Categorie

Aflevering 4

Zwolse Historisch Tijdschrift 2004, Aflevering 4

Door 2004, Aflevering 4, Afleveringen, Jaartal, Overig, Zoek in ons tijdschrift

■ ■■■
11 11-
126 | jrg. 21 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 nnèt Boot maan
Hulten en
im Huij man
.\
A lg ■
z..,
(Co/Ie tie Vn11 Egtc11)
■ ■■■
Groeten uit Zwolle
eeralléc bij Zwoll
Post tempel 29 maart 1 02
‘Zwol/ 27 111mm ’02
Ie).
11ze11 11rie11delijke groet 11it het Inge la11d an11 de zee.
Leef gelukkig e11 bloei nis ec11 s /10011e roos i11 J leer
lrich’s hof
w \frie11rl e11 rie11di11 B 1′<111 Egtc11 e11 Ec/11gc11.' f-zender Berend van Egten ( 1 65- 1935) was bijna 55 jaar in dien. l v:in de firm,1 J. t n L ocs ·hate, igenaar van de z, ol dr gi. te rij de udc aper. De firma Ten Doe · hatc onderhield 1_.akclïkc wecmaal maakte Ber nd e n zaken rei_ naar deze Duit e relatie; in 1901 . amen m t .). Zclh r 1, bo khoud r, en in 1911 m t J •• Piqu 1, zoon van J. ten Do · hatc en toek m~tig firm, nt. Van Egtcn •en t z er van de1c buitenland e rei zen. r be tond n hartelijke bctr kkingcn Lus en de familie. lrich en an Egten. Wanneer lrich in ederland \ a , logeerde hij bï de an Egtcns aan de ud Vi markt. Bij zijn gouden jubileum in 193 kreeg Van Egten van I.Ïjn werkge er een reis naar Thüringen aangeboden , om amen met zijn e htgen te nog een de t0cht te maken waaraan hij i'.Qveel g ede herinneringen had. Deze kaart met i twat ho gdra nd gelukwen , rd in 1 2 ver tuurd aan Lina Brü kn r ter gelegenheid van haar huwelijk met Herman lrich. prncrkelïk is de adre ering, de impcle aanduid ing 'i.Th.', wa blijkbaar voldoende om op de jui t b temming t arri ren. L in dit nummer me r o r d amili an Egten n de Oud ap r. \Nat bctr ft de nfheclding, op pagina 164 treft u d b . pr king van het onlang er · henen be ck De Veem/lee aan. 11- zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 4 | 127 11 Redactioneel om t I je al reda ti van dil tijd hrift op een onverwachte en bijzondere hi tori he bron. Dat verkwam nn t B t ma-van Hult n ruimt\ ec jaar geleden. Bij de v orberciding van het tijd - hrift gewijd aan de Zw I e k pman gee t kr eg zij een fot album i1 h, nden 111 l ra htig ~ to' uit het egin an d twintig te eeuw van het bedrijf van d famil ie Ten Do hate, de ude ap r. Bov ndien bleek het i torisch entrum Overijs el een manu cript te ezitten met herinneringen van teven van gten, de zo n van de b drijf: leider uit diezelfde peri de. Hij vertelt v r zï n vad r, di al 1 μjongen bij de fi rma Ten Do hat b g n, maar vooral v r de beleveni - en van hemzelf al tienjarig jong n, di pe lde en de help nd hand b od in d geboll\ en van h t b drï aan de Di zer traat/Oud i markt en in de Bitter traat in de periode rond 1909. Het plan om van d ze tw e bronn neen pe iaal nummer van het tijd hrift t maken, werd nel geb ren . teven van gten ha I niet kunnen dromen dat 7ijn jeugdherinneringen, ge hre en in 19 2 en bedoeld voor zijn pleegzu je, ruim twintig jaar later do r de vele leden van de Z\ ol e H i tori he ereniging gelezen zouden worden. teven van gten hreef zijn eigen ge chiedeni op. In Hoc schrijf ikgeschierlenis van Jan van de Wetering, het b ek dat bij de b ekbe prekingen w rd t behandeld, kunnen (amatcur)hi torici lcz n h e zij met de g geven van een hi tori ch nder,oek, een ok or derd n aantrekkelijke (familie )ge hiedcni kunnen hrijven. ■ ■■■ Inhoud Groeten uit ZwoUe Annèt B ot ma- van Hulten en im Huij man 126 Inleiding nn t B t ma- van Hult n 128 De Oude Gaper Heri1111eri11ge11 rond ee11 oude e11 vermaarde drogisterij teven an Egt en 1 3 Loopjonge11 i11 de Oude aper Van der Laenstraat 9 Wegaa11 verl,uize11 Het 11erloren Toverla11d Meneer J. te11 Doessc/,ate Hetpaklrnis Ee11 nare val Een middag i11 dienst van de Gaper Vrijdag marktdag Kntirlerije11 Watersnood aders go11de11 jubileum Brand i11 de Gaper Boekbe prekingen 164 Recent ver chenen 168 ededelingen 169 Auteur 170 Omslag: Het taplokaal \lal/ olijf- e11 slaolie. Zittend achter rle tafel Berend 11a11 Egt en. De l'ierkn111e Te11 Doesschntej1esse11 zijn duidelijk zicht/Jaar. (Fotoalb11111 Ten Does_ hate, parti 1iliere collectie) 11- 128 | jrg. 21 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift 11 nnèt Boot ma - an H ttl ten Inleiding Hel fotoalb11111 Te11 Doesschate,fraai i11 leer gebonden en 11erg11/d op s11 e. (Partirnliere colIe tie,folo H 0 ) ij bt geb11djteni&uiering btr.• ~ ·· ..,..t•~ tNNna~ing u11n n1en ijooggeadjten atroo · l<>
eni eer~. tn ~Hs&~atc
en’fJRturouro ~-t.. ‘l>••s~ati
,,l,eHn 11,U,n st.in,
ru rbt ?un bit bum aan5eb ben me ·
be bebe bat b~ ,,sm bfijvtnb Of
en 9un Jlinberm rusten m~,,~.~~~
c.i}t’, ,,c..
‘”1 ,.,,., n. 1 .. ..:.on
~ , . ., 7A .,_. ……. –
Î~: /1:’ ,./· / /170
Het titel/Jlnd i11 het fotonlb11111, 111c1 de 11a111e11 vr111 de elf personeelsleden.
(Fotonll111111 Ten Docssclwte, parti 11/ierecollectie)
■ ■■■
In ptember 20 2 bra ht de redactie an h t
Zwols Historisch Tijdschrift n themanummer
uit onder d tit I Zwolse koop111n11sgees1 (ZHT
19 nr. 3). In dit th manummer I rd n in kort
be t k twaalfZw I eb drïven be hr n. Ik erz
rgde daarin nder me r een artikel o r de
ude aper en de firma J. ten o hate. Tijden
het verzamelen van h t materi , 1 o r dit nder-
1 erp kwamen er tw unieke bronnen aan het
licht. D fami lie Ten D e chate h,d nog een
prachtig fotoa lbum uit h t begin van de twintig te
eeu1 in bezit, met een uitg br ide f, torep rtage
van de ude ap r n de gr i rd rij die daar
d tijd deel an uitmaakte.
Daarnaa t bleek zi h in het H
cript met herinn ringen aan de
be ind n, g hreven d r teven gt n,
zo n van e n o rmalige bedrijf: leider. Deze b ide
bronnen bevatten e n hal a. n materiaal
maar door de opzet an het themanummer uit
2002 kon maar een ki in d el daarvan gebruikt
~ rden. Het wa t en I cl m te n duidelijk dat de
ombinatie an beide bronnen uit tekend
ge chikt I a voor e n latere afz nderlijke publi atie.
let dit niem e th manummer i dat nu ver wezenlijk
t.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 21 – nr. 4 | 129
11 De ude aper n de fami lie Ten Doe chate
1 n het pand Diezer traat 14 wa van 17 2 t t 1990
d vermaarde dr gi terij de ude aper geve –
tigd. en van de bijz nd rheden an de Oude
aper wa dat de winkel in haar ruim tw h nderdjarig
e taan nauwclijk van uiterlijk veranderd
wa . ln ouderwet interieur werd het drogi –
terijvak nog op traditi nelc , ijze uitgevoerd. e
Gaper werd daardo r in de tweede helft van de
t, intig te eeuw leed meer een bezien ·, aardigh
id, maar wa ten I tte niet meer rendabel. Hond
rd jaar eerder wa dat wel ander .
Rond 1900 be t nd de ude Gaper niet alleen
uit en dr gi t rij maar o k uit een gro ierderij
in drogerijen t:n verfwaren. Het bedrijf was in die
tijd eigendom van Jurriaan ten Doe hate (1 42-
1916) en zijne htgcnOLe Jan (je) ten Doe hate –
cl! n t ijn ( 1 -16-19_4). De winkel t nd ekend
al de ude ap r, maar d gro ierderij , erd
gevoerd onder de naam d firma J. t n e schate.
De gro. ierderij mvatl d handel in drogerijen,
spe erijen, hemi aliën, d f, bri ag n handel
■ ■■■
in v rf n de imp rt en handel in levertraan.
B halve d winkel aan de iezer traat ezal de firma
ok n g n akhui aan de Biller. traat, g 1 –
g n re ht tegen v r de oude ut cho 1. De zaak
t lde in di tijd lf per n el leden.
H t chtpaar Ten Doe schate – cllensteijn
wa getrou\ d in 1 7 . Er werden drie kinderen
geb ren, Anton in 1 79, Will mina J hanna in
1881 en ezienu in 1 5. 111011 en ezienu · gin gen
later all b i 111 di ijnen stud ren en werden
art , Will mina J hanna zou met haar e htg noot
Jacque ullï Piquet (1879-192 ) d firma o rt zetten.
In I liet Ten D e hate aan de Oude is –
markt 7, in het verlengde van Diczer lraat 14, een
hui bouwen waar hï m t zijn g zin ging w nen.
