Historisch
»fsrf”
1OE J A A R G A N G 1 9 9 3 N U M M E R 2
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Zwolle vroeger en nu
D. Hogenkamp
TI wee keer het station en het Stationsplein.
Eigenlijk is er niet eens zoveel veranderd,
maar toch stralen de foto’s een verschillende
sfeer uit. De oude foto werd genomen in 1914,
toen op het middenterreintje een fraaie smeedijzeren
lantaarn werd geplaatst. Het Zwolse spoorwegstation
dateert van 1868 en was een van de vijf
Nederlandse stations der eerste klasse. Dat betekende
onder andere dat in de winter de reiziger in
Zwolle zijn stoof met heet water kon laten vullen
zodat hij tijdens de verdere reis niet hoefde te vernikkelen
van de kou. Het station had bovendien
de beschikking over aparte wachtruimten per reizigersklasse
en een ‘retirade’ waar hij een sanitaire
stop kon maken. Het stationsgebouw staat op de
Rijksmonumentenlijst; een plaatsing die niet voldoende
bleek om de smeedijzeren stationskap
voor afbraak te behoeden. Recentelijk is het Stationsplein
gereconstrueerd. Het groen van de
oude foto is verdwenen, het plein lijkt een steenwoestijn.
In het midden van de rotonde, waarop
wel wat gras is gezaaid, prijkt sinds vorig jaar een
standbeeld voor de in Zwolle geboren staatsman
J.R. Thorbecke. Burgemeester Loek Hermans onthulde
het beeld op 4 november 1992, op een paar
weken na 130 jaar nadat Thorbecke in Zwolle de
eerste steen voor de nieuwe spoorbrug over de IJssel
had gelegd. Dat was dus in 1862, zes jaar later
kwam dit stationsgebouw gereed.
Boven: Het Stationsplein in 1914.
Onder: Het Stationsplein zoals het er tegenwoordig
uitziet.
(foto’s: D. Hogenkamp)
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 37
Redactioneel Inhoud
Deze aflevering van het Zwols Historisch
Tijdschrift biedt voor elk wat wils: sport,
biografie, geschiedenis en architectuur.
Danny Stemvers opent met een overzicht van
honderd jaar schaken in Zwolle. Veel aandacht
wordt besteed aan de match tussen wereldkampioen
Max Euwe en Alexander Aljechin die in 1937
in de Buitensociëteit werd gespeeld. Euwe verloor
uiteindelijk.
Wil Cornelissen doet precies uit de doeken
waarom burgemeester A. van Walsum na de oorlog
niet opnieuw het Zwolse burgemeestersambt
kon bekleden. Deze principiële burgervader – hij
weigerde als eerste de Duitsers de toegang tot het
bevolkingsregister – liet zich op 14 mei 1940, geëmotioneerd,
kritisch uit over het vertrek van koningin
Wilhelmina naar Engeland.
Het Zwolse Bos is het onderwerp van het artikel
van archivaris J. Seekles. De gemeente heeft
plannen gehad bij dit bos bij Heerde een theeschenkerij
ter bevordering van de recreatie te openen.
Dat Zwolle nog een groot aantal art nouveau
panden rijk is, schrijft bouwhistoricus B. Lamberts
in zijn bijdrage over de art nouveau in Zwolle.
Vooral in de Veeralleebuurt zijn mooie voorbeelden
te vinden.
D. Hogenkamp laat in ‘Zwolle vroeger en nu’
zien wat er rond het station in de loop van deze
eeuw is veranderd.
Zwolle vroeger en nu D. Hogenkamp 36
Een eeuw schaken in Zwolle Danny Stemvers 38
Arnoldus van Walsum, de ontslagen burgemeester Wil Cornelissen 45
Een theeschenkerij in het Zwolse bos? Johan Seekles 52
Art nouveau in Zwolle B. Lamberts 56
Literatuur 68
Agenda 68
Auteurs 69
Omslag: De Harmonie aan de Grote Markt aan het begin van de 20e eeuw. Een
tijdlang hield de Zwolsche Schaakclub (zsc) haar schaakavonden op dinsdag in de
directiekamer van deze sociëteit (foto: Gemeentearchief Zwolle).
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Een eeuw schaken in Zwolle
Danny Stemvers
De Harmonie aan de
Grote Markt aan het
begin van de 20e eeuw.
Een tijdlang hield de
zsc haar schaakavonden
op dinsdag in de
directiekamer van deze
sociëteit (foto: Gemeentearchief
Zwolle).
VERBEELD JE MEID, ALS EEN DER MIDDELEN
DIE IK NODIG HEB TEGEN MIJN KWAALTJES
– EN IK HEB ER ZOO ËENIGE – GEBRUIK IK ‘ T SCHAKEN.
MULTATULI
Zoals het schaken vermaarde auteurs heeft
bezig gehouden, heeft het de pennen van
Zwolse schrijvers niet in beweging gebracht.
Sterker nog, wie naspeuringen wil verrichten
naar de schaakgeschiedenis in deze stad komt
al snel tot een lastige conclusie: van een georganiseerde
vorm van archivering is nauwelijks sprake
geweest.
Daarom mag men ook zo blij zijn dat er in
februari 1987 enkele bundeltjes oude papieren tevoorschijn
kwamen tijdens de restauratie van het
pand in de Sassenstraat 21, nota bene het geboortehuis
van de schilder Gerard ter Borch. Welke
rondgang de bundeltjes hebben gemaakt, wie ze in
zijn bezit heeft gehad en wat er precies mee is
gebeurd, het is niet bekend. Uitvoerder H. Veldman
van het aannemersbedrijf Heidoorn vond ze
in een kastje, verborgen achter een muur. Aan zijn
oplettendheid is het te danken dat ze niet linea
recta richting vuilnisbelt zijn verdwenen. Hij las
erin en dacht: ‘Dat zou wel eens interessant kunnen
zijn voor ZSG.’ A. Meiland, de secretaris van
het Zwols Schaakgenootschap, nam de nalatenschap
van één zijner verre voorgangers dankbaar
in ontvangst. De met touwtjes bijeengehouden
archivalia bleken geschreven te zijn door P.H.J.
Helder, secretaris van 1909-1938, en bevatten kostelijk
leesvoer voor de liefhebber. Ze kunnen hier
slechts fragmentarisch worden aangehaald.
Voor de notabelen
De viering, in 1992, van het honderdjarig bestaan
van het Zwols Schaakgenootschap (ZSG) was
eigenlijk feitelijk onjuist, ZSG bestond in 1992
slechts een jaar of veertig. De vereniging waar zij
regelrecht na de fusie met schaakvereniging De
Pion uit voortkwam, was opgericht op 1 maart
1892 onder de alledaagse naam ‘Zwolsche Schaakclub’
(zsc).
De ZSG was al evenmin de eerste schaakclub in
Zwolle. Die was opgericht in 1847 en kreeg de
schone naam ‘Haast u langzaam’ mee. De jaren
1848 en 1852 brachten nog de geboorte van ‘Aurora’
en ‘Van Zuylen van Nijevelt’. Geen van de
clubs was een lang leven beschoren. Kampen kende
sinds 1849 een schaakvereniging.
A.C.J. van Eelde was de oprichter van de zsc.
Hij werkte sinds 1891 als adjunct-inspecteur bij de
spoorwegen in Zwolle en was een landelijk bekend
componist van schaakproblemen. De eerste tien
leden kwamen elke donderdagavond bijeen in een
zaaltje boven Hotel De Doelen, Melkmarkt 20.
Secretaris werd een andere medewerker van de
spoorwegen, L. Slagter.
De oprichting van de Zwolsche Schaakclub
kan men toeschrijven aan de landelijke contacten
van Van Eelde. Hij pikte de opleving van de tot
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 39
dan ingedutte Nederlandse Schaakbond-op, die
uitgerekend in 1892 nieuw leven werd ingeblazen,
door in de schaakwereld inmiddels illustere namen
als Van Foreest, Heemskerk, Van Lennep en
Loman.
Wie waren nu die eerste leden van de zsc? In
1893 waren het er zestien: naast Van Eelde en Slag-
Blind schaken
Maar illuster of niet, om te kunnen voortbestaan,
moest de vereniging aan de weg timmeren. Van
Eelde zorgde daar dan ook voor. Hij haalde, gebruik
makend van zijn contacten, op 18 april 1892
J.F. Heemskerk, de secretaris van de Nederlandse
Schaakbond, naar Zwolle om een simultaan blind
ter, K. Bisschop van Tuinen, leraar RHBS; E. Cats
Worr, predikant; mr. P.J.G. van Diggelen, vicepresident
rechtbank; jhr. D. van Heemskerk van
Beest, landmeter kadaster; J. de Jong Hzn., leraar
RHBS; J. Kalff, bankier; S.M.S. Modderman,
inspecteur van politie; F.G. van Pesch, hoofdredacteur
Zwolse Courant; mr. J.W.N, van Roijen,
advocaat en procureur; A. van Seters, ambtenaar
kadaster; T.N. van der Stok, hypotheek-bewaarder;
J.S. Tromp, luitenant der artillerie; mr. J.H.
de Vries, commies provinciale griffie en dr. F. van
Wageningen, chef-ijker maten en gewichten.
Voorwaar, een illuster gezelschap en voor liefhebbers
van vergelijkingen met het heden een bron
van vermaak. Schaken was in die tijd vooral een
aangelegenheid van de notabelen.
schaken te geven. Deze speelde zonder te kijken
vijf partijen met Zwolse schakers, won daarvan
vier en verloor een. Ook nu nog een hele prestatie.
