant. Met de showroom en de DAFreparatiewerkplaats eveneens op de begane grond
en de flatwoningen boven het restaurant vormde
het een geheel. De flats werden in het begin vooral
bewoond door het garagepersoneel. Het pand was
ontworpen door de Zwolse architect Treep. Op
de zondag na de opening kon de geïnteresseerde
Zwollenaar het restaurant komen bewonderen en
daar een kop koffie met cake voor slechts 45 cent
nuttigen.
Het restaurant op de eerste etage kreeg de
naam ‘De Cockpit’. Deze naam en de (bedrijfs)
naam PEHA verwijzen beide naar de luchtvaart,
PH zijn de registratieletters van alle Nederlandse
vliegtuigen. De letters kunnen ook staan voor pursers en hofmeesters. In 1960 richtten ruim vijftig
PH-ers de PEHA op. Zij legden elk 25 gulden per
maand opzij om daarmee aandelen te kopen in de
N.V. PEHA met het doel wegrestaurants te exploiteren. Het Zwolse restaurant was de eerste.
De eerste jaren verliepen redelijk. Het restaurant nodigde het geëerd publiek onder meer op
de volgende manier uit: ‘na uw uitstapje, ’s avonds
nog een gezellig menu in ons restaurant aan de
Ceintuurbaan en geniet van het boeiend uitzicht
aan de rand van de stad.’ Ondanks deze warme
aanbeveling heeft het PEHA-wegrestaurant maar
zes jaren bestaan. In maart 1970 was er al sprake
van het voormalige wegrestaurant aan de Ceintuurbaan, de PH-ers waren toen in ieder geval
‘gevlogen’.
2 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
(Collectie ZHT)
Waar nu de showroom van het Land Rover Centre Zwolle is, stond ooit het
PEHA Wegrestaurant. Op de achtergrond is het aan de Oude Meppelerweg
gelegen café/partycentrum De Vrolijkheid zichtbaar. (Foto Annèt Bootsma)
ZHT1 2015 .indd 2 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 3
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 2
1945 in Zwolle, familiebrieven over oorlog
en bevrijding Catherine Wijnands 4
Een Zwolse onderneming aan de vooravond
van de Duitse inval
Annèt Bootsma – van Hulten 11
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 6: Degelijk dagblad balanceerde
in oorlog op scherp van de snede
Willem van der Veen 19
Voor Ies en Henriëtte Hompes – Turksma
en hun zoontjes David en Harry
Robert Hompes 26
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 12: Metamorfosen
(januari – juni 1965) Jan van de Wetering 30
Boeken 37
In memoriam Wil Cornelissen, 1928-2014
‘Men sterft alleen als men wordt vergeten’
Annèt Bootsma – van Hulten 40
Mededelingen / Auteurs 41
Redactioneel
Het is deze lente zeventig jaar geleden dat
de bevrijding een einde maakte aan het
Duitse schrikbewind over Nederland.
In dit nummer daarom veel aandacht voor die tijd.
Twee artikelen zijn gebaseerd op egodocumenten,
wij zijn hier mee ingenomen, want wat geeft nou
een authentieker tijdsbeeld dan de waarneming
van de tijdgenoot zelf?
Catherine Wijnands schreef een intiem verhaal over de bevrijding van Zwolle op basis van
bewaard gebleven brieven van haar moeder en
tante aan haar oma in Groningen.
Annèt Bootsma laat Oeds de Leeuw jr. aan het
woord, destijds directeur van de Zwolse groothandelsfirma O. de Leeuw. In een lezing uit april 1940
voor zijn Zwolse Rotaryclub schetste hij de problemen waarmee zijn bedrijf al sinds de mobilisatie van 1939 te kampen kreeg, ongetwijfeld exemplarisch voor veel andere Nederlandse bedrijven.
Ronduit indringend is de toespraak van
Robert Hompes naar aanleiding van de onthulling van ‘struikelstenen’ (Stolpersteine) voor het
voormalig ouderlijk huis aan de Brederostraat
133. Zijn vader Ies en moeder Henriëtte en zijn
twee broertjes David en Harry hebben de oorlog
niet overleefd. Ze werden vermoord in de vernietigingskampen.
In dit nummer tevens een in memoriam voor
Wil Cornelissen. Ook zijn leven was getekend
door de gebeurtenissen tijdens de bezetting. Verder is er weer een aflevering over de geschiedenis
van de firma Tijl van de hand van Willem van der
Veen en brengt Jan van de Wetering ons via de
kolommen van de Zwolse Courant terug naar het
jaar 1965. Tenslotte in de rubriek ‘Boeken’ onder
meer uitgebreide aandacht voor twee recente
publicaties over de oorlog. Veel leesplezier! Coverfoto: Het opbrengen van NSB-ers en moffenmeiden, april 1945. (Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 3 14-04-15 12:51
4 zwols historisch tijdschrift
‘Lieve Mams’, schrijft mijn moeder Sophia
Wijnands-Dalen (1910-2008) begin
januari 1945 vanuit Zwolle aan haar
moeder in Haren bij Groningen. Ze bedankt voor
een pakket dat veilig is aangekomen: handdoeken,
slopen, lakens, moltons, zakdoeken, een jasje dat
vermaakt kan worden, stijfsel, knopen. Meteen
er achteraan meldt ze over haar zuster en zwager:
‘Bernard en Mad moesten haast hun huis weer
uit, nu echter de buren; vier gezinnen zijn aan de
beurt, zij moeten er morgen om 6 uur uit zijn. Luc
gaat helpen. Hier tegenover wordt ook gevorderd.
En ook voorin de Wipstrik, een heel blok van zo’n
30 huizen moet 4 januari leeg zijn. Dus straks zie
je ons ook nog gaan. We zijn al aan het puzzelen
waar we eventueel dan terecht zouden kunnen.’
Sophia en haar man Luc (1905-1979) woonden met hun drie jonge kinderen – ik, destijds
Kitty genoemd, Lucas en Carla – in de Wipstrikkerallee op nummer 130. Haar zuster Madelaine
Meurs-Dalen (1908-1983) woonde met haar man
Bernard (1906-1980) en hun twee kinderen aan de
andere kant van Zwolle, in het toenmalige Spoolderpark, Spoolde A9 in Zwollerkerspel – nu de
Strick van Linschotenlaan 5. De zwagers werkten
allebei bij het familiebedrijf ‘Reinders Olie- en
Veevoederfabrieken’ aan de Nieuwe Vecht. Beide
zusters schreven in die oorlogsperiode geregeld
aan hun moeder mevrouw C.J. Kool-Kolff en haar
echtgenoot in Haren en een aantal van deze brieven is bewaard gebleven. De huiselijke mededelingen over verkouden kinderen, over de sneeuw
1945 in Zwolle, familiebrieven over
oorlog en bevrijding
Sophia WijnandsDalen met haar dochtertje Kitty (Catherine)
begin 1940, op de hoek
van de Wipstrikkerallee en Cornelis Houtmanstraat. Hun huis
Wipstrikkerallee 130
was het tweede huis
vanuit de hoek, met de
hoge schoorsteen. Het
waren moderne huizen
in die tijd, ze werden
medio jaren dertig
gebouwd. De familie
Wijnands woonde er
sinds 1938.
Rechts: Madelaine
Meurs-Dalen met haar
kinderen Arnoud en
Madeliene op vakantie
in Bergen aan Zee, juni
1939.
Catherine Wijnands
ZHT1 2015 .indd 4 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 5
en het schaatsen, over verjaardagen en de lastige
inwonende schoonmoeder worden afgewisseld
met het schrijven over voedselproblemen, vorderingen en bombardementen. De geposte brieven
konden er lang over doen, als de zusters de kans
kregen gaven ze epistels daarom mee aan bekenden die naar het Noorden moesten. De brieven
zijn in een bondige, in de familie gebruikelijke
telegramachtige stijl geschreven. De weergegeven
fragmenten zijn letterlijk overgenomen, omwille
van de leesbaarheid is alleen her en der een enkel
(lid)woord toegevoegd.
Najaar 1944, Zuid-Nederland bevrijd
Dat de bevrijding in aantocht was werd in september 1944 steeds duidelijker. Een groot deel van het
zuiden van Nederland werd bevrijd en in Zwolle
dachten velen dat het noorden ook snel aan de
beurt zou zijn. Dat viel tegen. De brieven van mijn
moeder uit die tijd laten zien wat de dagelijkse
realiteit van de bezetting inhield voor een gezin en
voor het huishouden.
Zo lees ik in een brief uit september 1944: ‘Lieve Mams, Vanmorgen trachtte ik je op te bellen,
doch het kon niet meer. We dachten dat ze al tot
Meppel waren. De berichten worden ontzettend
overdreven. De school [aan de overkant van de
straat, CW] was weer door de Duitsers gevorderd.
