Categorie

2015

Zwolse Historisch Tijdschrift 2015, Aflevering 2

Door 2015, Aflevering 2, Afleveringen, Jaartal, Overig, Zoek in ons tijdschrift

■ ■■■
11 11-
46 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 Wim Hujj man Suikerhistorie
Speciaal adres -voor
“‘odern• Cottlures
Brederostr al 2
ZWOLL E – Te 1· 05200 -1óóó8
(Collectie ZHT)
Kapsalon Kn/f, op rl lioek ww de Brederostmat en de Herftenveg/Herenweg,
zomer 201 5, (Foto Elsk Boot mn)
■ ■■■
Kap alon Kalf, Bredero traat 2
In Zwoll wordt bij de achternaam Kalf nel
gedacht aan een kapper zaak. Er zijn meer peronen
met die naam, die kapper zijn (gewee t) in
onze tad.
Kap alon Kalf aan de Brederostraat 2 (op de
hoek met de Herfterweg) dateert van 1932, toen
de uit alten afkom tige broer er rit ( 19 J 2-
1970) en Bernardu Kalf(l91 -1986) hunzaakop
dit adre begonnen. De eer te ‘deed’ de dame en
de tweede de heren. De zaak draaide goed. Bijna
elk jaar ver chen n in de Zwolse ourm11 wel e n
of meer advertenti waarin een leerling- ofeen
ervaren kapper of kap ter gevraagd werd. 1 n 1950
moe tde gevraagde kap ter goed kunnen onduleren
en watergolven. In latere advertenti i prake
van haar tyli ten die p de h gte moe t n zijn
van de laatste haarm de en trend .
a de Tweede Wereldoorlog begon Kalf in
een pand aan de Herenweg tegenover de kap al n
keen zaak voor het huren van gelegenheid –
en tone !kleding. In de interklaa tijd k men er
bijna aan de lopende band in ten en pieten naar
builen, keurig aangckJeed n ge hminkl. Rond
1970 trad d volgend g neratie aan. Han Kal f,
e n zoon van erril ging met zijn lijd mee. Zijn
modern ingerichte zaak staat garant voor kwaliteit
en com ort waar alle draait 0111 hair en beaut}’,
aldu een advertentie uit J 980, waar je al m dcbewu
te vrouw de deur ni t voorbij kunt gaan. De
kap alon aan de Breder traal maakt nu met drie
andere ve tigingen i_n Zwoll deel uit van Han
KalfTntercoiffure waar ‘er atieve haarstyli ten’
werken. Zij mo t n er vo r zorgen dat de klant
met een goed haargevoel weer naar huis gaat.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 47
11 Redactioneel
Jan uliker en d vaJl Halem hebben al twee
boeken met een prachtige combi natie van
lek I en fotografie op hLU1 naam taan.
Die bo ken zijn gewijd aan het If selgebied.
Wij zijn verh ugd met hun pubUcatie nu in dit
z mernummer van het Zwols Historisch Tijdschrift
ver een ander land chapsthema, namelijk
het landgoed Winde heim. Maar aangezien wij
een hi tori ch tijd chriftzijn, bevat hun artikel
ook e n aantal interessante en (deel ) nog niet
eerder g publi eerde foto’ uit een particuliere
c llectie, beelden van e n trom rij op het hui
Winde heim een jaar v ordat d ze havezate in
1944 d or geallieerd vuur verw e twerd.
Het bijna driehonderd jaar oude chnitgerorgel
in d Grote Kerk i een van de belangrijkste
barokorgel ter wereld. Henny Wu!J ink besteedt
aandacht aan de balgentreders van dit in trum nt,
en beroep waarvan u wellicht nog nooit gehoord
hebt. Dankzij recent nderzoek naar dit orgel zijn
er in dit artikel een aantal nieuwe gegeven verwerkt
over d b oefenaar van dit ambacht. Ook
bij dit artikel taan intere sante afbeeldingen die
het verhaal aan ch uwelijk maken.
Will m van der Veen heeft zijn aflevering
zeven van d Tijlg chieden1 vanuit een nieuw
per pectief ge chreven, want hij i nu aangekom
n bij cl periode waarin hij uit zijn per oonlijke
h rînnerîngen kan putten en dat heeft een înteresant
verhaal pgeleverd.
Bij de rubriek ‘Recent ver chenen’ onder
meer aandacht voor h t nieuwe boek van Jan van
de Wetering over twee ondernemende families,
een landgoed en een Overij sel verzekeri ngsbedrijf;
aan de ver chijning van dit b ek i ook een
tent on telling in het redelijk Mu eum Zwolle
gek ppeld. Wij wen en u veel lee plezier en een
z nnig z mer.
Inhoud
uikerhi torie Wim Huij man
Landgoed Windesheim Jan Guliker en
Ad van Halem
Balgentreder van het Schnitgerorgel
Henny Wullink
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 7: Met nieuwe hoofdredacteur
op weg naar groter verspreidingsgebied
Willem van der Veen
Recent verschenen
Mededelingen
Auteur
Coverfoto: De hoofdingang van het lr111dgoed
Windesheim. (Foto Ad van Halem)
■ ■■■
48
62
68
74
76
77
11-
48 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 Jan Guliker en
d van Halem
De kerk van Wi11desheim
in 1974, voorde
resta11ra1ie in de tweed
helft van rfe j r1ren tacl, tig.
(Collectie HCO)
Landgoed Windesheim
Het d rp Windesheim is hi tori eb gezien
van gr te betekenis. Bij het nader n
van het dorp vanuit Zwoll valt de fraai
gere taureerde hervormde kerk op. Oor pronkelijk
wa dit gebouw de br uwerij van een belangrijk
ki o tercomplex. Aan het einde van de ve rti
nd em ve tigden de ‘Br eder de emenen
Leven ‘zi h vanuit Zwoll en Deventer op deze
plek. Vanuit dit moederklooster heeft de beweging
van de Modern Devotie zich over oordwe tEur
pa verspreid. Maar er zijn meer hi tori ch
interes ante pi kken te vind n in Winde heim.
Ten zu idwe ten van de dorpskern en h t voormalige
ki o ter ligt he landgoed Wind heim ,
gelegen op en tro mrug van de [J l 11 grenzend
aan d poorlijn Zwolle-Deventer. H t totale
landgo d omvat ongeveer 570 hectare, waarvan
470 he lare in gebruik i als landbouwgebied.
Bij de nicu, e parke rplaar bij de ingang van het
landgoed taal vermeld dat er al in de twaalfde
eeuw (lijkt n gal vro g .. ?) op deze plek prake wa
■ ■■■
van een ‘Hof WLn em: een middeleeuw ever terking
di in 1745 i afgebroken.
In de Zwolse Regesten van oud- tad archivari
Berkenvelder wordt melding gemaakt van de verko
pin Ma tenbr ck in 1370 van ‘ … 12 morgen
land die al slagen behoren bij de hof te Wynde im
••• ‘ 1 In J 959 wijdt de Vereeniging t t eoefening
van Overij seL h Regt en hiedeni (VORG)
in haar jaarlijk e bundel een artikel aan het hui
Winde heim.2 uteur (en oud-rijk ar hi ari )
Haga begint met d con tatering dat er heel weinig
gepubliceerd i over de havezate. Hij maakt
melding van een artikel uit 1922 in het tijd chrift
Buiten waarin raaie foto’ zijn pgenomen an
het hui • het prachtige interieur en van de tuinen
van de havezate. In 1983 i er in een publicatie
ver de hav zaten an aUand en hun b w ner
door ever en ien erna aandacht be t ed aan de
ge chiedeni van hui Wind h im.3 1J1 een bo k
over de ge chiedeni van Winde heim uil 1987,
uitgebracht ter gelegenheid van het 600-jarig
bestaan van het dorp, i ook en h ofd tuk gewijd
aan het hui .~
e chied ni v,m het landgoed
ever en Men erna vermelden dat H nd1·ik
chaep, een man van Twent e alkom t, in 1408
door de proo t van t. Lebuïnus beleend werd met
het huis Winde heim.5 In die tijd wa er n g prake
van een eenvoudig c mple · van bo renerv n.
en ratie lang bi efhet landgoed in het bezit
van de familie cha p. ermoedelijk heeft Reinier
haep in 1596 d be ch ikking gekregen over n
deel van de go d r n van het landg eden heeft er
en hui ‘naar zijn tand’ lat 11 bouwen, ‘het huy
l in em’.6 Aan het einde van de zeventiende
eem kwam de laatste vertegenw ordiger van de
familie cha p, Helmich Maximiliaan, in fin anciële
problemen en in l 727 zag zijn weduwe zich
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 49
11 geno dzaakt het oude familiegoed publiekelijk te
erkopen. D havezate Winde heim werd in 1730
g k cht do r ij b rt van Dedem, dijkgraaf van
alland, die in Wijhe al de havezate De eider
b zat.
a het verlijden van het echtpaar Van Dedem
kwam hui \ inde heim in handen van Paukt
B nelle, een k pman afkom tig uit Amsterdam e
regentenkringen. Tu en 1744 en 1750 liet hij het
hui aanm rkelijk verfraaien en omtoveren tot een
‘Am t rdam grachtenpaJei ‘. 7 Door de aankoop
van b rderij n en land werd ook het landgoed
v rgroot. Benell kocht bovendien havezate Den
Dam in Hellend rn, maar kennelijk gingen zijn
uitgaven zijn financiële draagkracht te boven.
Enkele jaren later kon hij niet meer aan zijn financiële
verplichtingen voldoen en werden al zijn
bezittingen op la t van de chuldei er openbaar
geveild.
Aan het ind van de achttiend eeuw kwam huis
Winde heim in het bezit van Joachim van Plettenburg
n ornelia harlott F ith. Al gouverneur
van Kaap de Goede Hoop had Van Plettenburg
enig fortuin gemaal’t en de vergaarde chatten
uit Oo t-Indië en Zuid-Afrika werden in hui
Wind heim uitge tald. Zijn weduwe lier later de
geh Ie tuinaanleg rondom het hui veranderen en
grote gedeelten van het omliggende land werden
erbij getrokken. Het ontwerp van het parkbos
in d Eng I land chap tijl, met zijn bo en
en vijver , lingerpaden en hoogtever chillen i
g maakt in 17 9 door architect Jacob Otten Hu –
ley. pmerkelijk, want tten Hu ley was veeleer
een architect van gebouwen, zoals het tadhui
van Gr ning n; r zijn vru1 hem geen andere tuin ontwerpen
bek nd. In het ontwerp neemt de lin gervi”
ver e n b langrijkc plaa in. Bij de aanleg i
gebruik gemaakt van het feit dat met weinig ko –
ten tromend, ater van de ‘beek op Windesheim’
d or de waterpartijen op het landgoed geleid kon
worden. De architect geeft in zijn ontwerp nauwkeurige
aanwijzingen voor de lingerbeweging,
de breedte, de diepte en zelfs hel reliëf van de
b dem: ‘De b dem moet zoveel mogelijkwaterpa
g graven worden m te voorkomen dat er in
de kuilen vuil acht rblijft, dat gaat rotten en een
■ ■■■
onaangename reuk ver pr idt ( … ) H t eiland dat
door de lingervijver ont taat, moet ontoegan kelijk
blijven. De grond op hel eilaud moet min
of meer oneffen en berga htig gemaakt w rden
( … )Middenop het eiland hoo1i een urn, vaa f
tombe geplaat t te zijn of wellicht een kleine piramide
op een voet waarop ge chreven staat “Aan
Laura’: ”Aan Phylli ” f i t derg lijk ( … ) Alle
Beukenlaan in
het parkl1os.
11-
50 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 Het kerkhof van
Windesheim met het
familiegraf vn11 de
Jnmili De Vos van
tee11wijk ge11aa111d
vn,1 Essen.
De slingerbeek op
het landgoed.
moet met i11zicht en maak gearrangeerd wordeD
en zo natuurlijk mogelijk zijn, slecht hier en daru·
op kunstmatige wijze een beetje geholpen.’8 Op
een eilandje in d lingervijver werd een heuvel
aangelegd (later de ‘kogelvanger’ genoemd, omdat
d kogels daar in I egen als de baron vanuit het
huis zijn chietoefeningen deed) en er werden ook
bruggetje en een tuinkoepeltje in Chine e tij!
aangelegd.9
a de dood van de weduwe Van Pletten burg werd
het landgoed bij publieke veLling in 1813 gekocht
door mr. Hendrik Anthony Zwier baron de Vo
■ ■■■
van Steenwijk genaamd van E en, afkomstig uit
Vollenhove. 10 Via zijn tweede zoon Evert rederik,
lid van de ridderschap van Overij el en, net
al zijn vader, lid van Provinciale taten van Overij
el, ging h t landgoed in 1879 over op Jan Arend
Frederik, die benoemd werd tol burgemee ter van
Zwoller kerspel en dijkgraaf van alland. 11 [n 1910
kwamen de bezittingen in handen van Frederik
Henri de Vo van teenwijk (1882- 1973), die in
1914 te Dî pen heim huwde met Rutgera gravin
Schirnmelpenninck van ’t ij eD huis. De tuinen in
de directe omgeving van het hoofdgebouw en de
bouwhuizen werden in die tijd opnieuw aangelegd
en vorm gegeven door de bekende tuinarchitect
en dendroloog Leonard Anthony pringer ( l 55-
1940).
In het hart van het landgoed stond een hoofdgebouw
– er wordt gesproken van havezate,
herenhuis en zelf ‘ka teel’ – dat in 1944 door de
geaUieerden werd verwoe . Van de havezate, ook
bekend als hui Winde heim, i ]echt de ruïne
van de kelderverdieping overgebleven. a de verwoe
tingvan dit huis in 1944werden de tuin en
en de twee symmetri che bouwhuizen, voorgebouwen
van het hoofdgebouw, decennia lang
verwaarloo d.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 51
:F11to M. Duvcen, (; ronlngeo ,
1)e ,!/(,uize Windesheim, Broei uit Windesheim.
11
■ ■■■
T11gekleurd prentbriefkaart
11n11 huis
Wi11desheim uit 1905.
( ollectie H 0)
Li11ks: Grafsteen op
het graf v1111 de familie
De os va11 teemvijk
ge1111a111d vn11 Es. en.
PI’. 11tbriefkaart vn11
/wis Windesheim met
de beide bomvlwizen
begin jnre11 twintig
van de twintigste eeuw.
(Collecti , H OJ
Onder: De t11i11 va11
/wis Winde heim voor
de oorlog. (Riek R11ite11-
berg, Historische \\’erkgro
p Windesheim)
11-
52 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 Ruïne va11 huis Windesheim,
na de beschieti11g
e11 brand in I 944. (Riek
Ruit nbe,g, Historische
Werkgroep Windesheim)
Verwoe tingva11 de havezate
1-1 ndrik te nbergen,geboren io 1917,heeftvrijw
I zijn hel arbeidzame leven op het landgoed
Winde heim doorgebracht. ‘In 1942 ben ikin
dien l gekomen bij baron de Vo van teenwijk.
Op h t landgoed vond ik w rk en, wat mis chien
n g belangrijker wa , mijn vrouw en ik kregen er
k en w ning. Vanaf mijn vijfentwintigste tot
mijn zeven nn gentig te heb ik met veel plezier
in een dien twoning op het landgoed gewoond.
Dankzij de steun van mijn dochter en mijn zoon
heb ik zo lang ze lf: tandig kunnen wonen. ind
een half jaar woon ik nu hier i11 het verzorging tehui
H t Weijtendaal in Wijhe, het geboortedorp
van mijn verleden vrouw, maar ik mis Winde –
heim w l. Elke woen dagmiddag ga ik er nog
h en, naar de bejaarden oos om ere n kaartje
te leggen n wat bij te praten. Maar zelf tandig
wonen zat er niet meer in: ik zie heel . lecht, mijn
geho r i minder geworden en lopen kan ik alleen
met behu lp van mijn rollator~
Hendrik teenb rg n wa ooggetuige van de
verwoe ting van de havezate, ru im zeventig jaar
gel d n. 1 hij er over praat komen de beelden
, eer helder vo r zijn geest:
‘Het wa op en zondag, eind oktober 1944.
Pal t gen h t bo van het landgoed stond een
■ ■■■
Duit e goederentrein til. Het wa een stralende
dag. PlotseU ng kwamen er een paar Engel ejager
overvliegen die de h·ein be choten. Later hoot
ook een van de jager dwar door het dak van het
grote hui , waarbij veel ruiten neuvelden. Kennelijk
hadden ze het gemunt op d laf van de Duit
legereenheid die in he grolc hui zijn intrek had
genomen. De generaal liep mank, mi chien vermoedden
de geaUi rden dat ey -lnquart zi h
hier schuil hield. De bar n en de jonkheer waren
eerder: al onderg doken, maar de ba rone een
de fre ule, haar oud te dochter, waren er nog wel,
amenmetdebutl r, dek kki.11enhetlinn nmei
je. De freule wa een opvallende verschijning
met haar knal rode haar. Diezelfde avond hebben
de Duit e bezetter het hui verlaten. In de dagen
daarna was het overgebleven per oneel druk
doende met het pruimen van de ravage en de
aannemer wa bezig met het her l Ivan het dak
en de ramen. Op donderdag meldde de aannem r
dat hij de dag erna ni t kon k men, mdat hij
er teen andere klus in Wijh m e t klaren.
Op rijdagochtend keek mijn vrouw naar de lucht
en zei: “Je moet de baron s n het per oneel
waar chuw n, er zitten opnieuw vli gtuigen in
de buurf’ Dat heb ik gedaan en dat wa maar
goed ook. Om precie 12 uur ‘ middag choten
Engelse jag r met brisantgranaten op h t gr te
hui s. Het waren net glo iende pijkers di d r de
lucht vloge n. In n mum van tijd tond h t hui
i.n Uchterlaaie. Vooral de pla ond , die met tr en
plei terwerk waren afgewerkt, brandden al fakkels.
Ik stond r met mijn neus boven p, ik chat
op een af tand van een met r ofvijfüen. G lukkig
hadden de bewoners dekking ku nnen vinden in
de kelder van het hui , er vielen geen doden of
ge~ onden. Ik h b m wel een afge raagd wat
er gebeurd zou zijn al ronder de Duit ers w J
lachtoffers waren gevallen? Hadden de bezetter
dan wraak genomen op de dorp bew ner , zoal
gebeurd i in Putten? Maar de Duit er waren
al daarvoor vertr kken, vermoedelijk omdat ze
reeds op zondag de con Ju ie hadden getrokken
dat h ter niet langer veilig wa . Pa p vrijdag
27 oktob r i het hui helemaal verwo l. Volgen
de gemeente wa het op 20 oktober, maar ik weet
bijna zeker dat het een week later wa :
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 53
11 Werken op het landgoed
amen m I Hendrik teenbergen kijken we terug
op en lange periode van werk n op het landgoed:
‘H t wa wel mooi werk, altijd in de bui enlucht.
Maar” nz meneer” was )echt met betalen.
Ik verdiende op een gegeven moment ongeveer
60-65 gulden per week, terwijl ong veer 100 guld
n n n rmaal loon wa in die tijd. T: en ik met
de baron prak ov r loon erhogil1g kreeg ik te
h ren: ‘Je verdient al een v: rm gen. Je kan wel
meer verdien n, maar dat gaal dan ten koste van
·utlie w ninS:’ Di pm rkil1g heeft hem veel geld
gekost! lk wa bepaald ni l “bange” voor “onze
meneer” en ik heb me toen aangesloten bij de
vakbond. Zo kreeg ik toch mijn I on waar ik recht
op had, m l t rugwerkende kra ht. Maar de vertandh
uding heeft er niet onder geleden, de oude
baron wilde mij niet kwijt.’
Op het landgoed werkten vi r of vij 111 n n,
onder leiding van werkbaa an Werven. Aan
h t einde van de oorlog werden door de Duit ers
bomen gekapt bij de ingang van het landgoed.
Er wa een t k rt aan brand tof voor de legervoertuigen
en daarom w rden d ze met hout ge tookt.
~ en de bar n na d orl g terugkeerde op zijn
landg eden zag dal er b men verdwenen waren,
werd bo wa ht r Br d wold ter v rantwoording
geroepen. Hij had dat moet n voorkomen.
teen berg n: ‘Ja, de oude baron was echt boo .
De b wachter werd nl lagen, maar later heeft
hij h 111 to h weer aangen men. Hij kon hem ni t
mi en. “Onze meneer” hielde ht van het b s. Al
hij nu zou zien dat er zoveel mooie eiken en beu-
■ ■■■
ken gekapt zijn, dan zou hij r erg veel moeite mee
hebben. Zijn zoon, de jonker, li t later d zaak ve 1
meer op zijn beloop:
a veertig jaar trouwe dien t werd Hend rik
teenbergen op zijn vîjfenze tig -te aange teld al
jacht pzîener en hij zou dal blijven 1 1 zijn la htig
te. ‘ e , ik wa geen b wa hter, daar mo t
je een offi ieel papiertje voor hebben. Ik z rgd
r voor dat er voldoende fazanten war n voor de
jacht. lk kocht de jonge kuiken in Raait en liet
ze d or mijn krielkippen verd r grootbrengen.
Het opfi kken van die fazan ten wa voor mij e ht
een liefhebberij en als ze groot waren liet ik ze p
het landgoed lo . De jonge bar n had in middel
een jachtvergunning verleend aat1 en zekere he r
Groen uit Leiden. Een paar keer per jaar kwam hij
jagen p het landgoed en behalve fazanten werd er
af en toe ook een re ge h ten. g leed zillen
er reeën op landgoed Winde heim maar minder
dan in mijn tijd:
Landgoed in verval
ad o rlog en na de verwoe ting van h t hui
Winde h im vertr kken de bar n en de barone
naar Frankrijk. De beid dochter waren al ecrd r
in h t huwelijk getreden en woonden ni l meer
op het landgoed. De oudste dochter Jmjana Margri
t huwde 111 t jhr. Maurits Lodewijk Quarle
van Ufford, die van 1937 tot aan zijn ov rlijden
in 1944 burgemee ter van IJ lmuid n wa .
jong te dochter hri tinehuwdeinl943m Ljhr.
Abraham Gever . ‘Meneer Frit ‘ en ‘mevrouw os’
verbl ven in de zomermaand n n g w I in de villa
R11ï11 vnn de ltn vezn te
gezi II vrmaf de noordzijde,
links het oo telijke,
rechts het westelijke
bo11wl111is.
11-
54 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 Frederik Henri baron
de Vos van tee11wijk
genaamd van Essen zet
zijn liandteke11ing bij
het huwelijk van zijn
jongste dochter hri –
tine mei jhr. Abraham
Gevers. Zij trouwden
op 5 november 1943 i11
huis Wi11deshei111. (Particuliere
collectie)
Rechts: Rut era de Vos
van tee11wijk genaamd
van Essen – chimmelpe1111i11ck
bij het huwelijk
van haar dochter
Christine, november
1943. (Parti 1,/iere collectie)
De brniloftssto I va11
Christine de Vos v11 11
teemvijk ge11aamd
van Essen en Abraham
Gevers va11 de hm1ezale
op weg 11aar de kerk.
(Pnr tiwliere olle tic)
Rechts: Koetsjes staan
te wachten voor het oostelijke
bo11wl111is bij het
huwelijk van Cliristi11e
de Va van teemvijk
genaamd van Essen
met Abmha111 Gevers.
(Particuliere collectie)
tegenover het v ormalige grote hui , waar zoon
Jan Arend (1922-2008) zijn intrek had genomen.
amen m t teen fabrikant Quirijn en wegenbouwer
Te iepe behoorde de baron tot de belangrijkste
per on n in het dorp. Op mmige gedeelten
van het landgo d i de klei afg graven ten behoeve
van de teenfabricage. ln de ‘Br ziel, een van de
udste ontginning tukken niet ver van de havezate,
werd de kJei in het begin van de twintig te
eeuw n g ge token met een chop en werden de
t nen in veldovens met de hand ge tapeld en
met turf afgest okt. 12 Lat rwerd de klei met een
draglin gewonnen en g bakken in vlamoven .
D or het afgraven van de klei zijn de tichelgaten
■ ■■■
op en rond het landgoed Winde heim nt taan,
een natuurgebied dat beheerd wordt door taat –
bo beheer.
De men en in Wind heim keken tegen de
famili.e op en vooral de oudere bewoner gedroegen
zich onderdanig: bij een ntm etingging
de pet af. ‘ [eneer Frit • gedroeg zich ook als n
e hte baron, hij had feoda le trekje . In het dorp
wordt verteld dat hij veel geld had gebeurd als
compensatie voord verwoe ting van de havezate.
Het wa zijn bedoeling om Winde heim weer op
te bouwen en plann n zijn er inderdaad gemaakt,
door de architect A. de Maaker. alg n de verhalen
had zoon Jan Arend echter in het geheel geen
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 55
11 intere e daarin en zijn de plannend or de baron
niet ten uitvoer gebracht. De barone overleed in
1969 in Zwolle en de baron in 1973 i.r1 Wmdeshcim.
Beiden zijn aldaar begraven in het fomi liegrar
op h t kerkhof.
Z on jan Arend v rkrceg na hun overlijden
alle onr erende goeder n en bleef al vrijgez 1
wonen in het hui · achter de hoge beukenhaag.
In de gen van zijn ouders kon ‘ Pietje; zoals hij
door hen geno md werd, geen goed doen. Riek
Ruitenberg, lid van de hi tori che werkgroep
van Winde heim, heeft de jonker goed gekend.
‘Hij wa de j ng te van het gezin, een li ve man,
maar ook een bijzondere man. Hij had op de Rijks
Hogere ch ol voor Tuin- en Land chap imichting
in B koop ge tud erd en op het landgoed
kon hij zijn kcnni en kund in praktijk brengen.
Hij l nd dicht bij de natuur en in het dorp zeiden
we dat hij met bomen kon preken. Hij hield zich
bezig 11el het uitdunnen en noeien in het parkbo
en met Hendrik teenbergen overlegde hij
ver de werkzaamheden. Maar de j nk r wa ni l
aJtijd even handig. Zo tond hij een keer bedremmeld
bij de vrouw an Hendrik op de toep.