Bovendien bracht hij de club voor deze voorstelling
geen onkosten in rekening!
Het jaar erna hield het zsc op 24 en 25 juni op
verzoek van de schaakbond een tournooi(tje). De
belangstelling viel met slechts zeven deelnemers
behoorlijk tegen. Dit ondanks een aantal aantrekkelijke
condities, als een voorgift van een pion en
twee zetten. Eén speler kreeg zelfs een paard voor.
Ook de speeltijden waren flexibel gehouden:
‘Kerkgang mogelijk; spelen onder kerktijd ingeval
ieder overgebleven deelnemer dat wenschte om
eerder thuis te zijn toch geoorloofd; alles vrijheid
zoveel mogelijk.’
Ca/é Frans Vulker in de
Luttekestraat, waarde
Zwolsche Schaakclub
tot 1922 op maandagavond
schaakavonden
hield (foto: Gemeentearchief
Zwolle).
40 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Het briefje waarin
wereldkampioen dr.
Emanuel Lasker in 1920
aanbood voor een
simultaanwedstrijd
naar Zwolle te komen.
Het bestuur van de zsc
vond zijn honorarium
van 65 gulden echter te
hoog (Coll. ZSG).
In 1937 verscheen dit
schaakboek dat geheel
gewijd was aan de
revanchematch tussen
dr. Max Euwe en dr.
Alexander Aljechin.
Veel bekende schakers,
onder wie Euwe zelf,
leverden een bijdrage
(Coll. ZSG).
Winnaar werd overigens J.F. Heemskerk, voor
drie Zwollenaren.
Daarna verflauwden de activiteiten duidelijk.
Het ledental daalde. Geschaakt werd er elke dinsdagavond
in de directiekamer van de Harmonie
aan de Grote Markt en later op maandagavond in
een zaaltje boven café Vulker aan de Luttekestraat
8-10. Om de boel wat op te peppen, ging men wedstrijden
tegen Kampen organiseren. In 1909 werd
koekjesfabrikant P.H.J. Helder, die woonde aan
de Beestenmarkt 9, de huidige Harm Smeengekade,
secretaris. Vanaf die tijd ging het beter met het
schaakgenootschap. Dat kwam ook omdat jhr.
A.E. van Foreest naar Zwolle kwam. Van Foreest
was een van de sterkste spelers van het land en eindigde
in 1918 in een wedstrijd in de hoofdklasse als
tweede achter ene zestienjarige Max Euwe. Van
Foreest werd in dat jaar voorzitter van zsc en zou
dat twee jaar blijven.
Zuinig Zwolle
Die onbekende Max Euwe groeide uit tot de
grootste schaker die Nederland heeft gekend — hij
werd wereldkampioen en vele malen nationaal
kampioen – en bezocht regelmatig Zwolle. In 1922
speelde hij simultaan tegen negentien opponenten,
van wie hij er zestien versloeg. Secretaris Helder
wist toen van hem te winnen. Drie jaar later
speelde Euwe opnieuw in Zwolle en weer wist een
Zwollenaar hem te verslaan. Euwe zou in 1935 de
wereldtitel veroveren; van 1894 tot 1921 was Emanuel
Lasker wereldkampioen. Lasker had zelfs in
1920 bijna in Zwolle een simultaanwedstrijd gespeeld
als het zsc-bestuur niet te zuinig was
geweest. De wereldkampioen, die toch in Amsterdam
moest zijn, bood in een brief aan voor 65 gulden
naar Zwolle te komen. ‘Ik betaal al mijn
onkosten voor reis en hotel zelf.’ Het gemeentebestuur
zou er nu misschien het honderdvoudige
voor over hebben om de huidige wereldkampioen
Gary Kasparov naar Zwolle te halen. Maar in 1920
bleef de hand op de knip.
Om de mindere goden, de gewone leden, voor
wedstrijden in te schakelen, moest secretaris Helder
veel meer moeite doen. Steeds weer kreeg hij
afzeggingen, vergezeld van allerlei smoezen als
‘omdat ik in zekeren staat van overspannenheid
verkeer’. Een ander lid had nog steeds de contributie
niet betaald en meldde dat hij ‘al sinds eenigen
tijd met ƒ 10,- in mijn zak’ liep, maar dat hij de
penningmeester maar niet tegen het lijf liep. Het
ledental nam echter gestaag toe en de vereniging
groeide uit tot de sterkste van het Oosten. In 1922
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
verhuisde men naar restaurant P. Beenen aan de
Grote Markt, daar waar nu MacDonald’s zit.
Euwe-Aljechin
6 November 1937 was een absoluut hoogtepunt in
de Zwolse schaakgeschiedenis. Op die dag werd in
de Buitensociëteit aan de Stationsweg de veertiende
partij in de revanche-tweekamp tussen dr. Max
Euwe en dr. Alexander Aljechin gespeeld. Inzet
van de in totaal dertig partijen was de wereldtitel,
die sedert 1935 in het bezit was van Euwe. Hij, de
onberispelijke, had in dat jaar de hele natie
schaakgek gemaakt met zijn onverwachte overwinning.
Men gunde hem het zeer, mede omdat
Aljechin een omstreden man was, van veelbesproken
gedrag en bovendien drankzuchtig. In Zwolle
was in de schaakeuforie in 1936 zelfs een tweede
schaakclub opgericht, ‘De Pion’.
Euwe startte goed in de tweekamp, waarvoor
op 4 oktober de eerste zet was gedaan in hotel De
Witte Brug in Den Haag. Maar hij verloor na de
stand 3-2 driemaal op rij en won, na de tussenstand
41/2-71/2, drie dagen voor Zwolle fraai de dertiende
partij. De Zwolse, veertiende partij moest
uitwijzen of Euwe zijn inzinking te boven kon
komen en zou een van de spannendste van de
tweekamp worden.
De Zwolse Courant had de match naar Zwolle
gehaald en besteedde er op haar voorpagina’s juichende
artikelen aan. Kaartjes kostten ƒ 1,20, met
‘20% sted. bel. te verhoogen’. Dat betekende dus
een toegangsprijs van ƒ 1,44, een allerminst kinderachtig
bedrag. In liefst 45 dorpen en steden,
van Enschede tot Harderwijk, kon men kaarten
bestellen. Echt warm liepen Zwolle en Oost-Ne-
De Buitensociëteit in de
jaren dertig. Hier werd
op 6 november 1937 de
veertiende partij uit de
revanchewedstrijd
Euwe-Aljechin gespeeld.
Inzet: de wereldtitel
(foto: Gemeentearchief
Zwolle).
Dr. Alexander A. Aljechin
was wereldkampioen
van 1927 tot 1935
en zou het opnieuw zijn
van 1937 tot zijn dood in
1946 (Coll. ZSG).
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Dr. Max Euwe, de enige
wereldkampioen schaken
die Nederland ooit
heeft gekend (Coll. ZSG).
De stelling na de 23e zet
in de partij die in de
Buitensociëteit tussen
Aljechin en Euwe werd
gespeeld. Euwe speelt
met zwart en wist hier
zijn beste positie te
bereiken (Coll. ZSG).
derland niet voor de wedstrijd. Men had andere
zorgen. ‘Het vee kreunt in de weiden’, schreef een
journalist over de mond- en klauwzeerplaag in
Overijssel. Bep Bakhuys, die naar Metz was vertrokken,
eiste eveneens de aandacht op. Hij vertelde
‘sterke verhalen over wel ƒ 150,- per wedstrijd’,
maar kreeg geen werkvergunning.
De wedstrijd zou op 6 november om 18.30 uur
aanvangen, bij een mogelijke speeltijd van maximaal
zes uur. Dat kon dus nachtwerk worden. De
Zwolse Courant beschreef wat de bezoekers te
zien zouden krijgen: ‘De spelers zullen op het
tooneel gezeten zijn, terwijl de rijen stoelen worden
weggenomen. De eerste 6 a 7 meter van de zaal
moeten geheel gereserveerd worden voor het
Comité, de genoodigden en de pers. Daarachter
blijft een groote open ruimte waar men bij demonstratieborden
vrij heen en weer kan gaan
(natuurlijk zonder veel gerucht te maken!). Op
het tooneel komt een groot demonstratiebord te
staan, zoodat men ten alle tijde den juiste stand
der stukken benevens den verstreken tijd (iedere
speler heeft precies 180 minuten voor veertig zetten)
zal kunnen aflezen. Op verschillende plaatsen
in de zaal zullen voorts tafels en stoelen worden
geplaatst, waaraan de schakers, die hun eigen bord
mee willen brengen, kunnen gaan zitten.’
De Buitensociëteit was er klaar voor. ‘Twee telefoonaansluitingen
zijn aangelegd ten behoeve
^.^gjattefc r
a b c d e f g h
van de pers… Verder heeft het ANP een volledig
telexapparaat laten plaatsen. Zooals men ziet,
voor een snelle berichtgeving wordt gezorgd.’ Op
‘de GROOTE DAG’ kwamen ongeveer driehonderd
bezoekers naar de Grote Zaal. Oud-secretaris
A. Meiland van ZSG was er als negenjarige bij en
herinnerde zich het evenement als ’tamelijk amateuristisch’.
Hoewel het podium met kleden was
belegd, kraakte het behoorlijk als de schakers erover
liepen.
Burgemeester dr. J.E. Baron de Vos van Steenwijk,
die per 15 november in Haarlem was benoemd,
mocht de openingszet doen.