We fietsen ook niet meer, want die worden gevorderd. Het is wel vermoeiend alles loopend en dragend bij elkaar te krijgen. Gisteren op verjaardag
in het Spoolderpark, na 5 minuten zitten werden
we gevraagd te helpen om in te pakken bij weer
anderen die er ’s avonds uit moesten zijn. Er was
veel schieten op treinen, auto’s en colonnes rondom Zwolle.’ In een volgende brief: ‘Wij hebben nu
ook gasloze uren, wat een puzzle en berekening,
en hooikist en kranten gedoe. Vanmorgen op de
fiets uitgegaan, doch ik liet hem ergens achter [om
hem later op te halen, CW], omdat ze weer aan ’t
vorderen gingen. Bij ons in de buurt is in 2 huizen
een ravage aangericht. PTT-menschen schenen
gesaboteerd te hebben en kregen 10 minuten tevoren bericht dat ze er zelf uit moesten gaan. Met
granaten werd ’t zaakje verwoest, verder in ’t huis
alles goed, maar in de eet- en zitkamer geen meubel heel en serviezen, spiegels, schilderijen kapot.
Daarna konden ze er weer in gaan. Ik sjouwde
vorige week de boer op om afvalappels te halen,
2½ uur in de gietregen, 30 kilo appels. Ik moet ze
nog inmaken, er zit veel kneus bij. Er schijnt net
bekend gemaakt te zijn dat alle mannen tussen 17
en 45 jaar moeten graven, ik meen mijnenvelden
in polder Mastenbroek, om 6 uur moeten ze zich
melden. Deze ellendige dagen zullen we door
moeten.’
‘24 October 1944. Lieve Mams, Helaas is vanavond onze telephone er niet meer. Er is hier nog
voor enkele dagen gas. Dan is het via de Centrale
keuken eten. Doch ik wilde het schipperskacheltje
in de kamer zetten en van de warmte profiteeren
en dan daarop koken.’
De kinderen spelen buiten als het mooi weer
is, maar als er beschietingen zijn moeten ze snel
binnen komen: ‘Carla [1 jaar] is het onrustigste
met overvliegen, ze wordt er wakker van, ook van
schieten of afweer. Ze bootst de sirene na. Kitty
[6 jaar] en Lucas [3 jaar] camoufleren hun step en
driewieler met takken. Lucje heeft het steeds over
“auto’s gappen”. Kitty maakt van een poot van het
schoolbord afweergeschut en richt dat op de vliegtuigen. Ze vroeg: wat is een mitrailleur?’
December 1944: ‘Dit schrijf ik bij een oliepitje. Wij zaten reeds lang met alleen licht van
6-12 ’s avonds. Gas hebben we van 7.30-8 uur ’s
ochtends en ’s avonds van 7-7.30 uur. Heel slecht,
theewater komt zelden aan de kook en de melk
en pap amper. Wij eten al 6 weken van de noodkeuken. Nu sparen we onze eigen aardappelen en
brandstof. We zijn niet kieskeurig, het is wel altijd
stamppot.’ En erwtensoep, herinner ik mij, met
onbestemde glibberige stukken erin. Ik ben een
Wipstrikkerallee 130,
het tweede huis vanaf
de hoek, in augustus
1939. De auto rechts
was van Luc Wijnands.
ZHT1 2015 .indd 5 14-04-15 12:51
6 zwols historisch tijdschrift
keer gevallen met een pannetje eten van de noodkeuken, die ook een afhaalpunt had in de Van
Galenstraat. Ik viel vlak bij huis, pannetje open,
eten op de stoep. Het was bestemd voor mijn tante
Aatje Reinders-Elhorst die in de Watersteeg (nu
Kuyerhuislaan) woonde. Ik voelde me erg verantwoordelijk en diep ongelukkig.
Mijn moeder schrijft verder na een heel stuk
over het vermaken van een oude jas in twee kleine
jasjes voor de kinderen: ‘Hier was vrijdag een erge
bomvallerij, of het de gasfabriek was of een aangeschoten vliegtuig vanaf richting IJsselbrug weten
we niet. Gelukkig slechts 5 gedooden, maar ontzaglijk veel schade, veel huizen zijn onbewoonbaar. De kinderen en ik zaten in de wc, volgens
ons de beste plaats. We hebben hier de laatste tijd
enorm veel en heel zwaar afweer gekregen. Men
probeert regelmatig de spoorbrug en het station te
raken.’ Ze eindigt geheimzinnig: ‘Wij maken wel
buurbezoeken achterom. Naar Groenewegen, en
Kuipers aan de andere kant, wel handig, vertel ik
later wel eens.’ De buurman Frits Kuipers zat in
het verzet. Vanuit ons huis was in een slaapkamer,
achter een kast, een gaatje in de muur gemaakt
naar de buren. Omdat mijn vader bedrijfsleider
was bij Reinders beschikte hij over elektriciteit die
bij velen werd afgesloten. Zo kon Frits Kuipers
toch zijn clandestiene radio beluisteren, berichten
uit Londen waren belangrijk voor de verzetsactiviteiten.
Sophia doelt in haar brief op het bombardement op Zwolle op 15 december 1944 door vier
Amerikaanse bommenwerpers. De aanval was
gericht op de olietanks op de Schuttevaerkade en
mogelijk op de gasfabriek. De bommen kwamen
terecht op het Klein Grachtje, de Schildersbuurt
en de Bollebieste. Behalve de vijf doden waren
er veertig gewonden en een enorme materiële
schade.
1945, Hongerwinter in West-Nederland
‘3 Januari 1945. Lieve Mams, (…) Verdere emoties
van huizenvordering in de Wipstrik. Ook van
onze soort huizen en zelfs kleinere. Tegenover ons
ook een groot huis, van Ten Doeschate, ik nam
hun kind van anderhalf de heele dag mee, bij mij
in de box. De school is ook weer bezet, met ‘Groene’ liefst. Ik kan de boter op de kinderbon niet
eens krijgen.’ Met ‘Groene’ bedoelt ze de Grüne
Polizei, de ‘Ordnungs Polizei’ van nazi-Duitsland.
De school was de Elout van Soeterwoudeschool,
schuin tegenover ons huis; in die dagen was er
openbaar onderwijs gevestigd. Door het vorderen
van scholen vond er een voortdurende wisseling
van onderdak plaats. Met een aantal kinderen
kregen we ook zo nu en dan thuis les, de hoogste
klassen kregen soms onderwijs in het Sophia Ziekenhuis.
‘5 Februari 1945. Lieve Mams, (…) We liepen
hier in die koude steeds in lange broek (…) Ik had
amper dek genoeg voor ons en de kinderen, we
gebruikten jassen erbij (…) Er komen kinderen
op doortocht [uit het Westen, CW] die we een
paar nachten huisvesten, waar Oma [haar uit
huis gezette en nu noodgedwongen inwonende
schoonmoeder, CW] haar neus voor optrekt.
Die blijft verstoken van eenig medegevoel voor
menschen die het slechter dan wij hebben. LiefKitty (Catherine)
Wijnands voor het
tuinhek van Wipstrikkerallee 130, 1941. Op
de achtergrond aan de
overkant van de straat
het huis van de familie
Ten Doeschate.
ZHT1 2015 .indd 6 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 7
dadigheid vindt zij ook uit den booze. Het zijn
dingen die wij in deze tijd als plicht beschouwen.
Er wordt weer meer gevlogen dezer dagen, gistermiddag weer bommen op de IJsselbrug, weer mis,
alleen op de oprit van de voet-autobrug, naar men
ons vertelde.’
De brief van 16 februari meldt dat een zending levensmiddelen vanuit Zwolle naar familie
in Rotterdam dit keer goed is aangekomen. Het
pakket met rogge, roggebrood, peulvruchten en
eieren is niet onderschept door de Duitsers, zoals
eerder gebeurde. De brief vervolgt met het verslag
van mijn zevende verjaardag, ik kreeg een pop
van voor de oorlog, enkele oude boeken van mijn
nichtje, een beschilderd sigarenkistje als naaidoosje en sokken voor in de klompen. Ze eindigt
de brief: ‘Het licht zal zoo wel uitgaan. We hebben
tegenwoordig electriciteit van 6-12 ’s ochtends en
van 7-10 ’s avonds.’
Ze sluit in de enveloppe een krantje bij: De
Vliegende Hollander, een dagblad verspreid
door de Geallieerde Luchtmacht, gedateerd op
woensdag 14 februari 1945. Een vergeeld vel,
formaat A4, met kleine lettertjes maar met een
duidelijke vette kop: ‘Het doodvonnis over NaziDuitschland’. Een van de kinderen had het krantje
op straat gevonden. Voorop staat de bekende foto
met Churchill, Roosevelt en Stalin die acht dagen
vergaderden in Yalta op de Krim. ‘Zij hebben hun
politiek jegens bevrijd Europa gecoördineerd’,
schrijft de krant. Europa is dan nog niet bevrijd
maar dat duurt niet lang meer, om precies te zijn,
voor Zwolle: twee maanden.