Hij wa uit een b om gevallen omdat hij de tak
waarop hij zat had afgezaagd … De jonker gaf niet
■ ■■■
veel om uiterlijk vertoon. Toen hij peen dag in
een ge cheurde regenja rondliep en ik hem voorstelde
0111 deze te her tellen want wat m ten cl
men en wel niet denken, a11twoordd hij: “Maak
je geen zorgen, d men en in het d rp weten heu
wel da ik betere kleren heb.” Het beheer van zo’n
groot landgoed wa voor hem een hele opgave:
Aan het bo werd wel onderh ud gepleegd,
maar in de loop der jaren dreigde het parkbo
dicht te groeien. De baron had er, net al zijn
vader, moei.te 111 e om nog gezonde bomen w g
te halen. Het oorspronkelijke ontwerp van h t
parkbos raakte steeds meer op de a ht rgrond
en de fraaie tuinen rond de voormalige havezate
verwilderden. Omdat de bouw huizen tientallen
jaren niet meer bewoond werden raakt n dez in
verval.
Li11ks: Jn11 Are11d de Vos
van tee111vijk ge11aamd
vn11 Essen bij het huwelijk
van zijn wst r
hrisli11 , no vember
1943. (Pnr/iculiere collectie)
Onder: De Jrmdamenten
va11 het verwoeste
huis met het oostelijke
bouwhuis i11 1978.
( o/lectie HCO)
11-
56 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 De lwofdi11ga11g va11
het landgoed.
Her tel van het landgoed
Rond J 980 trok het echtpaar Warrnolt en Ruth
van der Feltz-Quarle van Uflord – Ruth wa een
nicht van de baron – zich het lot van het complex
aan en kocht het landgoed. Het bouwhui aan
de oo telijke kant werd gere taureerd en voor
bewoning ge chikt gemaakt. Het bouwhui aan
de linkerkant van de oprit was oor pr nkelijk de
paarden tal, waar de Arabieren, die ooit door de
bar ne als ko t paarden gebruikt werden, onderdak
vonden. Ze zijn op het landgoed begraven
en met grafstenen zijn de plekken g markeerd.
Datzelfde geldt voor de begraafplek van de hon den.
In h t parkbo zijn verder nog re tanten van
■ ■■■
een oude koelkelder te vinden. ‘ Winter werd n
blokken ijs uit de gracht gehaald en in een diep gat
in d grond ge tape Id. Daar bleef het z koud dat
ook in de z mermaanden nog re tanten van het ij
voor voldoende koeling z rgden om leven middelen
(vlee , bier en wijn) le bewaren. e ij kelder
i er nog wel, maar hij i zwaar be chadigd door
een orngeva!Jen boom.
Warmolt en Ru. h van der Feltz hadden a!Jebei
kun tge chiedenis ge tudeerd. Al cultuurminnaar
hadden zij plannen m bijvoorb eld d or
middel van expo iti en hui oncerten de expl itatie
van het landgoed mogelijk te maken. ok
aan het h r tel van de tuinen werd door de nieuwe
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 57
11 bewoner veel zorg be teed. Zij hebben echter
niet lang van hun in panningen kunnen genieten,
want zij kregen te kamp n met per oonlijke en
financiële tegen lag n. Ruth raakte na een autong
luk in maart 1992 ern tig gewond en heeft
ongeveer twee jaar in coma gelegen voor zij in
1994 overle d. Zij werd in Winde heim begraven.
De expl italie van het landg ed viel daarnaa t
hog ruit dan wa begr ot, waarop bar n Van der
feltz het landg ed weer van de hand deed aan de
oor pr 11k lijke ig naar Jan Arend de Vo van
t nwijk. 13
lichting Landgoed Windesheim
Ook na het overlijden van zijn ouder bleef Jan
Arend de Vo van teenwijk vo r de Wind sheimer
‘de jonker’ f de ‘jong ‘baron. T: en hij in
2008 overleed, werd het landgoed, conform zijn
wen , ondergebracht in de tichting andgoed
Win e heim. p deze manier wUde de baron
d enh id van h t landg ed bewaren en de toekom
t zeker tellen.
p d web ite van de ti hling taal het
volg nde: ‘H t doel van de tichting Landgoed
Winde heim i het beh ud van het landgoed aJ
parti ulicre ec nomi he e nheid ( … ) m het
landgoed p kortere te1mijn v or publiek intere –
an ter te maken maar ook m het op de lange termijn
(duurzaam) t be t ndigen, wil het be tuur
■ ■■■
een aantaJ vernieuwingen do rvoeren. V, or de
lange termijn wordt nagedacht over (her)be temming
van het terrein, bijvoorbeeld in d i ervan
een taJencentrum, vergadercentrum of zorghotel.
Voor de lange termijn wordt niet uitgesloten dat
alsnog onderzocht wordt of het oude landhui
opnieuw kan worden herb uwd, mit haalbaar en
met een pa sende be temming:
Hoewel het langetermijnper pectiefvan het
landgoed nog niet b kend i , heeft de tichting
een aantal project n in gang gezet om het landgoed
voor publi k b ter toegankelijk en aantrekkelijker
te maken. Aan de poorzijde i in 2013
en nieuwe brug met toegang hek v, or wandelaar
geplaat ten er i en parkeergelegenheid
met infoborden bij d (hoofd)ingang gereali eerd.
Ook de wand lroute op h t landgoed zijn in middel
goed aangegeven. Wellicht wordt de geometri
che rozentuin emipermanent voor publiek
toegankelijk g maakt. De ude taxu en zijn
in.middel vervangen door nieuwe exemplaren.
Overwogen wordt ook om d histori ch bloementuin
te her tellen. Het bestuur onderzoekt
verder in ho verre de ruï11e meer beleefbaar en
weUkht toegankelijk kan worden gemaakt. De
ruîn vraagt hoe dan ook om actie, niet d en
leidt tot verder verval.
Een krantenartikel in de te11tor uil 200 naar
aanleiding van het verlijden van Jan Arend
ieuwe brug met toega11gshek
tot het landgoed
voor wand laars.
11-
58 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 De bouwlwizen – li11ks
het oostelijk, rechts
het wesstelijk – gezien
vanuit de voormalige
rozentuin.
baron de Vi van teenwijk g naamd van E en
h eft al kop ‘De fundamenten van het verwoe te
ka t el inde heim zakken langzaam weg in de
slotgracht.’14 De baron had voor zijn overlijden de
ugge tie gedaan om niet al leen de fLmdame nten
te re taureren, maar meteen de hele haveza te te
herb uwen. Dat bl ek en brug te ver, de finaniële
con equenties van een dergelijk project
war n aanzienlijk. Zijn vader, Frederik Henri,
had kort na de orlog al oven ogen het kasteel te
her tellen, maar dat bleek niet haalbaar. De re ten
van de muren werden daarop omver gehaald, tot
enkel de fondamenten overbleven die we vandaag
de dag n g kunnen zien.
■ ■■■
Rijk monument
Het gehele centrale deel van het landgoed Windesh
im, in clusief een deel van het t rrein met
de dien twoningen direct aan d zuidzijde van
de Winde heimerweg, heeft tegenwoordig de
status van Rijk monument met al kwalificatie
‘zeer hoge waarde’. Niet alleen zijn de hi tori che
geb uwen en de monumentale entre m t de
hekwerken beschermd, maar ook de ruïne van
het grote huis, diverse tuin ieraden en vazen en
verder enkele bak tenen bruggetje hebben een
be chermde tah1 . ok de totale parkaanleg valt
onder Rijk be cherming en daarbij worden al
afzonderlijke elementen genoemd:
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 59
11 – Hel v rterrein met h t voorplein
– De rozentuin aan de o tzijdevan het bouwhuis
(ontwerp van L onard Anth ny pringer)
– De bloementuin ( ntw rp van Springer)
– Het land chap park (ontwerp van Jacob tten
Hu leyuitl7 9)
– Het Engel B ( ntv,erp van tten Hu ley)
– De v ormalige mo tuin.
De parkaanleg wordt gekwaHfi eerd al ‘van
algemeen belang’. Daarnaa the ft het gehele landg
ed keen be chermde tatus al nderdeel van
d Ecol gi he H ofd tructuur (EH ).
De rentmee ter
G rb n uchtenbell he ft vanaf 1992 al rentmee
t r voord bar n gewerkt. Hij houdt kanto r
in een ged elt van het oo telijk b uwhui . an
1996 tot 2009 heeft hij m l zijn gezin ook in dit
hui gewoond. ‘Wellicht dat we in de nabije toek
m teen deel van dit bouwhui beperkt gaan
op n tellen voor het publi k. Dit hui i in 19 2
ger taureerd, het identieke hui aan de verzijde
i in 19 grondig gere taur rd n in erfpacht
uitgegeven aan een famili . H t begrip “b uwhui
” heeft te maken m t “verbouwen”: de og t
■ ■■■
van het landgoed werd in deze huizen opge lag n
en verwerkt. OpvaUend bij deze huizen i vooral
h e fraai de ronding van de voorgevel , die ook
doorloopt in de dakcon tructie, vorm i geg ven.
Zo i er mooie harn1 nie nt ·taan met der nding
van het voorplein:
ind 200 i Luchtenbelt al r ntmee ter
nauw betrokken bij de a tiv.iteiten van het ti htingsbe
tuur. Het interieur an h t kanto .r i rijk
ver ierd met opgez tt dieren: bo uil, kerkuil,
havik, diverse marterachtig n, een vo . p de
grond liggen nog tientallen opgezette vo . enk ppen.
‘Die moeten nog rgen pgehangen w rden.’
Tijden on ge prek spit t hij plot eling zijn oren:
‘H ren jullie de bo uil? Opvallend, z midden p
de dag.’
ucht nb lt: ‘De bar n heeft bij Lestam nt
bepaald dat het landgoed in een stich ing ondergebracht
zou worden. Een van de eer te activi teiten
van het tichting be tuur wa het laten
op tellen van een h ofdlijnenrapp rt. In dat rapp
rt kwam ok de vraag aan de rde fherb uw
van hel hoofdgebouw een reël ptie kon zijn.
Z al we er nu tegen aankijk n i herb uw p
korte en ook op middellange termijn niet aan de
Ee11 vnn de tuin en va11
hel landgoed.
11-
60 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 Klassieke schoonheid.
Links het westelijk,
rechts het oostelijk
bouwhuis.
orde. In theorie zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn
om in en herbouwde havezate appartementen
te maken, maar een dergelijke be temming past
niet bij het karakter van het landgoed. Door het
uitbreken van de financiële crisi i de optie van
herbouw sowieso verder uil beeld geraakt. Maar
, e hebben wel allerlei andere activiteiten in gang
g zet, die m de mog lijk zijn gemaakt door ubidie
van de provincie, de gemeente en een niet
nader te noemen tichting. In 2011 zijn we begonnen
met hel grondig uitdunnen van het parkbo
en het herstel van paden en zichtlijnen naar het
oorspronkelijk ontwerp van de land chapsarchitcct.
p bepaalde plaat n hebben we ook beuken,
■ ■■■
eiken en een aantal ka tanjebomen ni uw aangeplant.
Daarbij hebben we zoveel mogelijk gebruik
gemaakt van de oor pronkelijke plantgaten. Ook
de toegankelijkheid van het parkbo hebben we
verbeterd d or een nieuwe ingang te maken m t
een bruggetje over de sloot en een parkeervoorziening
aan de andere kant van d weg. Het i nu
mogelijk om een ommetje door het bo te maken
en het via een andere toegang weer te verlaten.
Vorig jaar hebben we ook het hele grachten tel el
op het landgoed laten uitbaggeren en hier en daar
wat gammele bruggetjes v rvangen. De trorning
van het water in de grachten kunnen we reguleren
met tuwdammetje . De verbetcri ng van de paden
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 61
11 is een apart probleem, omdat bijna alle verharding
wegzakt in de vette klei. Bij de nieuwe ingang hebben
we een proefvak gemaakt, om de begaanbaarheid
te verbeteren. Al het proefvak voldoet, en
daar lijkt het op, dan worden ook de andere paden
op die manier ingericht.’
Het verdere her tel van het landgoed is een
kwestie van lange adem. Het tichtingsbestuur
telt prioriteiten op ba i van het hoofdlijnenrapport,
dat fungeert al een oort parapluplan. Aan
de re tauratie van de ruïne wordt geen prioriteit
gegeven. Wel word nagedacht over de restauratie
van de toegang brug. Luchten belt: ‘Als je het
go d wilt doen, dan ben je een vermogen kwijt
bij de re tau rat ie van de ruïne en vervolgen is
de belangrijk t vraag welke bestemming er dan
aan gegeven wordt, in samenhang met de reeds
bestaande bouwhuizen. Het bestuur heeft er voor
gekozen om het geld aan andere zaken te bested
n. Bij de afweging van veel zaken die op het
landg ed pelen i de hi torie de leidraad:
Wie nu en wandeling maakt over het landgoed
merkt dat er de laatste jaren flink wat werk
i verzet. rote bomen zijn gekapt om oude zichtlijn
n wel:!r in ere te herstellen en op veel plekken
zijn er jonge beuken en eiken aangeplant om gaten
in de tructuur van de lanen pte vullen. Het
landgoed Winde ·heim krijgt weer de allure van
een lusthof, e 11 hommage aan de erAater en de
laat te vert genwoordiger van de familie De Vo
van Steenwijk.
Het interview met Hendrik teenbergen vond
plaat op 22 december 2014, met Ri.ek Ruitenberg
op 15 januari en met rben Luchtenbelt op 23 januari
2015.
•• De afbeeldingen waar ge n bronvermelding bij
taal, zijn gemaakt d or Ad van Halem in het voorjaar
van _Q 15.
oten
1. 13 rkenvelder, F.C., Zwolse Regesten J, 1350-1399.
Zwolle, 1980, regest 101 , 10 november 13 70
2. Haga, A., ‘De havezate Winde heim’ in: VMORG 74
( 1959), p. 46-61
3. Gevers, A.J. en A.J. Mensema, De Hnvezaten i11 Snlla11d
e11 /11111 bewon ers. Alphen aan den Rijn, 1983.
4. Men erna, A.J. en A.J. Gever , ‘Het huis Windesheim’.
In: Berkenveldcr, F. . e.a. (red.), Windesheim,
■ ■■■
studies over een Sallands dorp bij de 1 /ssel. Kampen,
[Jsselakademie, 1987, p. 151 – 164
5. Gever , A. J. en A.J. Men ema, De Ha11ezate11 i11
nlland en /nm bewo11ers. Alphen aan den Rijn,
2005, 4e druk, p. 476-484
6. [dem, p. 4 77
7. Mensema, A.J. en A.J. Gevers, ‘Het huis Winde –
heim’, 1987, p. 155
8. Baan, Dammis, Fjlll. Windesheim voorbij? tichting
Kunst en Cultuur Overijs el, 1995, p. 92 en 93
9. Over het tuinontwerp van Otten Hu ley is meer
gepubliceerd: H. W.M. van der Wycken J. EnklaarLagendijk,
Overijsselse b11ite11plaatscn, Alphen a.m
den Rijn 1983, p. 130-132; E. de Jong, ‘Schoon en
schilderachtig: de landschappelijke tuin tijl, in: C.
Grijzenhout e.a. (red.), Edele Ee11 vo11d:, eo -classicisme
i11 ederla11d 1765-1800, Zwol! 1989, p. 72-87;
. de Jong, ‘Met management en maak: Ja ob Ollen
Hu ly’s advies voor de aanleg van een lands hap ·park
te Windesheim in 1789; in: Groen, 46 ( 1990),
nr. 7, p. 14-20; H.M.). Tromp, De lederla11dse lt111dschapsstijl
in de achttie11de eeuw, Leid n 2012
JO. Baan, Dammi , Fjttl. Willdesheim voor/Jij? 1995,
p. 158
1 J. Gevers, A.J. en A.f. Mensema, De Havezate,, in
Salland en hu11 bewoners, 2005, p. 483
12. Waar chijnlijk is ‘Breziel’ een verbastering van
‘Bree(de) Ziel: dat wil zeggen brede zijl of brede
sluis. Zie W.A. Huij mans, ‘Veldnamen in Windesheim’.
In: Berkenvelder, E . c.a. (red .) Wi11dcs/i ei111,
si 11dies over een Salla11ds dorp bij de IJssel. Kampen,
!Jsselakadernie, 1987, p. 395
13. Het echtpaar Van der Feltz-Quarle vM lford
investeerde zo’n twee miljoen guld n in het landgoed.
Ze waren er van uitgegaan dat een deel van
de ko ten door subsidies gedekt zou worden. maar
dat bleek tegen te vallen. a het tragische overlijden
van zijn echtgenote, de oplopende financiële la ·ten
en bovendien zijn eigen slechte gezondheid wilde
baron Van der Feltz van het landgoed af. Er wa al
een koopovereenkomst met een geïnteresseerde koper
gesloten toen De Vos van teenwijk al nog ge bruik
wenste te maken van zijn voorkeur recht. De
koopovereenkomst met de eer te gegadigde moe t
toen op last van de rechter ontbonden worden. De
Vo van teenwijk kocht h t landgoed terug, maar
wel voor een aanmerkelijk .lager bedrag dan de an dere
partij had geboden. Zie: Zwolse Co11m111,
11 mei en 4 juni 1996
14. De tentor, ‘De fundamenten van het verwoc te
ka teel Winde heim zakken langzaam weg in de
slotgracht: 18 jan uari 2008
11-
62 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 HennyWullink
Het imposante clmilgerorgel
uit 1721 in de
Grote Kerk. (Foto Jnn
van de Wetering)
■ ■■■
Balgentreders van het Schnitgerorgel
Hier ru/11 Peter Knus/
ol l zu e’1re11 /1ad er gepust
Bis er se/bst den Pust beka111
U11d i11111 Gott de11 Pust benaltm 1
In klober2014zijn aan wethouder Jan Brink
de re uJtaten gcprc cnteerd van een tweejarig
onderzoek naar de taal van het ber emde
chnitger rgel uit de rote of int Michaëlskerk
te Zwolle, uitgevoerd en ge chreven door orgelb
uwadvi eur ee van der P el. p ba i van dit
uitgevoerde onderzoek w rdt een plan van aanpak
gemaak1: voor re lauratie van hel bijna driehon derd
jaar oude orgel. Vooruitlopend hier p zijn in
2013deblaa balgenvanh torgelalg r laur erd.
Het chnitger rgel be chikt over een unieke et
van twaal blaa – f paanbalgen. Deze installatie
v r de windvoorziening v or het org l i een van
de gr ot te in Eur pa en bovendien nog origineel.
De blaa balgen of kortweg balgen werden van
ud her bediend door balgenlreder .
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 63
11 Boven: De werkplek voor de balge11treders in de
Grote Kerk, een ruimte boven de consistoriekamer.
De uit de wa11d van de balgen kast stekende balken
zijn aan de blaa balgen gemonteerde hefbomen.
Daan11ee worden de balgen met lucht gevuld; bij
/1 t leeglope11 wordt de ‘wind’ liet org I i11 geblazen.
De baige11tr ders staan met /11111 geziclll naar de
kast en k1111ne11 zich aan de aan de wand gemonteerde
balk vasthouden.
Balgentreders of orgeltrapper
oor de balgentreder of orgeltrapper waren verchili
nde benamingen in omloop, zoal calcant,
puy tertr cker, p lertrapper of pui tertreder.
D laat te drie woorden zijn g relateerd aan het
Duit · ‘pu ten: hetgeen bij nze oo terburen blazen
of hijg n betek nl. Onze o terburen k nnen
o k het woord ‘Pu te’ voor adem (ihm is die Pu t
au gegangen = hij i buiten adem). In het Eng I
i het werkwoord l pu h (dm en) hier ook mee
verwant.
■ ■■■
D r o bruikmaking van e n bell tje (calcant)
ontving de dien tdoende balgentreder een eintje
van de organi t. Dit was voor hem h t teken om
in actie te komen. Vooral wanneer er veel verzen
f coupletten van één p alm of gezang w rd n
gezongen kon er fy iek nogal wat van je worden
gevraagd. In Liederholthui , gem enre Raalte,
bedong d org !trapper boven zijn jaarlijkse
bezoldiging e n paar tevige schoenen. ewoonlijk
liep hij op klomp n.
Windmachine
lnhetb ginvandevorigeeeuwwerdh hnit –
ger rgel vo rzien van een windma hine, waarmee
de balgentreder overbodig w rd. ind di n wa
de organi t om te pelen niet meer afhankelijk van
derden. In een relatief kort tijd be tek werden her
en der windmachine be telden aange I ten p
de balgen van het org 1. D inve tering zou van zelf
worden terugverdiend zo r deneerde men,
want orgeltrapper werden de laan uitge tuurd.
De blaasbalgen in
de baigenkn t.
11-
64 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 Eén van de twee in
1920 geplaatst elektrische
111i11dma hi11es,
aan beide zijde11 vo11
de balge11ka111er staat
er een.
Rechtsboven: /-let originele
fabrieksplaa tje op
de wi11d111 achi11e.
Rechtso11der: Er wa ·
maar net genoeg ruimte
om de balgen door d
sponning te krijgen,
omdat er voor de ramen
am1 de b11itenka11t
nogeen ijzeren laaf
-:;it. (Archief tichti11g
clmitgerorgel Zwolle)
Een dergelijke gang van zaken pa te geheel in het
tijd b Id en v nd zijn o r prong in techni che
nt, ikkelingen. Men – en paardenkracht\ erden
ing ruild vo r moderne vormen van tractie.
M t n windmachine I ordt bedoeld een
door een elektromotor aangedreven centrifugaalntilator.
In ns land zijn mee ta] de merken
Vi mu en Meidinger toeg pa t, in d Gr te Kerk
ov rigen niet. en di cu ie over het af: chaffen
van de 1 ktri he windmachin i er nooit
gewe t, terwijl andere technisch verworvenheden
in d orgelb uw na verloop van tijd o er
b ord werden gezet, zijnde i.n trijd met de ware
orgclcultum. Het gemak van onafhankelijkheid
werd ni t 111 er prij gegeven. verigen zijn er in
de jar n ta htig an de vorige eeuw in n land wel
p gingen ondernomen om meer aandacht te vragen
voord or pronkelijk , door men en pgewckte,
indvoorziening, maar er wa nauwelijks
draagvlak v or dil o rt ideeën. Er werd oms
wat la herig over gedaan, alsof het een ektari che
pvatting betrof.2
Re tauratie
In 2013 zijn door Flentrop rgelbouw alle twaalf
balgen van het Zwol e rgel gere taureerd. Daar!
e zijn a ht van de twaalf balgen met e n gr te
takel uit de balgen kamer (de ruimte boven de
c n i toriekamer) gehe en nadat e r teen raam
■ ■■■
uit de p nning wa verwijderd. D blaa balgen
wegen ngeveer 180 kg per exemplaar en hadden
ind, de plaat ing nimmer de balgen kamer
verlaten. TI1an zijn vijf balgen in g bruik. Vóór de
re tauratie ‘Naren op de windmachine vier balgen
aangesloten.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 65
11 Het i een g ede uggestie m het chnitgerorgel
bij tijd en wijle weer te be pelen met behulp
van balgentreder , want dit i nog teed mogelijk.
Z al in trecht het gilde van kl kkenluider
actiefi om de kJ kken van de Dom handmatig
te luiden, zo zou in Zwolle met een gilde van balgentreder
op authentieke wijze he orgel weer van
org lwind kunnen worden v orzien. B endien i
het een int r ant aspe t om hiervan d invloed
p pel en klank te beoord Jen.
Zwolse balg ntreder
In en tijd b tek van twee eeuwen – vanaf de
oplevering van het orgel in 1721 tot aan de plaating
van een windmachine – heeft en lange rij
balgentreder di n l gedaan. Velen hebben hun
namen achtergelaten op de balgenka tin de balgenkamer.
Anderen deden dit overigen ook, de
oudste (waar chijn lîjk, ommîgen zijn moei.lijk
te lezen) naamsv rm lding op de ka twand i die
van D. . Rooy uit 1746. Het i onwaarschijnlijk
dat hij dienst gedaan heeft al balgentreder want
zijn naam i niet terug te vinden in de kerkelijke
admini trati . D eer te balgentreder wa een
vrouw: Maria Lauw .3 Dit i uitzonderlijk, want
bijna altijd waren het potig mannen, die gelegenheid
kregen hun been pieren goed te ontwikkelen.
Ov rigen be tonden er even n rgel met een
handpompinrichting.
■ ■■■
algen ees van der Poel was Maria Lauw
vanaf juli 1717 balgen tred r in de Bethlehem
Kerk. Ze woonde in een huisje ‘aan de groote kerk’.
Vanwege de slechte taal van dit onderkomen
kreegzijin 1719vanh t tad be luureenw ning
aangeboden op de hoek Papen traat/Papendwar –
traat. Vermoedelijk v rhui de zij in het voorjaar
van 1722 amenm tde rgani tvandeBethlehem
e Kerk naar de Grote Kerk. Op grond van de
betalingen in de kerk lijk admini tratie valt op
\foor de restaumtie
werden i11 augus/11s
2013 a ht l’rl/1 de twaalf
blaasbalgen ( 180 kg per
stuk) uil de balgenkast
getakeld en vin het raam
vn11 de balge11kamer
111et een hoogwerker
11erder getm11sporteerd.
(Archief ti hti11g
c/111itgerorgel Zwolle)
Onder: D.D. Rooy,
i11gekerfd op de wand
w111 de balgenkast.
H’aarsc/1ij11/ijk gee11
balgentreder, maar op
de balgrnknst staan veel
meer nn111e11 dan alleen
die w111 de balgen/reders.
11-
66 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
11 Johannes Peter
Burbacf1 kerfde in 1784
zijn 11aa111 i11 de balk
waaraan de treders zich
vasthouden in de bnlgenkame,:
te maken dat Lauws eind mei 1748 overleden is.
Ze wa du bijna eenendertigjaar in dienst van
het tad be tuur. fn 1726 had de magi traat haar
jaarwedde verhoogd tot ze tig gulden, maar toen
meteen het be luit genomen om in geval van een
va ature van haar functie deze te laten vervullen
door ‘een man per oon’. Dat werd Derk Overink,
dien betaling al balgentreder ging in op 26 mei
1748. Hij wa in di n t tot l april 1780.4
Familie Burbach
Het i niet mogelijk over de balgen van het
chnitgerorgel iet te zeggen z nder de naam
van Burbach e noemen. De gelijknamige fam i-
1 ie heeft voor de Grote Kerk vier generatie lang
balgentreder geleverd. De eer te wa Johanne
Peter Burbach ( 1752-1816), geboren in Löhnfeld,
Duit land. Hij trad aan op I april l 780, al opvolger
van Derk Overink. Tot aan de ingebruikname
van de windmachine in 1920 bleven er Burbachs
orgel rapper. De fu n tie ging niet alleen over
van vader op zo n, maar werd ind 1838 ook
d r vader en zo n amen gedaan. 5 De laatste
org ltrapper uit de fam ilie wa Willem Johannes
lui Liaan (1868-1950), een achterkleinzoon van
Johanne Peter. Hij vervulde de functie samen met
Jan Willem Beijer.