Beide panden tonden met elkaar in verbinding,
een ituatie die tegem o rdig n g teed z i .
aa t het hui aan de ude i markt bezat <.Ic familie Ten D e hate een tuk land met een z merverblijf, 'de K epel', aan het Klein Wezenland (nu Burgemee ter an Roijen ingel 9). In De 'Koepel' vc111 de fnmilie Te11 Doesschme ww liet Klein I Ve.:e11- ln11d / B11rg. 1•n11 Roije11- si11gd 9. ( Fotoallmm Ten Docssclwrc, parti wlicrc collectie) (Fotoullm111 Ten Docssclwtc, partirnlicrc collertic ) KOEPEL- KLEIN WEEZENLAND . MET ,wsn IS DE GEEST E OOK HET LIJF GEPAST E BEIDE DIE VHIGAAN DOOR AL Ti STAGEN LAST. 11- 130 | jrg. 21 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift 11 De 1•iskolk Oldc11eel. /r1rri11r111 ten /)ocssclintc was ee11 verwoed l'Î .. er. Op w11dag1110rge11 begon de dic11s1 i11 de rotc Kerk 0111 JO 11111". \lolgC11s de fo111ilicovcr lc1• cri11g 1wlie1 f 11rrie1011 0111 1 11111111111 m •cr tic11 z~in h111s na11 de 011dl· \lis111ark1 0111 te gn1111 l'i.se11, hij liep da1111ie1 meer liet risico ortlwdoxc kln11trm of bekt•11 - d 11 /('!(CII te komen. ( Foton//,11111 Ten Docs sc/ 1e11c, pnrticulicre collectie) 190 liet en e hat dit z merverblijf optrek.ken tot een b tendiger hui met de bed eling Licl1 daar perman nt te e tigen. Jurriaan ten oe ch l wa p dat moment 6 jaar, hij nam t n ok wat meer af tand van zijn Lakelïke be lomm ring n. In het hui aan de udc Vi markt werd de toenmalige chef van de winkel B r nd van gten 111 t zijn g zin geîn talleerd. De dag lijk e gang van zak n in h t bedrijf , erd t n t ven aan an gten to v rtr u, d. Het fotoalbum Ten H te hlpaar Ten Doe llen tcijn tond in aanzi n bij hun medewerker . Ter gelegenheid van hun 25 -jarig hll\ el ijk in 1903 kregen ze van h t gezamenlijke per one 1, elf per onen, e 11 impoant ~ t album adeau , aa rin h t hele bedrijf p de g v elige laat , a va tgelegd. efot grafe rd werden de panden aan d Diezer traat en de ude Vi~m,1rkt en het pakhui aan de Bitter traal. V rder waren er binnen pnam van de winkel, het ■ ■■■ kanto r, de kruid nzolder n de vern arenzold r, een verfkamer en een hl raf, eging. e n tap- 1 kaal v or lijf- en ·la li , en taplokaal voor de levertraan en een ki tenmakerij annex · hafllokaal. Daarnaa t waren r nog opnamen gemaakt van het zomerverblijf aan het Klein Wezen land en de vi kolk ldeneel d fav ri t vi tek van Jurri aan ten D e s hate. Het album bevatte in t taal neg 11Lien ~ l • , alle in pa e-partout ingepl kt. De bladen met de foto' war n verlu htigd met fraaie pentekeningen in Jugend til. orin het album wa e n gekalligrafeerd til lblad met de opdra ht van h t per oneel aan h t jubilerend e htpa, ren met per nlijke ondcrtek ning. In Zwolse Koop111n11sgees1 uit 2002 werden al drie fi t • en een tekening uit dit album afgedrukt, in dil nummer kunt u prakti h alle fi t ' en tekening n be, nderen. Het album bevindt zich n g in famili I zi t, het H heeft , el k pieën van de afbeeldingen mogen maken. Het i. onbekend welke ot graaf de o namen de tijd gemaakt heeft. 11- zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 4 | 131 11 Berend van ·gten (1865-19 5) Beren van gt n w rd op 22 april 1 6- geboren in A end rp al· oud t van de vier kinderen van l, ndbou\ er t ven van Egt n (L 3 -19 11 ) en Aaltien Kroe eman (1 3-1903). Berend moe tal j n meehelpen op d bo rderï, 1 aardoor hij de lagere ho I niet helemaal had kunnen afmaken. Op vij tienjarige I eftijd deed hij zijn intr de in d ud aper, het begin van een bijna -;-jarig dien t erband. Ber nd beg n in de aper al 1 opjong n, deed r in de praktijk zijn kenn i p, werd winkel h f, in 19 bed rï f: leider en ten I tte pr uratiehouder. Bij deze lo pbaan hi lp d t hij go d met men en kon omgaan, Ie rgi rig n ambiti u I a en, la t but not l a t, hij had plezier in zijn werk. Bï zijn 40-jarig jubileum in 1 20 \ erd hij koninklijk onder cheiden. B r n \ a niet alleen tr uw aan d ude aper, maar o kaan zïn hri t lijk g I vertuiging. Hij behoord in 1 8 t t de opri hter van de ·ong ling vereni ing ' H r i nz b nier' en hij wa 47 jaar zondag hoolonderwijz r in lkrkum. 1-! ï bra ht het zelf tot k rk nraad lid van de Her ormde erk, een illu t r gez I chap \ aar an het lidmaat hap do rgaan alleen aan notabelen\ a orbeh uden. l erend van Egt n t roU\ de in 1 94 met J ntje van Ding tee (1 62-1936). it dit hu\ lïk \ erden vier kinderen geb ren, in 1895 A, ltj , in 1 97 eerrje, in 1 99 te en en in 190L Hermien. Z al bo en al opgem rkt, v rhui de het gezin an gten in 190 naar d ude Vi markt 7, waardo r d ud ap r een ub tantieel deel an hun leven ging uitmaken. teven van gt n (L899-1984) T n B rend en Jent' van gten naar de ud Vismarkt verhui den, wa hun derde kind en ni g z on teven negen jaar ud. en leven lu tig kind n klaarblijkelijk z ontv, nkelijk voor de in zijn ·eugd pgeda ne indrukken dat hij later deze ·aren n g zeer beeldend wi t te be hrij en. Daarover hieronder meer. 1\ I. kind bez ht teven net al · zijn zu je de r, nje ho 1, de toen nog maar net opgcri ht hooi oor hri tel ijk Ik nden ijs aan de Juffer nwa l. Daarna volgde hij de /\!ulo aan d I lar- ■ ■■■ nix ch l. azijn eindexamen volgden nog kort ·t ndige di n tvcrbanden, eer t bij de firma 0. d eeuw, de handel in ijz nvaren en landb uwgereed chappen aan d Di zer traat en vervolg n bij de coöp ra ti ve zuivelfabriek' loop op Zegen' aan de Phil ofenallee. 1 et kantoorleven wa h m cht r el te aai en in 1916 vertrok hij p zev nti njarig I eftijd naar het gnrnizocn in Kampen m zijn dro m an ber ep militair t • ven ez. nlij- Bere11rf \ln11 gte11 (1 65-1 5) nlsjo11ge 1111111. ( 'o/li:ctie \/1111 Egtc11 ) tel'e11 11n11 Eg1e11 in 111ilitair 1111ifon11 e11 zij11 verloofde t\111111 Elisnbet/ 1 \10/bedc1, begin jare11 rwi111i ,. (Collectie V1111 gre11 ) 11- 132 | jrg. 21 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift 11 ken. teven chopte het tot sergeant, maar de dien t bracht hem ni t wat hij zich er van had v rg tcld. Hij verliet het leger in 1922 met antimilitaristi h g voelen en de re t van zijn leven bleefhï pa ifi t. azijn militair carr ière ging hij werken bij h 't K Ml in De Bilt, waar hij bela t wa met waarnemingen. Hij zou daar tot zijn penionering blijven. teven van Egten trouwde in 1925 met An na li a eth olbeda (1899-1994), zij kr g n twee kinderen. Het e htpaar wo nde ook in De Bilt. teven richtte daar e n padvinder - groep op, wa ouderling bij d ederland Herormdc emeentc, ambtenaar van de burgerlijke tand en hï werkte mee aan een bo k over de geschiedenis an h t KN ll. eschiedeni had tevens grote belangstelling. Het manu cript met de jeugdherinneringen In 111, art 1992 werd aa n het Gemeentea rchief Zwolle een manu cript ge chonken met herinneringen ann de ude Gaper. De sch rijver van deze herinneringen wa teven van Egten, de chenker de he r H.T. . Koning uit Putten. Bij de voorbereidi ng van het themanummer Zwolse Koopmn11sgecs1 namen we ( im Huij man en ik, ABvH) dit d urn nt do r en het bleek een prachtig tijd - beeld Ic geven en een geweldige bron van informatie te zijn ver h t dagelijk leven in de Oude aper aan het begin van de twintig te eeuw. Het do ument maakte duidelijk dat teven I tterlijk een deel van zijn j ugd in de Oude Gaper had d orgebrach t, maar veel meer dan dat hij in 19 16 uit Zwol le naar Kampen vertrokken wa , wi ten we I en nog ni t van hem. De heer Koning die het manu ript in 1992 had ge chonken, bleek inmiddel overleden. ia de telefoongid op internet k, amen wc dit najaar in contact met de zoon van teven, de heer Berend van Egten uit Woudenb rg. Deze verwees ons naar zijn zuster, mevrouw )c111je hneider - van Egt n uit Leu den. cvrou, hneider bezat nog v el meer materi- • al an haar vader, want Steven van Egten bleek een gro I deel van zijn leven op chrift g teld te hebben. De herinneringen aan de Oud Gaper vormen daar lecht een onderdeel van. an al ■ ■■■ zijn opgetekende memoire zijn vo r Z\ olie vooral d re t van zijn jeugdherinnering n intere an t, die hij onder de titel 'Burger in een kleine tad' heeft be chrev n. \ ij komen daar in een vol gend nummer van het Zivols Historisch Tijdschrift zeker nog een keer op terug. De herinnering n aan de ude aper bleken peciaal samenge teld te zijn al cadeau voor h t 50-jarig huwelijk jubileum in 1982 van zijn pi gzu je Emmy \i\l idmann. p h !'titelblad taat ook d datering 'D Bilt, april 1982 vermeld. Emmy Weidmann kwam in oktober 1916 al negenjarig kind uit Duit land in h t gezin van Berend en Jentje van Egten om a, n te terken. mmy bleef ech ter in Zwolle bij de an Egten en trouwde in 1932 met de Zwollenaar Piet Koning. Dit huwelijk bleef kinderl o . a het overlijden van beide echtelieden schonk Emmy' zwager H.T. . Koning het manu cript aan het Zwol e eme ntear hief. Het in dit nummer afged rukte verhaal van teven van Egten ver de ude Gaper be chrijft met name de ga ng van zaken in d jar n 1908 en 1909. Vervolg n heeft hij nog enkele bijzond re gebeurte ni en b licht, het hoge water in 1916, het ijftigjarigjubilcum van zijn vader Berend in 1930 en ten lotte de brand in de ude aper in 1934. mdat teven vooral de situatie in de ude Gaper rond 1908 be chrijft, het jaar immer waarin het gezin Van Egten in het hui aan de ude Vi markt kwam wonen, vormt zijn v -rhaal een bijzonder g heel met de fo to' uit 1903 uit het fotoalbum Ten D e scha te. Het verhaal is licht bewerkt en geannoteerd. e oorspronkel ijke tit I luidde: 'De kroonde Oude Gaper', een naam die vroeger ook p de etiketten an de Ie ertraan fles en van Ten Does h, - te tond. Omdat de naam ud ,aper' e hter een begrip i in Zwolle, hebben wij de titel aan •epa t. Enkele pa sage zijn ge chrapl omdat die nog zu llen terugkom n bij de publicatie an de overige jeugdherinneri ngen van Steven van -gten. erd r betreffi n de aan pa singen vooral gra mmati , Ic en peiling techni che zak 11. 11- zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 4 | 133 11 ■ ■■■ De Oude Gaper Herinneringen rond een oude en vermaarde drogis terij 'Hebt ij e11ige kwalen of pij 11, \freest od e11 eert de //lerlicij11. ezo11d te zijn, va11 leden fris, De allergrootste rijkdom is'. 1 Loopjongen in de Oude Gaper De kalend r wees .1 mei I o, to n mijn vader Berend van Egten2 op vijftienjarige leeftijd zijn intrede deed in de Oude aper. Het wa een wat ongewone tap voor deze boerenzoon, die op de boerderij van zijn vader maar node gemi t kon word n. Maar het , aren bar I ht tijden. De landbouwcri i van de tachtiger jaren tei terde de bo ren tand. Ze hadden het moeil ijk, de boeren. H t lot trof mijn grootvader te en van Egten3 in bijzondere mate. Hij had n boerderij aan de A ndorper traat. Maar het , aren niet alleen de lechte tijden, die zijn Ie en moeilijk maakten. In de kracht van zijn leven was grootvader blind geworden, doordat van beide ogen het netvlies lo liet. Daar wa to n nog geen kruid tegen gewa - en. H t wa in 1880 nog onvoorspelbaar dat een kleinzoon van vad r baa , professor Ten Doe - hate4, al direct ur van het oglijdersga thuis in trecht tiental! n jaren later h nderden men en van deze k, aal zou verlos en. Maar op dat moment wa de weten chap nog niet zover, zodat grootvader in diepe dui terni het leven door moest. een wonder dat de boerderij achteruit holde. Dit t me r omdat gr otmoeder een hartkwaal had. T ten wa er, el, maar al het jaar ver trek n wa moe ten rent en aAo . ing van de hypoth ek klaar liggen. Er moe t dan ook op een of andere man ier geld binnenkomen. ociale hu lp 6 tond ni ten mensen op hun geld laten wachten, dat tro kte niet met de geldende moraal. De oudste zoon Berend moe t geld verdienen. Jammer, want door de narigheid thui had hï zelf de lagere chool niet helemaal kunnen afmaken. Maar er wa geen ander mog lijkheid. Berend probeerd he in de ude aper, de bekende drogi terij aan de iezer traa1 14. De ude aper had een goede naam. 'Al je in de Ga per werkt, dan ben je goed af', z iden ze in Zwolle. De eigenaar, meneer Ten Does hate5, z g blijkbaar wel wat in dat pientere joch en hij nam hem aan als loopj ngen. Het loon wa wel niet hoog, maar in deze benarde tijden hielpen alle beetje . Het was geen licht baantje. De werkdagen waren lang. 111 zes uur ging de winkel open en hij ging' avond laat dicht. Boven de winkel waren drie grote zolder . Daar lagen de voorraden van de talloze artikelen opge lagen. Daaruit moe t dagelijk de winkelvoorraad worden aangevuld. Talloz malen per dag rende de loopjongen met een paar winkelladen ond r de arm de trappen op en af 0111 te zorgen dat alle laden gevuld bleven, zoda l de klanten nel en goed bediend werden. \ rijwel alle ging met handkracht. AJ onces· ie aan de moderne tijd wa er in het plafond van de wink 1 een luik. Al de vrach ten te omvangrijk ent zwaar waren om te dragen, konden ze hierdoor naar boven worden getakeld. ' Morgen vroeg, lang voor de aper zijn deuren opende, was de jonge Berend al uit de eren. Hij wandelde dan met zijn moeder naar e n wei land in Dieze om daar de koeien te melken. Berend droeg de volle emmers naar d rand an de tad, waar zijn moeder het juk met de emmer overnam en ze verder naar de A ndorperstraat dr eg. Om klok lag ze uur tond Berend voor de Gaper om aan zijn lange werkdag daar te beginteven van gten 11- 134 | jrg. 21 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift 11 ■ ■■■ IND ÜVDE. 6APER DIE:ZERSTRAAT. De O,ulc nper, Diezerstmnt 14, in 1903. /11 de de11rope11i11g stnnt Berend vn11 Egt en. ( Foton/1111111 Ten Doe-sclwrc, pnrtirnliere collectie) 11- zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 4 | 135 11 nen. Maar het werk , a voor hem bepaald geen traf. e oude h er Ten Doe chate wi t zijn menn t in pireren. Vele jar n la r prak vad r nog met veel re peet o er meneer Ten Does chate, van wie hij zo veel geleerd had. Het leven van de loop·ongen, a niet gemakk lijk. Fiet n gold al e n lu · . Alles werd te voet w ggebrach t. En die ra htcn mochten er zijn. Al de vrijdag in zi ht kwam, mo ten er me het oog op de markt t vor n ve I zakken word n gevuld n uitgewogen. Een artikel waar in de Gaper veel vraag naar wa , wa bleekpoeder. Met het uit, egen an bleekpoeder werd Berend opge cheept. In het begin was dat afwegen wel een aardig werk, maar naarmat het vat I g r werd, moe t de jongen dieper in d ton duiken. Jui t nderin bleef het ont napte chi rga hangen. Hij ademde het ont napte gas in, tot hij bloed pgaf. it was het ignaal dat de werkwijze veranderen moe t. Meneer Ten Doesschate schrok er erg van. Gelukkig heeft Ber nd er geen blijvend nadeel van ndcr ondcn. Berend wa leergierig. Mogelijk dat hij juist door zïn gebrekkige hoolopleiding pr beerde de gemi. te kan n in te halen. Hij tak niet al leen eel op van m n er Ten Do schat . Al hij voor een bood hap een vierd uitstuk6 of een tui ver fooi kreeg, ijlde hij naar de boekenkraam op de markt om een tweedehands boek te kopen. ' Avond lag hij dan in bed bij het gebrekkige licht van en mpj kaar t leren. En dat na een veerti n-urige werkdag. Het bie f goed gaan in d Gaper. Berend kreeg all ng h t drogi t ak redelijk ond r d kni . Hij k nde d artikel n. Hij wi t h ede m erseltj en drank·e gemengd moe t n worden en kon op de geur de me te kruiden herkennen. Zijn baa zag dat met genoe 1en en gaf hem de verantwoordelijkheid voor de winkel. D ude Gaper wa n wezenlijk tuk an zijn leven geworden. Toen Berend in 1894 in het huwelijk trad 7, waren de boekhouder Zei hor ten de reiziger an \ ijhe8 de ceremoniemee ter . In het voor deze gelegenheid gemaakte gedi ht kwamen de volgende strofen voor: 'Op ee11 goede vrijdag werd /,ij lil de Gaper voorgesteld. Vader 11oe111de l,em: 'schierjonc/1ie11', Heus, /,et is 011s zo verteld. Jn, /,et is waar! Vraag 't /,et klein kantoortje 11,nnr. Ongelukkig viel hij dik1Vijls Bove11 vn11 de trnpp II nf, Wnnr de j11JJromv9 IVel vn11 schrikte Maar /rij zelf 11ie1 veel 0111 gnf Alle zake11 i11 de 1Vi11kel nan 1111 /rnnst door Ber 11ds hm,d. Ann de tipjes vn11 de 11e11ze11 Ke11t hij bijkans ied re kln111. Jn, het is wanr,jn, het is wnnr! Vraag het in de Gaper 111nnr. ' 10 Van der Laenstraat 93 ■ ■■■ Voor een burger die zichzelf re pecteerde, en daartoe reken ik zeker vader en moeder, wa een huis een hartemven . Ee n ig n hu i i e n bezit en bezitterzïngeeftstatu. a om. treek d e u, - , i e!ing het bezit van een hui niet een an de voorwaarden, waarop iemand als kiezer kon , orden aangemerkt? War zou het worden: kop n of zelf bouw n? Men r Ten Doe schate, die vanwege de op te nemen hypotheek terecht een inger in de pap had, ried aan: bouw 11. a lang b raad werd er en t rr in g koz n aan de Van der Laenstraat, toen nog As ndorpersteeg geheten. e As endorper t eg lag in een ar eidersb uurt, voornamelijk bevolkt do r 'spoorhazen ', arbeid r van de spoorwegen. De bijnaam 'spoorhaa ' vond zijn re htvaardiging in het feit dat als even voor het begin an de werktijd de 'toeter' van de entrale \ erkplaat o er As endorp loeide, de laatkomer probeerden in een nelle spurt nog juist op tijd te zï nom een boete te ontlopen. Er lagen plan nen voor de bo uw van een nieuw station en dan zou de an der Lacn traat 11- 136 | jrg. 21 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift 11 ■ ■■■ Het perso11ee/ vn11 de Oude aper i11 190 • tna11d derde vn11 links Berc11d van Egtrn, rechts ,wast hem zijn 111i11der begaafde broer Hendrik, die ook bij de aper iverkte. Zittend links l,oekho11der C.J. Zdlior t. Jnnnrl uit r I rechts ve1f111aker J.l-1.B. Jansen. (Foton//;11111 Te11 Doessclulle, partiwlierecol/ecJie) n van de to gang , gen worden. ater bleek dat dit een mi rekening, a , want de plannen gingen niet d r. Het , a een terrein dat groot g n eg , a v or t, ec woningen. aa t on hui 11 bleef er nog e n breed pad v r, dat teven t egang gaf t l de m e tuin van het Oude armen- en rouwenhui 12 aan de De enter traat 13• Dat pad, a eigencl m van vader. it had h\/ee voordelen: we woonden erg vrï en ht r nze tuin , erd niet gebou, d. Het waren v or die tijd mooi huizen, verreweg d m i te van de traat. Z hadden een gezamenlijke p r iek van dri treden, wat een bijz nder a h t gaf. Maar toen vader en m der er eenm al w nd n, w rd uitgerekend hun porti k de peelplaats an de buurt. Het wa d verzamelpla t an altijd ruziënde j ngetjc . die hun pla je tegen de deur ded n. ' vond zaten er vrijende paartje crtu ndoor honden die er hun behoefte deden. Na een paar· , r \ a moeder de ellende za en, erd d gevel gelijk getr k.k. n. D trapje kwamen toen in de gang. Het aanzi n werd er wel niet m p, maar moeder had ru t. Het hui aan de an der La nstraat , a vo r on kinderen '~ een heerlijk hui om in te wonen.