Voor de Zwolse Courant deed de Hongaarse
grootmeester en wedstrijdleider Geza Maroczy
verslag van de wedstrijd. Van te voren had hij
gewaarschuwd dat men niet te optimistisch moest
worden. ‘Er zullen nog overwinningen en nederlagen
komen, als Euwe zich echter niet door den
achterstand laat deprimeeren, heeft hij nog een
reële kans om den strijd te winnen.’ Het mocht
echter niet zo zijn. De ober van de Buitensociëteit
had het direct al gezien en een journalist noteerde
zijn inzichten: “Aljechin staat beter’, fluistert de
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 43
ober mij in. Ik schrik werkelijk, want met mijn, zij
het zeer bescheiden schaakkennis had ik toch werkelijk
gedacht te mogen concluderen dat Euwe’s
positie iets gunstiger was. Maar ja, zoo’n ober, die
den geheelen middag meegeholpen had de zaal in
te richten, misschien wel Aljechin behulpzaam
was geweest bij het uittrekken van zijn overjas (en
die dan dus debet was aan de half dubbel geslagen
kraag van Aljechin’s colbertje) moet je toch ook
niet uitvlakken.’
Aanvankelijk leek Euwe’s positie riant, maar
later wist Aljechin het heft definitiefin handen te
nemen. Toch werd er ‘buitengewoon vindingrijk’
gespeeld. Wedstrijdleider Maroczy: ‘De veertiende
partij strekt beide grootmeesters tot eer en
afgezien van het feit, dat de partij zeer levendig en
buitengewoon gecompliceerd was, is bovendien
een interessant vraagstuk nader tot oplossing gebracht,
namelijk wat kunnen twee paarden presteeren
tegen beide loopers. De wereldkampioen
(Euwe) heeft door fraai manoeuvreren zijn paarden
zoodanig opgesteld, dat zij in kracht voor de
beide loopers niet onderdeden.’
De partij werd in vrijwel hopeloze positie voor
Euwe nog afgebroken en de volgende ochtend,
zondag, in Hotel Van Gijtenbeek aan het Stationsplein
in korte tijd gewonnen door Aljechin.
Aljechin won ook de hele tweekamp met 12V2-
17V2, hoewel deze al na de 25ste partij was beslist
toen de Rus tot 9V2-15V2 uitliep. Dr. Max Euwe zou
nooit meer wereldkampioen worden, maar nog
wel regelmatig in Zwolle komen schaken.
Oorlog
Tijdens de moeilijke oorlogsjaren bleef men onderling
gewoon doorschaken. Het ledental steeg
zelfs aan het eind van de oorlog. Alleen het organiseren
van wedstrijden werd op den duur onmogelijk.
In 1942 zou de Zwolsche Schaakclub vijftig jaar
bestaan en moest eigenlijk een gouden jubileum
worden gevierd. Van de Nederlandse Schaakbond
ontving men het verzoek om de bondswedstrijden
in Zwolle te organiseren. Omdat dit toernooi beslist
in één gebouw moest worden gehouden en de
Buitensociëteit niet beschikbaar was, ging het feest
niet door. Na rijp beraad besloot men ook om de
hele jubileum viering maar achterwege te laten.
De clubavonden werden verlegd naar hotel
Van Gijtenbeek. Hoewel het begrip ‘avonden’
relatief werd, want in 1943 en 1944 werd de sluitingstijd
eerst naar tien uur en daarna naar negen
uur teruggebracht. In 1943 kregen de Zwolse schakers
desondanks toch tweemaal dr. Euwe op
bezoek, die beide malen simultaan speelde tegen
dertig schakers. In de winter van 1944 kwam het
verenigingsleven echter geheel tot stilstand. De bezettingsjaren
zouden aan twee trouwe leden, de
heren Levie en Vecht, het leven kosten.
Na de bevrijding van Zwolle op 14 april 1945
moest de club onverwijld omzien naar een ander
onderkomen, omdat Van Gijtenbeek was bezet
door het Nederlandse leger. Men vond een nieuwe
speelruimte in het Eigen Gebouw, nu Partycentrum
Borrel aan de Badhuiswal.
De arts W. de Bruijn, ook bekend uit de voetbalwereld,
werd gekozen tot voorzitter.
Het Eigen Gebouw moest men vlot weer verlaten
en via Lunchroom Gemke aan het Groot
Wezenland streek men in januari 1946 neer in
Hotel Peters, later Dijkstra, aan de Grote Markt.
Fusie
Twee jaar nadat de Zwolsche Schaakclub in 1952
voor het eerst een verjaardag – de zestigste – had
gevierd, begonnen de besprekingen met De Pion
om te komen tot één schaakclub. De leden van
De opening van het
Caltex-toernooi in de
bovenzaal van de Harmonie
aan de Grote
Markt werd op 27 januari
1961 verricht door
gemeentesecretaris mr.
Peeman (Coll. ZSG).
44 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
beide verenigingen kwamen in september in ’t
Bastion aan de Badhuiswal in een gezamenlijke
vergadering bijeen om de oprichting, per 1 augustus,
te bekrachtigen van het Zwols Schaakgenootschap
(ZSG). De nieuwe vereniging telde net iets
meer dan honderd leden en ging met vier teams
spelen in de competitie van de Oostelijke Schaak-
Een van de deelnemers
aan het Caltex-toernooi
van 1961, de Portugees
Durao, probeerde in de
vrije tijd de schaatsen
op het ijs bij het Engelse
Werk (Coll. ZSG).
bond (OSBO). De bundeling van krachten wierp
duidelijk zijn vruchten af. Men kon zelfs een vijfde
team inschrijven, waardoor ZSG de grootste vereniging
binnen de OSBO werd.
Het eerste bestuur van het nieuwe ZSG kreeg de
volgende samenstelling: A.J.M. Knijff, voorzitter,
W.N. Hueting, secretaris, J.A. Lammers, penningmeester,
J.H. Smit, tweede voorzitter, A.P. Schijf,
tweede secretaris, H.P.Meulenbeld, wedstrijdleider
en H. van Dijk, commissaris. De voorzittershamer
werd niet veel later overgenomen door W.
de Bruijn, die deze post een kleine 25 jaar zou
bekleden.
In de loop der jaren kwamen enige sterke spelers
naar Zwolle, zoals hoofdklasse-speler dr. J.
Visser, die tegen het Nederlandse team had aangeleund,
en J. Bink uit Amsterdam, de oud-kampioen
van Zeeland MJ. Quakkelaar en mr. L.J. de
Vries uit Amersfoort. Men bereikte zelfs even de
op een na hoogste afdeling van de landelijke competitie.
Door ruzie viel het eerste team echter uiteen,
sommige spelers zochten hun heil elders en
de ZSG moest sportief een toontje lager zingen.
Caltex
Maar voor het zover was, zouden in Zwolle tussen
1957 en 1968 elk jaar de internationale Caltex-toernooien
worden gehouden. Het evenement in de
Buitensociëteit en Hotel Van Gijtenbeek werd
gehouden in aansluiting op het Hoogovenstoernooi
in (toen nog) Beverwijk. Sommige grootmeesters
en meesters wilden hun verblijf in
Nederland nog wel wat verlengen en een ioernooitje
in Zwolle spelen. De stad kreeg zodoende
bezoek van een kleurrijk gezelschap vermaarde
schakers, als de Joegoslaaf Boris Ivkov, de Tsjech
Lubomir Kavalek, de Bulgaar Milko Bobotsov,
wereldkampioen damesschaken Nona Gaprindasjvili
uit de Oekraïne, en allerlei schaaknomaden
van velerlei pluimage. Maar immer onder de
bekende schaaknoemer ‘prettig gestoord, maar
verder ongevaarlijk’. Zij kruisten de degens met
enkele nationale toppers en regionale grootheden,
waarvan de laatsten in het begin nogal eens wonnen.
D. Smit won het eerste toernooi in 1957. Ook
J. Visser was vele malen een prominent deelnemer.
Het verdwijnen van de Caltex-toernooien in
1968 betekende ook een ‘dip’ in het Zwolse schaakleven.
De fut was eruit. De ZSG speelde in de tweede
klasse en dat kwam misschien niet eens omdat
het eigen niveau was gedaald, maar meer omdat
het landelijke niveau sinds de jaren zeventig sterk
was gestegen.
De aanzet tot een sportieve herrijzenis kan
wellicht worden gezocht in het jaar 1980. Dankzij
de viering van het 750-jarig bestaan van de stad
Zwolle, kwam er geld beschikbaar voor een nationaal
weekend-toernooi. Een nieuw bestuur zette
allerlei nieuwe activiteiten op touw en dat leidde
er zelfs tijdelijk toe dat het ledental tot even boven
de honderd steeg. Met groeiend vertrouwen in de
toekomst werd dan ook in 1992 het eeuwfeest gevierd.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 45
Arnoldus van Walsum,
de ontslagen burgemeester
Op 19 februari 1938 werd A. van Walsum,
als opvolger van J.E.Baron de Vos van
Steenwijk, in een buitengewone zitting
van de gemeenteraad geïnstalleerd als burgemeester
van de gemeente 2’wolle. Niemand kon toen
vermoeden dat hij deze functie slechts twee jaar
zou bekleden en dat zijn ontslag in 1940 dramatisch
genoemd kan worden.
De jonge jaren
Arnoldus van Walsum werd op 30 januari 1890 in
Krimpen aan den IJssel geboren. Hij was de oudste
zoon van Arie Adrianus van Walsum en Ariaantje
van Cappellen. Het gezin telde vijf kinderen,
drie jongens en twee meisjes. De vader overleed
op jonge leeftijd. Arnold voelde zich als oudste
zoon niet alleen verantwoordelijk voor het
gezin, maar hij kreeg ook het beheer over het
familievermogen.