Vermoedelijk had Johanne Peter eerst al
militair deel uitgemaakt van het Regiment a au
■ ■■■
Friesland dat in 1773 Zwolle al domicilie koos.6
In l 784 kerfde hij zijn naam in de balk waaraan
de treder zich va thielden in d balgenkamer.
Enkele jaren later huwde hij de in Zwolle geboren
Johanna van Dort (1757-1831). Zij kregen ze
kinderen, waarvan twee zonen en twee dochter
de volwa en leeftijd b reikten. Balgentreder
Johanne Peter Burbach n zijn zoon Jacob Burbach
(1798-1876), die eveneen de nevenfunctie
van balgentredervervulde, waren van profe ie
boekbinder.
Voorkomende b roepen bij de familie waren
met name cheerder (barbier of kapper), kl ermaker
en choenmaker. Vanaf 1855 tot 1922 wa
aan het Grote Kerkplein 4 een kapperszaak van
Burbach geve tigd. Willem H ndrik Burbach
(1894-1983) had aan de Lutteker raat 31 een kapper
zaak, waar hij tot op gevorderd leeftijd n g
klanten bediende. Hij had het vak geleerd van zijn
vader Cornelis Johanne Adrianu Burbach en
gro tvader orneli Johanne Bmbach.
Veel borelingen binn n de familie ontvingen
bij de doop de voornaam Jac bof Johanne , hetgeen
voor genealogen geen aantrekkelijke bijkomtigheid
is. Een Jacob Burbach (ca. 1 29-1904)
wa aanvankelijk scheerder en nadien ko ter bij
de ( 1ederduit ch) Hervormde Gemeente. Zijn
oudere broer Johanne Peter Burba h begon a.l
choenmaker, maar trad later op al aan preker.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 67
11 Jacob (Co) Burbach (1885-1974), zoon van de
kleermaker Johanne Peter Burbach en Maria
Niggebrngge, werd in 1907 te Wijhe aangewezen
voor de post van organist van het Quellhorstorgel
aldaar. Hij woonde toen aan de Voor traat 33 te
Zwolle. Al cellist verleende hij al medewerking
aan de kerkconcerten in de Grote Kerk door Jacobus
Cornelis van Apeldoorn (1856-l 932). Met de
heren J.B. Rensen, eerste viool, J.C. Wartena, tweede
viool en mr. J.G. ysingh, altviool, formeerde
Burbach het Zwols Strijkkwartet, dat ook buiten
de eigen provincie optrad. Cello had Burbach
leren spelen bij de Zwolse violist en muziekleraar
André van Riem dijk (1848-1904), die als pedagoog
in Zwolle uitstekend werk heeft verricht.
De viool pedagoog Felice Togni en de gebroeders
Jsaäk en Abraham Troostwîjk, beiden concertmeester
, behoorden tot zijn pupillen.7
Dat er na eeuwen een relatie is blijven bestaan
tussen de familie Burbach en het orgel bewijst een
boek i11 de boekenka t van schrijver dezes, waarin
met balpen staat geschreven: ‘van Hans Burbach
t.g.v. tentoon telling orgelbouw Zeister Slot 13-1 ·
77′.8 Wonderlijk welke route een boek kan afleggen
alvorens op een nieuwe bestemming aan te
komen!
Alle foto’s bij dit artikel waarbij geen bronvermelding
taat zijn op lo atie gemaakt door Elske
Boot ma, met dank aan de Stichting Schnitgerorgel
Zwolle vo r de bereidwillige medewerking. Het is
mogelijk donateur van deze tichting te worden,
zie W\Vw.schnitgerorgelzwolle.nl
■ ■■■
Noten
1. Grafschrift in de abdijkerk te Doberan (Mecklen burg),
in: H. de Jong, Predikheren en kerkekn echte11,
Edei980
2. Tijdens de restauratie van het uit 1696 daterende
Schnitgerorgel te Noordbroek werd bij wijze van
proef in 1995 een mechanische calcant ontwikkeld,
waarmee de balgentreder en de windmotor overbodig
werden. Dit experiment werd in overleg met de
Rijksdienst voor Monumentenzorg uitgevoerd door
de orgelmakers Winold van der Putten en Berend
Veger in nauwe samenwerking met de Faculteit
Teclmiek van de Hanzehogeschool te roningen en
het lnnovatiecentrum Groningen.
3. Cees van der Poel, Verleden en tegenwoordige staat
va11 het-orgel in de Grote Kerk van Zwolle (ver ic
september 2014), Hilver um/Zwolle 2014, p. 238
4. Idem, p. 238-242
5. JuLst omdat het balgensysteem in de GK zo uitgebreid
was en alle balgen aUe delen van het orgel van
wind voorzagen, was het eenvoudig door één persoon
te behappen. a een verbouwing in 1837 toen
men het systeem scheidde in tw e onafhankelijke
delen (acht+ vier) , kwamen er problemen en vroeg
de toenmalige balgentreder Jacob Burbach om een
assistent.
6. Mededeling van Wim Burbach op Genealogy.nel;
site www.online-ofb.de. vVim Burbach schreef:
‘Ganz wahrscheinlich war er musikalisch und Lu sikali
tät gibt es noch immer v iel in der Familie:
7. Zie: HennyWullink, ‘J.C. van Apeldoorn ( 1856-
1932), organist en muziekleraar’ in ZHT 8 (2009)
nr. 1, p. 23-30
8. A.C.M. Lutein, De o,gelpijp uit, Baarn 1976. Het
boekje ve rscheen in opdracht van de Vereniging
van Orgelbouwers in samenwerking met de Rijk –
dien t voor de Monumentenzorg en het I lin isterie
van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
naar aanleiding van de gelijknamige expo itie in
Slot Zeist. Een en ander hield verband met de opvatting
dat in het Monumentenjaar 1975 \ einig
aandacht was besteed aan het historis he orgel.
Links: Fraaie ach/erge/
Men naam 11a11 een
Willem Burbach op de
wand van de balgenkast.
11-
68 | jrg. 32 – nr. 2 zwols historisch tijdschrift
Wi ll em van der Veen
De Zwols 011mnt
koesterde in I 949
110g altijd de aloude,
extreem lang e titel m ei
de antieke ‘sc/ 1’ di e /Jij
de oude spelling hoorde .
Het dagblnd bleef dat
doen tot ver in de jare11
zestig. (Particuliere co llec
tie)
HOate Ju,_, Na. 239
■ ■ ■ ■
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 7: Met nieuwe hoofdredacteur op weg naar
een groter verpreidingsgebied
\!lijn verhaal over Tijls stokoude ‘nieuwspapier’
gaat va naf dit hoofdstuk over de laatste halve eeuw
van zijn bestaan. Die periode biedt mij een perspecti
ef dat aan zienlijk verschilt van het meeste dat ik
tol 1111 toe over de geschiedenis van de krant vertelde.
Bijna alle mensen, dingen en gebeurtenissen
waarover ik h et in dit vervolg zal hebben, maakte ik
uil eigen ervaring mee. Dat geeft mij – niet onwelkom
– de mogelijkheid het verhaal veel persoonlijker
te kleuren dan in het voo rgaand e zó nder mijn
lijfelijke aanwezigheid het geval was
adeoorlog
Deze historie begint al meteen twee dagen na het
einde van de Tweede Wereldoorlog, toen de nieuwe
hoofdredacteur, mr. J.C. de Wit (1896- L983),
zijn intrede deed bij de Zwolse Courant. Of nauwkeuriger
gezegd: bij Het Vrije Dagblad, een krant
die uit de illegaliteit wa opgedoken en die toen
bij Tij ! werd gedrukt. Dit blad – zeg maar blaadje
– zou een half jaar lang de vervanger worden van
de aloude Provinciale Overijsse/sche en Zwolsche
Coura nt , omdat die nog niet mocht verschijnen
maar ee r t de gerechtelijke perszuivering moe t
o nd ergaan, zoal al die andere ederlandse kran ten
die in de oorlogsjaren actief waren gebleven.
Mijn oud -collega Jan Louwen, met wie ik
lange tijd samenwerkte, vertelde me weleens over
zijn eer te tappen in de journalistiek, die hij na
de oorlog in de redactieruimte van het Tijlgebouw
aan de Melkmarkt zette. og niet voor de
Zwolse Courant, maar voor het genoemde Vrije
Dagblad. De Wit was blij dat hij na een werkloze
onderduiktijd weer aan de slag kon e n zat daar
op 5 mei 1945 te redigeren met de hulp van I wee
piepjonge, totaal onervaren a i tenten, van wie
Louwen er één wa . De tel exe n op de redactie
werkten nog niet en het nieuw werd mondeling
op dicteersnelheid via de radio doorgegeven.
Zijn eerste journalistieke les kreeg Jan Louwen al
hee l vlug toen de radio meldde dat d e capitu latie
van de Duit er op 5 mei in hotel De · ereld in
Wageningen was getekend. Louwen noteerde het
nieuws braaf, maar liet de mededeling weg dat het
hotel wit geplei terd was. De jonge journalist vond
deze bijkomstighe id niet ter zake doende. De Wit
reageerde meteen en zei dat Louwen die observatie
nu ju ist moest laten staan, omdat ze een beetje
couleur locale aan het bericht gaf. Sedertdien heeft
Louwen zich deze les a ltijd ter harte genomen .
Ruim een half jaar later – op 6 februari 1946
– mocht de Zwolse weer ver chijnen en b zette
mr. J.C. de Wit officieel zijn hoofdredactionele
plek in een eigen kamer(tje) met uitzicht op de
Melk.markt. In zijn bagage bracht hij ee n veeljarige
ervaring in de landeli jke journalistiek mee. Hij
werkte jarenlang b ij De Telegraaf en chreef toen
onder meer buitenlandse en ociaal-economi ch
PROVINCIALE OVERIJSSELSCHE EN W-,la1 lZ Od.i.. 1949
111 ZWOLSCHE COURANT~
A~U.1°lJllllftftfÜtt-;. ~ cm
__. • d. ~ 1 UO llOwJ, ~
,-10d. .. • . —1-ft. ~oput1.w,
~UI f UI ,… kw. SI”‘- p. w.
Dagblad voor Overijsse l. Noord yelderland en Zuid Drente Vltpwi1 NV. Dnanail tn lrnlff8G …
Da .,._ :,. l . ,,l.~ 1>-ll l..U•
T•.L NU-01ro11•-~ ……. TUL
zwols historisch tijdschrift jrg. 32 – nr. 2 | 69
11 reportages, ver lagen van de Am terdam e
gemeenteraad en rechtbankver laggeving. ln de
r erige jaren d rtig an de vorige euw wa hij
parlementair reda teur en chef van de Haagse
redactie. B vendien bekl dde hij landeJjjke
functi als voorzitter van de ederland e Journali
tenkri ng en het ontactorgaan Politie-Ju titiePer.
Al ud-Zwollenaar, die zijn hele jeugd iJ1
deze tad doorbrach waar hij ook het gym na ium
afliep, z rgd hij er in de er te jaren na de oorlog
voor dat de Zwol.se weer gauw het too naangevende
blad in de tad en in de teed groeiende regio
werd.
Die ingreep voltrok zich ucce vol ondank
de aanvank lijk concurrentie van een aantal
plaat elijke editie van landelijke dagbladen, zoal
Het Parool, Het Vrije \folk, De Waarheid en Trouw,
die zi h geleidelijk in een periode van ruim een
decennium allemaal weer uit Zwolle erugtrokken.
Twee concurrenten bleven over, Het Vrije
Volk tot 196 en het katholieke Overijssels Dagblad,
dat z ich nog tientallen jaren met een kleine
redactie handhaafde, geve tigd in een pand op
de Melkmarkt pal tegen ver hel gebouw van de
Zwolse oura11t en later in een kantoor in de Lutteke
traat.
Flair en kenni
De Wit vertoonde de trekken van een nu nagenoeg
uiLge larven ra : de allround journali t
die over alle rn gelijke en onmogelijke dingen
chreef. Een journali tieke in telling die mij desLijd
d or udere coU ga’ ook als de mee t jui te
werd ingeprent. In Zwolle groeide hij niet alleen in
zijn functie als hoofdredacteur maar werd daarbij
ook een zeer actief deelnemer aan het maat chap pelijke
leven. Er i een tijd gewee t dat hij naa t
7.ijn dag lijk e werk bij d krant in wel twintig
bestur n n commis ie zat. In een in ter iew dat
ikh min 19ï 0 bij zijn ï5 te verjaardag afnam,
zei hij: ‘Op een kwaad ogenblik vroegen ze mij
v r mijn eenentwintig te be tuur functie. Mijn
vrouw zei: ‘J bent gek als je het aanneemt. Maar
ik dacht: die en kan er ook nog wel bij en toen
ging ik t ch door de knieën. ek ben ik er niet van
geworden .. .’
■ ■■■
De Wit deed dat alle met d zelfde flair en
kenni waarmee hij ook de krant leidde. chrijven
deed hij vrijwel elke dag in zijn ‘Vandaagje: een
colw11n op pagina 2 rechtsboven. Bovendien had
hij o keen hobby die hij in dien t van de krant
kon uitleven. Al toneelliefhebber ‘deed’ hij graag
all voor tellingen die in Zw Lle om recen ie
vroegen. En heu niet alleen de pre tatie van het
eer te klas beroepstoneel in schouwburg Ode n.
Voor amateurtoneel en zelf: vo r de jaarlijk e
opvoer.ingen van de Zwolse middelbare chol n
voelde hij zich niet te go d. Onder zijn recen, ie
zette hij altijd n-vee be ch iden lettertje : Wt.
In het dagelijk e reilen en zeil n van de redactie
b toonde hij zich de journali t pur sang. De norm n
van

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2015, Aflevering 1

Door 2015, Aflevering 1, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

1945 in
Zwolle
Familiebrieven over
oorlog en bevrijding
32e jaargang 2015 nummer 1 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift ZHT1 2015 .indd 1 14-04-15 12:51
Suikerhistorie
PEHA Wegrestaurant, Ceintuurbaan 48
Op 9 januari 1964 werd aan de Ceintuurbaan de
nieuwe Eerste Zwolsche Bedrijfsauto (EZB)-garage geopend door burgemeester Roelen. Op hetzelfde moment ging ook het PEHA wegrestaurant
officieel van start, dat op de begane grond gevestigd was. Op de eerste etage lag een tweede, wat
chiquer restaurant. Met de showroom en de DAFreparatiewerkplaats eveneens op de begane grond
en de flatwoningen boven het restaurant vormde
het een geheel. De flats werden in het begin vooral
bewoond door het garagepersoneel. Het pand was
ontworpen door de Zwolse architect Treep. Op
de zondag na de opening kon de geïnteresseerde
Zwollenaar het restaurant komen bewonderen en
daar een kop koffie met cake voor slechts 45 cent
nuttigen.
Het restaurant op de eerste etage kreeg de
naam ‘De Cockpit’. Deze naam en de (bedrijfs)
naam PEHA verwijzen beide naar de luchtvaart,
PH zijn de registratieletters van alle Nederlandse
vliegtuigen. De letters kunnen ook staan voor pursers en hofmeesters. In 1960 richtten ruim vijftig
PH-ers de PEHA op. Zij legden elk 25 gulden per
maand opzij om daarmee aandelen te kopen in de
N.V. PEHA met het doel wegrestaurants te exploiteren. Het Zwolse restaurant was de eerste.
De eerste jaren verliepen redelijk. Het restaurant nodigde het geëerd publiek onder meer op
de volgende manier uit: ‘na uw uitstapje, ’s avonds
nog een gezellig menu in ons restaurant aan de
Ceintuurbaan en geniet van het boeiend uitzicht
aan de rand van de stad.’ Ondanks deze warme
aanbeveling heeft het PEHA-wegrestaurant maar
zes jaren bestaan. In maart 1970 was er al sprake
van het voormalige wegrestaurant aan de Ceintuurbaan, de PH-ers waren toen in ieder geval
‘gevlogen’.
2 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
(Collectie ZHT)
Waar nu de showroom van het Land Rover Centre Zwolle is, stond ooit het
PEHA Wegrestaurant. Op de achtergrond is het aan de Oude Meppelerweg
gelegen café/partycentrum De Vrolijkheid zichtbaar. (Foto Annèt Bootsma)
ZHT1 2015 .indd 2 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 3
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 2
1945 in Zwolle, familiebrieven over oorlog
en bevrijding Catherine Wijnands 4
Een Zwolse onderneming aan de vooravond
van de Duitse inval
Annèt Bootsma – van Hulten 11
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 6: Degelijk dagblad balanceerde
in oorlog op scherp van de snede
Willem van der Veen 19
Voor Ies en Henriëtte Hompes – Turksma
en hun zoontjes David en Harry
Robert Hompes 26
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 12: Metamorfosen
(januari – juni 1965) Jan van de Wetering 30
Boeken 37
In memoriam Wil Cornelissen, 1928-2014
‘Men sterft alleen als men wordt vergeten’
Annèt Bootsma – van Hulten 40
Mededelingen / Auteurs 41
Redactioneel
Het is deze lente zeventig jaar geleden dat
de bevrijding een einde maakte aan het
Duitse schrikbewind over Nederland.
In dit nummer daarom veel aandacht voor die tijd.
Twee artikelen zijn gebaseerd op egodocumenten,
wij zijn hier mee ingenomen, want wat geeft nou
een authentieker tijdsbeeld dan de waarneming
van de tijdgenoot zelf?
Catherine Wijnands schreef een intiem verhaal over de bevrijding van Zwolle op basis van
bewaard gebleven brieven van haar moeder en
tante aan haar oma in Groningen.
Annèt Bootsma laat Oeds de Leeuw jr. aan het
woord, destijds directeur van de Zwolse groothandelsfirma O. de Leeuw. In een lezing uit april 1940
voor zijn Zwolse Rotaryclub schetste hij de problemen waarmee zijn bedrijf al sinds de mobilisatie van 1939 te kampen kreeg, ongetwijfeld exemplarisch voor veel andere Nederlandse bedrijven.
Ronduit indringend is de toespraak van
Robert Hompes naar aanleiding van de onthulling van ‘struikelstenen’ (Stolpersteine) voor het
voormalig ouderlijk huis aan de Brederostraat
133. Zijn vader Ies en moeder Henriëtte en zijn
twee broertjes David en Harry hebben de oorlog
niet overleefd. Ze werden vermoord in de vernietigingskampen.
In dit nummer tevens een in memoriam voor
Wil Cornelissen. Ook zijn leven was getekend
door de gebeurtenissen tijdens de bezetting. Verder is er weer een aflevering over de geschiedenis
van de firma Tijl van de hand van Willem van der
Veen en brengt Jan van de Wetering ons via de
kolommen van de Zwolse Courant terug naar het
jaar 1965. Tenslotte in de rubriek ‘Boeken’ onder
meer uitgebreide aandacht voor twee recente
publicaties over de oorlog. Veel leesplezier! Coverfoto: Het opbrengen van NSB-ers en moffenmeiden, april 1945. (Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 3 14-04-15 12:51
4 zwols historisch tijdschrift
‘Lieve Mams’, schrijft mijn moeder Sophia
Wijnands-Dalen (1910-2008) begin
januari 1945 vanuit Zwolle aan haar
moeder in Haren bij Groningen. Ze bedankt voor
een pakket dat veilig is aangekomen: handdoeken,
slopen, lakens, moltons, zakdoeken, een jasje dat
vermaakt kan worden, stijfsel, knopen. Meteen
er achteraan meldt ze over haar zuster en zwager:
‘Bernard en Mad moesten haast hun huis weer
uit, nu echter de buren; vier gezinnen zijn aan de
beurt, zij moeten er morgen om 6 uur uit zijn. Luc
gaat helpen. Hier tegenover wordt ook gevorderd.
En ook voorin de Wipstrik, een heel blok van zo’n
30 huizen moet 4 januari leeg zijn. Dus straks zie
je ons ook nog gaan. We zijn al aan het puzzelen
waar we eventueel dan terecht zouden kunnen.’
Sophia en haar man Luc (1905-1979) woonden met hun drie jonge kinderen – ik, destijds
Kitty genoemd, Lucas en Carla – in de Wipstrikkerallee op nummer 130. Haar zuster Madelaine
Meurs-Dalen (1908-1983) woonde met haar man
Bernard (1906-1980) en hun twee kinderen aan de
andere kant van Zwolle, in het toenmalige Spoolderpark, Spoolde A9 in Zwollerkerspel – nu de
Strick van Linschotenlaan 5. De zwagers werkten
allebei bij het familiebedrijf ‘Reinders Olie- en
Veevoederfabrieken’ aan de Nieuwe Vecht. Beide
zusters schreven in die oorlogsperiode geregeld
aan hun moeder mevrouw C.J. Kool-Kolff en haar
echtgenoot in Haren en een aantal van deze brieven is bewaard gebleven. De huiselijke mededelingen over verkouden kinderen, over de sneeuw
1945 in Zwolle, familiebrieven over
oorlog en bevrijding
Sophia WijnandsDalen met haar dochtertje Kitty (Catherine)
begin 1940, op de hoek
van de Wipstrikkerallee en Cornelis Houtmanstraat. Hun huis
Wipstrikkerallee 130
was het tweede huis
vanuit de hoek, met de
hoge schoorsteen. Het
waren moderne huizen
in die tijd, ze werden
medio jaren dertig
gebouwd. De familie
Wijnands woonde er
sinds 1938.
Rechts: Madelaine
Meurs-Dalen met haar
kinderen Arnoud en
Madeliene op vakantie
in Bergen aan Zee, juni
1939.
Catherine Wijnands
ZHT1 2015 .indd 4 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 5
en het schaatsen, over verjaardagen en de lastige
inwonende schoonmoeder worden afgewisseld
met het schrijven over voedselproblemen, vorderingen en bombardementen. De geposte brieven
konden er lang over doen, als de zusters de kans
kregen gaven ze epistels daarom mee aan bekenden die naar het Noorden moesten. De brieven
zijn in een bondige, in de familie gebruikelijke
telegramachtige stijl geschreven. De weergegeven
fragmenten zijn letterlijk overgenomen, omwille
van de leesbaarheid is alleen her en der een enkel
(lid)woord toegevoegd.
Najaar 1944, Zuid-Nederland bevrijd
Dat de bevrijding in aantocht was werd in september 1944 steeds duidelijker. Een groot deel van het
zuiden van Nederland werd bevrijd en in Zwolle
dachten velen dat het noorden ook snel aan de
beurt zou zijn. Dat viel tegen. De brieven van mijn
moeder uit die tijd laten zien wat de dagelijkse
realiteit van de bezetting inhield voor een gezin en
voor het huishouden.
Zo lees ik in een brief uit september 1944: ‘Lieve Mams, Vanmorgen trachtte ik je op te bellen,
doch het kon niet meer. We dachten dat ze al tot
Meppel waren. De berichten worden ontzettend
overdreven. De school [aan de overkant van de
straat, CW] was weer door de Duitsers gevorderd.
We fietsen ook niet meer, want die worden gevorderd. Het is wel vermoeiend alles loopend en dragend bij elkaar te krijgen. Gisteren op verjaardag
in het Spoolderpark, na 5 minuten zitten werden
we gevraagd te helpen om in te pakken bij weer
anderen die er ’s avonds uit moesten zijn. Er was
veel schieten op treinen, auto’s en colonnes rondom Zwolle.’ In een volgende brief: ‘Wij hebben nu
ook gasloze uren, wat een puzzle en berekening,
en hooikist en kranten gedoe. Vanmorgen op de
fiets uitgegaan, doch ik liet hem ergens achter [om
hem later op te halen, CW], omdat ze weer aan ’t
vorderen gingen. Bij ons in de buurt is in 2 huizen
een ravage aangericht. PTT-menschen schenen
gesaboteerd te hebben en kregen 10 minuten tevoren bericht dat ze er zelf uit moesten gaan. Met
granaten werd ’t zaakje verwoest, verder in ’t huis
alles goed, maar in de eet- en zitkamer geen meubel heel en serviezen, spiegels, schilderijen kapot.
Daarna konden ze er weer in gaan. Ik sjouwde
vorige week de boer op om afvalappels te halen,
2½ uur in de gietregen, 30 kilo appels. Ik moet ze
nog inmaken, er zit veel kneus bij. Er schijnt net
bekend gemaakt te zijn dat alle mannen tussen 17
en 45 jaar moeten graven, ik meen mijnenvelden
in polder Mastenbroek, om 6 uur moeten ze zich
melden. Deze ellendige dagen zullen we door
moeten.’
‘24 October 1944. Lieve Mams, Helaas is vanavond onze telephone er niet meer. Er is hier nog
voor enkele dagen gas. Dan is het via de Centrale
keuken eten. Doch ik wilde het schipperskacheltje
in de kamer zetten en van de warmte profiteeren
en dan daarop koken.’
De kinderen spelen buiten als het mooi weer
is, maar als er beschietingen zijn moeten ze snel
binnen komen: ‘Carla [1 jaar] is het onrustigste
met overvliegen, ze wordt er wakker van, ook van
schieten of afweer. Ze bootst de sirene na. Kitty
[6 jaar] en Lucas [3 jaar] camoufleren hun step en
driewieler met takken. Lucje heeft het steeds over
“auto’s gappen”. Kitty maakt van een poot van het
schoolbord afweergeschut en richt dat op de vliegtuigen. Ze vroeg: wat is een mitrailleur?’
December 1944: ‘Dit schrijf ik bij een oliepitje. Wij zaten reeds lang met alleen licht van
6-12 ’s avonds. Gas hebben we van 7.30-8 uur ’s
ochtends en ’s avonds van 7-7.30 uur. Heel slecht,
theewater komt zelden aan de kook en de melk
en pap amper. Wij eten al 6 weken van de noodkeuken. Nu sparen we onze eigen aardappelen en
brandstof. We zijn niet kieskeurig, het is wel altijd
stamppot.’ En erwtensoep, herinner ik mij, met
onbestemde glibberige stukken erin. Ik ben een
Wipstrikkerallee 130,
het tweede huis vanaf
de hoek, in augustus
1939. De auto rechts
was van Luc Wijnands.
ZHT1 2015 .indd 5 14-04-15 12:51
6 zwols historisch tijdschrift
keer gevallen met een pannetje eten van de noodkeuken, die ook een afhaalpunt had in de Van
Galenstraat. Ik viel vlak bij huis, pannetje open,
eten op de stoep. Het was bestemd voor mijn tante
Aatje Reinders-Elhorst die in de Watersteeg (nu
Kuyerhuislaan) woonde. Ik voelde me erg verantwoordelijk en diep ongelukkig.