\, hadden een tuin met n prieel en het pad naa t het hui , a een g licfd peel pi, at . Dat 1\/a maar goed k, \ ant 111 eder zag n niet graag op traat p I n. erm edelijk p lde in d ze maatregel de verwegin me dat r in A endorp nogal eel o iali ten, oonden en o iali ten tonden er bï het nette burg rdom niet be t op. En een kinderzi I i gam beïnvloed. Tr uwen ·, r wa. op 11- zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 4 | 137 11 het eigen erf genoeg ruim te om te pelen. Periodiek kregen wij in de Van der Laen traat bez k van men en, die waren aangewezen om on h t lev n aangenamer t maken. Zo kwam een f tweemaal per week de 'tonneman'. Deze droeg een, erkpak met een leren pet en op zijn schouder had hij een leren lap, waar het lege tonnetje op ru tte. Hij ging achterom, om de pleeton te verwi len. og g ruime tijd na zijn bezoek was de traat bez, angerd van vreemde geuren. nmaal per week k, am de 'körreman', om de drekbak 15 te ledigen. Aangezien de grootte van deze bakken nog niet ge tandaardi eerd was, waren ze vaak nauwelijk te tillen. erder kwam op gezette tijden een maJrnetje met een hand, agen, om de traat aan te vegen. Zo'n nuttig per oon droeg in Zwolle de naam van ' kup-en-be empien'. Af te leiden uit hetgeen ik hier en daar opving, muntte hij niet uit in ijver. Als ik het a hieraf goed beoordeel, moe t hij in de maat chappelijke be ordeling wel onder aan de lij t taan. In mijn herinnering is ook blijven hangen een man met een lok,, aaraan een bos gekleurde bal len wa beve tigd. Wij noemden hem 'lamperozee'. Alleng drong tot on door, dat die fel gekleurd ballen papieren rozen , aren, die be t md war n om ond r aan de petroleumlamp al v rsiering te di nen. Wekelijk k, am ook d wa man met een wagen waar dri grote honden voor waren ge pannen. Ze lagen op straat met open bekken te hijg n en z · blaften a~ chuw lijk. Ik wa er dood - bang voor en kroop ang tig w g acht r mo ders rokken. Al aanvulling op mijn \ oorden chat, die ik bepaald in de an der Laenstraat heb opgedaan, 111 et genoemd worden het woord: 'ga tert'. Een ga ·tert wa iemand op wie iet viel aan te merken, in afkeurende zin dan. Hoe cel op hem wa aan te merken, wa een gevoel zaak. Je kon het opmaken uit de intonatie, waarop het woord werd uitgeproken. Maar al het heel erg wa , dan wa alleen ga tert niet g noeg. Dan heette zo iemand een ' oele gastert'. ■ ■■■ We gaan verhuizen De kalender v rmeldde het jaartal 1908. Er · heen iet bijzonder op til te zijn. ader en m eder had den telkens ern tige gesprekken. \i\ ij \ erden met een moes naar buiten gestuurd. Dit was een zaak van vader en moeder. Toch drong h t g leidelijk tot ons door, dat wij er ook mee te mak n had en. De familie Ten Doesschate had grote plannen. Zoals vele welge telde familie in Zwolle hadden ze even buiten de tad een plek waar ze ' zomer met de kinderen heen konden. leneer Ten Doe - chate had een stuk grond aan hel Klein Wezenland (later Burgemee ter van Roijensingcl ). Het was een groot stuk weiland tus en de st, dsgr, cht en de We terlaan. Een deel ervan had hij laten omtoveren tot een mooie tuin en daarop had hij een koepel laten bouwen. Het wa een eenvoudig bouw el, bijzonder ge chikt tot een aangena:im verpozen van de familie op m oie zom rdagen. Het groot te tuk, grenzend aan de Buiten ociëteit, was weiland gebleven. Elk jaar, erden daar een paar kne hten heen gestuurd om het gra - te maaien en later het hooi te oog ten. De vele ne - sen, die in het pakhui in de Bit ter rraat ge uld waren met levertraan en and · r zin , , erden in ki ten verpakt naar heinde en er verz nd n. Tegen het gevaar van br ken werd n die fl n met hooi b ch nnd. Hi rvoor war n grote ho - veelheden hooi onontbeerlijk, hooi dat hier voor het oprapen lag. Wanneer de tijd voor her oogsten daar wa , 111 cht ik met vad r mee naar h l land om te kijken. Als d wagen hoog opgelad n wa met hooi mocht ik daar bovenop meerijden van de Westerlaan naar de Bitterstraat. Op de plaat van de koepel, zo mooi gelegen aan de ingel om de gra ht, wilde meneer Ten Doesschate nu een hui laten bouw n om daar met zijn gezin te gaan wonen. Het wa een lang gekoesterde wens, die zijn statu van vooraan taand koopman ongetwijfeld ten goede zou komen. Hij wilde dat vader en moeder dan in zijn hui aan de Oude Vismarkt 7 gingen , onen. 16 ooral moeder had daar nogal z rg over. Ge n , onder: dat hui was vergeleken met het hui ~ aar , e woonden erg groot. We hadden geen meubel die 11- 138 | jrg. 21 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift 11 Het Klein \ \'ezenlmul ! B11rg. vn11 Roijc11 iugcl omstreeks 1 95. Tweede: pand l'n11 links was 'de Koepel' vn11 rlc fn111ilie Te11 Doe.sclwte. ( ollectic H ) De B11rgc111ec ter ,,,w Roijcnsi11gcl 0111$1 reeks 1970. Tweede l111is 1'1111 rechts, ur. 9, is het pm1rl waartoe de l'oommligc koepel l'n11 tic fn111ilir Tc11 Doessclwte in 190 11itgebo111vd werd. ( ollcctic Il O) ■ ■■■ 11- zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 4 | 139 11 ge chikt waren or die grote kamer . B vendien kreeg moeder de verantw ordelijkheid vo r het hoonh uden van de winkel en vo r het henken van thee en koffie voor het per neel in de winkel. erd r moe t zij de boerenklanten ontvangen, die op vrijdag in grote getale naar Zw lle trokken om d markt te bez eken. De va te klanten ha un pied à terre in de ap r. ce, v het een zaak die zij rijp lijk n t n, , alll al ze eenmaal ja had g niet haar beletten haar w rd g tan V Ten D e chatew delijk zaak: hij kon in zijn zaak u, - baard r chef zetten dan ader. laar ren moed r znten er belangrijke consequentie aan va L. ader kreeg wel een hoger alari , maar an dat alari moe t m eder een dien tmei je nemen oor dag en na ht. En ok dan kreeg zij het vre el ijk druk. Ze had een gezin met vier kjnderen, die ok haar aanda ht vroegen. a ampele overwegingen temden ze t e. ader verhuurde ons hui, aan mee ter nte17 en ■ ■■■ Dr tuin nc/Jtcr 'de Koepel ' na11 liet Klein \ Vc::c11/c111d / Burg. 1'1111 Roijensingel. ( Foton/lm111 Ten Doessc/ 1111c, pnrtirnlierc collectie) ÎVIN- KLEIN WEEZENLANO. we gingen verhuizen naar de Oude Vi markt. \\'ij kinderen onden het ma htig, dat grote hui midden in de tad. Het had negen kamer en een grote z ]der met nog een een kam r. 1 n h t uterrain wa een grote keuken met een glimmende k peren p mp. r waren apart kelder v r kolen, aardappelen en ruit. Er wa ok en wijnkelder, maar die werd uitsluit nel o r de wink 1 gebruikt. ader en moed r waren wel geen geheclonth uder, maar t rke drank wa bij on aan huis nbekend. Het , a een erg royaal geb uwd hui . In de kamer wa fraai d coratic, erk met echt bladg ud. Va naf de k uk n , a een eten lift naar d w nkamer. or het h Ic hui waren pre kbui zcn met tl uitje voor het proepen. Dit alle wa in 190 nog een bijzondere nieU\ igheid. ooral de eer te maand n wa deze voor on onbekende wij ze van communi eren een bron van vermaak. oor! pig bleef er een hele erdieping nbew ond. ic tond tr uwen · vol mei de inb edel van zu ter ekkcr, die wijk crplceg ·ter wa an de Prote tantenbond en blijkbaar de prote tie 11- 140 | jrg. 21 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift 11 g noot van meneer Ten 1 1;; chate. Huis OuoE V1s(HMARKT. Oost-West, Thuis besr-. Oude l'i 111nrkt 7 i11 1903. J11rrinr111 te11 Doesschate liet dit pand bo11we11 in 1 Hij bcwoo11dc het zelf tot 190 , dnnnw werd liet tot 19 5 het 011derko111e11 vn11 de Ja111ilic \11111 Egtc11. ! Ict /111is lng i11 hei verle11gdc l'{W de winkel nn11 de Diezerstmnt. ( Foto11lb11111 T, 11 l ocsscl1t1te, pnrtirnliere collectie) ■ ■■■ Het verloren Toverland H e mooi h t nieuw hui ook wa , n leven wa er d or v randerd. \Vij waren tad m n en geworden. Dit maakt dat de herinnering aan hetgeen v orbij wa hoc langer hoe mooier, hoe langer hoe romanti her\ erd. Wat wij in dat grote hui midden in de t d mi ten dat war n de vriendj met \ ie wc dicht bij hui k nden p len. Hier wa het op traat al tijd druk n hi r kon je · pel niet even onderbreken om n kar te 1, ten pa eren en dan je pel g w on te vervolgen. \ ij mi ten ok de mogelijkh id om gauw buiten de huizen te zijn. cc, nze vrïheid wa een tuk minder ge\ rden. p de ude i markt w nd n vrijwel uit !uitend r m e 1-.rink li r en daar hadd n we geen mgang m e. \ ij war n herv rmd en b vendien \ a vad r met vertuiging d chri telijk-hi t ri he begin elen toegedaan. n beide groeperingen war n niet van anti -papisti che mett n vrij. Je \ a er in de tad ok meer bij bepaald, dat er all rlei dingen ni t 'h orden'. n da,. r moest je m e uitkijken, want het erg te wat je in Zw Il kon overkomen wa dat je and n erp van ge prek w rd. Wat wel fijn wa in de tad, wa dat je overal dicht bij zat. J\I er i l bijz nder te d en wa , dan had je er deel aan. Al het K ninginncdag \ a en de pt ht lr k do r de iezer traat, dan . tand n wij op een toel p de ï p. In de open rijtuigen zaten de h r n van het ntralc omité1H. Z had den ~ telijkc h g h den op. Wij waren zo trot al n pam , al ze vad ren moeder herkend n en al groet plc htig hun hoge hoeden li htten. p vrijdag l nd de ud Vi markt vol met kram n, waar tandwerker ond r t rke verhalen en kwin ' lagen hun \ aren probeerden t lijten. or de H fd\ a ht tand een liedje zanger. T gen de muur tand een groot bord verdeeld in e n aantal plaatjes, waarop in bloedige taferelen de gru1 elijkc m rd te Raam donk tond uitgeb Id. !et een tok wc hij telkcn een plaatj aan en hij zong het er bijbchor nde c uplct bij. \Vij lui terden met o en m nden naar het afgrij elijke kr upelrijm. 11- zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 4 | 141 11 Lang de kramen liep een ononderbroken tr om van boeren n boerinnen in hun fleurige klederdrachten: uit alland, uit taphor t, van de eluwe. Z \Varen e ht een dagje uit. En we keken er niet vreemd van op al een boerin midden in de tad, do r de nood gedrongen, hurkte boven e n rio lput"e om haar pla je kwijt te raken. u wij bij de zaak woonden werd de aper, die voor on kinder n tot dan toe iet sprookjesachtig had, een wezenlijke werkelijkheid. De aper wa niet meer iets ab tra t ver weg, maar het wa ict geworden \\ aar wij mee te maken hadd n. lle draaide voortaan m de Gaper. lle moe t wa h en, de 1i 'den werden vers h en, al het ging om het belang van de zaak. at d, t betreft zo u het weinig ver hil hebben gemaakt, al ader eigenaar z u zijn gewee t. De zaak b paalde de tijd waar p gegeten werd. Meermalen kwam het voor, dat het ten al p tafel stond en vader er nog niet wa . Ik\ erd dan naar de Bitter traat g tuurden dan bleek vader zo druk b zig te zijn in het pakhui , dat hï tomweg vergeten wa dat het eten - tïd wa. Tu en twaalf ent\ ee uur, al de bezetting v, n de wink 1 minimaal wa en er een spoedbe telling kwam, dan kon het weer niet zo I cht zijn ( ik moe. t r do r. De zaak ging voor. H t bij de winkel wonen veranderde on leven. Het was er altijd levendig. De beide winkelbedienden, Land en Wagteveld, hadden het erg druk. Er wa een goede loop in de winkel. De deur tond mee topen en de klanten liepen af en aan. rij\ el alle ;utik !en moesten worden afg wogen. Er hing n aan de lang boven de toonbank twee weegchalen met glimmende koperen chalen. I dere donderdag gi ng al het koperwerk, \ eeg chalen, ge\ ichten, vijzel n, ar achter naar de keuken en daar werd alle gepoet t tot er geen vlekje meer was te zien. p de IOonbank, a hter in de winkel en dwar op de andere, prijkt e n grote koffiemolen met aan beide zijden een groot wiel met een handvat. en van de artikelen waarvoor de Gap r zich tere ht een faam in Zwolle had verworven wa koffie, de heerlijk geurende, ver gebrande koffie van de aper. Iedere week werden door de firma ■ ■■■ I ( ~- . I 16 1, ~ --:o 9 d1e2er!'.traat Go ijen een paar zakk n koffiebonen afgeleverd, ver van de branderij. H t draaien aan de grote wielen van de koffiemolen ko tt menige zweetdroppel. oor ons kinderen wa de \ inkel verb den gebied. 'Kinderen horen niet in de, inkeL Dat i geen gezicht voor de klanten', zei ader. elukkig moest vader zijn tijd v rdelen tu en het pakhuis in de Bitter traat en de winkel. Behalve op rijd, g, vroeg het pakhui de mee te tijd, zodat het g b d door ons nogal eens o ertredcn werd. Het wa p de zolders bo en d winkel plezierig verto en. We werden nogaJ een naar boven g tuurd met melk, om de bakje van de katten te vullen. Di katten waren met veel succes ingezet voor het opruimen van de vel muizen die tu en de or hen makelijke zaken al gedroogde kruiden, vogelzaad en dergelijke leefd n al in het bel ofde land. Pln11egroll(I vn 11 de p(ll1de11 rm11 de Diezerstmnt e11 11de is- 111nrk1, rlnnrop is goed te zie11 ho deze pn 11de11 i 11 elknnrs verle11gde liggen. (Archief tic/11i11g Oude ,npcr, H 0 ) 11- 142 | jrg. 21 - nr. 4 zwols historisch tijdschrift 11 Het kantoor vn11 de Oude apernnn de Diezerstmat. ( Fotonlbu111 Ten Doesscliatc•, partirnliere ·ol/ectie) Het i11terie11r 11n11 de winkel w111 de Oude aper nan de Diezerstmnt. (Fotonlb11111 Ten Doesschnte, partirnliere collectie) ■ ■■■ 11- zwols historisch tijdschrift jrg. 21 - nr. 4 | 143 11 p di zo ld er tonden voor kinderen ook vele heerlijke dingen: diver c soorten drop, pepermunt, kandij, amandelen, matt n vijgen ... , maar o , cc al vad r rachter kwam. Dan z, aa ide er, at. Er t nd zelfs een at m t moten geko nfijte gember. Er -tond nog veel meer, waar , ij de be temming niet an kenden, maar, at onze nieuwsgierigheid prikk Id . el ukkig waren de bedienden mij nogal genegen, 1 aaraan h t feit dat ik altijd vo r boodschappen be chikbaar wa waar chijnlijk debet wa . Er kwamen tenmin te g n bot ingen van belang voor. Meneer]. ten Doesschate AJ woonde de familie Ten Doe schate niet meer bij d zaa k, meneer Ten Do chate hech tte aan oude gebruiken, zoals die in vele jar n in de Gaper wa ren ingeburgerd. l aarbij hoorde de wijze, waar p de nieuwjaar dag werd beleefd. ok in 1909 verli p de nieuwjaar dag zoal al tijd, met dit ver chil, dat het p rsoneel wel in dezelfde kamer bijeen kwam maar dat ze nu door vader en moeder ontvangen , rd n. Toen vader en m eder op nieuwjaarsdag uit d kerk kwamen, zat meneer Ten Doe chate hen al op te wachten. nder de gegoede burgerij van Zwoll gold d oudejaa rsavo nddien. t al de voornaa m te kcrkdi n t van het jaar. Dan wa de Grote Kerk tamp of. m de weemo dige temming p te voeren, klonk dan steevast, ondersteund door h I ma htige chnitgcrorgcl, Rhijnvi Feith ween, edig : ' ren, dagen, maanden, jaren vlieden al een had U\ heen.' Dat klonk prachtig door de hoge gewelven. De nieuwjaar dienst was be temd voor de kerkenraad en h t meer orthodoxe deel van d gemeente, waartoe vader en m eder waren te rekenen. a de gebruikelijke nieu, jaar begroeting trok meneer zich terug in het kantoor achter d winkel. eleidclijk tro mde d voorkamer vol, tot het hele per neel1 9 ver nigd, a . Het bezoek verliep nogal hutterig. Er heer te een ang tigc sprm ning. Je , i I maar nooi t wa t je zou overkomen, als je trak alleen bï de baas op bezoek moe r. Maar ■ ■■■ een kop koffie met een oliebol en een praatje van vader en moeder verri hnen ,vonderen. tuk voor tuk, erd n ze bij de baa p h t kantoor ont angen. a daar gebeurde? We kunnen er Ie ht naar gi en. iemand vertelde er wat over. \ aarschij nlijk na de felicitatie e n nieuwjaar fooi, mogelijk een toezegging tot een loons erhoging, een bemoedigend woord, een vermaning? Zonder uitzondering kwamen ze opgeluch t terug. Het wa. wel duidelijk dat het niet nodig wa. daar zo t g n op te zien. Dat kon je m neer Ten Doe cha te w 1 toevertroU\ en. ok aan interkl aa. , kerst en Pa n w rd bij zo ndere aa ndacht ge honken. Al weken te oren had vader e n lij t gemaakt van de bakker die klant waren van de aper. Bij z 'n gelegenheid kon dan door een be telling worden g toond, dat dit op prijs werd gesteld. Op de dag voor de fee tdag 1110 hr ik mee met de loopjong n. let een handwag n trokken we door Zwolle, om de bc. t Id war n bij de bakkers op te halen. Al naar de aard va n het fee ·t , aren het: peculaas, boterletters, taaip ppen, paa - broden, weihnacht tollen, eieren. Voor de loopjongen en mij wa het een goede middag. Voor hem vanwege de fooien, die met milde hand werden ge chonken, voor mï anw - ge de vele koekje , taai taai en dergelïke, die bij ons thui bepaald niet tot de dagelijk e ko t gerekend konden worden. Voor on kinderen wa meneer Ten Doe chate van een figuur die wij in onz fanta ie, afgaande op de v rhal n van vader, hadden g chapen, ge, orden tot een meneer die , ij kenden en voor wi wij een onbeperkt ontzag hadden. Hij wa in deze ja ren een zestiger, een ni t al t lange man, nogal gezet met een volbloedige gelaatskleur. Hij liep iets gebogen, schijnbaar in gedachten verdiept. Al hij on aansprak, dan wa het met een gezellige bonhomi en in gemoedelijk onverval t Zwol dialect. Op zijn verjaa rdag liep hij 's morgen op weg naar de zaak langs de banketbakkerij van Bag >elaar
aan de Melkmarkt op de hoek van het Rodetorenplein,
een ad res dat beroemd wa om zijn
heerlijke gemberbolu en. Met de gebak doo in
de hand liep hij de winkel door naar a htcr, liet
11-
144 | jrg. 21 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 ■ ■■■
1id1 door moeder feli iteren en trakteerde het hele loden boenen naar het Klein\ czenland. Ik wi t
gezin p gemberbolu en. De herinnering aan

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2007, Aflevering 4

Door 2007, Aflevering 4, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

11 11-
134 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Annèt Bootsmavan
Hulten en
Wim Huijsmans
/ “”· •(/ ,
~ -~- – / ·
Groeten uit Zwolle
BR.)EFKAART
(Carte Postale.)
Ulf•Em mm1mIm1 l iNl81 PQSlllE UNIVEISELLE)
( 1 . (<:~ -J>‘• ;\
~-· ‘:Il / ( Zijde voor he, adres be0temd . (Cóté risert•,: a l’adresse.)
~·r – . · ,r.. -J
AAN ~ . ~ ~r~ —–· -~ – ~ – . GEMEENTE m d / / / /~
Z WOLLE c7~ / ) .
.__A_R_C_H_I E_F_, 0 0712 ~ !
( Collectie H CO)
Diezerkade
Zwolle- Utrecht, 6 april 1901
‘Waarde familie!
Gisteren goed overgekomen. Ook het pak is al gearriveerd.
Alles is hier wel. Hierbij kunt ge zien waar ik
uithang. Zoek maar achter de hoornen. De groeten
van allen, waaronder ook uw toegenegen Neef,
H. C. Jr.
Hoe gaat het met Tante??’
Een gezicht op de Diezerkade, met veel afgemeerde
vrachtschepen . Zwolle was voor de Eerste
Wereldoorlog een belangrijk centrum voor de
binnenscheepvaart. De importantie daarvan
begon pas tijd ens het Interbellum afte nemen met
de opkomst van de vrachtauto. Omstreeks 1900
was het, zoals de ansicht toont, nog een drukte van
belang aa n de kade. Er werd hier met name veel
turf geladen, die uit de Overijsselse en Drentse
veengebieden aa ngevoerd werd door de Dedemsvaartse
Stoomtram (DSM). Het eindstation voor
het goederenvervoer van de DSM lag aan het Blekerswegje,
om de hoek bij de Dieze rkade. Het
begin van het Blekerswegje va lt nog net uiterst
rechts op de afbeelding te zien. De goederentram
kon tot 1939 via de paardentramrails nog over de
Diezerkade doorrijden naar de Thorbeckegracht.