Grootvader Arnoldus had een rietmattenfabriek
en hij was gemeenteontvanger in Krimpen.
Ook de vader van Van Walsum was firmant. De
jonge Arnold was daarentegen geen zakenman. Hij
voelde zich meer aangetrokken tot de bestuurlijke
en ambtelijke wereld. Na enige tijd op de secretarieën
van Ouderkerk aan den IJssel en van Zandvoort
te hebben gewerkt, werd Van Walsum in 1915
benoemd tot burgemeester van Krimpen aan den
IJssel, zijn geboorteplaats. Met zijn 25 jaren was hij
toen de jongste burgemeester van ons land. Een
mooie carrière leek vóór hem te liggen.
Burgemeester
Twaalf en een half jaar bleef hij in Krimpen aan
den IJssel. Toen volgde zijn benoeming in Vlaardingen,
waar hij tien jaar zou blijven. Hij ontpopte
zich als een zakelijk en goed bestuurder, die vooral
op financieel terrein successen wist te boeken – hij
beheerde de portefeuille van financiën.
Hij was (orthodox) Nederlands Hervormd en
lid van de Christelijk Historische Unie. Voor die
partij is hij ook enige tijd lid van de Provinciale
Staten van Zuid-Holland geweest.
Toen volgde, bij Koninklijk Besluit van 26
januari 1938, zijn benoeming tot burgemeester van
Overijssels hoofdstad. Op zaterdag 19 februari van
datzelfde jaar deed hij zijn intrede in de Zwolse
gemeenteraad.
Interessant om te lezen, is het feit dat locoburgemeester
H.G.C.Treep er in zijn begroetingstoespraak
over klaagde dat het college van B. en
Wil Cornelissen
Arnoldus van Walsum
toen hij burgemeester
van Zwolle was
(foto: Gemeentearchief
Zwolle).
46 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Het Koninklijk Besluit
van de benoeming tot
burgemeester van 26
januari 1938.
Rechts: Het huis van
burgemeester Van Walsum,
Wipstrikkerallee
157, in 1993-
AFSCHRIFT.
28 Jam«ai93S. WiJ W I L H E L M I N A , au DE ORATIE GOOS.
KONINGIN DER NEDERLANDEN. PRINSES
NR. 31. VAN ORANJE-NASSAU. ENZ., ENZ., ENZ.
Op de Toordraabt van Oaiea Hlniater vaa Blnnenlandeohe Zekec
ven 22 Januari 1936,ffo.2O,Kablnett
Qelet ap artlkal 65 en artikel 66 dar geneente»et|
•«t lne«v n a IS T«bruari 193» te beaomaa tot turgea«.»t(,r d«
gemeente ZnUü
i i O l L £ l l S ! I i « t toekenning TUI gelijktijdig oerrol onteltvg ala
banjeHsaater dar gene on te TlMirdlngoi.
Ons* Hlnltitar na BlnnMJUadaolu Zkkes la balatt net da a l t –
Toarlag nn dit bealalt
Coll.V.
Soaetdljlc,dei> 26 Januari 1958.
{gat.) IHHJIIIH,
DE niKISTSR VAH BIÏHEHLAJfDSCH5 ZAKXB
(get.)TAS BOBIB*.
Overeenkomstig het oorspronkelijke,
DE SECRETARIS-GEiïSRAAL VAlï BIHlSHUAKDöCHa ZAüEN,
W. de benoeming had moeten vernemen via de
radio of uit de krant. Van Walsum zei even later
overigens, dat hem dat als burgemeester óók was
overkomen. Treep hield een pleidooi om als dagelijks
bestuur van een gemeente vóór een burgemeestersbenoeming
door de minister te worden
gehoord om zodoende opvattingen over een toekomstige
burgemeester naar voren te brengen.
Vervolgens sprak Van Walsum voor de eerste
keer als burgemeester in Zwolle. Hij schetste zichzelf
als streng en zakelijk: ‘Ik eis dat het gezag in ere
wordt gehouden. Van de ambtenaren verlang ik
stipte plichtsbetrachting en eerlijkheid, doch
anderzijds hoop ik een rechtvaardig, humaan chef
te zijn.’ En ook: ‘Ik hoop mij te houden binnen de
grenzen van het den Burgemeester toegewezen terrein,
maar sta er op, dat dan ook anderen zich
daarvan verre houden.’
Hij was een diepgelovig man, die zijn eerste
rede begon met openlijk dank te brengen aan God,
‘die mijn wegen kennelijk zodanig geleid heeft, dat
het gewichtige ambt van Burgemeester der gemeente
Zwolle mij ten deel gevallen is.’ Pas daarna
sprak hij eerbiedige dank uit jegens Hare Majesteit
de Koningin voor de benoeming.1
Het gezin Van Walsum was gelukkig met de
overstap naar Zwolle. Mevrouw Van Walsum, die
vaak ziek was (zij was niet bij de installatie aanwezig)
en de zes kinderen (van de acht) die nog thuis
waren, voelden zich in het grote huis Wipstrikkerallee
157 gauw thuis. Hiervandaan ging de nieuwe
burgemeester, meestal lopend, elke werkdag naar
het stadhuis in de Sassenstraat. Later zou deze
periode in het gezin worden gekenschetst als een
zéér gelukkige.
De internationale toestand werd echter steeds
dreigender. Van Walsum was, zoals zovelen, zeer
bezorgd over de politiek van Duitsland. Hij vond
het jammer dat er niet meer joden in Nederland
werden toegelaten. Van het antisemitisme begreep
hij niets, aldus zijn zoon. ‘Wat hebben deze mensen
dan gedaan?’ hoorde deze zijn vader eens zeggen.2
De spanning na het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog was ook te bemerken in de vergadeZWOLS
HISTORISCH TIJDSCHRIFT 47
ringen van de Zwolse gemeenteraad. ‘Is de burgemeester’,
zo zei Van Walsum op 5 september 1939,
dus enkele dagen na het uitbreken van de vijandelijkheden,
‘in vredestijden meer een man van de
gemeente, in deze crisistijden is hij meer de hand
van het gouvernement.’
De distributie werd ingevoerd en er kwamen
veel problemen rond de mobilisatie, waarbij een
aantal ambtenaren, leraren en onderwijzers voor
militaire dienst werd opgeroepen.
Zijn laatste optreden vóór de Duitse inval is
zeker het vermelden waard. Het typeert namelijk
zijn houding tegenover de regering en het koningshuis.
Bij de installatie van J.H. Wegdijk als plaatsvervangend
commandant van de burgerwacht op 6
mei 1940, vier dagen voordat Nederland werd
betrokken in de oorlog, zongen op verzoek van de
burgemeester alle aanwezigen het eerste couplet
van het Wilhelmus. Het werd gevolgd door een
driewerf’Leve de Koningin!’3
9& 2—0
ten,.
«*<*'
•and
Jcen
x*Jigde
eede
-be-
1 nu
kter.
gezien
bet
tfcal
eUJk
dolt
Dé
nols
toriva-
; OS.
>E
htje
ren-
[etj- H.
rade
ienvan
iravan
len-
EN.
1940.
OPEN BffiF van den Heer A. rag
Wcistan, Burgemeester iet.
Gemeente Zwolle» aan dé
• ** pargery.
• Op Woensdag IS Mèl JA heb Ik In mijn
quaiHelti van Burgemeester uwer gemeente
, een, toespraak voor . de radio-distrjtmtle
gehouden, die .veel verbazing gewekt efl
ergernis gegeven heeft. Ik betreur bij die
gelegenheid te weinig, bedacht te hebben,’
dat ik als Burgemeester sprak en mi] dopt
mijne gevoelens van het oogenhUk tehebben
laten meesleepen….
In den aanhef van de toespraak zeldë
Ik letterlek het volgende: „MJJne hoor*
ders. Wij moeten voorzichtig’ zijn in onjj
oordeel, zoolang, wij niet alle motieven
kannen, die tot ‘deze handeling (bedoeld
was net vertrek der regeering naar Engeland)
aanleiding gegeven hebben. Dit
met nadruk, vooropstellend, wil Ik als
eerlijk man zeggen, dat, wanneer ik XX
deze boodschap voorde radio had moeten
doen, ik mijn ontroering zeker niet meester
geweest zon zijn”. Daarop volgde dan
het deel, dat zooveel besproken is, en dat
Ik thans niet herhalen zal.
De beteekenls der toespraak is echter
door velen misverstaan en vaak verkeerd
weergegeven. Zelfs erkende ik het goede
recht van het vertrek der regeering. Eerst
10 dezer verneem Ik uit een particulieren
brief uit Den Haag, dat H.M- de Koningin
op 13 Mei een proclamatie uitgevaardigd
heeft, waarin ZÜj mededeelde, dat de regeering
den zetel naar het buitenland had
verplaatst om een regeerings-capitulaüe
té voorkomen. Die proclamatie was nüj op
15 Mei totaal onbekend. Mijn eenige bezwaar
ging hiertegen, dat nog bijna een
dag doorgevochten is, nadat de regeering
het land verlaten had.
Ik herhaal te betreuren, dat Ik van dit
particuliere standpunt in scherpe bewoordingen
vanaf een ofS*ieele plaats Kennis
gaf aan het publiek. Uit mijn toespraak Is
afgeleid, dat ik gebrek aan liefde zou heb- ‘
ben voor het : vorstenhuis. Dat zU v?rre
van mij. Ik heb groot respect voor de
persoon van HM. de Koningin.
Zwolle, 11 Juni 1940.
A. VAN WALSUM,
Burgemeester.