Mijn moeder schrijft verder na een heel stuk
over het vermaken van een oude jas in twee kleine
jasjes voor de kinderen: ‘Hier was vrijdag een erge
bomvallerij, of het de gasfabriek was of een aangeschoten vliegtuig vanaf richting IJsselbrug weten
we niet. Gelukkig slechts 5 gedooden, maar ontzaglijk veel schade, veel huizen zijn onbewoonbaar. De kinderen en ik zaten in de wc, volgens
ons de beste plaats. We hebben hier de laatste tijd
enorm veel en heel zwaar afweer gekregen. Men
probeert regelmatig de spoorbrug en het station te
raken.’ Ze eindigt geheimzinnig: ‘Wij maken wel
buurbezoeken achterom. Naar Groenewegen, en
Kuipers aan de andere kant, wel handig, vertel ik
later wel eens.’ De buurman Frits Kuipers zat in
het verzet. Vanuit ons huis was in een slaapkamer,
achter een kast, een gaatje in de muur gemaakt
naar de buren. Omdat mijn vader bedrijfsleider
was bij Reinders beschikte hij over elektriciteit die
bij velen werd afgesloten. Zo kon Frits Kuipers
toch zijn clandestiene radio beluisteren, berichten
uit Londen waren belangrijk voor de verzetsactiviteiten.
Sophia doelt in haar brief op het bombardement op Zwolle op 15 december 1944 door vier
Amerikaanse bommenwerpers. De aanval was
gericht op de olietanks op de Schuttevaerkade en
mogelijk op de gasfabriek. De bommen kwamen
terecht op het Klein Grachtje, de Schildersbuurt
en de Bollebieste. Behalve de vijf doden waren
er veertig gewonden en een enorme materiële
schade.
1945, Hongerwinter in West-Nederland
‘3 Januari 1945. Lieve Mams, (…) Verdere emoties
van huizenvordering in de Wipstrik. Ook van
onze soort huizen en zelfs kleinere. Tegenover ons
ook een groot huis, van Ten Doeschate, ik nam
hun kind van anderhalf de heele dag mee, bij mij
in de box. De school is ook weer bezet, met ‘Groene’ liefst. Ik kan de boter op de kinderbon niet
eens krijgen.’ Met ‘Groene’ bedoelt ze de Grüne
Polizei, de ‘Ordnungs Polizei’ van nazi-Duitsland.
De school was de Elout van Soeterwoudeschool,
schuin tegenover ons huis; in die dagen was er
openbaar onderwijs gevestigd. Door het vorderen
van scholen vond er een voortdurende wisseling
van onderdak plaats. Met een aantal kinderen
kregen we ook zo nu en dan thuis les, de hoogste
klassen kregen soms onderwijs in het Sophia Ziekenhuis.
‘5 Februari 1945. Lieve Mams, (…) We liepen
hier in die koude steeds in lange broek (…) Ik had
amper dek genoeg voor ons en de kinderen, we
gebruikten jassen erbij (…) Er komen kinderen
op doortocht [uit het Westen, CW] die we een
paar nachten huisvesten, waar Oma [haar uit
huis gezette en nu noodgedwongen inwonende
schoonmoeder, CW] haar neus voor optrekt.
Die blijft verstoken van eenig medegevoel voor
menschen die het slechter dan wij hebben. LiefKitty (Catherine)
Wijnands voor het
tuinhek van Wipstrikkerallee 130, 1941. Op
de achtergrond aan de
overkant van de straat
het huis van de familie
Ten Doeschate.
ZHT1 2015 .indd 6 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 7
dadigheid vindt zij ook uit den booze. Het zijn
dingen die wij in deze tijd als plicht beschouwen.
Er wordt weer meer gevlogen dezer dagen, gistermiddag weer bommen op de IJsselbrug, weer mis,
alleen op de oprit van de voet-autobrug, naar men
ons vertelde.’
De brief van 16 februari meldt dat een zending levensmiddelen vanuit Zwolle naar familie
in Rotterdam dit keer goed is aangekomen. Het
pakket met rogge, roggebrood, peulvruchten en
eieren is niet onderschept door de Duitsers, zoals
eerder gebeurde. De brief vervolgt met het verslag
van mijn zevende verjaardag, ik kreeg een pop
van voor de oorlog, enkele oude boeken van mijn
nichtje, een beschilderd sigarenkistje als naaidoosje en sokken voor in de klompen. Ze eindigt
de brief: ‘Het licht zal zoo wel uitgaan. We hebben
tegenwoordig electriciteit van 6-12 ’s ochtends en
van 7-10 ’s avonds.’
Ze sluit in de enveloppe een krantje bij: De
Vliegende Hollander, een dagblad verspreid
door de Geallieerde Luchtmacht, gedateerd op
woensdag 14 februari 1945. Een vergeeld vel,
formaat A4, met kleine lettertjes maar met een
duidelijke vette kop: ‘Het doodvonnis over NaziDuitschland’. Een van de kinderen had het krantje
op straat gevonden. Voorop staat de bekende foto
met Churchill, Roosevelt en Stalin die acht dagen
vergaderden in Yalta op de Krim. ‘Zij hebben hun
politiek jegens bevrijd Europa gecoördineerd’,
schrijft de krant. Europa is dan nog niet bevrijd
maar dat duurt niet lang meer, om precies te zijn,
voor Zwolle: twee maanden.
Bevrijding van Zwolle 14 april 1945
Op zondag 15 april 1945 schrijft Madelaine
opgetogen aan haar moeder: ‘Hoera we zijn vrij
en van die vuile moffen af! Al 14 dagen zaten we
elken dag te wachten op de bevrijding en waren
op van de spanning! En jawel, na angstige dagen
Donderdag en Vrijdag van razzia’s, opblazen van
rails, treinen en gebouwen waar de Duitsers gezeten hadden in de stad, waren we gisteren om ±
half 11 vrij, toen het eerste Canadeesche autootje
met 2 Canadezen aankwam. Om half 2 hingen de
vlaggen! Kinderen met sjerpen, vlaggen, strikken
aan, en om half 4 waren we in de propvolle stad –
padvinders weer op de been, ook de Ondergrondsche. En daar werden de NSB’ers naar het gevang
gevoerd met de gekruiste handen in de nek. Wij
zijn er 100 procent goed afgekomen – geen ruit
kapot. Wel is er de 13e ’s avonds in Assendorp
gevochten en hoorden we zelfs hier de kogels suizen, heel eng. Alle moffen waren van Donderdag
op Vrijdag verdwenen. Spoorbrug en IJsselbrug
kapot gistermorgen – in de stad alle bruggen
heel!! Wonderlijk. God zij dank is ’t voorbij. Nu
jullie (vandaag?) en dan het Westen, dat is erger.’
‘De Vliegende Hollander’, een dagblad
verspreid door de
Geallieerde Luchtmacht
van woensdag 14 februari 1945.
ZHT1 2015 .indd 7 14-04-15 12:51
8 zwols historisch tijdschrift
Mijn moeder schrijft op 21 april: ‘Om half 9
Zaterdagochtend [14 april, CW] verscheen onze
eerste Canadees. Van toen af druppelden er meer
binnen, we konden het steeds maar niet begrijpen. Vrijdagavond was er nogal wat geschiet in
den omtrek, Zaterdagochtend om 6 uur dito. Wij
vroeg op. Nog een enkele mof zagen we tusschen
6 en 8 uur. Geen schot gelost, wel de heele Vrijdag
en nacht veel opgeblazen. IJsselcentrale reeds
maandag hersteld. Telephone hopeloos kapot en
het station ontzettend veel schade, verder 2 particuliere huizen van de S.D. En met munitie. Nu
eindelijk gaan we het beseffen, wel direct die rust,
nu niet meer razzia’s, vorderingen, diefstallen.’
Wat ze niet vertelt is hoe op de Wipstrikkerallee in de dagen voor de veertiende een buurman
(Vroom) met een verrekijker in oostelijke richting
stond te kijken, midden op de weg, er was toch
geen verkeer. En toen we die zaterdag begrepen dat de Canadezen er echt aankwamen deed
mijn moeder razendsnel de kleden in de kamer
omhoog, opende een luik in de vloer en haalde er
de rood-wit-blauwe vlag en de oranje sjerpen uit.
We holden ermee naar buiten en daar kwamen
onze bevrijders aan, rustig lopend achter elkaar, in
kleine groepjes. Uit alle straten en huizen kwamen
mensen aangelopen, lachend en juichend, zwaaiend naar de soldaten. Ik herinner me het intense
geluksgevoel dat me overweldigde, het was een
onvergetelijke blijdschap.
We kregen inkwartiering van Canadezen, ik
leerde m’n eerste Engelse woorden: ‘How do you
do’, ik zong die magische tekst de hele dag. De
brief van 21 april vervolgt: ‘Gezellige kletsjes met
Fransch Canadezen die hier eerst kwamen, nu
Engelsch sprekende. Hebben vannacht een major
gehad. Direct de kinderslaapkamer voor hem
ontruimd. Praatten vannacht tot half 3 met hem.
Was in Afrika, Normandië, Zuid-Vlaanderen,
Nijmegen, Deventer, Zutphen, Sneek, Joure,
Lemmer en nu hier. De kinderen genieten er
geloof ik ook van. Carla en Lucje zullen ’t zich
misschien niet herinneren. We waren in de stad
met Kitty en Lucas. Ze vonden het schitterend.
Luc was de eerste dagen in een roes en ik alleen
maar moe na de spanning. Die rust, nu geen
[angst voor de] bel meer om hem op te halen; 3
weken geleden waren we bijna nog aan het verhuizen. Wij sliepen nog enige nachten in de kelder voor granaatvuur uit Hattem. De kinderen
zien er prachtig uit met oranje strikken in ’t haar.
Hoe zou het in het Westen aflopen? Hadden we
gedacht er zoo af te komen? We verwachtten hier
in de Wipstrik nog wel de 1ste zware afweerstoot.
Hadden de kelder al gestut. Alle koffers klaar
en eterij en slaperij in de kelder, en nu ging het
zoo maar. Wat een zaligheid weer!!’ Ze doet een
briefje erbij dat ik geschreven heb: ‘Ik feliciteer
u wel, dat wij weer vrij zijn. (…) Wat een mooie
vlaggen hè?’
De brief van 21 april
1945 van Sophia
Wijnands-Dalen aan
haar moeder en stiefvader in Haren.
ZHT1 2015 .indd 8 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 9
Na de bevrijding
Madelaine beschrijft op 28 april hoe ze na de
bevrijding haar huis aantrof dat door de Duitsers
gevorderd was: ‘Verder was ons huis een stal, vol
meubels van de Duitsers en van de Spoorwegen.
Ik heb wel eenige dingen gehouden: emmers,
pannen, een stofzuiger! Het wordt opgeverfd en
behangen. De parketvloer is 3 dagen door 3 man
afgekrabd! En stinken alles…’ Ze kookt op een
noodkacheltje en een petroleumstel en schrijft
optimistisch: ‘maar het leert wel en we rollen er
wel door.’ Ze realiseert zich hoe goed ze het heeft:
‘Ik moet niet aan het Westen denken. Vreeselijk,
wat we daarvan te hooren krijgen na den oorlog.
Was dat maar bevrijd daar.’ Ze krijgen veel Canadezen op bezoek, ‘… ook om de borrel.’ In dezelfde
brief schrijft ze over een door haar ontslagen
NSB-dienstbode: ‘(…) wordt ze door haar eigen
vrijer naar het gevang gebracht daar ze met moffen uit was toen hij in Duitsland was. Ze is bijna
8 maanden ondertrouwd maar bedonderde hem
er 5 van! Ze schijnt menig nacht met een andere
dienstbode in het huis waar toen de moffen zaten
doorgebracht te hebben. Dat ze daar familiaar
tegen deed, wist ik, en ik gaf haar al menig maal
op den kop – dat ze vergat dat het onze vijand was.
Die kan in de stad gebouwen dweilen.’
Op 29 april schrijft Sophia: ‘Eindelijk na
zooveel jaren mogen we weer vlaggen morgen
voor de jarige Prinses.’ Ze vierden ook de veertigLinks: Buurman
Frits Kuipers (rechts,
gehurkt) met zijn
kinderen op 14 april
1945 bij de intocht van
de Canadezen. In het
midden Leo Major. De
foto is genomen voor
Wipstrikkerallee 130.
(Collectie HCO)
Rechts: Lucas en Carla
Wijnands in de tuin
voor hun huis in 1946.
Briefje van Kitty
(Catherine) Wijnands
van 21 april 1945 aan
haar grootouders.
ZHT1 2015 .indd 9 14-04-15 12:51
10 zwols historisch tijdschrift
ste verjaardag van Luc: ‘We hadden 35 menschen.
We aten allerlei 5 jaar oude blikjes op sandwiches, een emmer tomatensoep, en een slaatje
dat ik maakte in een waschteil. Iedereen was in
een prachtstemming.’ Het verhaal gaat dat ze alle
zorgvuldig bewaarde restjes drank opdronken
en dat iedereen erg vrolijk werd omdat niemand
meer drank gewend was. Ook Sophia is bezorgd
over het Westen. ‘Het is toch waar dat ze die pakketten [voedsel, CW] nu uitgooien. Als de moffen
ze maar niet het eerst in handen krijgen. En als
het nu daar ook maar zoo gauw mogelijk afloopt,
want het geeft op alles wel een schaduw. En voorlopig mogen we er niet heen ook, 100 dagen afsluiting.’ Het extra voedsel van de geallieerden voor
de regio Zwolle kwam niet door de lucht: ‘Gisteren
kwamen er 22 Engelsche auto’s met voornamelijk
biscuits. Een loods van Reinders is opslagplaats
voor voedingsmiddelen. Luc was tolk en regelaar.’
Dat na de bevrijding niet alles meteen weer
op rolletjes liep, blijkt uit de klachten van Sophia
in haar brieven van juni en juli. Alles is nog op de
bon, de distributie zal nog jaren duren (tot 1953).
De meeste scholen zijn nog dicht. De watervoorziening is slecht: ‘… we hebben overdag boven
geen water, erg lastig, soms beneden ook niet.’ In
juli schrijft ze: ‘Sinds 1 week hebben we electriciteit. 1 KW per week, we kunnen er net van komen
zonder licht te gebruiken, 1½ uur strijken, 1 x
stofzuigen, 1 electrische klok en de radio in eere
hersteld, waar we erg van genieten.’ Ze eindigt de
brief vrolijk: ‘We staan op het punt naar de film te
gaan in een jeep met 2 Canadezen.’
Mijn ouders hielden nog jaren contact met hun
bevrijders, voornamelijk met Glenn Tompkins.
Met hem en zijn latere vrouw Jean raakten zij
bevriend. Mijn ouders gingen naar Canada en
Glenn en Jean, en later ook hun kinderen, kwamen bij ons in Zwolle. Glenn zou naar de vijftigste
herdenking van de bevrijding in Zwolle komen,
maar helaas overleed hij onverwacht enkele
maanden daarvoor in januari 1995.
* De afbeeldingen bij dit artikel zonder bronvermelding zijn afkomstig uit de collectie van de auteur.
Boven: Het opbrengen
van NSB-ers en moffenmeiden, april 1945.
(Collectie HCO)
Luc en Sophia
Wijnands-Dalen voor
hun huis in de jeep van
de Canadees Glenn
Tompkins. (Particuliere
collectie)
Glenn Tompkins (links)
met drie collega officieren in een ontspannen
pose na de bevrijding.
ZHT1 2015 .indd 10 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 11
Een Zwolse onderneming aan de vooravond
van de Duitse inval
Annèt Bootsma – D van Hulten
it jaar is het zeventig jaar geleden dat de
Tweede Wereldoorlog beëindigd werd.
Nederland werd vijf jaar eerder bezet
door de Duitsers, daarom denken wij doorgaans
aan de jaren ’40-’45 als we het over de Tweede
Wereldoorlog hebben. Maar de oorlog wierp eind
jaren dertig al een merkbare schaduw vooruit, die
in september 1939 met de Duitse inval in Polen en
de daaropvolgende oorlogsverklaring van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk aan Duitsland zou
culmineren in het officiële begin van de Tweede
Wereldoorlog. Deze oorlogssituatie ging uiteraard
niet onopgemerkt aan Nederland voorbij. Men
kreeg hier te maken met mobilisatie (28 augustus
1939) en stokkende aanvoer uit het buitenland.
Welke problemen dit zoal opleverde voor het
Nederlandse bedrijfsleven, in dit geval voor een
Zwolse onderneming, valt te lezen in een interessant tijdsdocument, een lezing die de Zwolse
ondernemer Oeds de Leeuw jr. (1875-1954) op
11 april 1940 – een maand voor de Duitse inval!
– voor zijn Zwolse Rotaryclub hield, en die volledig uitgeschreven bewaard is gebleven in het
bedrijfsarchief van O. de Leeuw. Oeds de Leeuw
was samen met zijn zwager Frans Esser (1876-
1942) directeur van het uit de negentiende eeuw
stammende Zwolse familiebedrijf O. de Leeuw
BV, destijds een groothandel (grossier) in ijzer,
ijzerwaren en landbouwgereedschappen, met
een kleine vijftig man personeel. Voor de verdere
beschrijving van het bedrijf verwijs ik naar mijn
artikel vorig jaar in het ZHT over de lezing die De
Leeuw in 1938, ook voor zijn mede-Rotarians,
hield over zijn bedrijf en de impact van de Eerste
Wereldoorlog daarop (jaargang 31 (2014) nr. 1,
p. 16-22).
De tekst van de lezing uit 1940 is nauwelijks
bewerkt, de aanpassingen betreffen met name de
spelling. De opmerkingen tussen vierkante haken
zijn toevoegingen van mijn kant, de opmerkingen tussen gewone haakjes maken deel uit van
de oorspronkelijke tekst. Het verhaal over de
gevolgen van het uitbreken van de oorlog, de regeringsmaatregelen, de toenemende vraag van de
oorlogsindustrie met als gevolg daarvan een haperende buitenlandse aanvoer en prijsstijgingen,
spreekt verder voor zich. Ik laat nu Oeds de Leeuw
jr. aan het woord:
Lezing Rotary 11 april 1940
‘Ik heb vandaag een onderwerp dat de Rotarians
uit het bedrijfsleven wel zal interesseren, namelijk
de moeilijkheden die ons bedrijf ondervindt in de
huidige oorlogstijd. Het voorspel hebben wij vorig
jaar [1939] al na Pasen gehad, toen Defensie onze
Oeds de Leeuw jr.,
1875-1954. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 11 14-04-15 12:51
12 zwols historisch tijdschrift
beide paarden en een vrachtwagen vorderde. Na
enkele weken kregen we de paarden vermagerd en
de auto min of meer aftands terug. Van de Nederlandse Vereniging van Draadvlechters kwam
bovendien bericht dat ze twee maanden – juist in
het drukke seizoen – voor de regering moesten
draaien en dat de lopende contracten daarom
werden opgeschort. Een en ander had ten gevolg
dat we een paar weken zonder prikkeldraad gezeten hebben. Het was echter nog maar een voorproefje! We zouden wel anders piepen!
Bij de eind augustus afgekondigde algemene
mobilisatie ontstond dezelfde narigheid, namelijk
de vordering van paarden en vrachtwagen. Deze
laatste, dezelfde wagen als in april 1939, werd
echter op ’t laatste ogenblik, als zijnde te aftands,
afgekeurd en vrijgegeven.
Ternauwernood werd met onze inmiddels
nieuw aangekochte Oldsmobile vrachtwagen
de vorderingsdans ontsprongen, waarschijnlijk
omdat daarvoor niet overal reservedelen te verkrijgen zijn, wat bij Chevrolet en Ford wel het
geval is. Hoe het ook zij, nadat de politie de wagen
al vastgehouden had, werd deze later toch door
de betreffende militaire autoriteit vrijgegeven.
Wij hadden echter te vroeg gejuicht, want enkele
dagen daarna werd ik ’s avonds opgebeld door
de commandant van een militaire post in Zwollerkerspel met de mededeling dat de nieuwe
vrachtwagen de volgende morgen om 7 uur paraat
moest staan met onze chauffeur, om goederen
te vervoeren naar de Betuwe. Of ik al beweerde
dat ik wegens de marktdag [op vrijdag] de wagen
niet missen kon, dat de bedoelde Oldsmobile
niet op de vorderinglijst stond en wel de oude
Ford vrachtwagen, maar dat die hem natuurlijk
niet convenieerde, het hielp mij niet en als goed
Nederlander was ik wel verplicht aan zijn orders
te voldoen. Hij verzekerde mij trouwens dat het
maar voor een dag nodig was en wagen en chauffeur vrijdagsavonds weer terug zouden zijn. Maar
zoals ’t wel meer gebeurt, de sergeant wikt en de
luitenant beschikt, want ’s avonds kreeg ik een
telefoontje uit Tiel van mijn chauffeur dat hij met
de trein terug kwam, zonder vrachtwagen. Dat
toen de stemming van ondergetekende beneden
nul was, kunt u zich zeker wel voorstellen!
Na overleg met mijn zwager Esser, besloten wij
dat deze de volgende morgen met de chauffeur per
auto naar de Betuwe zou gaan, om alsnog te trachten van de bovengenoemde luitenant onze wagen
vrij te krijgen. Na een langdurig onderhoud,
waarbij eindelijk de mededeling kwam dat men
de wagen maar een of twee maal per maand dacht
te gebruiken en de opmerking daarop van mijn
zwager of de bewuste luitenant dan wel tegenover
zijn superieuren het vorderen van zo’n dure wagen
kon verantwoorden, konden zij de wagen weer
meenemen. Echter met de toevoeging dat als het
leger hem nodig mocht hebben, hij toch weer
teruggehaald zou worden! Gelukkig is daarvan tot
heden niets gekomen.
De originele tekst van
de lezing van Oeds de
Leeuw jr. (Bedrijfsarchief O. de Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 12 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 13
Regeringsmaatregelen
Een der eerste regeringsmaatregelen was het per 1
september 1939 ingestelde Metaalbureau, waarbij
de gehele ijzer- en metaalhandel als erkend handelaar ingeschreven moest worden. Voorts moest
de voorraad per 31 augustus binnen veertien
dagen opgegeven worden, gesplitst in vijf rubrieken: ten eerste hetgeen voor Defensie bestemd
was; ten tweede hetgeen voor handelsgebruik was;
ten derde wat in het buitenland gecontracteerd of
besteld was; ten vierde het land van herkomst en
ten slotte de omzet in 1938. Dit lijkt, als men dat
zo hoort, niet zo erg, wanneer men echter bedenkt
dat er voor ijzer en ijzerfabricaten al 38 rubrieken
zijn, voor tin en tinfabricaten 7, voor lood en
loodfabricaten 5 en voor zink en blik elk 6, dan is
een tijdsruimte van twee weken om een en ander
op te geven niet zo heel lang. Deze voorraadopgaven moesten later per 31 oktober en 31 december
herhaald worden.
Voor het vervoersverbod wat ook met 1 september ingegaan was, werd direct dispensatie
verleend tot en met 30 september. Wij hadden
echter de laatste week van september geen officiële mededeling ontvangen dat deze dispensatie
verlengd zou worden, zodat dus vanaf 1 oktober
feitelijk geen ijzer of metalen meer vervoerd
mochten worden. Op het politiebureau kon men
ons die dag hierover niet inlichten, daarom werd
het departement in Den Haag opgebeld, dat ons
op dat ogenblik ook niet wijzer kon maken. De
betreffende ambtenaar was ten zeerste verbaasd
toen wij hem attent maakten op het vervallen van
het vrije ijzer- en metaalvervoer. Het was door
de drukke septembermaand in ’t vergeetboek
geraakt. Wij moesten echter onze gang maar gaan
en bij eventuele aanhouding door de politie naar
Den Haag verwijzen. Enkele dagen daarna werd
een afdoende maatregel genomen, waarbij iedere
bij het Metaalbureau ingeschreven handelsonderneming een nummer kreeg, wat op alle correspondentie dienaangaande, facturen, adressen,
vrachtbrieven, enzovoort moet voorkomen.
Aanvoerproblemen
Wij betrekken onze goederen uit verschillende landen. Ik zal u nu de problemen met de aanvoer uit
de meeste daaruit schetsen, te beginnen met Polen:
een contract aangaande ijzeren buizen, waarvan de
levering half augustus vorig jaar zou plaatshebben,
werd verschoven naar half september. Door de oorlog werd deze order helemaal niet meer uitgevoerd.
Zweden: onze orders in artikelen uit Zweden
die halverwege augustus en later in september
besteld waren, werden met enkele weken levertijd
prompt uitgevoerd, op de gecontracteerde prijzen
en condities. Collega’s die hun orders enige weken
later opgegeven hadden, hebben veel moeilijkheden met de aanvoer ondervonden wegens mijnen- en torpederingsgevaar. Tengevolge hiervan
werden de prijzen veel hoger.
Frankrijk: in Frankrijk werden direct drastische maatregelen genomen. De lopende contracten van ijzer en staal werden eenvoudig
geannuleerd. Later werd dit in zoverre gewijzigd
dat ze uitgevoerd zouden worden wanneer het
materiaal voor Defensie hier te lande bestemd
was, waarvoor de bewijzen dan overlegd moesten
worden. Reeds vorig zomer werden de orders in
Frankrijk voor ijzerwaren maar langzaam uitgevoerd. Vanaf september werd dit hoe langer
hoe erger. Zo kwam bijvoorbeeld op 31 maart
jongstleden een zending ijzerwaren aan, waarvan
de bestellingen uitgegaan waren op 30 maart, 18
Gemobiliseerde militairen moesten zich
op 29 augustus 1939
melden op de veemarkt
in Zwolle. Op de achtergrond een van de
bedrijfsterreinen van O.
de Leeuw. De ingangen
daarvan waren gelegen
aan de Emmastraat en
aan de Willemskade.
(Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 13 14-04-15 12:51
14 zwols historisch tijdschrift
augustus en 20 oktober 1939. Toen de zending
dan eindelijk in de douaneloods lag, deed zich
een andere moeilijkheid voor, namelijk met de
aangifte voor de inklaring. Want het gedeelte van
de betreffende zending waarvan de besteldatum
meer dan zes maanden oud was, moest tegen
de huidige inkoopwaarde aangegeven worden,
welke natuurlijk inmiddels veel hoger lag dan op
de factuur berekend was. Aangezien het hier een
zending betrof van verschillende artikelen in drie
uitvoeringen, waarvan de kortingen ook allen verschillend waren, gaf dit alleen al een dag werk aan
een onzer bedienden.