Bevrijding van Zwolle 14 april 1945
Op zondag 15 april 1945 schrijft Madelaine
opgetogen aan haar moeder: ‘Hoera we zijn vrij
en van die vuile moffen af! Al 14 dagen zaten we
elken dag te wachten op de bevrijding en waren
op van de spanning! En jawel, na angstige dagen
Donderdag en Vrijdag van razzia’s, opblazen van
rails, treinen en gebouwen waar de Duitsers gezeten hadden in de stad, waren we gisteren om ±
half 11 vrij, toen het eerste Canadeesche autootje
met 2 Canadezen aankwam. Om half 2 hingen de
vlaggen! Kinderen met sjerpen, vlaggen, strikken
aan, en om half 4 waren we in de propvolle stad –
padvinders weer op de been, ook de Ondergrondsche. En daar werden de NSB’ers naar het gevang
gevoerd met de gekruiste handen in de nek. Wij
zijn er 100 procent goed afgekomen – geen ruit
kapot. Wel is er de 13e ’s avonds in Assendorp
gevochten en hoorden we zelfs hier de kogels suizen, heel eng. Alle moffen waren van Donderdag
op Vrijdag verdwenen. Spoorbrug en IJsselbrug
kapot gistermorgen – in de stad alle bruggen
heel!! Wonderlijk. God zij dank is ’t voorbij. Nu
jullie (vandaag?) en dan het Westen, dat is erger.’
‘De Vliegende Hollander’, een dagblad
verspreid door de
Geallieerde Luchtmacht
van woensdag 14 februari 1945.
ZHT1 2015 .indd 7 14-04-15 12:51
8 zwols historisch tijdschrift
Mijn moeder schrijft op 21 april: ‘Om half 9
Zaterdagochtend [14 april, CW] verscheen onze
eerste Canadees. Van toen af druppelden er meer
binnen, we konden het steeds maar niet begrijpen. Vrijdagavond was er nogal wat geschiet in
den omtrek, Zaterdagochtend om 6 uur dito. Wij
vroeg op. Nog een enkele mof zagen we tusschen
6 en 8 uur. Geen schot gelost, wel de heele Vrijdag
en nacht veel opgeblazen. IJsselcentrale reeds
maandag hersteld. Telephone hopeloos kapot en
het station ontzettend veel schade, verder 2 particuliere huizen van de S.D. En met munitie. Nu
eindelijk gaan we het beseffen, wel direct die rust,
nu niet meer razzia’s, vorderingen, diefstallen.’
Wat ze niet vertelt is hoe op de Wipstrikkerallee in de dagen voor de veertiende een buurman
(Vroom) met een verrekijker in oostelijke richting
stond te kijken, midden op de weg, er was toch
geen verkeer. En toen we die zaterdag begrepen dat de Canadezen er echt aankwamen deed
mijn moeder razendsnel de kleden in de kamer
omhoog, opende een luik in de vloer en haalde er
de rood-wit-blauwe vlag en de oranje sjerpen uit.
We holden ermee naar buiten en daar kwamen
onze bevrijders aan, rustig lopend achter elkaar, in
kleine groepjes. Uit alle straten en huizen kwamen
mensen aangelopen, lachend en juichend, zwaaiend naar de soldaten. Ik herinner me het intense
geluksgevoel dat me overweldigde, het was een
onvergetelijke blijdschap.
We kregen inkwartiering van Canadezen, ik
leerde m’n eerste Engelse woorden: ‘How do you
do’, ik zong die magische tekst de hele dag. De
brief van 21 april vervolgt: ‘Gezellige kletsjes met
Fransch Canadezen die hier eerst kwamen, nu
Engelsch sprekende. Hebben vannacht een major
gehad. Direct de kinderslaapkamer voor hem
ontruimd. Praatten vannacht tot half 3 met hem.
Was in Afrika, Normandië, Zuid-Vlaanderen,
Nijmegen, Deventer, Zutphen, Sneek, Joure,
Lemmer en nu hier. De kinderen genieten er
geloof ik ook van. Carla en Lucje zullen ’t zich
misschien niet herinneren. We waren in de stad
met Kitty en Lucas. Ze vonden het schitterend.
Luc was de eerste dagen in een roes en ik alleen
maar moe na de spanning. Die rust, nu geen
[angst voor de] bel meer om hem op te halen; 3
weken geleden waren we bijna nog aan het verhuizen. Wij sliepen nog enige nachten in de kelder voor granaatvuur uit Hattem. De kinderen
zien er prachtig uit met oranje strikken in ’t haar.
Hoe zou het in het Westen aflopen? Hadden we
gedacht er zoo af te komen? We verwachtten hier
in de Wipstrik nog wel de 1ste zware afweerstoot.
Hadden de kelder al gestut. Alle koffers klaar
en eterij en slaperij in de kelder, en nu ging het
zoo maar. Wat een zaligheid weer!!’ Ze doet een
briefje erbij dat ik geschreven heb: ‘Ik feliciteer
u wel, dat wij weer vrij zijn. (…) Wat een mooie
vlaggen hè?’
De brief van 21 april
1945 van Sophia
Wijnands-Dalen aan
haar moeder en stiefvader in Haren.
ZHT1 2015 .indd 8 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 9
Na de bevrijding
Madelaine beschrijft op 28 april hoe ze na de
bevrijding haar huis aantrof dat door de Duitsers
gevorderd was: ‘Verder was ons huis een stal, vol
meubels van de Duitsers en van de Spoorwegen.
Ik heb wel eenige dingen gehouden: emmers,
pannen, een stofzuiger! Het wordt opgeverfd en
behangen. De parketvloer is 3 dagen door 3 man
afgekrabd! En stinken alles…’ Ze kookt op een
noodkacheltje en een petroleumstel en schrijft
optimistisch: ‘maar het leert wel en we rollen er
wel door.’ Ze realiseert zich hoe goed ze het heeft:
‘Ik moet niet aan het Westen denken. Vreeselijk,
wat we daarvan te hooren krijgen na den oorlog.
Was dat maar bevrijd daar.’ Ze krijgen veel Canadezen op bezoek, ‘… ook om de borrel.’ In dezelfde
brief schrijft ze over een door haar ontslagen
NSB-dienstbode: ‘(…) wordt ze door haar eigen
vrijer naar het gevang gebracht daar ze met moffen uit was toen hij in Duitsland was. Ze is bijna
8 maanden ondertrouwd maar bedonderde hem
er 5 van! Ze schijnt menig nacht met een andere
dienstbode in het huis waar toen de moffen zaten
doorgebracht te hebben. Dat ze daar familiaar
tegen deed, wist ik, en ik gaf haar al menig maal
op den kop – dat ze vergat dat het onze vijand was.
Die kan in de stad gebouwen dweilen.’
Op 29 april schrijft Sophia: ‘Eindelijk na
zooveel jaren mogen we weer vlaggen morgen
voor de jarige Prinses.’ Ze vierden ook de veertigLinks: Buurman
Frits Kuipers (rechts,
gehurkt) met zijn
kinderen op 14 april
1945 bij de intocht van
de Canadezen. In het
midden Leo Major. De
foto is genomen voor
Wipstrikkerallee 130.
(Collectie HCO)
Rechts: Lucas en Carla
Wijnands in de tuin
voor hun huis in 1946.
Briefje van Kitty
(Catherine) Wijnands
van 21 april 1945 aan
haar grootouders.
ZHT1 2015 .indd 9 14-04-15 12:51
10 zwols historisch tijdschrift
ste verjaardag van Luc: ‘We hadden 35 menschen.
We aten allerlei 5 jaar oude blikjes op sandwiches, een emmer tomatensoep, en een slaatje
dat ik maakte in een waschteil. Iedereen was in
een prachtstemming.’ Het verhaal gaat dat ze alle
zorgvuldig bewaarde restjes drank opdronken
en dat iedereen erg vrolijk werd omdat niemand
meer drank gewend was. Ook Sophia is bezorgd
over het Westen. ‘Het is toch waar dat ze die pakketten [voedsel, CW] nu uitgooien. Als de moffen
ze maar niet het eerst in handen krijgen. En als
het nu daar ook maar zoo gauw mogelijk afloopt,
want het geeft op alles wel een schaduw. En voorlopig mogen we er niet heen ook, 100 dagen afsluiting.’ Het extra voedsel van de geallieerden voor
de regio Zwolle kwam niet door de lucht: ‘Gisteren
kwamen er 22 Engelsche auto’s met voornamelijk
biscuits. Een loods van Reinders is opslagplaats
voor voedingsmiddelen. Luc was tolk en regelaar.’
Dat na de bevrijding niet alles meteen weer
op rolletjes liep, blijkt uit de klachten van Sophia
in haar brieven van juni en juli. Alles is nog op de
bon, de distributie zal nog jaren duren (tot 1953).
De meeste scholen zijn nog dicht. De watervoorziening is slecht: ‘… we hebben overdag boven
geen water, erg lastig, soms beneden ook niet.’ In
juli schrijft ze: ‘Sinds 1 week hebben we electriciteit. 1 KW per week, we kunnen er net van komen
zonder licht te gebruiken, 1½ uur strijken, 1 x
stofzuigen, 1 electrische klok en de radio in eere
hersteld, waar we erg van genieten.’ Ze eindigt de
brief vrolijk: ‘We staan op het punt naar de film te
gaan in een jeep met 2 Canadezen.’
Mijn ouders hielden nog jaren contact met hun
bevrijders, voornamelijk met Glenn Tompkins.
Met hem en zijn latere vrouw Jean raakten zij
bevriend. Mijn ouders gingen naar Canada en
Glenn en Jean, en later ook hun kinderen, kwamen bij ons in Zwolle. Glenn zou naar de vijftigste
herdenking van de bevrijding in Zwolle komen,
maar helaas overleed hij onverwacht enkele
maanden daarvoor in januari 1995.