De fout van zijn leven
Op 10 mei 1940 werd Nederland betrokken in de
oorlog.
Zwolle werd die zonnige vrijdag al direct bezet
door Duitse troepen. Van de werkzaamheden op
het stadhuis in die meidagen bestaat geen exact
beeld. Het was waarschijnlijk een verwarrende
heksenketel. ‘Zo stond bijvoorbeeld de commissaris
van politie Lettinck in de hal met een stok te
zwaaien en te bepalen wie er benzine kreeg.’4
Ongetwijfeld was ook Van Walsum op zijn post,
evenals vele ambtenaren. In de Zwolse Courant
van 14 mei werd aangekondigd dat de burgemeester
in de komende tijd elke dag om half een voor
de microfoon van de radiodistributie mededelingen
aan de bevolking zou geven. Die eerste keer zei
hij onder andere dat de krant weliswaar weer was
verschenen, maar dat ‘de inhoud nog niet is zoals
we die zouden wensen.’ Verder meldde hij dat
men niet kon protesteren tegen inkwartiering en
klaagde hij dat er vier goederenwagons op het stationsemplacement
waren geplunderd. ‘De Veerallee-
bewoners zouden ’t gemeld moeten hebben,
dat er zich een ongewone hoeveelheid mensen op
het Jodendijkje ophield.’ De politie zou haar
bevoegdheden blijven behouden ook al droeg ze
geen revolvers meer. Van Walsum had zich aanvankelijk
gedrongen gevoeld, zo zei hij, de hulp
van de Duitsers in te roepen om de goederen in de
spoorwagons te bewaken, ‘hoewel dit in strijd is
met de Hollandse eer.’ Maar later werden de Duitsers
op Van Walsums verzoek vervangen door de
Zwolse burgerwacht. Hij hoopte dat de plunderaars
de goederen zouden inleveren. In de uitzending
van de 14de mei maakte Van Walsum de fout
van zijn leven.5
Open brief van Van
Walsum in de Zwolse
Courant van 11 juni
1940.
48 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Vlak voor de radio-uitzending hoorde hij dat
de regering, met koningin Wilhelmina aan het
hoofd, naar Engeland was uitgeweken. En toen
was deze altijd zo formele, strikte man, zoals zovele
landgenoten, diep geschokt. Zijn zoon vertelt:
‘Toen heb ik mijn vader zien huilen.’ Van Walsum
was niet de enige die volkomen door emoties was
Het 25-jarig huwelijk
van Van Walsum. Het
echtpaar Van Walsum
met hun acht kinderen
en een schoondochter.
De commissaris der
koningin, mr. A.E.
Baron van Voorst tot
Voorst, bericht op 28
juni 1940 aan de
gemeenteraad dat burgemeester
Van Walsum
is ontslagen.
overmand, maar hij was wel degene die even later
voor de radio de Zwolse bevolking moest toespreken.
Hij heeft zich toen door zijn gevoelens laten
meeslepen en ‘zei wat hij dacht’, aldus zijn zoon.
De volledige tekst van die toespraak is niet
meer te achterhalen, maar de inhoud is bekend.
Ook dr L. de Jong schrijft erover.6
Van Walsum verweet Wilhelmina, dat ze, terwijl
er nog jongens op de Grebbeberg sneuvelden,
naar Engeland was uitgeweken. De Jong schrijft:
‘De teneur van deze emotionele toespraak was:
Wilhelmina is onze koningin niet meer.’
Velen namen Van Walsum deze toespraak
kwalijk, vooral na de oorlog, toen er sprake was
van een herbenoeming. Van Walsum verweerde
zich, al kort na de uitzending. In een open briefin
de Zwolse Courant van dinsdag 11 juni 1940 verklaarde
hij het te betreuren dat hij te weinig
bedacht had niet als particulier maar als burgemeester
te spreken. Hij had zich door zijn gevoelens
van het ogenblik laten meeslepen.7 Hij erkende
het goede recht van het vertrek der regering,
maar had bezwaar tegen het feit dat er nog bijna
een dag is doorgevochten, nadat de regering het
land had verlaten. Over zijn zogenaamde gebrek
aan liefde voor het vorstenhuis zei hij: ‘Dat zij verre
van mij. Ik heb groot respect voor de persoon
van H.M. de Koningin.’
De eerste raadsvergadering in bezettingstijd had al
een week daarvoor, op maandag 3 juni, plaatsgevonden.
Deze werd met een rede van de burgemeester
geopend. Hij vroeg ’ter herdenking van
allen die bij de uitvoering van hun plicht yoor het
behoud der vrijheid van het vaderland gevallen
zijn’ enige ogenblikken stilte.
Daarna vroeg hij begrip voor de moeilijke
positie waarin hij en het ambtenarencorps zich
bevonden. ‘Natuurlijk zijn er fouten gemaakt’,
aldus Van Walsum. ‘Begrijpelijk was de stemming
bij zulk een overstelpende drukte wel eens geprikkeld
en zijn er – ook van mijn zijde – wel eens harde
woorden gevallen, waar met beleidvol optreden
fr/i | AFGEDAAN | i 2 JUL! IG-iC’ N
PROVINCIAAL BESTUUR VAN OVERIJSSEL.
No. 2343/1667.
2 • APDEEL1NG.
ZWOLLE. 28_Junl.-.!940 *9
JS-WllS-l-i
62
1j de
taris-Generaal, waarnemend Hoofd van het Departemei
Bincenlandsche Zaken, dd. S6 Juni 1940 aan dan bu;
Uwer gemeente A. van Salsum, met ingang vai
den ïatum eervol ontslag is verleend uit zijn ambt.
CQT.1.- – ”
Le Commissaris der Koningin in
provincie O v a r l j s s e :
n SQGrot
van
geoiaBater
dienselfZWOLS
HISTORISCH TIJDSCHRIFT 49
meer bereikt zou zijn.’ Maar de bevolking gedroeg
zich meestal correct tegenover het bezettingsleger.
En ook gedroeg dat leger zich anderzijds volkomen
volgens de bepalingen van het Landoorlogsreglement.
‘Moge dit beiderzijds zoo blijven’, zei
hij. Hij eindigde zijn toespraak met een gezang
(Gez. 427:5), dat hij als jongen de Boerengeneraals
had toegezongen toen zij de oorlog tegen Engeland
hadden verloren:
‘Laat Hem besturen, waken, ’t Is wijsheid wat Hij
doet…’
Half juni maakte Van Walsum bekend, dat hij
met ingang van de 19de van die maand weer zijn
wekelijkse spreekuur zou hervatten. Zover zou het
echter niet komen.
Op zaterdag 15 juni eiste de Sicherheitsdienst
namelijk gegevens uit het bevolkingsregister. Van
Walsum weigerde. Hij stelde dat de Duitsers in dit
opzicht onbevoegd waren. Hij wilde van hen geen
bevelen aannemen. ‘Mijn regering zit in Engeland’,
heeft hij toen gezegd.
De zondagmorgen daarop, 16 juni, werd er bij
Van Walsum thuis aangebeld. Twee Duitse officieren
arresteerden hem direct en hij werd, zonder
afscheid te kunnen nemen van zijn gezin, overgebracht
naar de gevangenis in Arnhem. Daar heeft
hij tien dagen doorgebracht. Op 26 juni liet men
hem vrij. Op diezelfde dag kreeg hij de mededeling
dat hij uit zijn ambt was gezet. Het Zwolse
gemeentebestuur kreeg drie dagen later bericht
van de commissaris der koningin, mr A.E. Baron
van Voorst tot Voorst, dat Van Walsum door de
Secretaris-Generaal, waarnemend hoofd van het
Departement van Binnenlandse Zaken, was ontslagen.
Wèl eervol ontslagen…
Dr L. de Jong is over Van Walsums weigering
zeer lovend. De burgemeester van Zwolle vormde
een uitzondering, betoogt hij en hij zou dat ook bij
de opening van een oorlogstentoonstelling in
Zwolle nog eens benadrukken. De Jong: ‘Hij was
de enige burgemeester in ons land, die de Duitsers
de toegang tot het bevolkingsregister weigerde.
Hij was daarmee een van de eersten en de weinigen
die in die chaotische dagen althans goed wisten
wat ze niet moesten doen.’9
Op dezelfde dag dat het ontslag was gedateerd,
meldde de Zwolse Courant dat de burgemeester
van Zwollerkerspel Jhr. mr. G.A. Strick van Linschoten
belast was met de waarneming van de
functie in Zwolle. Strick zou een kleine maand
later, bij zijn eerste Zwolse raadsvergadering, zeer
sterk de nadruk leggen op het waarnemende
karakter van zijn functie.
Wals Tj. W. opzichter bid gem.reiniging Dillenburgstr. 11
Wals J. L. de metselaar Bartjensstraat 33a
Wals M. H. de stuurman Musschenhage 21l
Wals H. van der stratenmaker Merelstraat 38
Walsum A. van burgem. der gem. Zwolle Wipstrikkerallee 157
Wanrlelee N. schilder en decorateur Bliimarkt 13a
Wals J. L. de metselaar Bartjensstr. 33a
Wals M. H. de grondwerker Musschenhage a£
Wals H. van der stratenmaker Merelstr. 38 ‘
Walsum A. van Wipstrildterallee 157
Walters C. J. houtbewerker Piet Heinss
Wandeke J. H. schilder van Karnebeekstr.