Engeland: uit Engeland werd in september en
oktober vorig jaar niets van de lopende orders
afgeleverd. Nadat de Engelse exporterende firma’s
hierover ernstig geklaagd hadden, werd in de
tweede helft november de eerste zending verscheept. Een order op gereedschappen vroeg zes
maanden levertijd. Nieuwe orders kunnen niet
meer geplaatst worden, omdat de toonaangevende
fabrieken alle voor Defensie moeten werken.
Luxemburg: de eerste drie oorlogsmaanden
werden er geen ijzer en balken vanuit Luxemburg
aangevoerd. Er bestond namelijk in Luxemburg
een groot gebrek aan cokes voor de hoogovens.
De Nederlandse regering heeft toen cokes geleverd, waarvoor als contraprestatie uit Luxemburg
balkijzer voor onze Defensie kwam, dat ondermeer voor wegen- en bruggenversperringen (de
zogenaamde asperges) werd gebruikt. Een partij
balkijzer, door ons in de laatste week van augustus
besteld, werd uiteindelijk op 23 december verzonden. Die zendingen gaan per spoor naar Brussel
en vervolgens per schip verder naar Zwolle. De
schipper heeft deze partij kunnen vervoeren tot
het Zeeuwse Wemeldinge maar is daar ingevroren, zodat het ruim vijf maanden geduurd heeft
voordat de order in Zwolle aangekomen was.
Amerika: doordat verschillende grote Amerikaanse fabrieken na 1918 in Duitsland filialen
gesticht hebben of bestaande fabrieken wegens
kapitaalgebrek opgekocht hebben, bepaalde zich
de laatste jaren de aanvoer uit Amerika tot speciale landbouwwerktuigen, ondermeer de tractors
en motoren. Een order van begin januari van deze
machines werd gedeeltelijk na anderhalve maand
looptijd verzonden. Doordat de boot de Volendam een week of vier in de Duins [of Downs, een
rede voor de kust van Kent] had gelegen, zijn deze
machines eindelijk op 30 maart in Rotterdam
gearriveerd. Door deze vertraging ontgingen ons
verschillende orders. Het restant van deze order
machines zal begin mei verscheept worden.
België: na de maand september werd begonnen met verzending van het voor 1 september
bestelde ijzer. Met een plaatijzercontract hebben
wij veel misère beleefd. Toen deze partij zes weken
na orderdatum gereed lag, wenste de fabriek
voor aflevering betaling ofwel een onherroepelijk bankaccreditief. Het materiaal zou per schip
verzonden worden en daar onze partij plaatijzer
vijftig ton bedroeg en het schip tweehonderd ton
bergen kon, werden andere partijen in hetzelfde
schip geladen; onder meer voor firma’s in Venlo,
Nijmegen, Arnhem en Deventer. Voordat echter
alle belanghebbenden met het betalingsvoorschrift akkoord gingen, waren weer twee weken
verlopen. Nu zult u zich herinneren dat er in die
tijd een van de Maasbruggen in Luik in de lucht
gevlogen is, waardoor het vaarwater versperd was.
Toen stelde men ons voor de lading te lossen, met
vrachtauto’s naar een ander schip ten noorden
van de defecte brug te brengen en daar weer in te
laden. Na akkoord bevinding bleek het vaarwater
echter al weer zover opgeruimd te zijn dat het
bewuste schip er toch door kon. Inmiddels was de
waterstand van de Maas veel hoger geworden en
gaf dit op enkele losplaatsen weer moeilijkheden,
zodat eerst half november eindelijk de partij hier
aangekomen is.
De Oldsmobile COE
1938 van O. de Leeuw,
hier gefotografeerd in
1940 op de markt in
Doetinchem. (Internet)
ZHT1 2015 .indd 14 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 15
De laatste maanden werd de uitvoer van
ijzer van België en Luxemburg naar Nederland
zeer bemoeilijkt door een handelsovereenkomst
met Engeland en Frankrijk, waarbij onder meer
bepaald werd dat Engeland en Frankrijk vanaf
1 oktober 1939 maandelijks 60.000 ton walsproducten van België en Luxemburg zouden ontvangen, welke hoeveelheid vanaf 1 januari 1940 tot
100.000 ton per maand opgevoerd zou worden.
Frankrijk zou dan voor het ertsvervoer zorgen
om de maandelijkse uitvoer van ongeveer 100.000
ton voor de vrije neutrale markten mogelijk te
maken. Dientengevolge wordt dus de uitvoer van
Belgisch en Luxemburgs ijzer naar Nederland
zeer vertraagd. De levertijden bedragen thans drie
à vier maanden. De aanvoer van ijzerwaren en
landbouwwerktuigen vanuit België gaat nog vrij
geregeld, wel zijn de prijzen sterk gestegen.
Duitsland
De situatie met Duitsland is een lang verhaal. De
invoer uit dit land was natuurlijk in september
1939 nihil, door de oorlog in Polen, de troepenverplaatsingen en dergelijke, alsmede het gebrek
aan transportmiddelen. Lopende contracten van
leveringen van landbouwwerktuigen en zelfs
nieuwe orders van september en oktober werden
zonder prijsverhogingen geboekt; mits het directe
levering uit voorraad betrof.
Een ongunstige uitzondering hierop maakte
een in ’t najaar afgesloten contract over landbouwwerktuigen met de Internationale Harvester
Cie., een groot Amerikaans concern met dochterfabrieken in Duitsland en Frankrijk. Toen een
deel der gekochte goederen gereed stonden en
scheepsruimte werd gezocht, kwam plotseling het
bericht dat wij 7 procent opslag betalen moesten,
anders zou de leverancier geen uitvoervergunning
kunnen krijgen. Noodgedwongen moesten wij
daarmede akkoord gaan, want per 1 januari 1940
zou de opslag 10 procent worden. Waarschijnlijk
heeft men met deze maatregel de Duitse fabrieken
willen beschermen. Juist voor de vorstperiode was
het schip met deze partij aangekomen.
Dit jaar werd de toestand heel anders. Door
de sterk verminderde export in de tweede helft
van 1939 werd de achterstand van de clearing met
Duitsland ten opzichte van Nederland ingelopen
en kregen wij in de eerste maanden van 1940 een
omgekeerde toestand. Want eind februari lag
Nederland ongeveer dertien millioen gulden bij
Duitsland ten achter. Onmiddellijk werden van
Duitse zijde maatregelen genomen om dit te remmen, door opheffing van exportpremies en door
extra prijsverhogingen; want de fabrikanten kunnen slechts tegen aanmerkelijk verhoogde prijzen
grondstoffen krijgen. Begin maart dit jaar schreef
een onzer fabrikanten van landbouwwerktuigen
ons bijvoorbeeld dat de prijsverhoging van zijn
fabricaten van 20 op 50 procent gebracht moest
worden. Daarvan mag niet afgeweken worden,
want de exportprijzen worden te Berlijn vastgesteld en daarop bestaat een zeer scherpe controle.
Voorts moeten de fabrikanten, die een order voor
export gekregen hebben, de orders met de verkoopprijzen aan de betreffende Rijkskantoren in
Berlijn overleggen, om een dienovereenkomstige
benodigde hoeveelheid grondstoffen te kunnen
aanvoeren.
Ook heeft Duitsland een soort distributie voor
de export van landbouwwerktuigen ingesteld voor
die landen welke in 1939 meer dan het normale
kwantum geïmporteerd hebben. Voorts werd ons
O. de Leeuw was destijds importeur voor
Nederland van Deering, een van de merken
van de International
Harvester Cie. Hier het
full-colour voorblad
van een prijscourant
van deze artikelen uit
1938. (Bedrijfsarchief
O. de Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 15 14-04-15 12:51
16 zwols historisch tijdschrift
medegedeeld dat de export naar Nederland van
landbouwwerktuigen en machinerieën aanmerkelijk
beperkt zou worden, door de grote achterstand van
de vervanging van die werktuigen in Oostenrijk, Slowakije, Polen en Rusland. Het kost thans de grootste
moeite om orders geplaatst te krijgen, alleen de
meest courante modellen worden gefabriceerd.
Gedurende de maanden september en oktober konden verschillende ijzerwaren nog tegen
normale of weinig verhoogde prijzen van Duitsland betrokken worden. Deze werden ook vlot
geleverd, vlugger en goedkoper dan dezelfde artikelen die hier te lande gefabriceerd worden. Zo
gebeurde het dat vorig najaar een Duitse fabrikant
verbaasd was dat hier te lande gegalvaniseerde
artikelen als emmers, teilen en wasketels nog in
overvloed voorhanden waren. In zijn woonplaats
(in Westfalen) waren die artikelen zo goed als
nergens meer te krijgen. Een order van twintig ton
van die goederen door ons in september gegeven
werd binnen vier weken afgezonden. De Nederlandse fabrieken vroegen een levertijd van enkele
maanden. Vele Duitse fabrikanten van kleine
ijzerwaren en gereedschappen zijn de laatste
maanden door gebrek aan personeel en geringe
aanvoer van grondstoffen gedupeerd. Zo schreef
ons in ’t laatst van 1939 een fabrikant: “Van mijn
vijftig geschoolde arbeiders heb ik er thans maar
twee meer over. Tengevolge hiervan moeten wij
wat kleine ijzerwaren en gereedschappen betreft,
zoals hamers, bijlen, nijptangen en dergelijke, met
een levertijd van minstens drie tot vier maanden
rekening houden.” Verschillende metaalproducten zijn absoluut niet meer van Duitsland te bekomen en wel speciaal die artikelen waarvoor tin en
koper gebruikt worden, evenmin als rubberfabricaten. Vanzelfsprekend kunnen fabrieken die voor
Defensie moeten werken bijna geen orders meer
accepteren of uitvoeren.
Een staaltje hiervan is het volgende: er werden in juni 1939 voor een Ambachtsschool twee
kleine aambeelden bij ons besteld. Normaal had
de levering begin augustus moeten plaatshebben.
Na herhaald aandringen op afzending zijn ze eindelijk 5 april dit jaar aangekomen. Aangezien de
factuurwaarde voor de inklaring niet meer geldig
was, moesten ze tegen de huidige, veel hogere
waarde aangegeven worden. Een partij schoppen
van enige duizenden kilo’s, die normaal in gelakte
uitvoering geleverd worden en als zodanig in de
koopbrief ook bevestigd stonden, werden ongelakt geleverd met de mededeling dat ze in gelakte
uitvoering niet meer geëxporteerd mochten
worden. Daar de huidige prijs circa 50 procent
hoger is, hebben we de partij maar geaccepteerd.
De levering had vier maanden geduurd. Voor
verschillende andere artikelen die onder controle
van Berlijn staan, krijgt men de mededeling dat de
order niet anders dan met een verhoging van 25
tot 75 procent uitgevoerd mag worden.
Nadat in de maanden januari en februari de
verzending van ijzer, door de vorst en gebrek aan
wagons, in ’t geheel niet kon plaatsvinden en er
in de eerste helft van maart geen scheepsruimte
beschikbaar was, ontvingen wij eindelijk een factuur met verzenddatum 28 maart van een partijtje
ijzer van dertig ton verzonden uit het Ruhrgebied, van orders gedateerd op 2 april, 7 juli en
De eerste maanden
van 1940 moesten er
vanwege de stijgende
prijzen voortdurend
supplementen op de
bestaande prijscouranten uitgegeven worden.
(Bedrijfsarchief O. de
Leeuw)
ZHT1 2015 .indd 16 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 17
21 oktober 1939. Nieuwe orders konden in 1940
niet meer in Duitsland geplaatst worden, daar
alle walswerken voor Defensie en binnenlands
gebruik moeten werken. Wij zijn dus op Nederland, België en Luxemburg aangewezen. Voorts
heeft men in Duitsland per 1 april een uitvoerverbod gesteld op alle soorten gewalst ijzer, plaatijzer,
balken, alle soorten draad, rails, gasbuizen en nog
enige andere artikelen.
Artikelen van Nederlands fabricaat
Een artikel wat direct door Defensie gevorderd
werd, waren kookpotten. In de eerste dagen van
september kreeg ik ’s morgens telefoon uit Den
Haag dat onze gehele voorraad grotere kookpotten, dat wil zeggen van 100-125-150 en 200 liter,
gereserveerd moest worden voor Defensie. Deze
zouden dezelfde dag met militaire auto’s gehaald
worden. Gelukkig hadden wij diezelfde dag reeds
vroegtijdig een lading van de fabriek ontvangen, zodat wij onze Hollandse jongens aan snert
konden helpen. De volgende dag werd door ons
een nieuwe order aan de fabriek opgegeven. Wij
kregen echter de mededeling dat wij de eerste
maanden niet op levering behoefden te rekenen,
want ten eerste was hun gehele voorraad door
Defensie gevorderd en ten tweede stond de fabriek
onder militaire bewaking en mochten er tot nader
order geen kookpotten aan de handel geleverd
worden. Die toestand heeft tot half november aangehouden en toen moesten wij 10 procent opslag
betalen.
Met het artikel prikkeldraad speelde weer hetzelfde probleem als vorig voorjaar. De fabrieken
moesten drie maanden voor Defensie draaien.
Er zijn thans in Nederland zeven fabrikanten van
prikkeldraad, in 1914 was er niet één, zodat wanneer de fabrikanten het benodigde draad kunnen
aanvoeren Defensie daaromtrent geen zorgen
behoeft te hebben. Maar juist die draad aanvoer
stokte nogal eens. Amerika leverde de laatste paar
jaar nogal veel vlechtdraad en die aanvoer werd
natuurlijk na augustus 1939 zeer vertraagd. Toen
de oude voorraad draad bij de vlechters was verwerkt en de nieuwe aanvoer zoveel duurder was,
kregen wij van de fabrikanten vereniging bericht
dat men de lopende contracten wel leveren wilde,
maar dat een toeslag van een paar gulden per
100 kg betaald moest worden, met beroep op de
overmachtclausule. En daar de toen geldende prijs
voor nieuwe contracten nog hoger was, werd door
ons en onze collega’s aan die eis voldaan, hoewel
natuurlijk met grote tegenzin.
Wij moesten echter voorraden vormen voor
het seizoen 1940. Want het zou al spoedig blijken
dat niet alleen onze afnemers zich wilden indekken, maar dat Defensie ook flinke partijen bij de
grossiers opkocht. Als een voorbeeld daarvan
diene, dat een militair chauffeur mij vertelde dat
hij tweeënhalve maand dag in dag uit niets anders
gedaan had dan prikkeldraad halen en brengen
naar de opslagplaatsen.
Met de Nederlandse fabrieken van ander
draadmateriaal hebben wij dezelfde verhogingsmisère moeten meemaken. Een tijdlang, van
september tot half oktober, werden geen prijzen
afgegeven, omdat volgens hun bewering er geen
prijs van walsdraad was. Na die tijd moest een
verhoging betaald worden, indien ze de lopende
contracten verder zouden afwikkelen. Daarentegen hebben de Duitse fabrieken bij wie wij ook
contracten in draadmateriaal hadden lopen alles
vlot afgeleverd, zonder enige prijsverhoging!
Voor november was alles geleverd! De orders bij
een andere buitenlandse fabriek plaatsen hielp
toen niet meer, om reden dat daar voorlopig geen
orders meer geaccepteerd werden en de fabrikanten hier te lande alle contractueel verbonden zijn
en alle inkopen en correspondentie over een eigen
verkoopkantoor lopen. Een grote Nederlandse
fabriek die een ander artikel fabriceert, had de
aardigheid in de offerte als conditie te vermelden:
“Betaling vóór afzending”. Dit is het enige Nederlandse bedrijf geweest wat ons een dergelijke
maatregel voorgeschreven heeft. Met verschillende andere artikelen hebben over ’t algemeen de
Nederlandse fabrieken veel langer levertijd nodig
gehad dan Duitse of Belgische. De mobilisatie en
de geringe aanvoer van grondstoffen zullen wel de
oorzaak hiervan zijn geweest.
Reeds in de zomermaanden van 1939 werd
ons van militaire zijde herhaaldelijk gevraagd onze
voorraad op te geven van verschillende ijzerwaren
en gereedschappen zoals: draadnagels, prikkelZHT1 2015 .indd 17 14-04-15 12:51
18 zwols historisch tijdschrift
draad, ijzerdraad, zeskant vlechtwerk, bijlen, houwelen, handzagen, emmers, spaden, kachelpijpen
en kachelellebogen, zodat men bij de mobilisatie
van de grossiers hier te lande wist over welke hoeveelheden Defensie ongeveer kon beschikken.
Het was evenwel opmerkelijk dat bijvoorbeeld van
kachels geen opgaaf werd gevraagd! Van bovengenoemde artikelen werden in september dan ook
flinke hoeveelheden gevorderd, maar tot onze verwondering geen kachels! Wat hebben de soldaten
per saldo aan kachelpijpen zonder kachels!
De mooie septembermaand ging alles goed,
het Rijksinkoopbureau had waarschijnlijk bij
de fabriek wel orders geplaatst, maar die zitten
in het najaar vrijwel zonder voorraad, daar hun
productie in de zomermaanden aan de grossiers
afgeleverd wordt. Nauwelijks was er dan ook de
eerste koude dag in oktober of onze voorraad
kachels werd geplunderd. Ruim honderdvijftig stuks werden in twee dagen weggehaald,
maar desondanks konden wij lang niet aan de
vraag voldoen. Wanneer nu de aanvoer maar
weer normaal kon geschieden, zou dat niet zo
erg zijn, maar wij moeten niet vergeten dat ten
gevolge van de mobilisatie een groot percentage volwaardige werkkrachten uitgeschakeld
werd, met gevolg dat de levertijden met maanden overschreden zijn en de kwaliteit van het
afgewerkte product er niet beter op wordt.
Daarbij kwam de grote kooplust van afnemers
en publiek, die tengevolge van de maatregel
om tegen augustusprijzen te verkopen daarvan
wilden profiteren en waardoor al spoedig een
reeks van artikelen uitverkocht was. Die grote
kooplust onzer afnemers werd al spoedig door
ons geremd, maar degenen die over wat kasmiddelen beschikten waren zo verstandig om
bij verschillende hunner leveranciers orders te
plaatsen om op die manier een goedkope voorraad op te slaan. Wij hebben natuurlijk verder te
kampen met personeel wat successievelijk voor
militaire dienst opgeroepen wordt en dat thans
moeilijk te vervangen is, daar de meeste bedrijven dezelfde moeilijkheden met magazijn- en
kantoorpersoneel hebben.’
Tot zover het verhaal van Oeds de Leeuw jr. uit
april 1940 voor zijn mede-Rotarians, aan de vooravond van de Duitse inval in Nederland. De door
hem geschetste problemen die de onderneming
toen al ondervond, namen tijdens de bezetting
alleen maar toe. Maar het bedrijf wist de oorlog
te overleven en maakte vervolgens in de jaren
vijftig een expansieve groei door. Tegenwoordig
bestaat de O. de Leeuwgroep uit een holding met
zes dochterondernemingen, groothandels in ijzer,
staal en technische producten.
Het bedrijfspand
van O. de Leeuw aan
het Rodetorenplein,
eind jaren veertig.
(Foto Everaarts,
collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 18 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 19
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 6: Degelijk dagblad balanceerde in oorlog
op scherp van de snede
Willem van der Veen Zo’n 130 jaar hadden opeenvolgende generaties Tijl het bij hun krant zonder een
echte hoofdredacteur kunnen stellen.
Wanneer er journalistieke beslissingen moesten
worden genomen dachten ze daar zelf wel toe in
staat te zijn, als eigenaren van een bedrijf dat ook
nog een drukkerij en uitgeverij omvatte. Maar
in de eerste decennia van de twintigste eeuw was
Jan Jacob Tijl (1860-1927) langzamerhand tot
de conclusie gekomen dat het zo niet langer kon.
De kwestie Troelstra en zijn mislukte revolutie,
waarover Tijls redactie begripvol en een beetje
vergoelijkend had geschreven, droeg daartoe veel
bij. Als gezeten en invloedrijk burger van Zwolle
kon Jan Jacob onmogelijk met revolutionaire politiek instemmen. En er kwamen langzamerhand
meer van dit soort situaties, veroorzaakt door
mensen die, vergeleken bij de doorgaans volgzame
negentiende-eeuwer, veel mondiger waren geworden. Bovendien groeiden de beslommeringen
Jan Jacob sowieso boven het hoofd, doordat zijn
bedrijf steeds uitgebreider werd met voor die tijd
indrukwekkende machines, onder meer een grote
rotatiepers, en een sterk gegroeide orderportefeuille voor de drukkerij. Het was daarom beter
dat hij de leiding van zijn redactie overdroeg aan
een journalistieke specialist.
In 1920 werd in die verantwoordelijke functie Martinus Hendrikus Werkman (1884-1953)
benoemd. Een echte Groninger die hoofdredacteur van de Nieuwe Winschoter Courant was,
maar die in de overgang naar de toen eerbiedwaardige en in Overijssel veel gelezen Zwolsche
– van 1790! – een duidelijke promotie zag. Bovendien had Zwolle als provinciehoofdstad meer
aanzien dan Winschoten. M.H. Werkman was de
jongste broer van de schilder-boekdrukker-schrijver Hendrik (H.N.) Werkman, mede-oprichter
van de befaamde noordelijke groep van kunstenaars ‘De Ploeg’. De toen 37-jarige Werkman
stond bekend als een bekwaam journalist, die in
zijn vrije tijd ook gedichten schreef. Gedurende
zijn tijd als hoofdredacteur van de Provinciale
Overijsselsche en Zwolsche Courant die van 1920
tot het najaar van 1944 zou duren, kenmerkte hij
zich als een bedachtzaam man die in de stedelijke
gemeenschap van Zwolle hoogst zelden op de
voorgrond trad.
Einde van Jan Jacob
Jan Jacob Tijl was halverwege de jaren twintig 65
jaar geworden, maar had het als eigenaar en hoogste baas nog zo druk met de groei van zijn bedrijf –
een krant met een oplage van zo’n 16.000 exemplaren per dag en een drukkerij die steeds meer personeel en techniek vereiste – dat zijn inspanningen te
veel van hem gingen vergen. Hij werd ziek, staakte
de arbeid en overleed anderhalf jaar later.
Een zoon om hem op te volgen had hij niet.
Zijn dochter Bep (1904-1996) stond echter op
het punt een man te trouwen die de kennis en de
Zo zag het gebouw van
Tijl en de Zwolse Courant er voor de Tweede
Wereldoorlog uit.
Naaste buurman links
was een juwelier. De
twee panden aan de linkerkant werden na de
oorlog aan het bedrijf
toegevoegd. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 19 14-04-15 12:51
20 zwols historisch tijdschrift
Een beeld van het
vroegere Tijlgebouw
aan de achterkant in
de Voorstraat. Door de
ramen rechts op de foto
stonden vaak mensen
te kijken naar de stromen kranten die uit de
grote rotatiepers rolden.
(Particuliere collectie)
Zwolse reporter werd vertrouweling van Drees
Juist in de tijd rond 1920, toen M.H. Werkman als allereerste hoofdredacteur van de ‘Zwolse Courant’ was aangesteld, meldde zich ter
redactie nog een nieuwe kracht, de 25-jarige Klaas Voskuil. Deze telg uit een Zwolse bakkersfamilie had de kweekschool bezocht en was
een korte tijd onderwijzer geweest, maar was al spoedig tot het inzicht gekomen dat hij veel meer voor de journalistiek voelde.
Eigenlijk paste hij niet zo goed bij ‘de Zwolse’, omdat hij – tegen de zin van zijn familie en alleen gesteund door zijn vader –
sterk de socialistische beginselen was toegedaan. Begrijpelijk kreeg hij niet de kans die in zijn nieuwe werkkring bij de krant uit te
dragen, maar daar was het hem ook niet om begonnen. Hij maakte dankbaar gebruik van
de mogelijkheid om zich de beginselen van de journalistiek eigen te maken. Dat gebeurde
in een tijd waarin er nog lang geen professionele scholing voor journalistiek bestond. Die
zou bijna een halve eeuw later komen. Het was nog tot in de jaren zestig gebruikelijk
dat mensen met journalistieke ambitie een baantje als leerling-journalist bij een krant
aannamen om zich het vak eigen te maken. Klaas Voskuil leerde snel bij ‘de Zwolse’ en
hield het daar zes jaar als verslaggever vol. Toen achtte hij zich bekwaam genoeg om als
parlementair verslaggever in dienst te treden bij het Nederlands Correspondentenbureau.
Overeenkomstig zijn politieke belangstelling werd hij daarna in 1931 chef van de Haagse
redactie bij de Arbeiderspers. Na de Tweede Wereldoorlog promoveerde hij tot hoofdredacteur van het nieuwe socialistische dagblad Het Vrije Volk, dat toen met zijn tientallen
edities de grootste krant van Nederland was. Voskuil werd toen ook een vertrouweling van
de Nederlandse premier Willem Drees. Landelijke bekendheid verwierf hij na de oorlog
met zijn radiopraatjes voor de VARA die hij tot 1961 volhield. Zijn zoon Han (J.J.) die in
zijn memoires een diepgaande kenschets van zijn vader schreef, kreeg nationale faam als
auteur van Neerlands dikste roman ooit, ‘Het bureau’, bijna zesduizend bladzijden in
zeven delen.
Klaas Voskuil, 1895-1975. (Internet)
capaciteiten voor zo’n verantwoordelijke baan in
zich combineerde. Hein Dikkers (1904-1987) was
pas afgestudeerd jurist en had zich zorgvuldig
voorbereid op het leiding geven aan het bedrijf,
zodat het directeurschap hem met een gerust hart
werd toevertrouwd. Bovendien had Dikkers reeds
een voorliefde voor het krantenvak. De techniek
liet hij over aan ir. Piet van Gelder, een familielid van de Tijls, die de bouwkundige problemen
en uitbreidingen op zijn schouders nam. Er viel
immers menig puzzel op te lossen om een groot
bedrijf, dat inmiddels de Erven J.J. Tijl was gaan
heten, onder te brengen in het hart van de oude
Zwolse binnenstad.
Degelijke krant
Zo kabbelde de krant onder de hoede van haar
nieuwe hoofdredacteur Werkman rustig voort.
Hij leidde een redactie van ten hoogste vijf journalisten die een goed stuk konden schrijven en
die ook in staat waren elke dag weer een degelijke
krant in elkaar te sleutelen. Met die laatste kwalificatie is geen woord teveel gezegd. Want zo kwam
het Zwolse dagblad over: betrouwbaar, neutraal,
een beetje behoudend, vrijwel altijd het veilige
ZHT1 2015 .indd 20 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 21
midden kiezend, zoals de hele geest van de bevolking in Zwolle en wijde omgeving toen ademde.