* De afbeeldingen bij dit artikel zonder bronvermelding zijn afkomstig uit de collectie van de auteur.
Boven: Het opbrengen
van NSB-ers en moffenmeiden, april 1945.
(Collectie HCO)
Luc en Sophia
Wijnands-Dalen voor
hun huis in de jeep van
de Canadees Glenn
Tompkins. (Particuliere
collectie)
Glenn Tompkins (links)
met drie collega officieren in een ontspannen
pose na de bevrijding.
ZHT1 2015 .indd 10 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 11
Een Zwolse onderneming aan de vooravond
van de Duitse inval
Annèt Bootsma – D van Hulten
it jaar is het zeventig jaar geleden dat de
Tweede Wereldoorlog beëindigd werd.
Nederland werd vijf jaar eerder bezet
door de Duitsers, daarom denken wij doorgaans
aan de jaren ’40-’45 als we het over de Tweede
Wereldoorlog hebben. Maar de oorlog wierp eind
jaren dertig al een merkbare schaduw vooruit, die
in september 1939 met de Duitse inval in Polen en
de daaropvolgende oorlogsverklaring van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk aan Duitsland zou
culmineren in het officiële begin van de Tweede
Wereldoorlog. Deze oorlogssituatie ging uiteraard
niet onopgemerkt aan Nederland voorbij. Men
kreeg hier te maken met mobilisatie (28 augustus
1939) en stokkende aanvoer uit het buitenland.
Welke problemen dit zoal opleverde voor het
Nederlandse bedrijfsleven, in dit geval voor een
Zwolse onderneming, valt te lezen in een interessant tijdsdocument, een lezing die de Zwolse
ondernemer Oeds de Leeuw jr. (1875-1954) op
11 april 1940 – een maand voor de Duitse inval!
– voor zijn Zwolse Rotaryclub hield, en die volledig uitgeschreven bewaard is gebleven in het
bedrijfsarchief van O. de Leeuw. Oeds de Leeuw
was samen met zijn zwager Frans Esser (1876-
1942) directeur van het uit de negentiende eeuw
stammende Zwolse familiebedrijf O. de Leeuw
BV, destijds een groothandel (grossier) in ijzer,
ijzerwaren en landbouwgereedschappen, met
een kleine vijftig man personeel. Voor de verdere
beschrijving van het bedrijf verwijs ik naar mijn
artikel vorig jaar in het ZHT over de lezing die De
Leeuw in 1938, ook voor zijn mede-Rotarians,
hield over zijn bedrijf en de impact van de Eerste
Wereldoorlog daarop (jaargang 31 (2014) nr. 1,
p. 16-22).
De tekst van de lezing uit 1940 is nauwelijks
bewerkt, de aanpassingen betreffen met name de
spelling. De opmerkingen tussen vierkante haken
zijn toevoegingen van mijn kant, de opmerkingen tussen gewone haakjes maken deel uit van
de oorspronkelijke tekst. Het verhaal over de
gevolgen van het uitbreken van de oorlog, de regeringsmaatregelen, de toenemende vraag van de
oorlogsindustrie met als gevolg daarvan een haperende buitenlandse aanvoer en prijsstijgingen,
spreekt verder voor zich. Ik laat nu Oeds de Leeuw
jr. aan het woord:
Lezing Rotary 11 april 1940
‘Ik heb vandaag een onderwerp dat de Rotarians
uit het bedrijfsleven wel zal interesseren, namelijk
de moeilijkheden die ons bedrijf ondervindt in de
huidige oorlogstijd. Het voorspel hebben wij vorig
jaar [1939] al na Pasen gehad, toen Defensie onze
Oeds de Leeuw jr.,
1875-1954. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 11 14-04-15 12:51
12 zwols historisch tijdschrift
beide paarden en een vrachtwagen vorderde. Na
enkele weken kregen we de paarden vermagerd en
de auto min of meer aftands terug. Van de Nederlandse Vereniging van Draadvlechters kwam
bovendien bericht dat ze twee maanden – juist in
het drukke seizoen – voor de regering moesten
draaien en dat de lopende contracten daarom
werden opgeschort. Een en ander had ten gevolg
dat we een paar weken zonder prikkeldraad gezeten hebben. Het was echter nog maar een voorproefje! We zouden wel anders piepen!
Bij de eind augustus afgekondigde algemene
mobilisatie ontstond dezelfde narigheid, namelijk
de vordering van paarden en vrachtwagen. Deze
laatste, dezelfde wagen als in april 1939, werd
echter op ’t laatste ogenblik, als zijnde te aftands,
afgekeurd en vrijgegeven.
Ternauwernood werd met onze inmiddels
nieuw aangekochte Oldsmobile vrachtwagen
de vorderingsdans ontsprongen, waarschijnlijk
omdat daarvoor niet overal reservedelen te verkrijgen zijn, wat bij Chevrolet en Ford wel het
geval is. Hoe het ook zij, nadat de politie de wagen
al vastgehouden had, werd deze later toch door
de betreffende militaire autoriteit vrijgegeven.
Wij hadden echter te vroeg gejuicht, want enkele
dagen daarna werd ik ’s avonds opgebeld door
de commandant van een militaire post in Zwollerkerspel met de mededeling dat de nieuwe
vrachtwagen de volgende morgen om 7 uur paraat
moest staan met onze chauffeur, om goederen
te vervoeren naar de Betuwe. Of ik al beweerde
dat ik wegens de marktdag [op vrijdag] de wagen
niet missen kon, dat de bedoelde Oldsmobile
niet op de vorderinglijst stond en wel de oude
Ford vrachtwagen, maar dat die hem natuurlijk
niet convenieerde, het hielp mij niet en als goed
Nederlander was ik wel verplicht aan zijn orders
te voldoen. Hij verzekerde mij trouwens dat het
maar voor een dag nodig was en wagen en chauffeur vrijdagsavonds weer terug zouden zijn. Maar
zoals ’t wel meer gebeurt, de sergeant wikt en de
luitenant beschikt, want ’s avonds kreeg ik een
telefoontje uit Tiel van mijn chauffeur dat hij met
de trein terug kwam, zonder vrachtwagen. Dat
toen de stemming van ondergetekende beneden
nul was, kunt u zich zeker wel voorstellen!
Na overleg met mijn zwager Esser, besloten wij
dat deze de volgende morgen met de chauffeur per
auto naar de Betuwe zou gaan, om alsnog te trachten van de bovengenoemde luitenant onze wagen
vrij te krijgen. Na een langdurig onderhoud,
waarbij eindelijk de mededeling kwam dat men
de wagen maar een of twee maal per maand dacht
te gebruiken en de opmerking daarop van mijn
zwager of de bewuste luitenant dan wel tegenover
zijn superieuren het vorderen van zo’n dure wagen
kon verantwoorden, konden zij de wagen weer
meenemen. Echter met de toevoeging dat als het
leger hem nodig mocht hebben, hij toch weer
teruggehaald zou worden! Gelukkig is daarvan tot
heden niets gekomen.
De originele tekst van
de lezing van Oeds de
Leeuw jr. (Bedrijfsarchief O. de Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 12 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 13
Regeringsmaatregelen
Een der eerste regeringsmaatregelen was het per 1
september 1939 ingestelde Metaalbureau, waarbij
de gehele ijzer- en metaalhandel als erkend handelaar ingeschreven moest worden. Voorts moest
de voorraad per 31 augustus binnen veertien
dagen opgegeven worden, gesplitst in vijf rubrieken: ten eerste hetgeen voor Defensie bestemd
was; ten tweede hetgeen voor handelsgebruik was;
ten derde wat in het buitenland gecontracteerd of
besteld was; ten vierde het land van herkomst en
ten slotte de omzet in 1938. Dit lijkt, als men dat
zo hoort, niet zo erg, wanneer men echter bedenkt
dat er voor ijzer en ijzerfabricaten al 38 rubrieken
zijn, voor tin en tinfabricaten 7, voor lood en
loodfabricaten 5 en voor zink en blik elk 6, dan is
een tijdsruimte van twee weken om een en ander
op te geven niet zo heel lang. Deze voorraadopgaven moesten later per 31 oktober en 31 december
herhaald worden.
Voor het vervoersverbod wat ook met 1 september ingegaan was, werd direct dispensatie
verleend tot en met 30 september. Wij hadden
echter de laatste week van september geen officiële mededeling ontvangen dat deze dispensatie
verlengd zou worden, zodat dus vanaf 1 oktober
feitelijk geen ijzer of metalen meer vervoerd
mochten worden. Op het politiebureau kon men
ons die dag hierover niet inlichten, daarom werd
het departement in Den Haag opgebeld, dat ons
op dat ogenblik ook niet wijzer kon maken. De
betreffende ambtenaar was ten zeerste verbaasd
toen wij hem attent maakten op het vervallen van
het vrije ijzer- en metaalvervoer. Het was door
de drukke septembermaand in ’t vergeetboek
geraakt. Wij moesten echter onze gang maar gaan
en bij eventuele aanhouding door de politie naar
Den Haag verwijzen. Enkele dagen daarna werd
een afdoende maatregel genomen, waarbij iedere
bij het Metaalbureau ingeschreven handelsonderneming een nummer kreeg, wat op alle correspondentie dienaangaande, facturen, adressen,
vrachtbrieven, enzovoort moet voorkomen.