Wandelee N. schilder Blijmarkt 13a
Na het ontslag
Van Walsum bracht de verdere Zwolse jaren — hij
zou nog tot eind 1949 in onze stad wonen — als
ambteloos burger door. Zonder werk was hij echter
niet. Hij was voorzitter van het Christelijk
Lyceum, voorzitter van de Demobilisatieraad,
ouderling van de Nederlands Hervormde Kerk,
penningmeester Stadsevangelisatie en vooral ook
secretaris van het Provinciaal College van Toezicht
op het Beheer der Goederen en Fondsen van
de Hervormde Gemeenten in Overijssel. Uit eigen
beweging schreef hij in het tweede oorlogsjaar aan
B. en W. van Zwolle, dat hij uit die functie een
jaarwedde van ƒ 8oo,- ontving. Er was namelijk
een wat onsmakelijke discussie aan de gang over
het ‘pensioen’ (soms werd het wachtgeld genoemd)
van Van Walsum. Deze uitkering bedroeg
ƒ 4000,- per jaar plus ƒ 300,— voor elk kind beneden
21 jaar. Nog tot ver na de oorlog is er een
drukke correspondentie gevoerd tussen de gemeente
en het rijk over wie er nu moest betalen.’ °
Van Walsum accepteerde de nieuwe situatie
volkomen. Hij was er van overtuigd goed te hebben
gehandeld en droeg daarvan de consequenties.
Over zijn ontslag heeft hij nooit geklaagd. Hij
In 1940 vermeldt het
adresboek de functie
van Van Walsum voluit,
in 1947 wordt alleen
zijn naam vermeld.
Van Walsums handtekening.
A. VAN WALSU M
Het briefhoofd van Van
Walsum na zijn ontslag.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
was druk met de genoemde functies (‘Vader zat
altijd achter zijn bureau’) en met de zorg voor het
grote gezin. Omdat zijn vrouw niet sterk was,
kwam veel op hem neer. Het was bovendien niet
zeker dat de Duitsers hem met rust zouden laten.
Hij wist dat de bezetter hem in de gaten hield.
Daarom stond er ook altijd een vluchtkoffertje
klaar. Soms dook hij wel eens bij een vertrouwd
adres onder als de toestand te gevaarlijk dreigde te
spraak voor de Zwolse draadomroep van mei 1940
bleef hem achtervolgen. De Jong schreef: ‘Die toespraak
waren velen hem blijven verwijten.’
Na enige tijd werd duidelijk dat de oud-burgemeester
zijn geliefde ambt niet meer zou vervullen.
Toen dit tot hem doordrong, heeft hij zich dat
erg aangetrokken. Het definitieve ‘vonnis’ kwam
op 3 augustus 1948. Bij KB van Juliana, Regentes
van het Koninkrijk, werd besloten ‘… dat, hoewel
Een ijverige ambtenaar
zette een ferme streep
door het woord ‘burgemeester’.
Straatnaambord in
Zwolle-Zuid.
worden. Waarschijnlijk werd hij dan door het verzet
gewaarschuwd.
Hij deed veel werk voor de Hervormde Kerk.
Die kerk had zijn hart. Zijn zoon vertelt: ‘Zijn
grootste glans was ’t als hij met moeder en alle kinderen
op zondag in de banken van de Jeruzalemkerk
zat.’
Na de bevrijding
Van Walsum hoopte op eerherstel, op een herbenoeming.
Hij wilde graag weer het burgemeestersambt
bekleden. Stadsarchivaris Thom. de Vries
schreef zelfs dat ‘Van Walsum na de bevrijding
snel op ’t stadhuis terug was, maar bij het betreden
van zijn kabinet de duizendkunstenaar Van Karnebeek
op de burgemeesterszetel vond.”’
En toen deed Van Walsum iets, wat eigenlijk
tegen zijn natuur inging. Hij, de stille, wat teruggetrokken
man, ging expres de straat op, de drukke
binnenstad in. Hij wilde aan de bevolking laten
zien dat hij er nog was. Na het wat overhaaste vertrek
van Van Karnebeek in november 1945 hoopte
hij de burgemeestersplaats weer in te nemen.
Maar hij rekende buiten de waard, zijn superieuren,
de teruggekeerde commissaris der koningin
Van Voorst tot Voorst in de eerste plaats. Er gingen
ook geruchten dat koningin Wilhelmina tegen
een eventuele herbenoeming zou zijn. De toeuit
een oogpunt van zuivering geen reden voor
ontslag aanwezig is geacht, zijn handhaving als
burgemeester dier gemeente, in het licht van alle
ter zake in aanmerking komende factoren niet
verantwoord was.’
Vertrek uit Zwolle
Op 1 december 1949 vertrok A. van Walsum uit
Zwolle. Hij vestigde zich in Capelle aan den IJssel,
in het huis van zijn moeder. Hij werd na de oorlog
niet opnieuw lid van een politieke partij. De overstap
naar de Partij van de Arbeid maakte hij niet;
dit in tegenstelling tot zijn broer, mr G.E. van
Walsum, burgemeester van Rotterdam.
Op verzoek van de commissaris der koningin
in Zuid-Holland, mr LA. Kesper, werd hij met
ingang van 29 augustus 1951 waarnemend burgemeester
van Waarder, Bartwoutswaarder en RietZWOLS
HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Graf van Arnoldus van
Walsum in Gorssel.
veld. Deze gemeenten zouden worden opgeheven
om bij Woerden en Bodegraven gevoegd te worden.
Dit tijdelijk burgemeesterschap eindigde op
Van Walsums verzoek in augustus 1956. Hij voelde
zich ziek en kon zich niet volledig aan zijn taak
wijden.
Na nog korte tijd in Colmschate te hebben
gewoond, vertrok het echtpaar Van Walsum naar
Gorssel, waar de oud-burgemeester van Zwolle op
30 oktober 1957 op 67-jarige leeftijd overleed. Drie
dagen later werd hij daar op de Algemene Begraafplaats
ter aarde besteld.
In 1983 is er een straat naar Van Walsum genoemd.
12 Dat was ook zeker op zijn plaats, omdat
deze man door zijn principiële houding een plaats
in de Zwolse geschiedenis verdient. Hij heeft al in
een zeer vroeg stadium van de oorlog nee tegen de
bezetter durven zeggen, waar anderen lang, soms
té lang ja zeiden.13
Noten
1. Handelingen van de Raad der Gemeente Zwolle
d.d. 19 februari 1938. Aanwezig in het Gemeentearchief.
2. Gesprek met dhr. A. van Walsum, zoon van de burgemeester,
op 11 juni 1992. Zie noot 13.
3. Zwolse Courant van 7 mei 1940.
4. Mededeling van W. van Milgen op 9 juli 1992.
5. De juiste datum van de cruciale uitzending wordt
verschillend weergegeven. Van Walsum noemt in
de Zwolse Courant van 11 juni dat het de 15de mei
was. Omdat koningin Wilhelmina op 13 mei naar
Engeland vertrok, lijkt mij als uitzenddatum de
14de mei aannemelijker. Ook dr L. de Jong noemt
deze datum.
6. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de
Tweede Wereldoorlog (Den Haag, 1972) deel 4, pag.
49-
7. Zie noot 6.
8. Tentoonstelling V3 (Verdrukking, Verzet, Vrijheid),
gehouden in april-mei 1965 in de Bethlehemse
kerk in Zwolle.
9. Zwolse Courant van 15 april 1965. Zie ook J. Presser,
Ondergang. De vervolging en verdelging van het
Nederlandse Jodendom 1940-1945 (Den Haag, 1965)
pag. 407.
10. Gemeentearchief Zwolle, AAZ 03, kl.nr. – 2.07.531.
11. Thom. de Vries, Geschiedenis van Zwolle (Zwolle,
1961) deel 2, pag. 350.
12. De Burg. Van Walsumlaan is benoemd bij besluit
van 20 juni 1983, nr. 83-5539.
13. Voor de persoonlijke achtergrondinformatie over
A. van Walsum ben ik grote dank verschuldigd aan
zijn zoon, A. van Walsum, oud-burgemeester van
Den Ham.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Een theeschenkerij in het Zwolse bos?
Johan Seekles
Plattegrond van de
benedenverdieping van
de boswachters- of voorwerkerswoning,
gebouwd
in 1912 (Gemeentearchief
Zwolle).
Bij gebrek aan een waterleiding moesten de
Zwollenaren zich in de negentiende eeuw
behelpen met 29 openbare pompen. De
kwaliteit van dat pompwater was sinds de jaren
zestig van de vorige eeuw voortdurend verslechterd.
Geleidelijk begon men het verband te zien
tussen slecht drinkwater en het uitbreken van
besmettelijke ziekten, zoals cholera en tyfus. Sinds
1880 waren – in opdracht van het gemeentebestuur
— diverse onderzoeken verricht en rapporten
uitgebracht over de vraag of er een grondwaterleiding
danwei een rivierwaterleiding diende te worden
aangelegd, alsmede over de plaats waar men
het water vandaan moest halen: uit de Vecht, de
IJssel of de Veluwse hei.
Op 27 oktober 1891 besloot de gemeenteraad eindelijk
een grondwaterleiding aan te laten leggen
vanuit de hei bij Heerde. De exploitatie ervan zou
in eigen beheer worden gehouden. In januari van
het volgende jaar kochtde gemeente Zwolle ruim
469 hectare heidegrond van de gemeente Heerde
voor de aanleg van een grondwaterleiding ten
behoeve van de drinkwatervoorziening van de
stad. Op 30 november 1892 stroomde het eerste
leidingwater naar Zwolle.2
Wel of niet bebossing
Al op 21 augustus 1893 besprak de gemeenteraad
een door het raadslid H.J. Lovink ingediend plan
tot ontginning van de aangekochte heidevelden.