Tegen 1910 werd het zo’n gedra ng bij het
laden van de schepen rond de Diezerkade, dat de
DSM pl annen ontwikkelde voor een speci ale steiger
in de gracht. De gemeente Zwol le verklaarde
zich in 1912 bereid ee n houten loss teiger met twee
sporen te bou wen, die door de DSM gehuurd
werd. Dat op deze steiger ook wel andere goederen
dan turf werden verladen, kunt u lezen in het artikel
Een ongewoon transport van Peter Badcock op
pagina 149.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 135
11 Redactioneel
Het is voor een redactie van een histo risch
tijd schrift altijd leuk om ze lf een historisch
moment te beleven. In dit nummer
van het Zwols Historisch Tijdschrift is dat het geval.
Met gepaste trots kunnen wij de winnaar van de
eerste ZHT schrijfwedstrijd 2007 bekend maken.
Het thema van de wedstrijd was Zwolle in de jaren
zestig. De keuze is geva ll en op het artikel van
Albert Veld , waa rin volgens de redactie het
enthousiasme voor het onderwerp duidelijk naar
voren komt. Het prijswinnende artikel, Zwolse
techneuten in de jaren zestig. Herinneringen aan
mijn schooltijd op de Uitgebreid Technische School
en de School voor Scheepswerktuigkundigen kunt u
natuurlijk in deze afl evering lezen .
Dat historisch onderzoek al lang geen zaak is
van alleen maar chrifte lijke b ronnen blijkt uit het
artikel van de heer Veld, dat gebaseerd is op herinneringe
n. Maar ook beeldmateri aal kan een
belangrijke hi sto rische bron zijn. Hoe een aa ntal
foto’s uit het HCO het vertrekpunt kunnen vormen
voor een speurtocht naa r de inhoud van de
op de foto’s afgebeelde contain ers en tot welke
verrassende vondsten dat kan leiden, kunt u lezen
in het artikel van Peter Badcock.
Het cul turele leven in Zwolle kende ook vroe-
Inhoud
Groeten uit Zwolle
Annèt Bootsma – van Hulten
en Wim Huijsmans
Kleurrijk verleden
134
136
Bekroond Artikel••••••••••
Zwolse techneuten uit de jaren zestig
Herinneringen aan mijn schooltijd op
de Uitgebreid Technische School en
School voor Scheepswerktuigkundigen
Albert Veld 137
De Zwolse Nachtegaal
Ans Stroink: een van ’s lands
beste zangeressen Willem van der Veen 144
Een ongewoon transport
Verslag van een bijzondere speurtocht
Peter Badcock 149
Gedichten in het Zwolse dialect
door Leonard van Laar Maria Hansen 156
ger zo zijn hoogtepunten. Soms ontstegen stads- Boekbespreking 162
genoten de plaatselijke cultuurkringen om op
nationaal niveau furore te maken. Zo ook de zan- Recent verschenen
geres Ans Stroink, de nachtegaal van Zwolle. Haar
car rière wordt door Willem van der Veen aan de Mededelingen 168
vergetell1e id on ttrokken. Maria Hansen beli cht
een ander ta lent, de violist en dichter (in het Zwols Kerstwens 173
d ialect) Leonard van Laa r. Het leek de redactie
toepasselijk voor het laatste nummer van 2007 om Auteurs 174
als voorbeeld van de pennenvruchten van meneer
van Laar zijn Nieuwjaarswens uit 1877 te publiceren.
Omslag: Zwolle in kerstsfeer, de kerstboom bij de rotonde op de Grote Markt,
rond 1970. (Fo to M. Wassenaar)
11-
136 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Kleurrijk verleden
(Foto M. Wassenaar)
Bethlehemkerkplein / Bloemendalstraat
Een sfeervo lle opname van de besneeuwde westkant van het Bethlehemkerkplein, waarschijnlijk begin jaren zestig. De foto
moet vanaf het Refter genomen zijn, rechts zie je nog een stukje van de Bethlehemse kerk. Je had destijds nog ruim zicht op de
Grote kerk en de Peperbus, na de bo uw medio jaren zeventig van het nieuwe stadhuis is dit wat minder gewo rden. Het pa nd
links is Bloemendalstraat nr. 2, onder de (J ugendstil)boog bevindt zich tegenwoordig de doorgang naa r het parkeerterrein
achter het stadhu is. In het pand daarnaast, Betlehemkerkplein 34, werd op initiatief van de loge Fides M utua ( vrijmetselarij ) in
1872 d Zwolse gaa rkeuken gevestigd . Volge ns de Zwolse adresboeken was H.J. van Dijk sinds 1924 woo nac htig op dit adres.
Zijn beroep was keuken mee ter en hij werkte voor de gaa rkeuken. Waarschij nlijk heeft dat geduurd tot midden jaren dertig.
Daarna is hij hier blijkbaar voor zich zelf begonnen als hotel en pensionhouder. Tegenwoordig is hi er het Eetcafé Aa ngenaam
gevestigd en daarnaast, op nr. 32, restaurant ’t Wolhuys. In feite loopt de huisnummering van de Sassenst raat aan het Bethl ehem
kerkp lein gewoon door, Beth lehemkerkplein 28 is dus eigen lijk Sassenstraat 28.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 137
11 Zwolse techneuten uit de jaren zestig
Herinneringen aan mijn schooltijd op
de Uitgebreid Technische School en
School voor Scheepswerktuigkundigen
eigen manier van lesgeven. Samen met ons bouw- Albert Veld
Prijswinnaar Albert Veld werd in 1947 geboren te
Wapserveen. Hij verhuisde in 1954 naar De Wijk,
waar hij zijn jeugd doorbracht. Na de lagere
school ging hij naar de LTS in Meppel. In 1964
zette hij zijn studie voort aan de Uitgebreid Technische
School (UTS) en School voor Scheepswerktuigkundigen
(SvS) aan de Blaloweg te Zwolle.
Je werd niet zomaar toege laten. Ik moest ee rst
een toelatin gsexamen doen voor de vakken
rekenen, algeb ra, meetkunde en Nederl andse
taal. Met een gem idd elde van 7,25 werd ik toegelaten.
Dat examen was mijn ee rste kennismaking
met Zwoll e. In augustus 1964 ging ik voor het
ee rst naa r de UTS. ’s Morgens op de fiets van De
Wijk naar Meppel en vandaar af met de trein naar
Zwolle. In ZwoUe aangekomen met de fiets via de
Westerl aa n, Harm Smeengekade en Hoogstraat
naa r de Blaloweg. Soms gingen we met het Kamperlijntje
naa r sta tion Veerallee, stapten daar uit
en liepen via de veemarkt naar school. Zelfs het
po ntje over de Will emsvaart bestond toen nog.
Leraren
Terugdenkend aan mijn UTS-tijd, herinn er ik me
in de eerste plaats natuurlijk de leraren . Ik noem
bijvoorbeeld Cor Luit, de gymleraa r. Hij was klein
van stuk, maar zeer aanwezig. Zijn ‘opvoedkundige’
praatjes aan het begin van bijna iedere les kan
iedere UTS-er uit die tijd zich nog wel herinneren.
Dan was er ‘Kippe’ van Dijk, de leraa r exacte
vakken, zoa ls rekenen en algebra, met zijn ezelbruggetjes
en li edj es om bepaa lde rekenkundige
begrippen te o nthouden. En je had Sattler, de lange,
die geschiedeni s en aa rdrijkskunde ga f. Hij kon
goed volleyball en. Pietje van Harten gaf praktische
vakken, zoa ls elektrische montage. Hij had een
de hij zijn caravan en liet ons er elektriciteit in
aan legge n. Dat was ook kennis overdrage n.
Toen ik in 1965 na de schakelklas de ke uze
maakte voor de School voor Scheepswerktui gkun di
gen (SvS of Zeevaa rtschool), kwam ik in aa nrakü1g
met weer andere leraren. Johnny van Woerkom
bijvoo rbeeld gaf theoreti sche technische vakken,
zoals: stoomketels, stoommachin es, stoomturbines
en motoren. Hij was een fan van Spa rta
en van voetbal in het algemeen. Als je aan voetba l
deed dan had je bij hem een streepje voo r. Van
Woerkoms lessen waren ook bij zo nder. Op zijn
boekenlij st stonden vele boeken. De één nog
choolfoto van Albert
Veld. Op de School voor
Scheepswerktuigkundigen
was het gebruikelijk
dat de leerlingen een
uniform droegen, alvast
als voo rbereiding op
hun zeevaart carrière.
(Collectieau teur)
11-
138 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 UITGETIREJ]) TECENISCBE SCHOOL TE ZWOLLE
C il F E R L il S T
Toel a t i ng examen 19 6.’t SchakelkJ.as/1.sts klaSNaam
1)_ Ueld
Examennummer
Rekenen
Algebra
Meetkunde
Ned. Taal
Duitse Taal
Engel se Taal
UITSLAG : GESLAAGD -~
P . S .
:O e \Jeeleenlijet e.a, .. e’l.’à~a U -1;,.,,t, -eoo g el’lo.,il:el”-
De cijferlijst van het
toelatingsexamen voor
de schakelklas van de
UTS van Albert Veld,
1964. (Collectie auteur)
mooier dan de ander. Welke scheepswerktuigkundige
scholier uit die tijd kent ze niet. Het scheepsmotorenboek
van J.C. Piek. Zuigerstoomwerktuigen
deel l en 2 van ).P.P. en W. Morrée. Of het prachtige
boek Stoomketels scheepswerktuigkundige door
J. Bonselaar en J.L.A. Hey en de Stoomtabellen van
Ir. J.W. Heil.
Eigen werkboeken
Van Woerkom had zo zijn eigen methode. Van
allerl ei vakken , ketels, motoren, zuigerstoommachines
en turbines moesten we eigen werkboeken
maken, gedicteerd door Van Woerkom en
tekenin gen maken die hij zelf eerst op het schoolbord
zette. Ik heb ze all emaa l nog. Met definiti es
en formules. Zoals de fo rmule van Zeuner: C=9 l ,
✓H; C is snelh eid en H de wa rmteva l. En dan
waren er de verschill ende soorten turbin es: De
Lava!, Zoell y, Curtis en Parson. En je lee rde over
stoomketels, Schotse ketels, Cochran, Babcock en
Wilcox en Foster Wheeler. En motoren niet te vergeten:
van Werkspoor/Lugt, Sul ze r, M.A.N, Stork
en Oxford. Ook over zuigerstoommachines, berekeningen
en diagrammen, schuiven, typen condensors
en appendages.
Ik herinner me ook Warmels, de elektroman, die
per definitie een hekel aan machinisten had en
Dekker de natuurkundeleraa r. Ook had je er Wolf
(de PSP’er) waar we later ook gym van kregen. We
speelden met hem honkbal en tra inden voor de
voetbaltoernooien, op een braakliggend stukje
land, waar nu de WRZV-haUen staa n. Legendarisch
waren de voetbaltoernooien van de scholen
uit Zwolle. Deze werden gespeeld op het
Gemeentelijk Sportpark aan de Ceintuurbaan.