Aanvoerproblemen
Wij betrekken onze goederen uit verschillende landen. Ik zal u nu de problemen met de aanvoer uit
de meeste daaruit schetsen, te beginnen met Polen:
een contract aangaande ijzeren buizen, waarvan de
levering half augustus vorig jaar zou plaatshebben,
werd verschoven naar half september. Door de oorlog werd deze order helemaal niet meer uitgevoerd.
Zweden: onze orders in artikelen uit Zweden
die halverwege augustus en later in september
besteld waren, werden met enkele weken levertijd
prompt uitgevoerd, op de gecontracteerde prijzen
en condities. Collega’s die hun orders enige weken
later opgegeven hadden, hebben veel moeilijkheden met de aanvoer ondervonden wegens mijnen- en torpederingsgevaar. Tengevolge hiervan
werden de prijzen veel hoger.
Frankrijk: in Frankrijk werden direct drastische maatregelen genomen. De lopende contracten van ijzer en staal werden eenvoudig
geannuleerd. Later werd dit in zoverre gewijzigd
dat ze uitgevoerd zouden worden wanneer het
materiaal voor Defensie hier te lande bestemd
was, waarvoor de bewijzen dan overlegd moesten
worden. Reeds vorig zomer werden de orders in
Frankrijk voor ijzerwaren maar langzaam uitgevoerd. Vanaf september werd dit hoe langer
hoe erger. Zo kwam bijvoorbeeld op 31 maart
jongstleden een zending ijzerwaren aan, waarvan
de bestellingen uitgegaan waren op 30 maart, 18
Gemobiliseerde militairen moesten zich
op 29 augustus 1939
melden op de veemarkt
in Zwolle. Op de achtergrond een van de
bedrijfsterreinen van O.
de Leeuw. De ingangen
daarvan waren gelegen
aan de Emmastraat en
aan de Willemskade.
(Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 13 14-04-15 12:51
14 zwols historisch tijdschrift
augustus en 20 oktober 1939. Toen de zending
dan eindelijk in de douaneloods lag, deed zich
een andere moeilijkheid voor, namelijk met de
aangifte voor de inklaring. Want het gedeelte van
de betreffende zending waarvan de besteldatum
meer dan zes maanden oud was, moest tegen
de huidige inkoopwaarde aangegeven worden,
welke natuurlijk inmiddels veel hoger lag dan op
de factuur berekend was. Aangezien het hier een
zending betrof van verschillende artikelen in drie
uitvoeringen, waarvan de kortingen ook allen verschillend waren, gaf dit alleen al een dag werk aan
een onzer bedienden.
Engeland: uit Engeland werd in september en
oktober vorig jaar niets van de lopende orders
afgeleverd. Nadat de Engelse exporterende firma’s
hierover ernstig geklaagd hadden, werd in de
tweede helft november de eerste zending verscheept. Een order op gereedschappen vroeg zes
maanden levertijd. Nieuwe orders kunnen niet
meer geplaatst worden, omdat de toonaangevende
fabrieken alle voor Defensie moeten werken.
Luxemburg: de eerste drie oorlogsmaanden
werden er geen ijzer en balken vanuit Luxemburg
aangevoerd. Er bestond namelijk in Luxemburg
een groot gebrek aan cokes voor de hoogovens.
De Nederlandse regering heeft toen cokes geleverd, waarvoor als contraprestatie uit Luxemburg
balkijzer voor onze Defensie kwam, dat ondermeer voor wegen- en bruggenversperringen (de
zogenaamde asperges) werd gebruikt. Een partij
balkijzer, door ons in de laatste week van augustus
besteld, werd uiteindelijk op 23 december verzonden. Die zendingen gaan per spoor naar Brussel
en vervolgens per schip verder naar Zwolle. De
schipper heeft deze partij kunnen vervoeren tot
het Zeeuwse Wemeldinge maar is daar ingevroren, zodat het ruim vijf maanden geduurd heeft
voordat de order in Zwolle aangekomen was.
Amerika: doordat verschillende grote Amerikaanse fabrieken na 1918 in Duitsland filialen
gesticht hebben of bestaande fabrieken wegens
kapitaalgebrek opgekocht hebben, bepaalde zich
de laatste jaren de aanvoer uit Amerika tot speciale landbouwwerktuigen, ondermeer de tractors
en motoren. Een order van begin januari van deze
machines werd gedeeltelijk na anderhalve maand
looptijd verzonden. Doordat de boot de Volendam een week of vier in de Duins [of Downs, een
rede voor de kust van Kent] had gelegen, zijn deze
machines eindelijk op 30 maart in Rotterdam
gearriveerd. Door deze vertraging ontgingen ons
verschillende orders. Het restant van deze order
machines zal begin mei verscheept worden.
België: na de maand september werd begonnen met verzending van het voor 1 september
bestelde ijzer. Met een plaatijzercontract hebben
wij veel misère beleefd. Toen deze partij zes weken
na orderdatum gereed lag, wenste de fabriek
voor aflevering betaling ofwel een onherroepelijk bankaccreditief. Het materiaal zou per schip
verzonden worden en daar onze partij plaatijzer
vijftig ton bedroeg en het schip tweehonderd ton
bergen kon, werden andere partijen in hetzelfde
schip geladen; onder meer voor firma’s in Venlo,
Nijmegen, Arnhem en Deventer. Voordat echter
alle belanghebbenden met het betalingsvoorschrift akkoord gingen, waren weer twee weken
verlopen. Nu zult u zich herinneren dat er in die
tijd een van de Maasbruggen in Luik in de lucht
gevlogen is, waardoor het vaarwater versperd was.
Toen stelde men ons voor de lading te lossen, met
vrachtauto’s naar een ander schip ten noorden
van de defecte brug te brengen en daar weer in te
laden. Na akkoord bevinding bleek het vaarwater
echter al weer zover opgeruimd te zijn dat het
bewuste schip er toch door kon. Inmiddels was de
waterstand van de Maas veel hoger geworden en
gaf dit op enkele losplaatsen weer moeilijkheden,
zodat eerst half november eindelijk de partij hier
aangekomen is.
De Oldsmobile COE
1938 van O. de Leeuw,
hier gefotografeerd in
1940 op de markt in
Doetinchem. (Internet)
ZHT1 2015 .indd 14 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 15
De laatste maanden werd de uitvoer van
ijzer van België en Luxemburg naar Nederland
zeer bemoeilijkt door een handelsovereenkomst
met Engeland en Frankrijk, waarbij onder meer
bepaald werd dat Engeland en Frankrijk vanaf
1 oktober 1939 maandelijks 60.000 ton walsproducten van België en Luxemburg zouden ontvangen, welke hoeveelheid vanaf 1 januari 1940 tot
100.000 ton per maand opgevoerd zou worden.
Frankrijk zou dan voor het ertsvervoer zorgen
om de maandelijkse uitvoer van ongeveer 100.000
ton voor de vrije neutrale markten mogelijk te
maken. Dientengevolge wordt dus de uitvoer van
Belgisch en Luxemburgs ijzer naar Nederland
zeer vertraagd. De levertijden bedragen thans drie
à vier maanden. De aanvoer van ijzerwaren en
landbouwwerktuigen vanuit België gaat nog vrij
geregeld, wel zijn de prijzen sterk gestegen.
Duitsland
De situatie met Duitsland is een lang verhaal. De
invoer uit dit land was natuurlijk in september
1939 nihil, door de oorlog in Polen, de troepenverplaatsingen en dergelijke, alsmede het gebrek
aan transportmiddelen. Lopende contracten van
leveringen van landbouwwerktuigen en zelfs
nieuwe orders van september en oktober werden
zonder prijsverhogingen geboekt; mits het directe
levering uit voorraad betrof.
Een ongunstige uitzondering hierop maakte
een in ’t najaar afgesloten contract over landbouwwerktuigen met de Internationale Harvester
Cie., een groot Amerikaans concern met dochterfabrieken in Duitsland en Frankrijk. Toen een
deel der gekochte goederen gereed stonden en
scheepsruimte werd gezocht, kwam plotseling het
bericht dat wij 7 procent opslag betalen moesten,
anders zou de leverancier geen uitvoervergunning
kunnen krijgen. Noodgedwongen moesten wij
daarmede akkoord gaan, want per 1 januari 1940
zou de opslag 10 procent worden. Waarschijnlijk
heeft men met deze maatregel de Duitse fabrieken
willen beschermen. Juist voor de vorstperiode was
het schip met deze partij aangekomen.