Andere journalisten van Tijls redactie die in
de jaren twintig en dertig bij het Zwolse publiek
bekend waren, heetten Frits Brok en F.J.A.
Berding, welke laatste de functie van adjuncthoofdredacteur innam. Het was sowieso al een
bijzonderheid dat men hun namen kende, want in
de krant bleven ze bij hun verslagen of beschouwingen altijd verborgen achter aanduidingen tussen haakjes als ‘Van een onzer redacteuren’ of ‘Van
onze redacteur binnenland’. Ze hielden de regionale en plaatselijke politiek plichtsgetrouw en
keurig bij, zonder zich aan uitgesproken meningen te wagen. Dat gebeurde ook niet toen zich een
kwalijke eend kwam roeren in de tot dan toe nogal
rimpelloze Zwolse vijver.
NSB-ers
Bij de Statenverkiezingen van 1935 waren leden
van de NSB voor het eerst verkiesbaar in Nederland. Dit maakte de verkiezingsstrijd zo hevig dat
zich op straat gewelddadige taferelen afspeelden.
Letterlijk gegooi in de glazen, gesmijt met stenen
en straatvuil, lijf-aan-lijf geknok en uiteraard
geknuppel van de politie. De Zwolsche Courant
(verder: Zwolse Courant) noteerde alles netjes,
onpartijdig en afstandelijk en zorgde er bovendien
voor dat alle uitslagen op de verkiezingsavond
zo duidelijk mogelijk op de Melkmarkt vielen te
De krantenexpeditie
van de Zwolse Courant
in de jaren dertig van
de vorige eeuw. (Particuliere collectie)
ZHT1 2015 .indd 21 14-04-15 12:51
22 zwols historisch tijdschrift
lezen. Nog nooit had er zo’n groot publicatiebord
voor het Tijlgebouw gestaan als in 1935: bijna
twintig meter en zo hel verlicht als men het in
Zwolle nog nooit had gezien. Ten overvloede werden er ook nog beelden vertoond van de film Als
de persen draaien. Van de Zwolse kiesgerechtigden
had 5,51 procent – zo’n duizend personen – op de
NSB gestemd, een percentage dat overigens onder
het landelijke en provinciale gemiddelde lag. Het
aantal aanhangers van deze partij nam in de volgende jaren verder alleen maar af.
Ondanks de oorlogsdreiging – of misschien
wel juist daardoor – ging het in de late jaren dertig
niet slecht met de Zwolse. Het aantal abonnees was
gegroeid tot ruim 15.000 en de verspreiding breidde zich met de hulp van vele correspondenten uit
tot drie edities, respectievelijk voor de gebieden
Zwolle, Kampen en Noordwesthoek, de NoordVeluwe alsmede Salland-Vechtstreek.
Toen kwam de oorlog
Op de beruchte tiende mei van 1940, toen de
Duitse inval ook Zwolle totaal verraste, kwam er
voor het eerst in haar bestaan geen editie van de
Zwolse uit. De telexverbindingen waren verbroken en de oorlogsomstandigheden verhinderden
elke verspreiding. Twee dagen later rolde er een
kleine noodeditie met officiële mededelingen van
de grote rotatiepers die enkele jaren daarvoor in
gebruik was genomen en die wel tien keer meer
capaciteit aankon dan een paar van die geïmproviseerde blaadjes.
Pas dinsdag 14 mei lag de krant in afgeslankte
vorm, maar wel met de herkenbare kopregel, bij de
abonnees in de bus. Op de voorpagina verklaarde
de redactie dat zij zich nu moest gedragen ‘naar
den wensch der Duitsche militaire overheid.’ Buitenlandse berichtgeving mocht niet in strijd zijn
met belangen van de bezetter en moest uitsluitend
gebaseerd worden op Duitse bronnen. Daarnaast
zou er voldoende ruimte zijn voor onder meer
stadsnieuws en ontspanningslectuur. De redactie
beloofde haar taak als ‘verbindingsgeleding’ tussen
de lezers zo goed mogelijk te vervullen. Een dag
later werden de lezers opgeroepen de toekomst
moedig en daadkrachtig tegemoet te treden.
De ‘Militärbefehlshaber in den Niederlanden’ maakte diezelfde dag bekend dat tijdens de
bezetting geen preventieve censuur zou worden
uitgeoefend, maar verbond daaraan wel de eis dat
uitgevers en redacteuren een absoluut loyale houding zouden aannemen. Historicus Kees Ribbens
heeft over de gedwongen escapades van aan handen gebonden journalisten, die bijna vijf jaar lang
Een groot deel van de
regie over de inhoud
van de Zwolse Courant
werd in de oorlogsjaren
gevoerd op de Burgemeester van Roijensingel, waar bij de Ortskommandantur dagelijks zeven exemplaren
van de krant moesten
worden bezorgd. (Collectie HCO)
ZHT1 2015 .indd 22 14-04-15 12:51
zwols historisch tijdschrift 23
op het scherp van de snede moesten opereren, in
1995 een artikel gepubliceerd in het Zwols Historisch Tijdschrift (jaargang 12 nr. 4, p.114-122).

Balanceren op smalle draad
Van Ribbens werk maak ik graag gebruik om
te laten zien hoe redacties in de bezettingstijd
op een smalle draad moesten balanceren om te
voorkomen dat hun kranten geheel van het toneel
verdwenen. Tot haar geluk wist de Zwolse te voorkomen dat – in tegenstelling tot veel andere dagbladen – de hoofdredacteur vervangen werd door
een NSB-er.
Wat in eerste instantie opviel was het onmiskenbare feit dat de krant qua uiterlijk veranderde
door een groot aantal verplichte berichten. Net als
alle andere redacties in Nederland kreeg de Zwolse
het bevel Duitse legerberichten plus overig nieuws
van het Deutsche Nachrichtenbüro (DNB) dat
door het ANP via de telex werd verspreid, op een
prominente plaats in de krant af te drukken.
Toch leken die maatregelen niet veel indruk te
maken op een van de twee Tijl-directeuren, ir. P.
van Gelder, die zich in normale tijden nooit met
de krant bemoeide. Hij beweerde nogal voorbarig
dat de bezetting, wat de krant betreft, in het niet
viel vergeleken bij de Franse tijd van meer dan een
eeuw eerder. ‘Toen moest de tekst gedeeltelijk in het
Frans verschijnen’. Van Gelder doelde op de Duitse
toezegging dat preventieve censuur zou ontbreken,
maar verzweeg het feit dat dagelijks zeven exemplaren bij de Ortskommandant van Zwolle moesten
worden bezorgd. O wee, als er iets in stond dat deze
hoge officier en zijn helpers niet beviel…
Bij de redactie heerste wel degelijk het besef
dat ongewenste berichten onmiddellijk opheffing
van de krant zou veroorzaken. Als voorbeeld voor
die interne censuur werd in augustus 1

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2015, Aflevering 4

Door 2015, Aflevering 4, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

Zwolle in de
jaren zestig
‘Beeldenstorm’
32e jaargang 2015 nummer 4 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift ZHT4 2015 .indd 1 15-12-15 12:29
Suikerhistorie
De Buitensociëteit
In 1802 werd in Zwolle de Groote Sociëteit opgericht als een deftige gezelligheidsvereniging voor
de elite van Zwolle. Zij bestaat nog steeds – zij
het minder elitair – en zetelt in de Koestraat.
Omdat middenstanders van deze sociëteit geen
lid konden worden, richtten zij rond 1875 een
eigen vereniging op. Zij lieten een pand bouwen
op de hoek van de Westerlaan en de Stationsweg
en gaven daaraan de naam De Buitensociëteit,
omdat het ver (!) buiten het stadscentrum lag. Op
24 juni 1877 werd het gebouw officieel in gebruik
genomen.
Naast het sociëteitsgebouw verrees in 1890 een
grote zaal waar concerten werden gegeven. In die
zaal kon ruim 1200 man terecht. Later diende het
ook als bioscoop en evenementenzaal. Het was
de Vereniging De Buitensociëteit die het beheer
van de Buitensociëteit voerde. Dit duurde tot het
midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Toen werd het complex verkocht aan een projectontwikkelaar, met uitzondering van het oorspronkelijke sociëteitsgebouw, inmiddels omgedoopt
tot witte villa, waar leden van de sociëteit elkaar al
140 jaar treffen en waarvan de ingang verscholen
ligt aan de Stationsweg.
De rest van het complex werd ingrijpend verbouwd. Er verrees een groots, imposant en multifunctioneel gebouw, geschikt voor congressen en
feesten. Bij de opening op 6 september 1991 kreeg
het de naam De Nieuwe Buitensociëteit, tegenwoordig het Regardz Event Center De Nieuwe
Buitensociëteit genaamd. Wavin kreeg er zijn
hoofdkantoor. De bioscoop in het complex legde
het loodje. Op 30 augustus 2009 werd er de laatste
film gedraaid.
138 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
(Collectie ZHT)
Het complex van de Nieuwe Buitensociëteit, anno 2015. Geheel links het restant
van de oude gevel. (Foto Elske Bootsma)
ZHT4 2015 .indd 2 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 139
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 138
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 13: Een strange effect
(juli-december 1965) Jan van de Wetering 140
Archiveren in de digitale tijd
Een interview met Bert de Vries,
de vertrekkende directeur van het HCO
Annèt Bootsma – van Hulten en
Jan van de Wetering 153
Een oude ‘eerste steen’ uit Assendorp
in Gorssel Kees Canters 160
Gerrit Hendrik Johannes Tervoert (1877-1967)
Een leven lang veearts in Zwolle
Siem van der Weerd 166
Leven in twee werelden: van de Egeïsche Zee
naar de Noordzee Wim Coster 177
Twee eeuwen de krant van Tijl
Aflevering 9: ‘De Zwolse’ sloeg in de jaren
vijftig haar vleugels uit Willem van der Veen 184
Recent verschenen 189
In memoriam Ben Kam, 1924-2015
Annèt Bootsma – van Hulten 191
Mededelingen / Auteurs 192
Redactioneel
Kortgeleden vond in het Historisch Centrum Overijssel de Zwolle Quiz plaats. De
Zwolse Historische Vereniging was een van
de medeorganisatoren. Dit heeft de redactie geïnspireerd tot de volgende quizvraag: wat hebben
een Turks-Zwolse kapper, een Zwolse veearts, een
Zwolse journalist in Kampen, een directeur die uit
Zwolle vertrekt, een popster die Zwolle bezoekt en
een eerste steen uit Zwolle met elkaar te maken?
Het antwoord is makkelijk: ze staan allemaal in dit
nummer van het Zwols Historisch Tijdschrift.
De vertrekkende directeur is natuurlijk Bert
de Vries van het HCO. In een interview kijkt hij
terug op zijn acht ‘Zwolse’ jaren. De bezoekende
popster is Dave Berry die in 1965 de platenwinkel
‘de Artist’ in de Luttekestraat kwam openen tot
groot enthousiasme van de Zwolse jeugd. Dave
Berry speelt een belangrijke rol in het verhaal van
Jan van de Wetering over Zwolle in de tweede helft
van 1965. Hij heeft hiervoor geput uit de Zwolse
Courant. Daar werkte de Zwolse journalist die in
de jaren vijftig in Kampen werd gestationeerd,
Willem van der Veen. Hij schreef aflevering negen
van de geschiedenis van deze krant.
Hebben we nog een Turks-Zwolse kapper en
een Zwolse veearts. De kapper is Erdinç Kurnaz
van Merci Haarmode aan de Schuttevaerkade.
Wim Coster heeft zijn levensverhaal opgetekend.
De veearts, maar ook oprichter van de Zwollmij,
betrokkene bij de Grontmij en nog veel meer is
Gerrit Tervoert. Hij is geportretteerd door Siem
van der Weerd. Als laatste is er nog de eerste steen.
Deze werd gevonden door Kees Canters. De steen
bleek afkomstig uit een schuurtje bij de lijnbaan
van de touwslagerij die tot in de jaren zestig van de
vorige eeuw langs de Van Karnebeekstraat lag. Coverfoto: ‘Beeldenstorm’ in Zwolle, augustus 1965.
De sloop van de Michaëlskerk in beeld.
(Foto Henneke, collectie HCO)
ZHT4 2015 .indd 3 15-12-15 12:29
140 zwols historisch tijdschrift
Jan van de Wetering (68) verplaatst zich vijftig jaar
terug in de tijd. Hij laat zich verrassen door wat hij
in de kolommen van de Zwolse Courant tegenkomt
over de stad van zijn jeugd. In 1965 was hij – op
gepaste afstand – getuige van de in deze aflevering
beschreven gebeurtenissen. Juist dat jaar werd het
onrustig in het land, maar dan vooral in Amsterdam. Provo’s begonnen met hun protesten tegen de
gevestigde de orde, tegen machthebbers en vastgeroeste instituties.
In de haarvaten van de samenleving, vooral
onder jongeren, sluimerde de wens zich te roeren,
deel te nemen, en dat kon alle vormen aannemen,
van enthousiasme tot destructie. Dat gebeurde het
eerst in de grote steden. Maar hoe reageerden de
Zwollenaren op vier in het oog springende gebeurtenissen in het najaar van 1965: het bezoek van prinses Beatrix en haar verloofde Claus von Amsberg ,
de opening van een grammofoonplatenwinkel, de
sloop van een aloude kerk en de plannen om een
deel van de stadsgracht te dempen?
Ach Zwolle. Het lijkt wel of de stad er eer
in stelt onzichtbaar te zijn. Vroeger meer
dan tegenwoordig. Het leven mocht er
dan niet opwindend zijn, het had menselijke maat
en dat moest altijd maar zo blijven. Het woord
‘provinciaal’ valt al snel als over Zwolle gesproken
wordt, maar die kwalificatie kan zowel negatief als
positief worden uitgelegd. Zwolle was in de jaren
zestig niet de enige stad waar het provincialisme
hoogtij vierde. Er gebeurde wel eens wat, zoals in
Leeuwarden, waar de politie in 1965 stevig inhakte op een bende nozems, maar overwegend ging
het leven in de kleinere steden en op het platteland
zijn gang van alle dag.
Heel anders ging het eraan toe in Amsterdam,
waar sinds 1964 Robert Jasper Grootveld op het
Spui bij het beeld het Lieverdje iedere zaterdag
happenings hield. Die bijeenkomsten waren
provocerend bedoeld en de deelnemers werden
al gauw provo’s genoemd, naar een term van de
Groningse criminoloog Wouter Buikhuizen. Hij
betoogde dat nozems alleen provoceerden om de
verveling te bedrijven, terwijl provo’s puur om het
provoceren provoceerden.1
In mei 1965 werd in Amsterdam het maandblad Provo opgericht door onder andere Roel van
Duijn, Rob Stolk en Luud Schimmelpennink. De
doelstellingen waren kras: ‘Provo heeft iets tegen
kapitalisme, kommunisme, fascisme, burokratie,
militairisme, snobisme, professionalisme, dogmatisme en autoritairisme. Provo voelt zich voor de
keus gesteld: desperaat verzet of lijdzame ondergang. Provo roept op tot verzet waar het kan.’
Vanaf dat moment waren de happenings minder
onschuldig: de provo’s ageerden met ludieke acties
en demonstraties tegen de gevestigde orde.
Het woord ‘ludiek’ werd in 1938 door historicus Johan Huizinga geïntroduceerd in zijn boek
Homo Ludens (de spelende mens). De provo’s
namen het over voor hun acties en in korte tijd
werd het woord te pas en te onpas gebruikt voor
alles wat bewust afweek van ‘het normale’.2
Misschien was de geest wel in de fles gebleven
als er niet een gebeurtenis was geweest die niet
alleen de aandacht trok van de Amsterdamse
provo’s, maar ook van het grote publiek overal in
het land. Op 28 juni 1965 stelde prinses Beatrix
op de televisie haar verloofde Claus von Amsberg
voor. Ondanks de verklaring van dr. Loe de Jong
van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie
dat Claus weinig of niets te verwijten viel, wonden
velen zich erover op dat hij in de laatste maanden
van de oorlog toegetreden was tot de Wehrmacht.
De Tweede Wereldoorlog was nog maar twintig
jaar geleden. De provo’s grepen het voorgenomen
huwelijk aan tot het mobiliseren van (relatief
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 13: Een strange effect (juli-december 1965)
Jan van de Wetering
ZHT4 2015 .indd 4 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 141
vreedzaam) verzet. In plaats van ‘Oranje boven’,
zongen ze ‘Worteltje boven’ en ‘Leve de Republiek’.
Het leidde tot stevige botsingen tussen politie
en provo’s. Buiten Amsterdam bleef het redelijk
rustig.
Hoog bezoek
In de maanden na de bekendmaking van de verloving stelde prinses Beatrix haar verloofde voor
aan de bestuurders en inwoners van de grote
steden en de provincies. Zoals verwacht leverde
dat vooral in Amsterdam problemen op. Provo
verspreidde pamfletten met de oproep ‘Amsterdammers blijf vandaag thuis’ en op de dag van
het bezoek (3 juli) waren spandoeken met beledigende teksten te zien. Ook enkele dagen later in
Rotterdam waren protesten te horen, maar de ontvangst was er vriendelijker dan in de hoofdstad.
In september bezocht het paar de noordelijke
provincies. Tijdens de ontvangsten in Groningen,
Leeuwarden en Assen gedroeg het publiek zich
allerhartelijkst.
Wat gebeurde er nog meer in de tweede helft van 1965?
– In juli en augustus deed de NAM proefboringen bij Wijthmen
om te kijken of er ook gas of olie in de bodem zat. Het liep op
niets uit.24
– In augustus kregen vele winkeliers in de binnenstad een aanzegging van het gemeentebestuur om ontsierende reclames aan
de gevels weg te laten halen. De reclame van de Artist kon wél
door de beugel.25
– Op 9 augustus ging op het Rode Torenplein de achtste ‘Ronde
van Zwolle’ van start. Er deden dit keer honderddertig rennertjes in de leeftijd van elf tot veertien jaar mee.26
– Voor 1.500 gulden per jaar konden jonge kunstenaars een vrijgekomen ruimte in de Emmanuëlshuizen aan de Praubstraat
huren. B en W was van mening dat de pas opgerichte stichting
met bescheiden financiële middelen het artistieke en culturele
klimaat in Zwolle aanmerkelijk kon verbeteren.27
– De opnames voor de allerlaatste uitzending van het populaire
tienerprogramma Top of Flop van de Vara vonden op 10 augustus in de Zwolse Buitensociëteit plaats. In samenwerking met de
Amsterdamse krant Het Parool had de NS een Duitse trein met
twee ‘rijdende dansvloeren’ vanuit de hoofdstad naar Zwolle
laten rijden. Slechts tweehonderd liefhebbers maakten van dit
aanbod gebruik. Volgens de verslaggever overtroffen de Zwolse
jongeren de Amsterdammers verre, zowel in aantal als in het
produceren van lawaai.28
– Op 10 augustus werd na anderhalf jaar bouwen het bereiken
van de hoogste punt van ziekenhuis de Weezenlanden gevierd.29
– Het beeld Adam van Rodin werd in november van de hal
van het stadhuis verplaatst naar de rotonde midden op de
Grote Markt. Officieel gezien was dit pleintje voor het publiek
onbereikbaar omdat er geen oversteekplaatsen waren, aldus de
Zwolse Courant.30
Adam wordt verplaatst, november 1965. (Collectie HCO)
Adam op de rotonde op de Grote Markt, omstreeks 1970.
(Foto Ben Kam)
ZHT4 2015 .indd 5 15-12-15 12:29
142 zwols historisch tijdschrift
Op 9 september was Zwolle aan de beurt. De
verwachtingen waren niet hoog gespannen. Voor
alle zekerheid waren de leerlingen van 56 Zwolse
scholen opgetrommeld om het paar toe te juichen.
De gemeente leverde 13.000 vlaggetjes. Hoe zou
de ontvangst zijn, na de landelijke commotie over
het voorgenomen huwelijk? Zwolle was geen
Amsterdam, maar toch… Enige voorzichtigheid
was geboden, naar het oordeel van het college van
B en W: ‘De afzetting van de politie zal soepel zijn,
in de verwachting dat het publiek de juiste houding zal weten.’
’s Morgens vroeg om kwart over negen werd het
paar bij de IJsselbrug opgewacht en in een zwarte
Rolls Royce naar het Provinciehuis in de Diezerstraat gereden. Omdat de rondrit door de stad
pas ’s middags zou plaatsvinden, werd er weinig
publiek langs de route verwacht. Maar wat niemand verwacht had, gebeurde. ‘Beatrix en Claus
met chaotische geestdrift begroet’, kopte de Zwolse
Courant. Dat was nog voorzichtig uitgedrukt:
vanaf de Veerallee stond het publiek rijen dik.
De auto kwam al snel vast te zitten tussen het
publiek, zodat de rit tussen IJsselbrug en Provinciehuis meer dan een uur in beslag nam. De mensen stoven op de auto af en wierpen met bloemen,
confetti en serpentines. Het regende zelfs dozen
bonbons, zakjes Zwolse balletjes en cosmetische
artikelen. Bij het Provinciehuis was de massa
niet meer te houden door de politie; er ontstond
gedrang, mensen kwamen te vallen, kinderen
begonnen te huilen. ‘Vreselijk’, liet Beatrix zich
ontvallen.
Nadat het paar had kennisgemaakt met de
bestuurders van stad en provincie, en als aandenken een zilveren Peperbus had ontvangen, kon
veel later dan gepland de rondrit door de stad
beginnen. Ook hier weer een combinatie van
uitzinnig enthousiasme en gedrang. In de Diezerstraat stond het winkelpersoneel tot op de daken.
Inmiddels had de politie vijf potige agenten ingezet om het publiek in bedwang te houden. Beatrix
was er na afloop beduusd van: ‘We dachten naar
een rustige provincie te gaan, maar het is wel heel
anders gelopen.’
Prins Claus zwaait
naar het personeel van
winkels in de Diezerstraat, die uit de ramen
hingen en op de daken
stonden. Foto in de
Zwolse Courant van
9 september 1965.
Voorpaginanieuws op
9 september 1965.
ZHT4 2015 .indd 6 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 143
Afgezien van de chaotische taferelen, was
duidelijk dat de Zwolle het jonge paar massaal
een warm hart toedroeg. Gold dat voor alle Zwollenaren? In de krant was één stevig tegengeluid te
lezen. W.H.P. Meijer schreef diezelfde dag nog een
brief aan de redactie waarin hij zijn afkeur kenbaar maakte over de ‘gedwongen’ deelname van
de Zwolse schoolkinderen aan de intocht: ‘Ik wil
niemand het recht ontzeggen om twintig jaar na
de ergste misdaad uit de geschiedenis der mensheid een lid van de voormalige nazi-weermacht,
die op het punt staat tot Prins der Nederlanden te
worden verheven, toe te juichen. Maar ik ontzeg
de plaatselijke overheid wel het recht ook de kinderen van de “bezwaarden” te betrekken in een
“spontane” huldiging, zonder dat de ouders eerst
om toestemming wordt gevraagd.’ Bij dit kritische
tegengeluid zou het blijven (althans in de krant).3
Een veldslag in de Luttekestraat
You’ve got this strange effect on me,
And I like it.
You’ve got this strange effect on me,
And I like it.
You make this world seem right,
You make my darkness bright, yes,
You’ve got this strange effect on me,
And I like it, and I like it.
Deze, door het Britse popidool Dave Berry lijzig
gezongen tekst, was in de herfst van 1965 een
onvervalste hit. This strange effect verdrong in
oktober en november drie weken lang I can’t get
no satisfaction van de Rolling Stones en Yesterday
van de Beatles van de eerste plaats op de Nederlandse hitparade. Het was een ware stunt van
grammofoonplatenwinkel de Artist om deze sympathiek ogende jongeman, met Beatlekapsel, naar
Zwolle te halen om donderdag 25 november de
opening van de nieuwe winkel in de Luttekestraat
(nr. 5) te verrichten. Of, zoals de krant het verwoordde, daar zou Dave Berry ‘ter bezichtiging
worden opgesteld’. De winkel was tot dan toe in de
Voorstraat gevestigd.
Jazeker, ook in Zwolle was de jeugd gevallen
voor de als totaal nieuw ervaren muziek.4
De leeftijd van de kopers van grammofoonplaten
werd met het jaar jonger; een nieuwe doelgroep
was ontdekt. Met optredens van hun idolen waren
de tieners in Zwolle niet erg verwend. Zwolse en
regionale bandjes, met artiesten die nog zo groen
als gras waren, traden op in de rafelranden van
de Zwolse muziekcultuur. De bandjes smeekten
meestal vergeefs om aandacht van de Zwolse
Courant. Als een optreden al vermeld werd in
de kolommen dan was het vaak achteraf met de
vermelding dat het weer een hoop herrie was. Pas
in 1966 zou Herman Brood zich in Zwolle laten
horen. Maar toch, de jongerencultuur zoals wij
die tegenwoordig kennen, begon in steeds sneller
tempo tot wasdom te komen.
De stad was redelijk goed voorbereid op de
komst van Dave Berry. De opkomst zou volgens
de politie wel eens onstuimiger kunnen zijn dan
tijdens het bezoek van Beatrix en Claus. Dat
beloofde wat. Voorzichtigheidshalve was het tijdstip van de opening daarom zodanig gekozen dat
een groot deel van de schooljeugd zich nog in de
schoolbanken zou bevinden, dat wil zeggen tussen
half drie en vier uur.5
Dave Berry werd bij
de Buitensociëteit
verwelkomd door de
Eileuvers. Foto in de
Zwolse Courant van
26 november 1965.
ZHT4 2015 .indd 7 15-12-15 12:29
144 zwols historisch tijdschrift
De opzet van de opening van de nieuwe winkel had een wat provinciaal karakter. Dave Berry
zou in de Buitensociëteit worden ontvangen. Van
daaruit zou hij in een door twee paarden getrokken open calèche, in gezelschap van de dochter
van de eigenaar van de Artist, een korte rondrit
door de stad maken, voorafgegaan door boerenkapel d’ Heigenheimers van carnavalsvereniging
d’Eileuvers. Daarna zou Dave Berry met een bakfiets de laatste bak met platen van de oude winkel
in de Voorstraat naar Luttekestraat 5 rijden, om
vervolgens voor de liefhebbers grammofoonplaten te signeren. Tijdens de rondrit waren de
Zwolse straten tot ieders verbazing bijna uitgestorven. Maar dat veranderde op slag toen het
rijtuig de Grote Markt opdraaide. De jongeren,
die eerst nog rustig op het trottoir stonden, liepen
de politieafzetting voorbij en dreigden, zo schreef
de verslaggever van de krant, ‘een begin te maken
met de sanering van de binnenstad.’