Wij, jochies nog, mochten ons omkleden in de
kleedkamers waar de Zwolsche Boys spelers dat
ook deden. Zwolsche Boys speelde toen betaa ld
voetbal in de tweede di visie. Als relatieve kleine
school, de School voor Scheepswerktuigk undi gen,
stonden we in de finale tegen de grote HTS, we
verloren nipt met 2-1 , maar de dag kon ni et meer
stuk. En Johnny van Woerkom trakteerde op een
pilsje, om nooit te vergeten.
Sportdagen
Ook op sportdagen van de Zeevaartscholen van
Nederland deden we altijd aa rdig mee, met voetballen,
zwemmen en atl etiek. We hadden toen een
aa rdig voetbalteam, met jongens als De Groot, van
der Veen, Schoenmaker, Borst, Hoekerd, Post en
ondergetekende. Met zwemmen hadden we een
kanon in huis, namelijk Hans Spijkerman, die
toen Nederlands schoolslag kampioen was en ook
de kogel en discus een heel eind kon gooien. Aan
die Hans Spijkerman moet ik nog wel eens denken.
Zijn ve rhalen waren vaak geweldi g, vooral
over de vrouwelijke zwemkampioenen. Maar ook
over zij n reizen in het buitenland en wat hij daar
mee maakte. Leren was bijzaak voor hem.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 139
11 T ussen de middag gin gen we met zijn all en naar
de zaak van Dijkhof aan de Harm Smeengekade.
Daar waren vaak ook de meiden van de Inasopleiding.
Ee n biertje werd er toen ook al gedronken
en natuurlijk de beroemde gehaktballen met
satésa us. Jeanne bediende ons. Ze sprak onze taal
en wist orde te houden. iet zo lang geleden las ik
in de Stentor dat ze ook een achternaam had, Edelen
bos, nooit geweten . We kwamen daar niet
alleen tussen de middag, maar ook ’s avonds na
schoolfeestjes in de Bu itensoos of bij de Vrolijkheid
aan de Meppelerstraatweg. Als we moesten
overnachten bij schoolfeestj es, ging i_k naar Henk
Moraal, die erge ns in de Boll ebi este woonde.
1 april grappen
Wat ik ook nooit za l vergeten waren de 1 april
grappen di e elk jaar op beide technische scholen
werden geo rga nisee rd. Dan ruilden we met de
Inas-meiden: de helft van de klas naa r de Veemarkt
en de andere helft naar onze school. Kippe
van Dijk, had een dergelijke kl as ’s morgens in zijn
lokaal zitten. H ij vertrok geen spier, deed net of er
n iets aan de hand was. Hij commandeerde ons
naar de PP (proefwerk positie) en gaf een overhoring
rekenen, wiskunde of algebra.
We gingen tussen de middag ook vaak de stad in .
Daar was altijd wel wat te doen. Per fiets of auto
gingen we bijvoorbeeld naa r cafeta ria Wooldhuis
in de Sassenstraat om lekkere nasi-, bami- of eierballen
te eten. Per auto, ja dat was mogelijk. De
klassen op de Zeevaartschool bestonden namelijk
uit leerlingen met een verschillende achtergrond.
Er waren erbij die al een paar jaar hadden gevaren
op de ‘Grote Vaart’. Die moesten van hun maatschappij
naar school om een diploma te halen. Die
jongens hadden nat uurlijk al verd iend en een auto
gekocht. Boonstra uit Harlingen bijvoorbeeld,
zijn voornaam weet ik niet meer, had een prachti ge
Volvo met een kattenrug. De auto werd volgepropt
met zes of zeven man en rijden maar. Die
nasiballen waren voor een jongen als ik, uit het
kl eine dorp De Wijk, iets totaal nie uws. et als die
glazen deurtjes van de automatiek, waar alles achter
zat. Een paar kwartjes er in en hup, daar had je
de bal.
Opmerkelijke medeleerlingen
Waren er ook opmerkelijke medelee rl ingen naast
Hans Spijkerman? Ja, die waren er. Twee in ieder
geval, die al wat ervaring hadden met va ren: John
Westra en De Vries. Die John Westra had al geva-
Schoolreis van de schakelklas
UTS Zwolle,
1965. Vlnr. Holstein,
Veld, De Lange, Everaars.
(Collectie auteur)
11-
140 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Boven: Schoolreis van
de schakelklas UTS
Zwolle, 1965. Op de
achterste rij vlnr.:
Praas, Pasveer, Schoenmaker,
onbekend, De
Lange, onbekend, onbekend.
Zittend vlnr.:
Eshuis, meneer Sa tt ler,
Holstein, Veld,De Lange,
Everaars. Vooraan
vlnr.: onbekend, onbekend,
Van Goor, Everaars.
(Collectie auteur)
ren als stuurman bij zijn vader op de coasters De
IJssel en Overijssel. John moest zijn diploma
scheepswerktuigkundige halen. Dat leverde zijn
vader een flinke besparing van personeel op. John
was stuurman en mach inist in één persoon. De
andere klasgenoot, De Vries, kwam uit Zwartsluis.
Ook zijn fam ilie bezat enkele coaste rs, De Resnova
en Fem. Toen ik dit verhaal opsch reef heb ik mijn
studi eboeken, die op de vliering keur ig in een
sinaasappelkistje liggen, weer eens bekeken. En
wat vond ik er tussen? Boekjes over de kustvaart
en de Appingdammer Bronsmotorenfabrieken
van 1907 tot 1957. Volgens mij zijn die nog van de
fam ilie De Vries.
Twee gebeurtenissen die ik niet snel zal vergeten
hadden te maken met onze leraa r metaa l meneer
De eerste klas Werktuigkundige Theoretisch (WT) van de School voor Scheepswerktuigkundigen, 1965/66.
Vlnr. De Jong, Helders, onbekend, Ruitenberg, onbekend, onbekend, Groenendijk, Schoenmaker, Tehussa,
Op den Weegh, Groothedde, Veld, onbekend, Hoekerd, meneer Bresser, Westra . (Collectie auteur)
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 141
11 Bresser. Geen voornaam, die wist je helemaal niet.
Nee, allee n meneer Bresser. De ene gebeurtenis zal
in mei 1965 plaats hebben gevonden. Het ging om
een tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog,
in de Bethlehemse Kerk aan de Sassenstraat.
Met meneer Bresser zijn we daar heen geweest. En
hij ontmoette daar iemand die hij niet kende,
maar al pratend kwamen ze er achter dat ze beiden
in hetzelfde ‘verzet’ hadden gezeten. In die tijd
wist men kennelijk niet wie wie was, te gevaarlijk.
Wat bleek: meneer Bresser bracht ergens iets naar
toe en de man die hij tijdens de tentoonstelleng na
zoveel jaar weer ontmoette, bracht het vervolgens
weer ergens anders naar toe.
Een bijzondere en emotionele ontmoeting. Niet
lang na die tentoonstelling overleed meneer Bresser.
Hij was een geliefde leraar. Heel ontroerend was dan
ook het afscheid. Een grote stoet van leraren en leerlingen
begeleidde deze bijzondere man naar zijn
laa tste rustplaa ts op Kranenburg. Dat maakte heel
veel indruk op je, want je wist dat hij niet meer terug
kwam en ons nooit meer ui tleg zou geven of dingen
voordoen en je vaderlijk toespreken.
Leraren en auto’s
Leraren en auto’s, dat was ook geliefd onderwerp
op school. Zo reed Cor Luit, de kleine gymleraar,
in een hele grote Amerikaan. Ik heb een verhaal
gehoord, niet zelf meegemaakt, da.teen groep jongens
zijn auto hebben opgetild, vervolgens op een
paa r houten balken hebben gezet. Toen hij onder
veel belangstelling al zwaaiend weg wilde rijden,
kwam hij geen meter vooruit. En dan had je Johnny
van Woerkom met zijn prachtige Fords of
Opeis, nu antiek, toen al prachtig om te zien.
Brink, de jonge leraar Engels, kocht elk jaar een
nieuwe Diane (Luxe Eend), in alle kleuren kan ik
me nog herinn eren: oranje, groen, blauw en rood.
Later heb ik meneer Brink nog wel eens gesproken
en hij vertelde mij dat hij het toch wel bijzonder
vond les te geven aan een stelletje jongens dat wel
van wanten wist (hij bedoelde de jongens die al
hadden geva ren ). Hij kwam er al snel achter dat
zijn manier van lesgeven voor ons jongens niet
even va nzelfsp rekend was. Hij vond ons lastig,
maa r niet brutaa l. We wisten precies hoever we
konden gaan.
~b ~ L l:. ,,Jri
st1~,.,l
‘)\,i,rrl-
H.D 8,,.,, 1J . sed,e k’e lel
Tekening van een hoge druk Babcock en Wilcox sectie ketel uit het schooldictaat
‘Ketels’ van Albert Veld, tweede klas Werktuigkundige Theoretisch (WT) van de
School voor Scheepswerktuigkundigen, 1966/67. (Collectie auteur)
11-
142 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Voetbalteam School
voor Scheepswerktuigkundigen.
De foto werd
genomen op het
Gemeentelijk Sportpark
aan de Ceintuurbaan.
Staand vlnr.: N ijkamp,
De Groot, Van der
Veen, Schoenmaker,
onbekend. Zittend vlnr.:
De Vries, De Jong, Van
Asselt, Borst, Hoekerd,
Post, Veld. (Collectie
auteur)
Een andere bekende figuur was Nieuwenhuis,
de conciërge, beter bekend als ‘Joepi e’. Hij was een
belangrijke man op school, daa r kon geen directeur
Van Welzen, of de onderdirecteuren Luiten
(de houtbewerking leraa r) of Heida (Engels/
ederlands) tegen op. En je had altijd met hem te
maken, voora l als je klassenve rtegenwoordiger
was. Je moest pasjes bij hem halen om veroorloofd
te laat aanwezig te zijn, omdat je van ve rre moest
komen en je zo vroeg van huis moest.
Teun van der Veen
og een greep uit de legendarische leraren. In de
schakelklas van de UTS kreeg je vrij tekenen en
recl ameschilderen en dergelij ke van ni emand
minder dan Teun van der Veen, de bekende Zwolse
kunstenaar. Geweldig, wat kon die man tekenen,
een les bij hem volgen dat was letterlijk en
figu urlijk een feest. Van Sattler heb ik mijn eerste
interesse voor geschiedenis overgehouden. Wat
kon die man prachtig vertellen en wat moesten we
pennen, hele dictaten over het socialisme, communisme,
li beralisme, Mao en alle andere zaken
die hij belangrijk vo nd. Jammer dat ik dat niet heb
bewaard.
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 143
11 Als je in staat was iets te snappen van de wiskundelessen
van Futse laa r, no u dan was je een
bolleboos. Over driehoeken , gelijkvo rmigheid en
all erlei bewij zen. Bij mij ging af en toe het licht
helemaal uit.
Prettige herinneringen
Het was een p rachtige peri ode, die schooltijd op
de UTS en de School voo r Scheepswerktuigkundige
n. Je werd er gevormd en je ve rdere leven kon je
er behoo rlijk op te ren. Waarden en no rmen wa ren
toen gemeengoed.