Dit jaar werd de toestand heel anders. Door
de sterk verminderde export in de tweede helft
van 1939 werd de achterstand van de clearing met
Duitsland ten opzichte van Nederland ingelopen
en kregen wij in de eerste maanden van 1940 een
omgekeerde toestand. Want eind februari lag
Nederland ongeveer dertien millioen gulden bij
Duitsland ten achter. Onmiddellijk werden van
Duitse zijde maatregelen genomen om dit te remmen, door opheffing van exportpremies en door
extra prijsverhogingen; want de fabrikanten kunnen slechts tegen aanmerkelijk verhoogde prijzen
grondstoffen krijgen. Begin maart dit jaar schreef
een onzer fabrikanten van landbouwwerktuigen
ons bijvoorbeeld dat de prijsverhoging van zijn
fabricaten van 20 op 50 procent gebracht moest
worden. Daarvan mag niet afgeweken worden,
want de exportprijzen worden te Berlijn vastgesteld en daarop bestaat een zeer scherpe controle.
Voorts moeten de fabrikanten, die een order voor
export gekregen hebben, de orders met de verkoopprijzen aan de betreffende Rijkskantoren in
Berlijn overleggen, om een dienovereenkomstige
benodigde hoeveelheid grondstoffen te kunnen
aanvoeren.
Ook heeft Duitsland een soort distributie voor
de export van landbouwwerktuigen ingesteld voor
die landen welke in 1939 meer dan het normale
kwantum geïmporteerd hebben. Voorts werd ons
O. de Leeuw was destijds importeur voor
Nederland van Deering, een van de merken
van de International
Harvester Cie. Hier het
full-colour voorblad
van een prijscourant
van deze artikelen uit
1938. (Bedrijfsarchief
O. de Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 15 14-04-15 12:51
16 zwols historisch tijdschrift
medegedeeld dat de export naar Nederland van
landbouwwerktuigen en machinerieën aanmerkelijk
beperkt zou worden, door de grote achterstand van
de vervanging van die werktuigen in Oostenrijk, Slowakije, Polen en Rusland. Het kost thans de grootste
moeite om orders geplaatst te krijgen, alleen de
meest courante modellen worden gefabriceerd.
Gedurende de maanden september en oktober konden verschillende ijzerwaren nog tegen
normale of weinig verhoogde prijzen van Duitsland betrokken worden. Deze werden ook vlot
geleverd, vlugger en goedkoper dan dezelfde artikelen die hier te lande gefabriceerd worden. Zo
gebeurde het dat vorig najaar een Duitse fabrikant
verbaasd was dat hier te lande gegalvaniseerde
artikelen als emmers, teilen en wasketels nog in
overvloed voorhanden waren. In zijn woonplaats
(in Westfalen) waren die artikelen zo goed als
nergens meer te krijgen. Een order van twintig ton
van die goederen door ons in september gegeven
werd binnen vier weken afgezonden. De Nederlandse fabrieken vroegen een levertijd van enkele
maanden. Vele Duitse fabrikanten van kleine
ijzerwaren en gereedschappen zijn de laatste
maanden door gebrek aan personeel en geringe
aanvoer van grondstoffen gedupeerd. Zo schreef
ons in ’t laatst van 1939 een fabrikant: “Van mijn
vijftig geschoolde arbeiders heb ik er thans maar
twee meer over. Tengevolge hiervan moeten wij
wat kleine ijzerwaren en gereedschappen betreft,
zoals hamers, bijlen, nijptangen en dergelijke, met
een levertijd van minstens drie tot vier maanden
rekening houden.” Verschillende metaalproducten zijn absoluut niet meer van Duitsland te bekomen en wel speciaal die artikelen waarvoor tin en
koper gebruikt worden, evenmin als rubberfabricaten. Vanzelfsprekend kunnen fabrieken die voor
Defensie moeten werken bijna geen orders meer
accepteren of uitvoeren.
Een staaltje hiervan is het volgende: er werden in juni 1939 voor een Ambachtsschool twee
kleine aambeelden bij ons besteld. Normaal had
de levering begin augustus moeten plaatshebben.
Na herhaald aandringen op afzending zijn ze eindelijk 5 april dit jaar aangekomen. Aangezien de
factuurwaarde voor de inklaring niet meer geldig
was, moesten ze tegen de huidige, veel hogere
waarde aangegeven worden. Een partij schoppen
van enige duizenden kilo’s, die normaal in gelakte
uitvoering geleverd worden en als zodanig in de
koopbrief ook bevestigd stonden, werden ongelakt geleverd met de mededeling dat ze in gelakte
uitvoering niet meer geëxporteerd mochten
worden. Daar de huidige prijs circa 50 procent
hoger is, hebben we de partij maar geaccepteerd.
De levering had vier maanden geduurd. Voor
verschillende andere artikelen die onder controle
van Berlijn staan, krijgt men de mededeling dat de
order niet anders dan met een verhoging van 25
tot 75 procent uitgevoerd mag worden.
Nadat in de maanden januari en februari de
verzending van ijzer, door de vorst en gebrek aan
wagons, in ’t geheel niet kon plaatsvinden en er
in de eerste helft van maart geen scheepsruimte
beschikbaar was, ontvingen wij eindelijk een factuur met verzenddatum 28 maart van een partijtje
ijzer van dertig ton verzonden uit het Ruhrgebied, van orders gedateerd op 2 april, 7 juli en
De eerste maanden
van 1940 moesten er
vanwege de stijgende
prijzen voortdurend
supplementen op de
bestaande prijscouranten uitgegeven worden.
(Bedrijfsarchief O. de
Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 16 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 17
21 oktober 1939. Nieuwe orders konden in 1940
niet meer in Duitsland geplaatst worden, daar
alle walswerken voor Defensie en binnenlands
gebruik moeten werken. Wij zijn dus op Nederland, België en Luxemburg aangewezen. Voorts
heeft men in Duitsland per 1 april een uitvoerverbod gesteld op alle soorten gewalst ijzer, plaatijzer,
balken, alle soorten draad, rails, gasbuizen en nog
enige andere artikelen.
Artikelen van Nederlands fabricaat
Een artikel wat direct door Defensie gevorderd
werd, waren kookpotten. In de eerste dagen van
september kreeg ik ’s morgens telefoon uit Den
Haag dat onze gehele voorraad grotere kookpotten, dat wil zeggen van 100-125-150 en 200 liter,
gereserveerd moest worden voor Defensie. Deze
zouden dezelfde dag met militaire auto’s gehaald
worden. Gelukkig hadden wij diezelfde dag reeds
vroegtijdig een lading van de fabriek ontvangen, zodat wij onze Hollandse jongens aan snert
konden helpen. De volgende dag werd door ons
een nieuwe order aan de fabriek opgegeven. Wij
kregen echter de mededeling dat wij de eerste
maanden niet op levering behoefden te rekenen,
want ten eerste was hun gehele voorraad door
Defensie gevorderd en ten tweede stond de fabriek
onder militaire bewaking en mochten er tot nader
order geen kookpotten aan de handel geleverd
worden. Die toestand heeft tot half november aangehouden en toen moesten wij 10 procent opslag
betalen.
Met het artikel prikkeldraad speelde weer hetzelfde probleem als vorig voorjaar. De fabrieken
moesten drie maanden voor Defensie draaien.
Er zijn thans in Nederland zeven fabrikanten van
prikkeldraad, in 1914 was er niet één, zodat wanneer de fabrikanten het benodigde draad kunnen
aanvoeren Defensie daaromtrent geen zorgen
behoeft te hebben. Maar juist die draad aanvoer
stokte nogal eens. Amerika leverde de laatste paar
jaar nogal veel vlechtdraad en die aanvoer werd
natuurlijk na augustus 1939 zeer vertraagd. Toen
de oude voorraad draad bij de vlechters was verwerkt en de nieuwe aanvoer zoveel duurder was,
kregen wij van de fabrikanten vereniging bericht
dat men de lopende contracten wel leveren wilde,
maar dat een toeslag van een paar gulden per
100 kg betaald moest worden, met beroep op de
overmachtclausule. En daar de toen geldende prijs
voor nieuwe contracten nog hoger was, werd door
ons en onze collega’s aan die eis voldaan, hoewel
natuurlijk met grote tegenzin.
Wij moesten echter voorraden vormen voor
het seizoen 1940. Want het zou al spoedig blijken
dat niet alleen onze afnemers zich wilden indekken, maar dat Defensie ook flinke partijen bij de
grossiers opkocht. Als een voorbeeld daarvan
diene, dat een militair chauffeur mij vertelde dat
hij tweeënhalve maand dag in dag uit niets anders
gedaan had dan prikkeldraad halen en brengen
naar de opslagplaatsen.
Met de Nederlandse fabrieken van ander
draadmateriaal hebben wij dezelfde verhogingsmisère moeten meemaken. Een tijdlang, van
september tot half oktober, werden geen prijzen
afgegeven, omdat volgens hun bewering er geen
prijs van walsdraad was. Na die tijd moest een
verhoging betaald worden, indien ze de lopende
contracten verder zouden afwikkelen. Daarentegen hebben de Duitse fabrieken bij wie wij ook
contracten in draadmateriaal hadden lopen alles
vlot afgeleverd, zonder enige prijsverhoging!