Aangezien men wilde voorkomen dat de niet voor
de waterleiding gebruikte percelen heide ongebruikt
en renteloos zouden blijven liggen, werd
gedacht aan het in cultuur brengen van de gronden
door het planten van een bos.
Met name in Zuid-Limburg was door gemeenten
veel bos aangeplant. De opbrengst van de verkoop
van dat hout was dermate groot, dat sommige
gemeenten de almaar stijgende lasten van het
levensonderhoud voor de burgers beperkt konden
houden. Daarnaast bestond de mogelijkheid om
de werkgelegenheid onder de ingezetenen te vergroten
door ze hun brood in de bossen te laten
verdienen.
Tegenstanders van dit plan wezen op de hoge
kosten. Voorts stelden zij dat door het te planten
dennenbos de waterspiegel drastisch zou kunnen
dalen, hetgeen voor de Zwolse drinkwatervoorziening
nadelig zou zijn. Toen het voorstel in stemming
werd gebracht, staakten de stemming. In een
tweede stemming werd het voorstel verworpen.
Tijdens de begrotingsbeschouwingen voor
1908 kwam het plan tot ontginning en bebossing
van de Heerderheide opnieuw ter sprake. Overleg
met de Inspecteur der Staatsbossen leidde ertoe,
dat aan de minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel werd voorgesteld aan de gemeente Zwolle
een renteloos voorschot te verlenen van 60 % van
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 53
de ontginningskosten, mits de gemeente bereid
was jaarlijks 2500 gulden bij te dragen. In zijn
voorstel van mei 1909 merkte het college van B en
W op, dat op basis van de in 1893 en 1905 door de
Nederlandsche Heidemaatschappij uitgebrachte
rapporten het terrein voor bebossing uitermate
geschikt geacht moest worden. De in het verleden
gerezen twijfel over de rentabiliteit van de bebossing
was niet langer noodzakelijk, temeer, nu het
rijk de aanleg van bossen aanmoedigde en de lasten
voor de burgers gering waren. Na een korte
discussie ging de gemeenteraad akkoord met het
voorstel tot bebossing van de Heerderheide.
De aanplant
In overleg met Staatsbosbeheer begon op 26
augustus 1910 de aanplant van bos. Onder leiding
van de boswachter bij Staatsbosbeheer, J. Geurken,
werd allereerst gestart met het ploegen van de
grond voor de kwekerij en het in het jaar daarop te
beplanten terrein. Daartoe werd in de nabijheid
van het pompstation voor de waterleiding een
stuk heide geëgaliseerd, bemest, ingedeeld en afgerasterd.
Het terrein werd met lupinen bezaaid.
Voorts legde men wegen aan, terwijl ook een
ossenstal en een boswachters- ofwel voorwerkerswoning
(1912) tot stand kwamen.
Elk jaar stelde Geurken een werkplan op.
Daarin nam hij een raming van de kosten en
opbrengsten op, alsmede welke werkzaamheden
moesten worden verricht. In die eerste jaren bepaalde
het werk zich grotendeels tot ploegen, spitten,
planten en aanleggen van wegen.
Waren de in de kwekerij gekweekte dennen,
eiken, beuken en berken tot een voldoende hoogte
gegroeid, dan werden ze in de beplantingsvakken
gepoot. Om de jonge gewassen te beschermen tegen
wildschade gaf men jachtvergunningen af.
Regelmatig werd de jonge aanplant gecontroleerd
op ziekte of aantasting door rupsen of zwammen.
Voedselvoorziening
In 1917 droeg de kwekerij bij in de voedselvoorziening
van de stad Zwolle. Een kwart hectare werd
met aardappelen bepoot, terwijl tevens rogge
werd ingezaaid. De opbrengst bedroeg circa 60
hectoliter aardappelen, waarvan een gedeelte voor
consumptie naar Zwolle werd verzonden, terwijl
het resterende deel als veevoeder werd gebruikt. In
de daaropvolgende jaren breidde men de verbouw
van landbouwprodukten, zoals rogge, haver,
koolraap en capucijners, verder uit. De abnormale
tijdsomstandigheden, de stijging van de arbeidslonen
en de prijzen van materialen bevorderden de
ontwikkeling van het landbouwbedrijf.
Een kentering trad in de jaren 1928-1929 op.
Moor- en zijgevel van de
boswachters- of voorwerkerswoning
(Gemeentearchief
Zwolle).
54 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Schetstekeningen voor
de nooit gebouwde theeschenkerij
‘De Peperbus’
(Gemeentearchief
Zwolle).
Door de crisis in het akkerbouwbedrijf waren de
landbouwresultaten slecht te noemen. Geleidelijk
werd het circa zeven hectare grote landbouwareaal
wederom bebost. Sinds 1934 vond er geen verkoop
van landbouwprodukten meer plaats. Men bleef
echter wel beschikken over een weiland en een
halve hectare bouwland voor de verbouw van
aanplant van sneller groeiende houtsoorten, zodat
er een grotere vermenging van naaldhout met loofhout
plaatsvond. Deze maatregel leidde tot bodemverbetering
en vermindering van het brandgevaar.
Bovendien kwamen de werkzaamheden ten goede
aan de vogelstand en verhoogden ze de natuurschoonwaarde
van het boscomplex.
0/3.! .
(fohihm*)
c
r A
’t
aardappelen en haver voor de paarden, die bij de
werkzaamheden in het bos gebruikt werden.
Werkverschaffing
Het ontginningswerk was in 1926 voltooid. Voortaan
ontving de gemeente Zwolle niet langer de
renteloze voorschotten van het rijk, maar ging
voor eigen rekening verder met het aanplanten
van bos. De kwekerij ging zich meer toeleggen op
de kweek van houtsoorten die nodig waren voor
het onderhoud van de bestaande bossen. Tevens
nam het aantal leveringen van houtsoorten ten
behoeve van gemeentelijke en particuliere plantsoenen
in de stad toe.
In oktober 1936 werden bij wijze van proef vijftien
jeugdige werklozen uit Zwolle, in leeftijd
variërend van 14 tot 24 jaar, in de bossen tewerkgesteld.
Zij hielden zich bezig met het omplaggen
van de bodem en het aanleggen van wegen. In
november 1938 werd eveneens aan 8 tot 25 volwassen
werklozen werk verschaft. Zij zorgden voor de
Gedurende de jaren 1940-1945 werd aan de bossen
veel schade toegebracht. Deels door de strenge
winters en deels door oorlogsomstandigheden
vond een flinke uitdunning van het bestand plaats.
Het Zwolse bos
De gemeenteraad besprak in december 1936 een
voorstel van B en W inzake een aanvulling van de
Verordening op het financieel beheer van gemeentelijke
bedrijven. Het college was van mening
dat de ontginning Heerderheide moest worden
omgezet in een aparte tak van dienst, te weten
het gemeentelijk bosbedrijf. De feitelijke leiding
kwam te liggen bij de directeur van de gasfabriek
en het waterleidingbedrijf. Het technisch en dagelijks
beheer bleef in handen van Staatsbosbeheer.
De gemeenteraad ging in februari 1937 akkoord
met de begroting voor 1937 van het gemeentelijk
bosbedrijf. Daarmee werd de oprichting van het
gemeentelijk bosbedrijf’Heerderheide’ per 1 januari
1937 een feit.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 55
Om het bos bij het publiek een grotere naamsbekendheid
te geven werd op voorstel van Geurken
in 1949 besloten om de naam van het boscomplex
te wijzigen. De naam ‘Heerderheide’ werd
vervangen door ‘het Zwolse bos’. Tevens besliste
de raad om ten behoeve van de recreatiebevordering
meer voorzieningen te treffen. Daartoe lanceerde
in 1953 de directeur van de gasfabriek en het
waterleidingbedrijf het: idee om een theeschenkerij
in het Zwolse bos te exploiteren. Door de buitengebruikstelling
van het pompstation van de
waterleiding en de bijbehorende dienstwoningen
te Wapenveld deed zich de mogelijkheid voor
deze panden te verbouwen tot een theehuis. Hierdoor
zou het recreatieve karakter van het bos kunnen
worden bevorderd.
Het college van B en W werd geadviseerd het
pompgebouw tot maaiveldhoogte te laten afbreken
en daarop vervolgens een theeschenkerij te bouwen.
De bestaande kelderruimte van het voormalige
pompgebouw zou dan gebruikt kunnen worden
voor keuken, kelder, toiletten en opslagruimte. De
bouwkosten werden geraamd op 28.000 gulden.
De directeur van openbare werken had echter
bouwtechnische bezwaren tegen het ontworpen
schetsplan. Voorts was hij van mening, dat de
moeilijk bereikbare ligging van het theehuis een
rendabele exploitatie onmogelijk zou maken. Hij
raadde het college dan ook af tot de oprichting van
een theehuis over te gaan. Het was echter de voorgenomen
verkoop van het Zwolse bos die er uiteindelijk
voor zorgde dat aan dit plan geen gevolg
werd gegeven.
Verkoop
Het college van B en W stelde in februari 1953 aan
de minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
voor om het circa 480 hectare grote
boscomplex in de gemeente Heerde ten behoeve
van Staatsbosbeheer over te nemen. Door de
opheffing van het pompstation van de waterleiding
was het belang van de gemeente bij het bezit
van dit bos grotendeels verdwenen. Ook de afstand
tot de stad was dermate groot dat het nooit
een populair recreatiegebied voor de Zwolse
bevolking was geworden. Als voorwaarde stelde
de gemeente wel dat het complex als bos in stand
moest worden gehouden, dat het personeel in
dienst van Staatsbosbeheer diende over te gaan en
dat het terrein voor het publiek opengesteld moest
blijven. Het ministerie stemde met deze voorwaarden
in. De verkoopakte werd op 1 december
1956 ten stadhuize ondertekend.