In de Luttekestraat was de situatie niet meer onder
controle. De verslaggever: ‘Vóór hem steigerden
paarden, naast hem radeloos terugduwende
politieagenten en lichtelijk uit de maat gebrachte
Wie is dat jonk?
De jongeman naast Dave Berry is Herman Tichelaar (neef van
de auteur). Hij herinnert zich het volgende:
‘Het was inderdaad een chaos. Ik werkte op dat moment
bij Bramer aan de Oude Vismarkt. Ik was toen zeventien jaar.
Met een smoes ben ik die middag naar de Luttekestraat gegaan.
Daar wilde ik natuurlijk de winkel van de Artist binnen. De
organisatie bij de Boerenkapel, waarin mijn vader speelde, was
ook zoek. Ik klampte een speler aan (mijn vader kon ik in de
chaos niet vinden) en vroeg of ik zijn trompet mocht vasthouden. Zo kwam ik door het politiekordon en was binnen. Boven
de winkel was een kleine vide, waar Dave Berry een fotosessie
deed. Ik stond per ongeluk pontificaal vooraan, kon geen kant
op. Je ziet het petje van mijn vader achter mij. Protesten van de
fotografen: “Wie is dat jonk?” “Kan dat jonk niet weg?” Van de
chaos buiten heb ik niets mee gekregen, behalve het oorverdovende gillen. Later zag ik de ruit van de winkel aan de overkant
aan diggelen.’ Zwolse Courant 26 november 1965.
De menigte in de Luttekestraat. Zwolse Courant van 26 november 1965.
ZHT4 2015 .indd 8 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 145
leden van de boerenkapel d’Heigenheimers,
boven hem vliegende schoenen en handtassen.
Meisjes vielen Dave Berry om de hals kusten hem,
vielen in zwijm en beleefden de gelukkigste ogenblikken van hun leven.’
Minder geestig was dat verdwaalde voorbijgangers onder de voet werden gelopen en dat een
dame haar pols brak. Tegenover de Artist werden
een paar tieners door de ruiten van de bloemenzaak van V&D gedrukt. Bloedend belandden
ze tussen de uitgestalde boeketten. Met grote
moeite wist de politie Berry via de achteringang
de nieuwe winkel binnen te loodsen. Aan de
voorkant vocht de politie met hysterisch gillende
tieners. Zevenhonderd handtekeningen later kon
‘de langharige crooner’, zoals de journalist van de
krant hem noemde Zwolle bijna ongeschonden
verlaten, op enkele haren na die door meisjes uit
zijn haardos waren gerukt.
De directies van de Zwolse scholen waren niet
blij met de komst van Dave Berry. Zeker niet aan
het eind van de bewogen dag. Tientallen scholieren hadden gespijbeld en werden de volgende
dag voor een tijdje van school gestuurd. Achteraf
gezien is de opening van de Artist te zien als een
keerpunt voor de jongerencultuur in Zwolle. Een
nieuwe generatie eiste een plek en stond die niet
meer af.6
Een beeldenstorm van de nieuwe tijd
Eind 1965 was een markant bouwwerk uit het
Zwolse stadsbeeld verdwenen: de neo-gothische
St. Michaëlkerk in de Roggenstraat. Vijf jaar later
schreef gemeentearchivaris F.C. Berkenvelder
hierover:
‘We zijn zo langzamerhand midden in Zwolle’s
saneringsgebied gekomen: veel van het noordelijk
stadsdeel is al gesloopt, de rest zal spoedig volgen.
Als de vogel Phoenix, die in dit gedeelte van de
stad als gevelsteen te vinden is, zal Zwolle hier
hopelijk mooier dan tevoren uit zijn as herrijzen.
Er valt over de afbraak niet veel te treuren, want
op enkele uitzonderingen na viel er niet veel architectonisch stedenschoon te genieten. (…) De R.K.
St. Michaëlkerk, de in 1892-1893 gebouwde kerk
op de hoek van de Nieuwstraat en Roggenstraat
met zijn 78 meter hoge toren (…) is nu verdwenen.’7
Achterafgezien wekken deze wat badinerende
woorden verbazing. Tot op de dag van vandaag
spreekt menige Zwollenaar schande over de
sanering en in het bijzonder over de sloop van de
gezichtsbepalende kerk, die plaats moest maken
voor de betonnen kolos van V&D. ‘Een beeldenstorm van de moderne tijd’ wordt de sloop in De
Zwolse canon genoemd.8
Hoe beleefden de Zwollenaren de ondergang
van de kerk in 1965? Afgaande op de berichtgeving in de Zwolse Courant was er meer sprake
van nieuwsgierigheid dan van afkeuring. De zorg
voor cultuur-historisch erfgoed stond om het
voorzichtig te zeggen laag op de prioriteitenlijst
van de gemeentelijke bestuurders en van het overgrote deel van de Zwolse bevolking, ondanks alle
inspanningen van de Vrienden van de Stadskern
Zwolle. Veel ging verloren in deze jaren. Op 3 juli
begon bijvoorbeeld de sloop van het fraaie negentiende-eeuwse koetshuis aan de Voorstraat van de
bekende Zwolse familie Helmich, dat jarenlang
deel uitmaakte van het Provinciaal Overijssels
Museum aan de Melkmarkt. Er was geen haan die
er naar kraaide.9
De sloop van de St. Michaëlkerk, die 35 weken
in beslag zou nemen, kon niemand ontgaan.
Rondom de kolossale kerk werden delen van de
De Luttekestraat met
de Artist medio jaren
zeventig. (Collectie
HCO)
ZHT4 2015 .indd 9 15-12-15 12:29
146 zwols historisch tijdschrift
Roggenstraat, Nieuwstraat en Bitterstraat wegens
gevaar van vallend gesteente afgeschermd. De
belangstelling van het publiek was vooral gericht
op het omverhalen van de hoge toren, met op de
top het torenhaantje. Ook waren er twee kleinere
torens die gesloopt moesten worden. Maar zover
was het nog niet. Begin juli was een groot deel van
het dak van de kerk al wel afgebroken. De muren
zouden vervolgens tot ongeveer drie meter hoogte
worden afgebroken, zodat een grote ‘kuip’ zou
ontstaan, waarin dan als apotheose de spits met
de haan en daarna de rest van de toren te pletter moesten vallen. De sloop van de kerk zou de
komende weken voor velen ‘een aardig kijkspel
opleveren’, schreef de Zwolse Courant.
10
Op 29 juli viel de eerste kleine toren volgens
plan precies in ‘de kuip’, al leek het er even op dat
hij tegen de grote toren zou vallen. Een paar dagen
later kwam de tweede kleine toren naar beneden.
Een deel van het puin viel in het kerkgebouw,
dat er nu uitzag alsof er een bombardement had
plaatsgevonden. In deze dagen waren er al Zwollenaren die de kerk binnenslopen en delen van het
interieur meenamen.11
De beslissing om de kerk te slopen was eind
jaren vijftig al door de kerkelijke gezagsdragers
genomen, tot ontsteltenis van de parochianen.12
Hun bezwaren werden echter vooral binnen de
eigen geloofsgemeenschap geuit. Begin jaren
zestig werd er door betrokken burgers via de
ingezonden brieven rubriek van de Zwolse Courant gepleit voor het behoud van de kerk, onder
meer door Han Prins namens de toen nog prille
Vereniging Vrienden van de Stadskern.13 In 1965
bleven protesten tegen de sloop verder uit en
daar was het toen ook veel te laat voor. Wel was
er nog een anonieme briefschrijver (G.G.) die
onder de kop ‘Gratie voor de Michaeltoren’ een
inzamelingsactie onder de Zwollenaren wilde
houden om het carillon van de Peperbus te verplaatsen naar een daartoe te verlagen grote toren
van de St. Michaëlskerk. Zo’n toren met carillon
was beter dan een parkeerplaats met ‘roestende
status emblemen op wielen’, die de gemeente daar
had gepland, aldus de briefschrijver. Er kwamen
weinig reacties.14
Op 19 augustus sloeg een 1.500 kilo zware
stalen bol met grote kracht tegen drie van de
twintig meter hoge pilaren van het middenschip:
‘Met donderend geraas stortten de stenen reuzen
in brokken op de grond.’15 Een week later, in de
vroege ochtend van 26 augustus, ging de spits van
de hoge toren tegen de grond. Het was voorpaginanieuws: ‘Michaelkerk is hoofd kwijt’, schreef de
Zwolse Courant.
16
In de dagen daarvoor had de met bladgoud
beklede koperen torenhaan de begeerte opgewekt
van een aantal Zwollenaren. De Zwolse smid Th.
Jansen had het plan opgevat de haan met een helikopter van de spits te halen. Te gevaarlijk vond de
Rijksluchtvaartdienst.17 In de nacht vóór het omlaag
halen van de torenspits werden er pogingen onderDe sloop van het negentiende-eeuwse koetshuis in de Voorstraat.
Foto in de Zwolse Courant van 7 juli 1965.
Onder: Bescherming
voor de voetgangers
tegen vallend puin van
de Michaëlkerk. Foto in
de Zwolse Courant van
24 juli 1965.
ZHT4 2015 .indd 10 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 147
De ‘Beeldenstorm’ in
Zwolle in beeld gebracht
over de volgende vier
pagina’s, augustus
1965. (Foto’s Dolf
Henneke, collectie
HCO)
De Michaëlskerk vlak
voor de sloop in 1965.
(Collectie HCO)
ZHT4 2015 .indd 11 15-12-15 12:29
148 zwols historisch tijdschrift
ZHT4 2015 .indd 12 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 149
ZHT4 2015 .indd 13 15-12-15 12:29
nomen om de haan te roven. De politie kwam er
tijdig achter en liet de haan door agenten bewaken
tot bovenin de toren. Bij het neerhalen van de spits
raakte de haan los en viel gedeukt in handen van de
slopers. Als een ware trofee werd de haan aan het
toegestroomde volk getoond. Hij werd overgedragen
aan de gemeente, die er na restauratie een goede
bestemming voor zou proberen te vinden.18
En zo kwam er een einde aan de sloop van
de kerk, waarvan het vallende puin meer tumult
op de grond veroorzaakte dan in de geest van de
Zwollenaren. Van enige opwinding was alleen
sprake bij die ene Zwollenaar, die een paar dagen
na de val van de spits een paar foto’s wilde maken
op het bouwterrein. Hij werd opgepakt door een
kapitein van de Landmacht, die hem vertelde
dat het streng verboden was foto’s van kerken te
150 zwols historisch tijdschrift
maken. Die werden namelijk beschouwd als militaire objecten.19
Blijf van onze singels af
De sloop van de St. Michaëlskerk en andere delen
van de oude binnenstad, deed de Zwollenaren
weinig, althans afgaande op de berichtgeving in
de Zwolsche Courant. We stonden erbij en keken
ernaar. Maar toen, in de laatste maand van het
jaar, maakte een ingezonden brief de tongen los
over een vergelijkbaar probleem. Ir. E. Kordens
luidde de noodklok tegen de plannen van de
gemeente om de stadsgracht te dempen over een
breedte van 10 tot 15 meter en daarbij het kappen
van bomen, ter verbreding van de rijbaan op de
Burgemeester van Roijensingel, volgens de briefschrijver de mooiste plek van Zwolle.
ZHT4 2015 .indd 14 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 151
En nog meer uit de tweede helft van 1965
– In september werd het graafwerk in het toekomstige Park de
Wezenlanden stilgelegd bij gebrek aan werkloze arbeiders in
Zwolle. Het grootste deel van de tachtig man sterke ploeg grondwerkers kreeg het afgelopen jaar werk.31
– In de herfst van 1965 was een nieuwe tienerrage vanuit het
westen naar Zwolle overgewaaid. De jeugd maakte jacht op de
oude regencapes van postbestellers. Die hadden dat jaar nieuwe
regenkleding gekregen. De Zwolse Courant: ‘Postbestellers
worden op straat aangeklampt, de koers stijgt tot ongekende
hoogte.’32
– Zwolle naderde de grens van zestigduizend inwoners.33
– Er was al snel een lange wachtlijst voor het pas geopende
doopsgezinde bejaardencentrum De Venus. Alleenstaande
bewoners kregen per tien kamers een badkamer.34
– Jeugdige bromfietsberijders konden in Zwolle plaatjes kopen
met de tekst: ‘Bier is onze vijand; wij hebben onze vijanden
lief’.35
– Er werd driekwart miljoen kubieke meter zand opgespoten
voor het bouwrijp maken van de toekomstige wijk de Aalanden.36
– De gemeente vroeg de burgerij via een inzamelingsactie honderdduizend gulden bijeen te brengen voor de bouw van de Stilo
sporthal. Dat lukte met groot gemak.37
– Minister Vrolijk van CRM opende op 8 november 1965 clubhuis De Klooienberg in de wijk Holtenbroek. Een noodzakelijke
initiatief van de gemeente Zwolle, want zei de minister: ‘Kerkelijke en geestelijke stromingen hebben helaas hun greep op de
mens verloren.’38
De in 1965 afgedankte en door de tieners begeerde regencape
van de postbestellers. (Internet)
De Klooienberg in 1965. (Collectie HCO)
ZHT4 2015 .indd 15 15-12-15 12:29
152 zwols historisch tijdschrift
Die ruimte was volgens de stadsbestuurders
nodig om de explosief toenemende verkeersproblemen in de binnenstad op te lossen. Kordens
betoogde dat het autoverkeer in de toekomst niet
te beteugelen zou zijn en dat door de plannen van
de gemeente onherstelbare schade zou worden
aangericht aan de binnenstad en de singels. Hij
wees onder andere op de kap van acht mooie kastanjes op het Gasthuisplein, die plaats moesten
maken voor bushaltes. De kale plek die zo ontstond, had velen geschokt.20
Burgemeester Roelen was op zijn teentjes
getrapt. ‘Er moet geen paniek ontstaan over de
Burg. Van Roijensingel’, zei hij in de raad. Hij
vroeg het verkeer niet alleen negatief te zien:
‘Het is een leven brengend element. Zonder verkeer zou de city een museum worden, waarin
men alleen op kousevoeten zou mogen rondgaan.’21 Een paar dagen later ging J.W. Schotman,
oud-directeur van het Provinciaal Overijssels
Museum, in de aanval: ‘Moet de mooiste kant
van Zwolle, een van de fraaiste singels van ons
land, geschonden worden omdat de mens al te
veel haast heeft? De nu gezochte oplossing is over
enkele jaren volkomen onvoldoende. Dan moeten
natuurlijk ook de overige bomen eraan en wordt
er gedempt.’22 Ook de Vereniging Vrienden van
de Stadskern gooide zich die maand vol verve in
de strijd: ‘Een zeven eeuwen oude stad kan niet
eindeloos aan het verkeer worden aangepast ter
wille van een winst van tien of twintig jaren (…).
Als het verkeer een leven brengend element in de
binnenstad moet zijn dan zal het zich moeten aanpassen bij de stedebouwkundige structuur van de
binnenstad en niet omgekeerd.’23
De aanval van de singel- en binnenstadbeschermers was wat laat ingezet, maar het punt was
gemaakt. De singels zouden de Zwolse beeldenstorm overleven, veel moois in de binnenstad niet.
Epiloog
Tegen het einde van 1965 was de kleine wereld van
Zwolle veranderd, al was dat misschien nog niet
voor iedereen duidelijk. Achteraf gezien weten
we dat het tijdperk van de befaamde ‘jaren zestig’
dat jaar pas écht begon, al waren er in de jaren
daarvoor al wel voortekenen. In grote steden als
Amsterdam was dat veel duidelijker, met de komst
van provo’s en happenings. Was daar de toon heftig
en soms agressief, in Zwolle uitte die zich vooralsnog in ongebreideld enthousiasme, zoals te zien
was bij de komst van Dave Berry en Beatrix en
Claus. De mantra ‘Zwollenaren doen niet graag zo
raar in ’t volle openbaar’, verloor in de herfst van
1965 toch een beetje zijn geldigheid.
Geraadpleegde bronnen
– POZC: Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, in
de tekst kortweg aangeduid als Zwolse Courant
Noten
1. Horst, Han van der, 1950-2000; De mooiste jaren van Nederland. 2013, p. 73-75
2. Idem, p.125-126
3. POZC, 9 september 1965
4. Zie vorige afleveringen van ‘Zwolle in de jaren zestig’ in
het ZHT
5. POZC, 20 november 1965
6. POZC, 19, 20, 24, 25 en 26 november 1965
7. Berkenvelder, F.C., Zo was Zwolle rond 1900. 1970, p.128
8. Wetering, Jan van de, De Zwolse canon. 2008, p. 94-95
9. POZC, 3 juli 1965
10. POZC, 7 juli 1965
11. POZC, 29 juli 1965
12. Stalknecht, H.A., Mensen van mondig geloof, 2007, p. 127-
133
13. Verlaan, Th.G., Gert Oostingh en Pieter Lettinga, Op de
bres voor Zwolle, 1992, p. 30-31
14. POZC, 3 augustus 1965
15. POZC, 19 augustus 1965
16. POZC, 26 augustus 1965
17. POZC, 20 augustus 1965
18. POZC, 26 augustus 1965
19. POZC, 31 augustus 1965
20. POZC, 11 december 1965
21. POZC, 15 december 1965
22. POZC, 16 december 1965
23. POZC, 28 december 1965
24. POZC, 21 juli 1965
25. POZC, 5 augustus 1965
26. POZC, 9 augustus 1965
27. POZC, 10 augustus 1965
28. POZC, 11 augustus 1965
29. POZC, 11 augustus 1965
30. POZC, 14 augustus 1965
31. POZC, 6 september 1965
32. POZC, 11 september 1965
33. POZC, 18 september 1965
34. POZC, 24 september 1965
35. POZC, 25 september 1965
36. POZC, 21 oktober 1965
37. POZC, 21 oktober 1965
38. POZC, 9 november 1965
ZHT4 2015 .indd 16 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 153
Archiveren in de digitale tijd
Een interview met Bert de Vries, de vertrekkende
directeur van het HCO
Bijna negen jaar lang was Bert de Vries
(1961) directeur van het Historisch Centrum Overijssel (HCO) aan de Van Wevelinkhovenstraat te Zwolle. Per 1 november 2015
verlaat hij het HCO voor een nieuwe prestigieuze
baan: hij is aangesteld als directeur van het Stadsarchief Amsterdam. Een mooi moment voor een kleine terugblik op zijn Zwolse jaren. Hij ontvangt ons
op zijn werkkamer, die vlak voor zijn afscheid met
de dag leger wordt. Zijn vertrek kan niemand ontgaan: overal in het gebouw hebben de medewerkers
mini-posters opgehangen met typerende uitspraken
van hun directeur.
Hoe is het je te moede, twee dagen voor je vertrek?
Weemoedig. Afscheid nemen is nooit leuk, maar
het is echt moeilijk hoor. Ik heb hier een hele fijne
tijd gehad. Er heeft in de Stentor een berichtje
gestaan waarin mijn vertrek aan de bezuinigingen
werd gekoppeld. Toen ben ik echt boos geworden.
Want ik had tegen de journaliste gezegd dat er
geen door de gemeente of de provincie opgelegde
reden was om te vertrekken. Maar dat geloven ze
dan niet, dan halen ze er iets bij.
De reden voor mijn vertrek is eenvoudigweg
de unieke kans om archivaris in Amsterdam te
worden. Het is moeilijk om hier weg te gaan, maar
je moet het ook weer relativeren, na ruim acht
jaar hier. Ik heb al veel felicitaties gehad, er is heel
veel waardering uitgesproken en ik krijg nog een
geweldig afscheid. Als ik was gebleven zouden ze
over vijf jaar misschien gezegd hebben, goh, De
Vries zit er nog steeds, dus wat dat betreft is het
misschien ook wel een goed moment, de juiste tijd
voor een opvolger.
Waar werkte je voor je naar Zwolle kwam?
Bij het Nationaal Archief in Den Haag. Ik heb daar
zestien jaar gezeten, in vier verschillende functies, het laatst als adjunct-directeur. Toen kwam
deze functie in Zwolle vrij en dat was een mooi
moment om ergens zelf directeur te worden.
Toen zat je opeens in de provincie. Was dat geen
cultuurshock?
Nee hoor. Ik ben een Westfries, ik kom uit Blokker, een plaatsje bij Hoorn. Dat is wel een beetje
vergelijkbaar, doe maar niet zo gek, doe maar
gewoon, sta met twee benen op de grond. Dus de
overgang was voor mij helemaal niet zo groot, ik
heb me hier altijd heel erg thuis gevoeld. Dat idee
van ‘kiek’n wat het wordt’, niet meteen het achterste van je tong laten zien, ach, dat ken ik wel. Wat
ze hier in Overijssel wel heel erg hebben, is dat ze
moeilijk uit zichzelf kunnen zeggen dat ze ergens
tevreden over zijn. We hebben in Zwolle nu die
schitterende kerk van Waanders in de Broeren
en de Fundatie, het gaat eigenlijk hartstikke goed
hier, maar dat durven uitspreken is nooit zo heel
erg makkelijk. Maar die trots daarop is er wel en
terecht.
Je liefde voor geschiedenis, waar komt die vandaan?
Die interesse is ontstaan dankzij mijn geschiedenisleraar op het atheneum. Zo gaat dat vaak hè.
Dat was een Surinamer die heel boeiend kon vertellen over bijvoorbeeld de Koude Oorlog en de
dekolonisatie, toen een eindexamenonderwerp.
Op een gegeven moment informeerde een andere
leraar bij alle klasgenoten naar wat ze gingen
studeren. Ik ben de zoon van een fruitteler en bij
ons had nog niemand gestudeerd, dus ik dacht,
jee, ga ik studeren? Ik heb toen maar ‘geschiedenis’ geroepen, omdat dat vak op dat moment m’n
hoogste cijfer was. En dat ben ik toen ook gaan
doen.
Maar echt een aangeboren liefde voor het vak,
in de zin dat je er van jongs af aan al mee bezig
Annèt Bootsma –
van Hulten en
Jan van de Wetering
ZHT4 2015 .indd 17 15-12-15 12:29
154 zwols historisch tijdschrift
was, heb ik nooit gehad. We praatten thuis wel
over politiek. Het praatje van G.B.J. Hilterman,
van wie mijn vader een grote fan was, leidde bijvoorbeeld altijd tot heftige debatten. Want ik was
links en dat was volgens mijn vader natuurlijk de
schuld van de school. Maar zo ben ik geschiedenis
gaan studeren, aan de UvA. En dat was aanvankelijk best nog wel een opgaaf vond ik. Ik was een
reisstudent. Maar op een gegeven moment kwam
Reina Fuchs op m’n pad, een docente Joodse
geschiedenis, die wist studenten heel goed te
motiveren. Uiteindelijk ben ik afgestudeerd op
een stukje Joodse geschiedenis uit de negentiende
eeuw. Dat ging over een eerste Nederlandstalig
Joods weekblad, een liberaal blad en daar kwam
natuurlijk reactie op vanuit de orthodoxie. Dat
stukje Joodse emancipatie heb ik als studieobject
opgepakt. Erg interessant. Geschiedenis is natuurlijk een prachtig vak. Reina Fuchs heeft Hans
Goedkoop, de presentator van Andere Tijden,
ook weer enthousiast gemaakt voor de studie. Hij
had het aanvankelijk ook niet zo naar z’n zin in de
studentenwereld. Dankzij Reina is hij doorgegaan
met geschiedenis. Dat dat bij ons allebei ongeveer
zo gegaan is, ontdekten we een paar jaar geleden
toen Hans Goedkoop hier op het HCO een lezing
hield.
Is je belangstelling tijdens je Zwolse jaren veranderd?
Hier ben ik enthousiast geworden over de veertiende en vijftiende eeuw. Het is een stokpaardje
van me dat onze vaderlandse geschiedenis zo’n
enorm negentiende-eeuws stempel heeft gekregen. Want in die conceptie wordt altijd begonnen
met de Opstand en Willem van Oranje. En dan
komt de Gouden Eeuw, terwijl de Hanzetijd en de
bloei hier in het oosten al eeuwen eerder waren.
Dat is toch een glorieuze tijd geweest voor dit deel
van het land. Het staat weliswaar in de historische
canon, maar het heeft toch nooit zoveel aandacht
in onze nationale geschiedenis gehad en dat is
jammer.
Toen de Geschiedenis van Zwolle van Jan ten
Hove in 2005 verscheen was je voorganger Bert
Looper het al oneens met de bescheiden rol die
Ten Hove de Hanze toedichtte, hij wilde toen een
symposium daarover organiseren, maar dat is
nooit gebeurd.
Dat klopt, maar dat zou alsnog moeten. Ik heb
met Margreet Vink, de gemeentearchivaris van
Kampen, afgesproken dat we in 2017 bij de Internationale Hanzedagen een symposium gaan houden. Ik zit wat de Hanze betreft op dezelfde lijn
als Bert Looper. De benadering van de Hanze hier
is een voorbeeld van overdreven Zwolse bescheidenheid, maar dat is niet terecht, de IJssel was een
ongelofelijk belangrijke rivier in die tijd. Kampen
had het Amsterdam van Nederland kunnen zijn
als de IJssel niet was verzand.
Dat is interessant wat je zegt, maar Jan ten Hove zegt
dan, ho, ho, ik heb het onderzocht en ik ben eigenlijk
weinig van belang tegengekomen, zelfs nauwelijks
bewijzen dat Zwolle lid was van de Hanze.
Dat lidmaatschap, dat is hetzelfde verhaal als dat
over de onvindbaarheid van de oorspronkelijke
oorkonde van de Zwolse stadsrechten. Die documenten, dat zijn maar symbolische dingetjes. Lid
of niet, Zwolle heeft enorm geprofiteerd van de
economische bloei die er toen was, zeker in de
tweede helft van de vijftiende eeuw. De Sarijshandschriften bijvoorbeeld, zijn ook uitingen
van een enorme groei en bloei. De lonen stegen
hier heel snel vanwege die grote welvaart. De Sassenpoort werd gebouwd, de Grote Kerk, de OnzeLieve-Vrouwekerk. Zwolle stond in de steigers,
er was een gigantische bouwactiviteit. Het is een
fascinerende periode. De Hanze was een internationaal netwerk van handel en daar maakten
de drie steden, Kampen, Zwolle en Deventer, wel
degelijk deel van uit. Die vermeende tegenstelling
tussen die steden, met name Kampen en Zwolle,
dat viel ook wel mee. Er was regelmatig gezamenlijk overleg, de schepenen troffen elkaar in het
klooster Windesheim, omdat er natuurlijk veel
meer gemeenschappelijk dan tegengesteld belang
was. Pas aan het eind van de vijftiende eeuw, als de
IJssel gaat verzanden, begint het te knellen tussen
Kampen en Zwolle. Er ontstond een economische recessie die spanningen veroorzaakte, maar
daarvoor hadden ze heel veel gemeenschappelijke
belangen.