Voor november was alles geleverd! De orders bij
een andere buitenlandse fabriek plaatsen hielp
toen niet meer, om reden dat daar voorlopig geen
orders meer geaccepteerd werden en de fabrikanten hier te lande alle contractueel verbonden zijn
en alle inkopen en correspondentie over een eigen
verkoopkantoor lopen. Een grote Nederlandse
fabriek die een ander artikel fabriceert, had de
aardigheid in de offerte als conditie te vermelden:
“Betaling vóór afzending”. Dit is het enige Nederlandse bedrijf geweest wat ons een dergelijke
maatregel voorgeschreven heeft. Met verschillende andere artikelen hebben over ’t algemeen de
Nederlandse fabrieken veel langer levertijd nodig
gehad dan Duitse of Belgische. De mobilisatie en
de geringe aanvoer van grondstoffen zullen wel de
oorzaak hiervan zijn geweest.
Reeds in de zomermaanden van 1939 werd
ons van militaire zijde herhaaldelijk gevraagd onze
voorraad op te geven van verschillende ijzerwaren
en gereedschappen zoals: draadnagels, prikkelZHT1 2015 .indd 17 14-04-15 12:51
18 zwols historisch tijdschrift
draad, ijzerdraad, zeskant vlechtwerk, bijlen, houwelen, handzagen, emmers, spaden, kachelpijpen
en kachelellebogen, zodat men bij de mobilisatie
van de grossiers hier te lande wist over welke hoeveelheden Defensie ongeveer kon beschikken.
Het was evenwel opmerkelijk dat bijvoorbeeld van
kachels geen opgaaf werd gevraagd! Van bovengenoemde artikelen werden in september dan ook
flinke hoeveelheden gevorderd, maar tot onze verwondering geen kachels! Wat hebben de soldaten
per saldo aan kachelpijpen zonder kachels!
De mooie septembermaand ging alles goed,
het Rijksinkoopbureau had waarschijnlijk bij
de fabriek wel orders geplaatst, maar die zitten
in het najaar vrijwel zonder voorraad, daar hun
productie in de zomermaanden aan de grossiers
afgeleverd wordt. Nauwelijks was er dan ook de
eerste koude dag in oktober of onze voorraad
kachels werd geplunderd. Ruim honderdvijftig stuks werden in twee dagen weggehaald,
maar desondanks konden wij lang niet aan de
vraag voldoen. Wanneer nu de aanvoer maar
weer normaal kon geschieden, zou dat niet zo
erg zijn, maar wij moeten niet vergeten dat ten
gevolge van de mobilisatie een groot percentage volwaardige werkkrachten uitgeschakeld
werd, met gevolg dat de levertijden met maanden overschreden zijn en de kwaliteit van het
afgewerkte product er niet beter op wordt.
Daarbij kwam de grote kooplust van afnemers
en publiek, die tengevolge van de maatregel
om tegen augustusprijzen te verkopen daarvan
wilden profiteren en waardoor al spoedig een
reeks van artikelen uitverkocht was. Die grote
kooplust onzer afnemers werd al spoedig door
ons geremd, maar degenen die over wat kasmiddelen beschikten waren zo verstandig om
bij verschillende hunner leveranciers orders te
plaatsen om op die manier een goedkope voorraad op te slaan. Wij hebben natuurlijk verder te
kampen met personeel wat successievelijk voor
militaire dienst opgeroepen wordt en dat thans
moeilijk te vervangen is, daar de meeste bedrijven dezelfde moeilijkheden met magazijn- en
kantoorpersoneel hebben.’
Tot zover het verhaal van Oeds de Leeuw jr. uit
april 1940 voor zijn mede-Rotarians, aan de vooravond van de Duitse inval in Nederland. De door
hem geschetste problemen die de onderneming
toen al ondervond, namen tijdens de bezetting
alleen maar toe. Maar het bedrijf wist de oorlog
te overleven en maakte vervolgens in de jaren
vijftig een expansieve groei door. Tegenwoordig
bestaat de O. de Leeuwgroep uit een holding met
zes dochterondernemingen, groothandels in ijzer,
staal en technische producten.
Het bedrijfspand
van O. de Leeuw aan
het Rodetorenplein,
eind jaren veertig.
(Foto Everaarts,
collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 18 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 19
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 6: Degelijk dagblad balanceerde in oorlog
op scherp van de snede
Willem van der Veen Zo’n 130 jaar hadden opeenvolgende generaties Tijl het bij hun krant zonder een
echte hoofdredacteur kunnen stellen.
Wanneer er journalistieke beslissingen moesten
worden genomen dachten ze daar zelf wel toe in
staat te zijn, als eigenaren van een bedrijf dat ook
nog een drukkerij en uitgeverij omvatte. Maar
in de eerste decennia van de twintigste eeuw was
Jan Jacob Tijl (1860-1927) langzamerhand tot
de conclusie gekomen dat het zo niet langer kon.
De kwestie Troelstra en zijn mislukte revolutie,
waarover Tijls redactie begripvol en een beetje
vergoelijkend had geschreven, droeg daartoe veel
bij. Als gezeten en invloedrijk burger van Zwolle
kon Jan Jacob onmogelijk met revolutionaire politiek instemmen. En er kwamen langzamerhand
meer van dit soort situaties, veroorzaakt door
mensen die, vergeleken bij de doorgaans volgzame
negentiende-eeuwer, veel mondiger waren geworden. Bovendien groeiden de beslommeringen
Jan Jacob sowieso boven het hoofd, doordat zijn
bedrijf steeds uitgebreider werd met voor die tijd
indrukwekkende machines, onder meer een grote
rotatiepers, en een sterk gegroeide orderportefeuille voor de drukkerij. Het was daarom beter
dat hij de leiding van zijn redactie overdroeg aan
een journalistieke specialist.
In 1920 werd in die verantwoordelijke functie Martinus Hendrikus Werkman (1884-1953)
benoemd. Een echte Groninger die hoofdredacteur van de Nieuwe Winschoter Courant was,
maar die in de overgang naar de toen eerbiedwaardige en in Overijssel veel gelezen Zwolsche
– van 1790! – een duidelijke promotie zag. Bovendien had Zwolle als provinciehoofdstad meer
aanzien dan Winschoten. M.H. Werkman was de
jongste broer van de schilder-boekdrukker-schrijver Hendrik (H.N.) Werkman, mede-oprichter
van de befaamde noordelijke groep van kunstenaars ‘De Ploeg’. De toen 37-jarige Werkman
stond bekend als een bekwaam journalist, die in
zijn vrije tijd ook gedichten schreef. Gedurende
zijn tijd als hoofdredacteur van de Provinciale
Overijsselsche en Zwolsche Courant die van 1920
tot het najaar van 1944 zou duren, kenmerkte hij
zich als een bedachtzaam man die in de stedelijke
gemeenschap van Zwolle hoogst zelden op de
voorgrond trad.
Einde van Jan Jacob
Jan Jacob Tijl was halverwege de jaren twintig 65
jaar geworden, maar had het als eigenaar en hoogste baas nog zo druk met de groei van zijn bedrijf –
een krant met een oplage van zo’n 16.000 exemplaren per dag en een drukkerij die steeds meer personeel en techniek vereiste – dat zijn inspanningen te
veel van hem gingen vergen. Hij werd ziek, staakte
de arbeid en overleed anderhalf jaar later.
Een zoon om hem op te volgen had hij niet.
Zijn dochter Bep (1904-1996) stond echter op
het punt een man te trouwen die de kennis en de
Zo zag het gebouw van
Tijl en de Zwolse Courant er voor de Tweede
Wereldoorlog uit.
Naaste buurman links
was een juwelier. De
twee panden aan de linkerkant werden na de
oorlog aan het bedrijf
toegevoegd. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 19 14-04-15 12:51
20 zwols historisch tijdschrift
Een beeld van het
vroegere Tijlgebouw
aan de achterkant in
de Voorstraat. Door de
ramen rechts op de foto
stonden vaak mensen
te kijken naar de stromen kranten die uit de
grote rotatiepers rolden.
(Particuliere collectie)
Zwolse reporter werd vertrouweling van Drees
Juist in de tijd rond 1920, toen M.H. Werkman als allereerste hoofdredacteur van de ‘Zwolse Courant’ was aangesteld, meldde zich ter
redactie nog een nieuwe kracht, de 25-jarige Klaas Voskuil. Deze telg uit een Zwolse bakkersfamilie had de kweekschool bezocht en was
een korte tijd onderwijzer geweest, maar was al spoedig tot het inzicht gekomen dat hij veel meer voor de journalistiek voelde.
Eigenlijk paste hij niet zo goed bij ‘de Zwolse’, omdat hij – tegen de zin van zijn familie en alleen gesteund door zijn vader –
sterk de socialistische beginselen was toegedaan. Begrijpelijk kreeg hij niet de kans die in zijn nieuwe werkkring bij de krant uit te
dragen, maar daar was het hem ook niet om begonnen. Hij maakte dankbaar gebruik van
de mogelijkheid om zich de beginselen van de journalistiek eigen te maken. Dat gebeurde
in een tijd waarin er nog lang geen professionele scholing voor journalistiek bestond. Die
zou bijna een halve eeuw later komen. Het was nog tot in de jaren zestig gebruikelijk
dat mensen met journalistieke ambitie een baantje als leerling-journalist bij een krant
aannamen om zich het vak eigen te maken. Klaas Voskuil leerde snel bij ‘de Zwolse’ en
hield het daar zes jaar als verslaggever vol. Toen achtte hij zich bekwaam genoeg om als
parlementair verslaggever in dienst te treden bij het Nederlands Correspondentenbureau.