Tijdens de raadsvergadering van 7 januari 1957
werd het collegevoorstel tot opheffing van het gemeentelijk
bosbedrijf per 1 januari jongstleden
zonder hoofdelijke stemming aangenomen. In
mei van dat jaar besloot de gemeenteraad om de
meerwaarde van de verkoop te gebruiken om de
inrichtingskosten van een recreatiegebied in de
Weezenlanden achter het Provinciehuis te dekken.
Noten
1. Dit artikel is een bewerking van de inleiding in de
concept-inventaris van de archieven van de gasfabriek,
het waterleidingbedrijf en het bosbedrijf,
1903-1972. Deze inventaris zal vermoedelijk in 1993
verschijnen. De gegevens voor dit artikel zijn grotendeels
aan de bovenvermelde archieven ontleend.
2. A. Schoot Uiterkamp, ‘Volkshuisvesting en volksgezondheid
in Zwolle in de tweede helft van de 19de
eeuw’, in: Overijsselse Historische Bijdragen 97 (1982)
147-149.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Art nouveau in Zwolle
B. Lamberts
Franse curvilineaire art
nouveau van Hector
Guimard in Castel
Béranger, 1894-1898.
Aan het eind van de negentiende eeuw wisten
de architectuur en de toegepaste kunsten
zich, in navolging van de beeldende
kunsten, meer en meer te ontworstelen aan de
wurggreep van de historicerende stijlen en het
starre academisme. De bouwkunst ging evenals
het openbare leven in het fin de siècle een bruisende
periode tegemoet en bracht een spraakmakende,
zowel geroemde als verguisde stijl voort. Deze
zou ondanks de korte bloeiperiode van grote invloed
zijn op de ontwikkeling van de twintigsteeeuwse
architectuur.
Het was een buitengewoon heterogene stijl, die
een brug sloeg tussen de decoratieve facade-architectuur
van de neo-stijlen en het twintigste-eeuwse
modernisme. Deze in eerste instantie avant-garde
stroming, die nog lang de zo vertrouwde neorenaissance
bouwkunst naast zich moest dulden,
werd vooral in conservatieve kringen beschouwd
als een produkt van decadentie, voortschrijdende
verloedering en een bedreiging van de vaste waarden.
De meest algemeen geaccepteerde benaming
voor deze nieuwe loot aan de tak van de Europese
kunststijlen is art nouveau, hoewel ook de term
Jugendstil gangbaar is. Tot de meest karakteristieke
kenmerken van de art nouveau behoren de
sierlijke, vooral in Frankrijk en België veel toegepaste
curvilineaire decoratiemotieven. Hier tegenover
staat de minder uitbundige, rechtlijniger
variant van de kunstenaars der Wiener Secession.
Zij zouden zich ontwikkelen tot de meest progressieve
vertegenwoordigers van de nieuwe kunst, die
zelfs door zou dringen tot in de verste uithoeken
van het Overijsselse platteland, waar het in verwaterde
vorm nog tot ver in het tweede decennium
van de twintigste eeuw werd toegepast.
Art nouveau in Nederland en Zwolle
De art nouveau in de Nederlandse bouwkunst kent
twee hoofdstromingen met respectievelijk Den
Haag en Amsterdam als belangrijkste centrum. De
vooral op de Frans-Belgische art nouveau georiënteerde
Haagse architecten stonden meer open voor
de internationale stijltendensen dan hun eigenzinniger
Amsterdamse collega’s, die met de grote vernieuwer
Berlage aan het hoofd een eigen, soberder
variant van de ‘nieuwe kunst’ creëerden.
Naast de kenmerken van de internationale art
nouveau en het Berlagiaanse rationalisme bezit de
art nouveau architectuur in ons land ook karakteristieken
die typisch Nederlands zijn. Zo zijn
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 57
diverse gevels geheel of gedeeltelijk opgetrokken
in verblendsteen, een gladde strengperssteen die
zich zowel door de structuur als door de heldere
kleur onderscheidt van de baksteen.
Gevels werden ook dikwijls verlevendigd door
tegeltableaus, die afkomstig waren uit een van de
vele plateelfabrieken die ons land destijds rijk was.
Behalve in Nederland en België komen tegeltableaus
aan gebouwen slechts incidenteel voor,
zodat de als gevelversiering vervaardigde produkten
van plateelbakkerijen als De Distel, Rozenburg,
Holland-Utrecht, De Porceleyne Fles (voorheen
Joost Thooft en Labouchère) en Van Hulst als
een typisch Nederlandse bijdrage aan de art nouveau
architectuur kunnen worden beschouwd.
In Zwolle is in de Veeralleebuurt veel gebruik
gemaakt van tegelversieringen, die vooral in de
Wilhelminastraat in grote getale voorkomen.
Ook karakteristiek zijn boogvormen als de
korf- en de hoefijzerboog en sgraffitodecoraties.
Deze werden met name gebruikt ter versiering van
boogtrommels boven vensters en deuren, maar
zijn in Zwolle nauwelijks meer te vinden. Niet
specifiek Nederlands, maar wel veel toegepast is
het vaak kleurrijke glas-in-lood, dat met name de
vensters van trappehuizen en de zij- en bovenlichten
van deuren en vensters verfraaide.
Tegeltableau met zonnebloem
in de Emmastraat.
Sassenstraat 46.
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT
Luttekestraat 4.
Giet- en vooral smeedijzer waren omstreeks de
eeuwwisseling veel en graag gebruikte materialen
vanwege hun constructieve en decoratieve kwaliteiten.
Het werd veel toegepast voor hekwerk,
deurbeslag, raamijzers en hang- en sluitwerk. Stucwerk
werd vooral gebruikt in het interieur voor
plafond- en wanddecoraties, maar komt ook voor
De art nouveau raakte in Nederland buiten de
grote steden pas laat ingeburgerd, waardoor er
vóór de eeuwwisseling in Overijssel heel weinig in
deze stijl is gebouwd. De belangrijkste centra van
art nouveau architectuur in deze provincie waren
Zwolle en Kampen, waar zich nog een respectabele
hoeveelheid in vrijwel oorspronkelijke staat
als met zweepslagmotieven versierde gevelaccenten.
Natuursteen, en met name de grijze hardsteen,
kent in de architectuur van rond de eeuwwisseling
een constructieve, maar nog meer een decoratieve
toepassing en werd dikwijls gebruikt om bak- en
verblendstenen gevels te verlevendigen.
Veel voorkomende versieringsmotieven in ons
land zijn de pauw, libelle, waterlelie, kastanjeblad,
zonnebloem, iris, distel, vrouwefiguur en -hoofd
en gestileerde curvilineaire vormen naast abstractgeometrische
decoraties.
bewaard gebleven voorbeelden van deze bouwstijl
bevindt.
Winkels en winkelpuien
De art nouveau werd vooral populair in de winkelarchitectuur.
Zo is in Zwolle, naast geheel in de
nieuwe stijl opgetrokken panden, ook nog een
aantal art nouveau winkelpuien te vinden. Deze
zijn dikwijls geplaatst in veel oudere panden,
waardoor er vaak een stilistische discrepantie tussen
de verschillende bouwlagen is ontstaan. Dat er
ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 59
Verklaring van enkele termen:
Academisme. Conventionele stroming in de
beeldende kunst en de architectuur die
vasthoudt aan dikwijls aan de antieken
ontleende principes.
Verblend- en strengperssteen. Een gladde,
veelal helder gekleurde, met de strengpers
vervaardigde bouwsteen, die vooral werd
gebruikt als bekleding van een gevel.
Sgraffito. Decoratietechniek waarbij gebruik
wordt gemaakt van diverse over elkaar gelegde
lagen kalk of pleister van een verschillende
kleur. Door in de nog vochtige
lagen te tekenen worden de anders gekleurde,
eronder liggende lagen blootgelegd
en onstaai: een versiering met gekleurde
lijnen en vlakken.
Curvilineaire vormen. Vormen die zijn samengesteld
uit gebogen lijnen.
Gedematerialiseerde pui. Een pui waarvan de
gevel is ontdaan van zijn zwaarte en dichtheid
door het gebruik van transparante
materialen en een open constructie.
Porfier. Purperrode, granietachtige natuursteen
die vaak gepolijst werd.
Latei. Liggend, meestal balkvormig element
van hout, steen of ijzer, dat wordt gebruikt
om een gevelopening te overspannen
en dient om het bovenliggende muurwerk
te dragen.
Kalf. In dit verband een meestal houten of natuurstenen
dwarsregel tussen een deur en
haar bovenlicht.
Tracering. In dit verband meestal in de bovenlichten
van deuren en vensters aangebrachte,
decoratieve invullingen van vaak
gebogen houten, bakstenen of natuurstenen
banden.
Kwadrantprofiel. Ee:n profiel dat bestaat uit
kwartrond gewalst ijzer met flenzen. Vier
samengeklonken kwadrantprofielèn vormen
een ronde kolom.
toch nog diverse vrij gave art nouveau puien
bewaard zijn gebleven is op zich bijzonder verheugend.
Winkelpuien hebben namelijk over het
algemeen niet zo’n lange levensduur. Ze worden,
in tegenstelling tot de rest van de gevel, dikwijls
het slachtoffer van aanpassingen aan de eisen van
de tijd en de heersende mode. Diezerstraat 50.
6o ZWO