ZHT4 2015 .indd 18 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 155
Hoe ben je van de geschiedenis in de archiefwereld belandt?
Dat kwam door m’n vervangende dienstplicht.
Na m’n studie moest ik nog in dienst, maar dat
zag ik helemaal niet zitten en toen heb ik gewetensbezwaar aangetekend. Vervolgens heb ik alle
culturele instellingen in Noord-Holland een brief
gestuurd om ergens een plek te krijgen, want dat
moest je zelf regelen. Ik kon toen op het Rijksarchief Noord-Holland in Haarlem aan de slag.
Daar heb ik het hele archiefwerk geleerd. Alles
heb ik daar gedaan, van het lopen met stukken
tot het verpakken, het inventariseren, de dienstverlening en ook nog onderzoek. Ik heb daar een
artikel geschreven over Joodse Provinciale Statenleden in Noord-Holland tussen 1850 en 1940.
Heel interessant, dat waren er ongelofelijk veel.
Maar het leukste in die tijd was dat ik alles mocht
doen. Ik heb niet die primaire drive van veel historici dat ze altijd aan het onderzoeken en schrijven
zijn. Ik heb wel altijd geroepen dat inventariseren
het mooiste vak van de wereld is. Met zo’n archief
bezig te zijn in een depot, daar de orde in aanbrengen terwijl je toch midden in de organisatie zit.
Heb je tegenwoordig nog tijd om te lezen en
te schrijven?
Lezen over geschiedenis doe ik in m’n vrije tijd
Het kon deze herfst
geen enkele bezoeker of
passant van het Historisch Centrum Overijssel aan de Wevelinkhovenstraat ontgaan: het
naderende afscheid van
Bert de Vries. (Foto Jan
van de Wetering)
ZHT4 2015 .indd 19 15-12-15 12:29
156 zwols historisch tijdschrift
wel, maar ik lees niet alles wat voorbijkomt. Ik
ben meer iemand van de hoofdlijnen dan van de
details. Naarmate je ouder wordt weet je meer en
leg je ook makkelijker verbanden. Als historicus
groei je altijd door. Ik filosofeer wel graag over de
hoofdlijn, zoals over de vraag waarom onze nationale geschiedenis zo vanuit negentiende-eeuws
perspectief geschreven is, en waarom ik het niet
eens ben met de mensen die zeggen dat de Hanze
niet zo veel voorstelde. Wat schrijven betreft: ik
heb hier in Zwolle nooit de drang gevoeld tot het
ontwikkelen van grote publicaties en ik had er
trouwens ook de tijd niet voor. Ik ben toch meer
een organisatiemens.
Wat voor opdracht kreeg je mee toen je hier werd
aangesteld?
Het ontwikkelen van zeg maar cultureel ondernemerschap. De mooie hal van het HCO, die net was
neergezet, daar moest wat mee gebeuren. Wat Bert
Looper al in gang had gezet, moest verder uitgebouwd worden. Ik ben denk ik bedrijfskundig
sterker, ik heb in 2005 m’n MBA gehaald. Looper
liet bij zijn vertrek een financieel gat achter, vooral
tengevolge van de nieuwbouw. Daar kon hij ook
niet zo veel aan doen, maar dat moest wel opgelost
worden. Verder moest er een marketing ontwikkeld worden om het HCO verder op de kaart te
zetten. Toen ik hier net was in 2007 had ik al ideeën over iets als Mijn Stad Mijn Dorp (informatieve
site over de geschiedenis van de dorpen en steden
van Overijssel). Er is nog nooit een rijksarchivaris
zoveel de provincie in geweest als ik. Ik ken nu al
die historische verenigingen in Overijssel en dat
is gewoon geweldig. Je kunt heel veel met elkaar
doen, nog veel meer dan nu het geval is, daar heb
ik het met de voorzitter van jullie Zwolse Historische Vereniging ook wel eens over gehad.
Ben je daar optimistisch over, die historische verenigingen? Is dat bestendig denk je? De leden zijn
toch vooral 60-plussers
Tsja, voor de komende tien, vijftien jaar is de
markt nog goed zullen we maar zeggen. Er gaan
per jaar 150.000 mensen met pensioen, en die
zoeken dan al gauw hobby’s. Maar misschien zitten we nu wel op het hoogste punt qua ledenaantallen. Er zijn zo’n honderd historische kringen en
verenigingen in Overijssel, wat ongelofelijk veel
is. Ik heb het wel eens uitgerekend, er zijn tussen
de 80.000 en 100.000 mensen in Overijssel lid van
zo’n vereniging, Als je er vanuit gaat dat het bijna
allemaal 50-plussers zijn, dan is een kwart van de
Overijsselse bevolking in die leeftijdscategorie lid
van zo’n vereniging. Ze hebben lokaal echt heel
veel draagvlak. Het floreert momenteel enorm.
Maar dat geldt voor de hele cultuursector. In
musea zie je ook vooral blanke, hoger opgeleide
50-plussers. Over tien jaar daalt dat misschien,
maar er blijven ook weer nieuwe ouderen komen.
Het kerndoel van het HCO is het beheer van
archief, de wettelijke opdracht. Daarnaast heb
je de publieksfunctie. Wij hebben een beetje het
gevoel dat de publieksfunctie de laatste zeg maar
vijftien jaar een enorme opkomst heeft gekend
terwijl er een neergang van dat kerndoel is. Er
zijn steeds meer ervaren medewerkers vertrokken, waardoor het totaal aan expertise minder is
geworden.
Dat is wel een beetje zo, we zijn op dat vlak
momenteel flinterdun. Maar door onze aanpak
kan het HCO tegenwoordig met veel minder
mensen efficiënter en effectiever opereren dan
vroeger het geval was. Ons depot staat er nu goed
bij. We hebben de laatste jaren keihard gewerkt
aan het opruimen en op orde brengen van dingen
die her en der nog lagen. Dat moest ook, want als
je digitaal gaat, steekt het allemaal veel nauwer,
alles moet dan echt op de goede plek staan. Maar
formatief zijn we er zeker op achteruitgegaan.
Daarom ben ik ook zo blij met de fusie die er aan
zit te komen met het Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek (SAB) in Deventer.
Jullie leveren op archivistisch gebied zeker nog
steeds hoge kwaliteit, maar hoe zit het met de
geschiedkundige expertise? Zijn er straks nog
medewerkers die middeleeuws Nederlands en
Latijn kunnen ontcijferen, of die een zestiende of
zeventiende-eeuws document kunnen lezen?
Dat is een maatschappelijk probleem. Dat ligt breder, dat speelt niet alleen hier, dat hoor ik ook van
m’n collega’s. Ik zie het verschijnsel, maar ik heb
ZHT4 2015 .indd 20 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 157
het nooit als een zorg gezien. Als je er niet zoveel
aan kunt doen, dan heeft het ook niet zoveel zin
om je er druk om te maken. Ik relativeer het altijd
enigszins met de constatering dat de vraag van het
publiek in de studiezaal ook steeds oppervlakkiger
wordt. De jeugd zoekt snel even iets op internet
op en klaar. Ik ben zeker nieuwsgierig hoe dat zich
verder zal gaan ontwikkelen. Maar er komt wel
een tijd dat de noodklok wordt gehesen en die is
niet zo ver meer weg. Het aantal klassiek opgeleide archivarissen loopt overal terug. De oude
archiefschool bestaat ook niet meer, toekomstige
archivarissen worden nu opgeleid in media en
dergelijke vakken, klassiek inventariseren doen
ze al niet meer. Er komt ongetwijfeld een moment
dat iemand roept dat het een politiek probleem is
en dan zal er wel een plan komen. Maar het is een
punt. Daar zou het KNHG (Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap) zich ook eens
over moeten uitlaten en de minister over moeten
aanspreken.
Wordt er momenteel nog promotieonderzoek bij
het HCO gedaan?
Dat weet ik niet precies, maar hoeveel promovendi hebben we er hier ooit gehad? Er zitten natuurlijk veel meer studenten die willen promoveren in
het Nationaal Archief in Den Haag of in de stadsarchieven in de universiteitssteden. Er verschijnen
in Overijssel wel zo’n honderd titels per jaar over
locale geschiedenis. De amateurhistorici zijn veel
talrijker dan vroeger. Als promovendi hier komen
is het vaak voor het raadplegen van deelarchieven ten behoeve van hun hoofdonderzoek. Maar
ja, we hebben ook geen hoogleraar Overijsselse
geschiedenis, zoals in Gelderland het geval is.
Promoveren in Overijssel op een Overijssels
onderwerp, dat zie je niet zo veel. We zijn bezig
geweest om te kijken of er een breed opgezet boek
over de Overijsselse geschiedenis gemaakt kan
worden, maar dat had geen schijn van kans bij de
provincie, er is geen geld. Kun je niet iets digitaals
doen, zeggen ze dan, maar het onderzoek moet
toch gebeuren, daar zitten de meeste kosten in.
Dat betreur ik wel.
Is er in jouw tijd vooruitgang gemaakt met
de digitalisering van het archief?
Echt veel gedigitaliseerd hebben we nog niet eens
zo. We hebben wat er al was op internet gebracht.
Maar we hebben wel een enorme slag gemaakt in
de digitale infrastructuur. Het digitale platform
van Mijn Stad Mijn Dorp is er gekomen en we
hebben ervoor gezorgd dat iedereen via de website gebruik kan maken van de daar opgeslagen
informatie. Daar zie je ook de kosten enorm stijgen. In 2007 gaven we zo’n 30.000 euro aan ICT
uit, nu bijna het tienvoudige.
Denk je dat alles wat jullie hebben ooit op
internet komt te staan?
Uiteindelijk wel, maar dat is een kwestie van
tijd. Er komt op het internet steeds meer ruimte
ter beschikking. De opslag is al helemaal geen
probleem meer. We kunnen pentabytes aan informatie verwerken. Het doorzoeken is ook geen
punt meer, de zoekmachines zijn enorm krachtig.
Het is puur een kwestie van capaciteit, geld en
mankracht, om die zeventien km archief door de
scanner te gooien. Dus het is nu een kwestie van
prioriteren. Wij zijn al blij dat het Rijk geld heeft
vrijgemaakt om het notarieel archief uit de negentiende eeuw te laten scannen.
Alle archiefstukken zitten tegenwoordig in een
zuurvrije verpakking. De romantiek van een mooi
oud depot met portefeuilles is helemaal weg. Alles
zit in dozen. Dat is passieve conservering, maar
het werkt wel. Wat dat betreft zijn er in de jaren
negentig met de microfichering al enorme slagen
gemaakt in het behoud van de papieren archieven. Maar die microfiches zijn inmiddels zwaar
verouderd, zoals dat nu functioneert is het wel
een treurige toestand. Dat moet nodig aangepakt
worden. Geen enkel archief in Nederland heeft
z’n archieven overigens al volledig gedigitaliseerd.
Want als je dat productiematig wilt doen dan
moet je daar door de menskracht die dat vraagt
geld op toeleggen.
We staan eigenlijk nog in de kinderschoenen
met het informatietijdperk. We weten ook niet
hoe het zal gaan met de houdbaarheid van de digitale opslag. We denderen maar door, maar heel
veel weten we er eigenlijk nog niet van.
ZHT4 2015 .indd 21 15-12-15 12:29
158 zwols historisch tijdschrift
De stukken die het meest geraadpleegd worden, moeten het eerst gedigitaliseerd worden, de
burgerlijke stand en dergelijke. Genealogen zijn
een hele grote gebruikersgroep, dus dat gaat allemaal voor. Het Nationaal Archief is nu bezig met
de VOC en de Staten-Generaal. Dat zijn schitterende archieven en dat komt allemaal online voor
een wereldpubliek. Dat is prachtig, maar zover
zijn we hier in Zwolle nog lang niet.
Wat zou jouw prioriteit hebben?
Het kadaster, de bouwvergunningen. We hebben
al een paar keer geprobeerd om dat als een samenwerkingsproject met de gemeente te doen, maar
daar was steeds geen geld voor. Er is veel vraag
naar. De vraag is voor mij het belangrijkste criterium, meer dan de inhoud.
Auteursrechten zijn trouwens een geweldige
belemmering bij de digitalisering van het culturele erfgoed. Neem de Zwolse Courant vanaf 1940,
die kan hier in huis wel digitaal geraadpleegd worden, maar die mag niet op internet gezet worden.
Dat heeft te maken met de auteursrechten van
de fotografen. Tegenwoordig koopt een krant als
opdrachtgever gewoon de rechten, maar destijds
was dat nog niet goed geregeld. Er is geprobeerd
daar jurisprudentie over uit te lokken, maar de
rechtszaken daarover zijn allemaal verloren.
Bert de Vries in een van
de depots van het HCO,
de portefeuilles met uitpuilende papieren van
weleer zijn allemaal
vervangen door zakelijke maar verantwoorde
opbergdozen. (Foto Jan
van de Wetering)
ZHT4 2015 .indd 22 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 159
Waar ben je, terugkijkend op die acht jaren,
trots op en waarvan zeg je, dat is minder gelukt?
Het meest trots ben ik op Mijn Stad Mijn Dorp,
het digitale platform. Niet alleen vanwege de website, maar ook op de hele rol die het HCO daar in
gespeeld heeft en onze daardoor verworven positie in de provincie. De samenwerking met de IJsselacademie, die nu hier in het gebouw zit, is ook
heel goed. Ik ben er ook trots op, dat is heel recent,
dat we samen gaan met het archief in Deventer.
Hopelijk volgt Kampen volgend jaar ook. Dan heb
je ook die veertiende- en vijftiende-eeuwse collecties mooi in hun samenhang. De Moderne Devotie zou je vanuit die invalshoek prachtig kunnen
onderzoeken. We hebben een geschiedenis van
Deventer, van Zwolle, Kampen, maar een geïntegreerde geschiedenis van de IJsselstreek in die tijd
hebben we nog niet.
Ik ben ook trots op alle exposities die we hier de
laatste acht jaar hebben gehad, met name ook de
educatieve over de Tweede Wereldoorlog. Toen
ik hier kwam lagen er nog plannen voor een soort
NIOD in het oosten, een apart instituut rondom
de collectie van Paul Harmens (specialist Tweede
Wereldoorlog en medewerker HCO). Daarvan
heb ik al vrij snel gezegd dat we dat niet gingen
doen, maar dat het wel een blijvende plek in de
programmering moest krijgen. Dat is goed gelukt
en het werkt ook elke keer nog. We krijgen elk jaar
daarvoor zo’n zevenhonderd scholieren hier over
de vloer.
Zwolle is geen universiteitsstad, dus we krijgen niet zoveel jongeren hier op de studiezaal. Ze
komen van Hogeschool Windesheim nog wel eens
met een groep in educatief verband, maar nauwelijks individueel. Het Cibap (Vakschool voor verbeelding) komt hier elk jaar met studenten en de
Pedagogische Academies ook wel, maar dat zijn
dan toch meer tijdelijke projecten.
Hoe gaat dat de komende jaren? De educatieve
taak is hier net wegbezuinigd…
Ja, helaas. Kijk, je moet bezuinigen, je hebt je
archief-wettelijke taken, die moeten gewaarborgd
zijn; daar valt educatie niet onder. Dat is jammer,
want het is ontzettend belangrijk en het was iets
waar we goed in waren. De hal leent zich daar ook
goed voor. Maar die gaan we nu ook anders benutten. We gaan meer met groepsarrangementen
doen, bijvoorbeeld voor historische verenigingen
die hier een ochtend willen komen. We hebben
ook nog wel schoolklassen gepland, waar we dan
wat meer standaardmateriaal voor hebben. Zoals
een les over de Tweede Wereldoorlog die we elk
jaar gaan doen, en een over cultureel erfgoed. We
hebben ook nog de beschikking over een mooie
educatieve website, maar die moet nog verder
worden doorontwikkeld. We gaan er dus nog wel
wat aan doen, maar dan met freelancers en meer
standaard materiaal.
Maar ik hou er niet van om te klagen, dingen
gebeuren, klaar. Dat geldt ook voor alle bezuinigingen die we de afgelopen jaren over ons heen
gekregen hebben. Aan de ene kant zijn dat uiteraard teleurstellingen geweest, maar aan de andere
kant hebben we daardoor organisatorisch ook
juist weer slagen kunnen maken, mensen die zich
op een andere positie opeens heel goed ontwikkelden. Maar het is hier nu wel op wat bezuinigingen
betreft, dat wil ik wel benadrukken.
Wil je verder nog iets kwijt?
Ik ben gewoon trots op het HCO in het algemeen,
we hebben heel veel leuke dingen gedaan, die ook
goed in de krant zijn gekomen. Het publieksbereik is enorm vergroot. Ik kan met een gerust hart
weggaan, er zitten geen lijken in de kast, we staan
er wat dat betreft gewoon goed voor. Alles is op
orde, Deventer treedt toe, het is aan m’n opvolger
om dat verder op te pakken en uit te bouwen.
* Het interview met Bert de Vries vond plaats op
28 oktober 2015. De benoeming van de nieuwe
directeur van het HCO, Arie Slob, was toen nog niet
bekend.
ZHT4 2015 .indd 23 15-12-15 12:29
160 zwols historisch tijdschrift
J
uist op het moment dat ik afgelopen zomer een
artikel over gevelstenen in Assendorp voor
De Assendorper had afgerond, meer in
het bijzonder over zogenoemde eerste stenen,
kwam ik bij toeval er nog een op het spoor. Wat
gebeurde er?
Eerste stenen in Assendorp
De oudste, eerste steen die ik tot nu toe in Assendorp ben tegengekomen zit in de gevel van Assendorperdijk 14. Dit waren oorspronkelijk twee
arbeiderswoningen. Nu is het één woning die wat
afgelegen en verstild ligt te dromen in de schaduw
van het hoge, oude hout van het Dominicanenklooster aan de Assendorperstraat. Op de bewuste
steen is alleen het jaartal nog zichtbaar, ‘1877’, de
overige gegevens lijken weggebikt te zijn. Naar de
redenen hiervan kan ik alleen maar raden: zijn de
direct betrokkenen later gebrouilleerd geraakt of
misschien gescheiden of was er onenigheid over
wie nu precies die eerste steen legde? Intrigerend!
In Assendorp heb ik tot nu toe nog vijf andere
eerste stenen ontdekt, te weten in de gevels van:
Van der Laenstraat 123, Molenweg 99, Van Roijensingel 17 en Tuinstraat 34 en één in de voet van
de toren van de Zuiderkerk. Ze hebben allemaal
ongeveer hetzelfde format: 1. de naam van de legger (met alleen initialen of met de achternaam
De woning Assendorperdijk 14, ooit
twee woningen, maar
ondanks de samenvoeging nog steeds niet
ècht groot. Links van
de rechter voordeur zit
op kniehoogte de eerste
steen; kan het zijn dat
de nieuwste Assendorper al wat langer in de
brievenbus ‘kleeft’..?
Kees Canters
Een oude ‘eerste steen’ uit Assendorp in Gorssel
ZHT4 2015 .indd 24 15-12-15 12:29
zwols historisch tijdschrift 161
voluit, nooit met een volledige voornaam),
2. een datum of alleen een jaartal, 3. aangebracht
op knie- of heuphoogte in de voorgevel van het
betreffende pand, 4. gemaakt van natuursteen,
5. altijd ingemetseld, dus niet òp de gevel bevestigd maar helemaal in de muur verwerkt en
6. met bescheiden afmetingen, vrijwel nooit groter
dan 30×40 cm. Soms staat er ook nog een (verwijzing naar een) tekst op, zoals in het geval van de
Zuiderkerk: Matth: 21vs13a – over het schoonvegen van het tempelplein.
Touwslagerij in Gorssel
Kort nadat ik mijn verhaal voor De Assendorper,
de wijkkrant van de ‘leukste wijk van Zwolle’,
gereed had kwam ik bij toeval terecht in Touwslagerij Steenbergen in Gorssel – langs de IJssel
tussen Deventer en Zutphen, dus een flink eind
van huis. Het is de enige nog in bedrijf zijnde
touwslagerij in Nederland die alleen nog op
ambachtelijke wijze touw maakt. Er wordt daarbij
gebruik gemaakt van natuurlijke vezels, waarvan
eerst garens worden gesponnen (dit gebeurt niet
in Gorssel). Van deze garens worden strengen
gedraaid en tenslotte wordt van twee tot zes strengen een touw geslagen, in elke gewenste dikte en
lengte. Het garen, de grondstof, wordt in grote,
zware en compacte klossen aangeleverd.
Tegenwoordig is dat garen uit Rusland afkomstig en gemaakt van hennepvezels – het garen
is daarmee helaas niet meer van ‘vooroorlogse’
kwaliteit… Ook garen gesponnen van vlasvezels
wordt nog wel gebruikt. Achter de touwslagerij in
Gorssel ligt de bijhorende lijnbaan, zo’n honderdvijftig meter lang. Op deze lijnbaan zijn betrekkelijk recent de opnamen gemaakt voor de film
over het leven en de tijd van Michiel de Ruyter:
‘In een blauwgeruite kiel draaide hij aan het grote
wiel, de gah-ah-ah-an-se dag…’. Dat wiel was, zoals
bekend, het wiel op de lijnbaan van een touwslagerij in Vlissingen.
Bezoek aan Zwolle
De heer Gerrit Steenbergen (1937), die de touwslagerij in Gorssel bij zijn pensionering overdroeg
aan zijn zoon, was toen ik daar langskwam aanwezig op het bedrijf. Hij vertelde op boeiende en
gedetailleerde wijze over verschillende aspecten
van het touwslagersvak, zoals het gebruik van
de juiste vezel, de voor een buitenstaander soms
raadselachtige machines, het zorgvuldig afhechten van het uit meerdere strengen geslagen touw
(met behulp van een slagtand van een walrus!)
en de verschillende typen touw en hun specifieke
gebruik en natuurlijk over de lijnbaan. Allemaal
wonderbaarlijke zaken uit een vrijwel verdwenen
wereld. Voor nadere details over het interessante
en gecompliceerde ambacht van touwslaan, met
name over de in dit vak gebruikte terminologie,
verwijs ik graag naar het lemma ‘touwslager’ op
Wikipedia.
Aan het eind van de rondleiding vroeg Steenbergen mij waar ik vandaan kwam. Toen ik antwoordde in Zwolle te wonen, werd hij helemaal
enthousiast. Dáár had hij namelijk spullen overgenomen van de touwslagerij aan de Van Karnebeekstraat toen die in het begin van de jaren 1960
werd opgeheven, enkele machines, wat gereedschap en wat materiaal. Min of meer terloops
vertelde hij dat hij destijds ook een eerste steen
meegenomen had, als aandenken en als curiosum.
Toen werd ìk enthousiast! Op mijn verzoek om
die steen te mogen zien verdween hij in een donkere hoek van de werkplaats en kwam even later
De eerste steen in de
gevel van Assendorperdijk 14; alleen het jaartal, ‘1877’, resteert.
ZHT4 2015 .indd 25 15-12-15 12:29
162 zwols historisch tijdschrift
weer tevoorschijn met een steen met de vorm en
de grootte van een Vlaamse kassei, zo’n ‘kinderhoofdje’. Hoewel de steen duidelijke slijtsporen
vertoont valt nog steeds goed af te lezen wat er op
staat: ‘F.V.D.B. // 19 APRIL // 1813’ met, als een
soort bekrachtiging, ook nog een dikke streep
eronder bestaande uit twee vleugels met een dikke
punt in het midden. De hoeken zijn subtiel afgesloten met een kwart cirkeltje, een ornament dat je
wel vaker ziet op eerste stenen, soms verder uitgewerkt tot een kwart stralenkransje.
1832
Op de Kadastrale Atlas 1832 (opgemeten tussen
1811 en 1832!) staat op het betreffende minuutblad langs de toenmalige Deventerstraat een langgerekt perceel aangegeven dat omschreven wordt
als ‘lijnbaan met huisje’. De eigenaar van dit perceel was toen Frans van den Bos, ‘wagenmaker’.
Deze Van den Bos woonde in Zwolle, zijn woonen/of werkadres staat niet aangegeven. Aan de
overkant bewoonde Derk van den Bos (‘eigenaar’)
een pand (‘huis en erf ’), later bekend als Deventerstraat 7 – tegenwoordig Van Karnebeekstraat 7.
Aangenomen mag worden dat Frans van den Bos
zich van wagenmaker ontwikkelde tot touwslager
en in de loop van de tijd in het pand van familieDe eerste steen van
touwslagerij Van den
Bos, die oorspronkelijk
ingemetseld zat in het
huisje dat van 1813 tot
in de jaren 1960 stond
op de lijnbaan aan de
Van Karnebeekstraat.
lid Derk van den Bos zijn werkplaats met winkel
kreeg.
Het langgerekte perceel ligt precies op de
plaats waar oorspronkelijk de gracht rond het
Hoornwerk lag, onderdeel van de vesting Zwolle.
Dit verdedigingswerk moest de Sassenpoortenbrug beschermen tegen onverhoopt vijandelijk
vuur in perioden van krijgsgewoel en oorlog. In
de loop van de achttiende eeuw verloor Zwolle
echter haar functie als vestingplaats. Daarmee
kwam onder andere dit verdedigingswerk te vervallen, inclusief de gracht er rondom heen. Vóór
en mogelijk zelfs ten behoeve van de aanleg van
de lijnbaan werd een gedeelte van deze gracht
gedempt, terwijl andere delen nog lang in tact
bleven (zie de ingetekende bruggetjes bij de verschillende percelen ter hoogte van de tegenwoordige Zeven Alleetjes), sommige stukken zelfs tot
in de twintigste eeuw. De bovengenoemde heer
Steenbergen kan zich herinneren dat toen hij hier
in de jaren zestig was, er parallel aan de lijnbaan
een sloot liep. Waarschijnlijk was het voor de
aanleg van zo’n betrekkelijk smalle lijnbaan niet
nodig geweest om de hele gracht te dempen. Hoe
dit ook zij, aangenomen mag worden dat het lijnbaanhuisje, niet meer dan een bescheiden schuur,
door

Lees verder