Overeenkomstig zijn politieke belangstelling werd hij daarna in 1931 chef van de Haagse
redactie bij de Arbeiderspers. Na de Tweede Wereldoorlog promoveerde hij tot hoofdredacteur van het nieuwe socialistische dagblad Het Vrije Volk, dat toen met zijn tientallen
edities de grootste krant van Nederland was. Voskuil werd toen ook een vertrouweling van
de Nederlandse premier Willem Drees. Landelijke bekendheid verwierf hij na de oorlog
met zijn radiopraatjes voor de VARA die hij tot 1961 volhield. Zijn zoon Han (J.J.) die in
zijn memoires een diepgaande kenschets van zijn vader schreef, kreeg nationale faam als
auteur van Neerlands dikste roman ooit, ‘Het bureau’, bijna zesduizend bladzijden in
zeven delen.
Klaas Voskuil, 1895-1975. (Internet)
capaciteiten voor zo’n verantwoordelijke baan in
zich combineerde. Hein Dikkers (1904-1987) was
pas afgestudeerd jurist en had zich zorgvuldig
voorbereid op het leiding geven aan het bedrijf,
zodat het directeurschap hem met een gerust hart
werd toevertrouwd. Bovendien had Dikkers reeds
een voorliefde voor het krantenvak. De techniek
liet hij over aan ir. Piet van Gelder, een familielid van de Tijls, die de bouwkundige problemen
en uitbreidingen op zijn schouders nam. Er viel
immers menig puzzel op te lossen om een groot
bedrijf, dat inmiddels de Erven J.J. Tijl was gaan
heten, onder te brengen in het hart van de oude
Zwolse binnenstad.
Degelijke krant
Zo kabbelde de krant onder de hoede van haar
nieuwe hoofdredacteur Werkman rustig voort.
Hij leidde een redactie van ten hoogste vijf journalisten die een goed stuk konden schrijven en
die ook in staat waren elke dag weer een degelijke
krant in elkaar te sleutelen. Met die laatste kwalificatie is geen woord teveel gezegd. Want zo kwam
het Zwolse dagblad over: betrouwbaar, neutraal,
een beetje behoudend, vrijwel altijd het veilige
ZHT1 2015 .indd 20 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 21
midden kiezend, zoals de hele geest van de bevolking in Zwolle en wijde omgeving toen ademde.
Andere journalisten van Tijls redactie die in
de jaren twintig en dertig bij het Zwolse publiek
bekend waren, heetten Frits Brok en F.J.A.
Berding, welke laatste de functie van adjuncthoofdredacteur innam. Het was sowieso al een
bijzonderheid dat men hun namen kende, want in
de krant bleven ze bij hun verslagen of beschouwingen altijd verborgen achter aanduidingen tussen haakjes als ‘Van een onzer redacteuren’ of ‘Van
onze redacteur binnenland’. Ze hielden de regionale en plaatselijke politiek plichtsgetrouw en
keurig bij, zonder zich aan uitgesproken meningen te wagen. Dat gebeurde ook niet toen zich een
kwalijke eend kwam roeren in de tot dan toe nogal
rimpelloze Zwolse vijver.
NSB-ers
Bij de Statenverkiezingen van 1935 waren leden
van de NSB voor het eerst verkiesbaar in Nederland. Dit maakte de verkiezingsstrijd zo hevig dat
zich op straat gewelddadige taferelen afspeelden.
Letterlijk gegooi in de glazen, gesmijt met stenen
en straatvuil, lijf-aan-lijf geknok en uiteraard
geknuppel van de politie. De Zwolsche Courant
(verder: Zwolse Courant) noteerde alles netjes,
onpartijdig en afstandelijk en zorgde er bovendien
voor dat alle uitslagen op de verkiezingsavond
zo duidelijk mogelijk op de Melkmarkt vielen te
De krantenexpeditie
van de Zwolse Courant
in de jaren dertig van
de vorige eeuw. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 21 14-04-15 12:51
22 zwols historisch tijdschrift
lezen. Nog nooit had er zo’n groot publicatiebord
voor het Tijlgebouw gestaan als in 1935: bijna
twintig meter en zo hel verlicht als men het in
Zwolle nog nooit had gezien. Ten overvloede werden er ook nog beelden vertoond van de film Als
de persen draaien. Van de Zwolse kiesgerechtigden
had 5,51 procent – zo’n duizend personen – op de
NSB gestemd, een percentage dat overigens onder
het landelijke en provinciale gemiddelde lag. Het
aantal aanhangers van deze partij nam in de volgende jaren verder alleen maar af.
Ondanks de oorlogsdreiging – of misschien
wel juist daardoor – ging het in de late jaren dertig
niet slecht met de Zwolse. Het aantal abonnees was
gegroeid tot ruim 15.000 en de verspreiding breidde zich met de hulp van vele correspondenten uit
tot drie edities, respectievelijk voor de gebieden
Zwolle, Kampen en Noordwesthoek, de NoordVeluwe alsmede Salland-Vechtstreek.
Toen kwam de oorlog
Op de beruchte tiende mei van 1940, toen de
Duitse inval ook Zwolle totaal verraste, kwam er
voor het eerst in haar bestaan geen editie van de
Zwolse uit. De telexverbindingen waren verbroken en de oorlogsomstandigheden verhinderden
elke verspreiding. Twee dagen later rolde er een
kleine noodeditie met officiële mededelingen van
de grote rotatiepers die enkele jaren daarvoor in
gebruik was genomen en die wel tien keer meer
capaciteit aankon dan een paar van die geïmproviseerde blaadjes.
Pas dinsdag 14 mei lag de krant in afgeslankte
vorm, maar wel met de herkenbare kopregel, bij de
abonnees in de bus. Op de voorpagina verklaarde
de redactie dat zij zich nu moest gedragen ‘naar
den wensch der Duitsche militaire overheid.’ Buitenlandse berichtgeving mocht niet in strijd zijn
met belangen van de bezetter en moest uitsluitend
gebaseerd worden op Duitse bronnen. Daarnaast
zou er voldoende ruimte zijn voor onder meer
stadsnieuws en ontspanningslectuur. De redactie
beloofde haar taak als ‘verbindingsgeleding’ tussen
de lezers zo goed mogelijk te vervullen. Een dag
later werden de lezers opgeroepen de toekomst
moedig en daadkrachtig tegemoet te treden.
De ‘Militärbefehlshaber in den Niederlanden’ maakte diezelfde dag bekend dat tijdens de
bezetting geen preventieve censuur zou worden
uitgeoefend, maar verbond daaraan wel de eis dat
uitgevers en redacteuren een absoluut loyale houding zouden aannemen. Historicus Kees Ribbens
heeft over de gedwongen escapades van aan handen gebonden journalisten, die bijna vijf jaar lang
Een groot deel van de
regie over de inhoud
van de Zwolse Courant
werd in de oorlogsjaren
gevoerd op de Burgemeester van Roijensingel, waar bij de Ortskommandantur dagelijks zeven exemplaren
van de krant moesten
worden bezorgd. (Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 22 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 23
op het scherp van de snede moesten opereren, in
1995 een artikel gepubliceerd in het Zwols Historisch Tijdschrift (jaargang 12 nr. 4, p.114-122).

Balanceren op smalle draad
Van Ribbens werk maak ik graag gebruik om
te laten zien hoe redacties in de bezettingstijd
op een smalle draad moesten balanceren om te
voorkomen dat hun kranten geheel van het toneel
verdwenen. Tot haar geluk wist de Zwolse te voorkomen dat – in tegenstelling tot veel andere dagbladen – de hoofdredacteur vervangen werd door
een NSB-er.
Wat in eerste instantie opviel was het onmiskenbare feit dat de krant qua uiterlijk veranderde
door een groot aantal verplichte berichten. Net als
alle andere redacties in Nederland kreeg de Zwolse
het bevel Duitse legerberichten plus overig nieuws
van het Deutsche Nachrichtenbüro (DNB) dat
door het ANP via de telex werd verspreid, op een
prominente plaats in de krant af te drukken.
Toch leken die maatregelen niet veel indruk te
maken op een van de twee Tijl-directeuren, ir. P.
van Gelder, die zich in normale tijden nooit met
de krant bemoeide. Hij beweerde nogal voorbarig
dat de bezetting, wat de krant betreft, in het niet
viel vergeleken bij de Franse tijd van meer dan een
eeuw eerder. ‘Toen moest de tekst gedeeltelijk in het
Frans verschijnen’. Van Gelder doelde op de Duitse
toezegging dat preventieve censuur zou ontbreken,
maar verzweeg het feit dat dagelijks zeven exemplaren bij de Ortskommandant van Zwolle moesten
worden bezorgd. O wee, als er iets in stond dat deze
hoge officier en zijn helpers niet beviel…
Bij de redactie heerste wel degelijk het besef
dat ongewenste berichten onmiddellijk opheffing
van de krant zou veroorzaken. Als voorbeeld voor
die interne censuur werd in augustus 1

Lees verder