Tegenwoordig schijnt het iets bijzonders te
zijn. Pre ttige herinneri ngen heb ik aan al die leraren,
die het goed met je voor hadden. Je bent jo ng
en af en toe dwa rs, maa r we wisten wel hoe ver we
ko nden gaa n.
Na deze school ben ik terecht gekomen bij de
Koninklij ke Marin e, daa rna bij de IJsselcentrale in
Henge lo en in 1976 overgeplaa tst naa r de IJssel-
centrale in Harculo en toen was de cirkel weer
rond. Vanaf die tijd wonen we in Zwoll e.
De liefde voor geschiedeni s, die men eer Sa ttler
aan mij heeft overgedrage n, is gebleve n.
Geschiedenis in het algemeen en de laa tste ja ren
de plaatselijke geschiedenis. Lezen over Zwolle,
in dat prachtige boek van Jan ten Hove of in de
boeken van Bert Evenboer, Willem van der Veen
(de zoon van), Ach lieve Tijd en als De dag van
Gisteren en Zwolle mijn Stad. Boeken over het
Oude Eil and, Gedane Zaken van de Hogenkamps.
En n atuurlijk ben ik lid van de Zwolse
Histori sche Vereniging.
Regelmatig ben ik te vinden bij Waa nders en
de Slegte of op boekenmarkten , om iets over
Zwolle te kopen. En de laa tste twee jaa r volg ik de
Zwolse Taal en Cultuur cursus bij Minke Kraa ij er.
Zeg maa r mijn Zwolse inburge rin gcursus.
Want Zwolle is, na een geweldige schoolperiode
van 1964 tot 1968, alweer va naf 1976 mijn Stad.
De tweede klas Werktuigkundige
Theoretisch
(WT) van de
School voor cheepswerktuigkundigen,
1966/67. Staand vlnr.:
Ruitenberg, Veld, Op
den Weegh, Duikers,
Westra, Roelofs, Telussa,
Helders, De Jong,
Schoenmaker. Zittend
vlnr.: Schrier, Boonstra,
Meeuwes, De Vries,
Groothedde, Groenendijk,
Hoekerd. (Collectie
auteur)
11-
144 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Willem van der Veen
Ans Stroink in haar glorietijd,
vlak voor de
Tweede Wereldoorlog.
(Collectie Vis)
De Zwolse Nachtegaal
Ans Stroink: een van ’s lands beste zangeressen
Een bijzonder muzikaal talent ontlook aan
het begin van de twintigste eeuw in de
omvangrijke familie van Doyers en
Stroinks, die in een voorgaande aflevering van het
Zwols Historisch Tijdschrift figureerde. Ans
Stroink heette ze en ze werd in 1898 in Zwolle
geboren . Johan Doyer kon daarom in zijn onlangs
gepubliceerde jeugdherinner in gen nog geen aandacht
aan zijn achternichtje besteden, want hij
beschreef zijn mémoires tot 1885. Maar Ans
Stroink verdient zeker een apa rt verhaal in dit
blad.*
Zoals het publiek aan het einde van de negentiende
eeuw de wereldbefaamde Jenny Lind de eretitel
‘de Zweedse Nachtegaal’ had gegeven, zo werd de
jeugdige Ans een kwart eeuw later bedeeld met
een koosnaam die veel leek op die van de Zweedse
sopraan: de Zwolse Nachtegaal.
Tientallen jaren heeft Ans Stroink als stralende
mezzosopraan een belangrijke rol gespeeld in het
Nederlandse muziekleven. Dat haar naam in de
vergetelheid is geraakt, terwijl vocale evenknieën
als Jo Vincent en Gré Brouwenstein in de herinnering
voortleven, ligt ni et aan haar talent, maa r aan
het misfortuin dat zij al op 44-jarige leeftijd – vlak
na de oorlog – wegens gehoo rstoornissen haar
carrière als concertzangeres moest afbouwen.
Daarna bleef zij de muziek nog tientallen jaren
dienen als lera res aan het Amsterdamse conse rvatorium.
Vooruitstrevend als zij was, kon zij het
Nederlandse muziekleven in deze func tie zelfs
nieuwe impulsen geven.
De oude concertzaal van de nege ntiende-eeuwse
schouwburg Odeon – een nogal aftandse, in 1959
afgebroken pijpenla – was de plek waar Ans
Stroink voor het eerst op het podium stond. Dat
gebeurde in 1916 tijdens de jaarlijkse avond van
de Zwolse Gymnasiastenbond, waarvan zij als
achttienjarige lid was. De Zwolse Courant wijdde
er uitgebreid aandacht aan. De recensent was best
te spreken over haar aandeel: ‘Wij hebben zeer
genoten van de zang van Annie Stroink. Zij heeft
een hele mooie stem en een hoogst muzikale voordracht.

11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 145
11 Het meisje Annie of Anna, later Ans geheten,
kreeg muziekles van haar grootmoeder Anna
Piquet-van Kleef, ook verwant aan de DoyerStroink
familie. In haar geboorteplaats kreeg Ans
al spoedig haar flatteu ze bijnaam ‘de Zwolse
achtegaal’ en gaf zij regelmatig concertjes in
Zwolse zalen en kerken. Dat blijkt onder meer uit
een verslag in de Zwolse Courant van een optreden
in 1919 in de doopsgezinde kerk. De scribent stelde
vast dat de 21-jarige Ans Stroink haar eretitel
ten volle waa rd was.
Groot talent
Haar zangtal ent was te groot voor het zo nietige en
wat ingeslapen Zwolle. Ze ging studeren aan het
Amsterdamse co nservatorium – het meest vooraa
nstaande van het land – bij befaamde leraren als
Jos Tijssen en Jac. van Kempen. Ook de bekende
componist Hendrik C. van Oort, eveneens leraar
aa n het conservatorium, had een hoge dunk van
Ans Stroink. Hij schreef een aanbevelingsbrief,
waarin de vo lgende zin snede voorkomt: ‘Ondergetekende
bevee lt mejuffrouw Stroink met warmte
aan voor het geven van concerten. Zij heeft een
mooie stem en weet ook als artieste indruk te
maken.’
In 1923 kreeg ze haar getuigschrift met lof uit
handen van Julius Röntgen, de beroemde componist,
directeur en een van de oprichters van het
con ervatorium. Hij schreef: ‘Zij is een voortreffelijke
zangeres die ik aan alle concertbesturen en
verenigin gen met warmte kan aanbevelen .’
In de tussentijd trad Ans Stroink al met succes
in verschillende ederlandse steden op. Vele critici
waren het er over eens dat deze mezzo-sopraan
een bijzo ndere allure vertoonde en in verscheidene
facetten van de voca le kunst niet te overtreffen
was. In recitals werd ze vaak begeleid door de eerder
genoemde Julius Röntgen, maar ook door een
jonge pianiste, Lien Vitringa geheten, die evenals
zij Zwolse van geboorte was en samen met haar op
het gymnasium had gezeten. Lien was een dochter
van dokter C.L. Vitringa, een bekende huisarts in
de Overij sselse hoofdstad. Ook zij toonde haar
muzikale talent al vroeg, ging piano studeren aan
het Utrechtse conservatorium en vervolgde haar
studie in Parijs. Tot op hoge leeftijd was Lien
Vitringa, die in Bilthoven woonde, actief als lera res
en begeleidster.
Baanbrekend
Ans Stroink, die inmiddels door haar huwelijk als
Ans van der Bilt-Stroink bekend was geworden,
verrichtte in Nederland baanbrekend werk. Zij
vertolkte onder meer muziek van ni euwe Slavische
componisten als Moussorgsky en Strawinsky,
di e zij in het Russisch vertolkte, alsook Sibelius,
die zij in het Fins ten gehore bracht. Zo werkte zij
in 1925 in het Concertgebouw mee aan de eerste
concertuitvoering van
Moussorgsky’s opera
Boris Godounov, samen
met een aantal buitenlandse
solisten van
naam. In een recensie in
een van de landelijke
dagbladen stond:
‘Vooral Ans van der
Bilt-Stroink viel op
door haar muzikaliteit
en begrip voor de rol.’
Anna Piquet-van Kleef
Detail uit een foto van
een muziekgezelschap
in 1875. De volledige
foto stond afgedrukt in
het Zwols Historisch
Tijdschrift van december
2006, dat aan de
Jeugdherinneringen van
Johan Doyer gewijd
was. Anna Piquet zou
haar kleindochter Ans
Stroink later muziekles
geven. (Collectie HCO)
De in Zwolle geboren
Lien Vitringa begeleidde
haar vroegere schoolgenoot
dikwijls op de
piano. (Uit: Zwolse
Courant, 16-7-1983)
11-
146 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Het geboortehuis van
Ans Stroink, ‘De Spiekennand’,
de winkel
van haar vader, Jan
M.D. Stroink, op Diezerstraat
17. In de deuropening
staat haar
oom, medefirmant
Johan Th . Stroink.
Tegenwoordig zit hier
de koffiecorner van de
Hema. (Collectie P.
Jonkers-Stroink)
Ans Stroink met haar
broer en zussen in 191 7.
Vlnr.: To (Cato
Koning-Stroink), Jan
(laan Herbert Herman),
Ans (Catharina
Anna van der BiltStroink),
Saar (Sara
Johanna), Co (Jacoba
van den BerghStroink),
Truus (Geertruid
Kooi-Stroink).
(Collectie P. JonkersStroink)
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 147
11
Onda nks haa r s ti jge nde roe m die haar ove r d e
g re n ze n brac ht, ve rl oo r zij h aa r ge boortesta d
Zwo ll e ni e t uit he t oog. Dat blijkt uit ee n Zwol se
Courant va n 1925. Daari n s t o nd ee n recensie van
haar o ptred en in Odeo n vo or d e Alliance França ise
. Haa r bege leid er aa n d e pia n o was Co r Ponte n,
d e in Zwoll e legend arische toonkunstenaar.
A nd e re optred ende n van di e avo nd waren E. va n
Reed e en M.M. T ie bout.
In d a t ze lfde jaar kreeg An s sa m en me t haa r
begele id ste r Lie n V itr in ga h aa r ee rste optre d en
voor de rad io, ee n m edium dat in di e tijd n og
h oogst o ngewoon en m et ro ma n tiek omgeve n
was. Het was ee n reek s so lo recit a ls die d oo r midd
el va n e th ergolve n h et lan d werd en in gest uurd
en die minn aa rs va n voca le kunst m et hun o r en
aa n d e dikwijls krake nde luid spreke rs d ee d kl even.
Voora l in het beg in va n d e jaren d e rti g zon g
z ij regelm a ti g voor de microfoon s in Hilversum
e n voerd e d aa r hee l bij zo nd e re programma’s uit,
som s in due t m e t H é lèn e Lud o lph, een ander e
beroemdheid uit di e j a ren . Meestal werd Ans
Stro ink bege le id door de Duitse comp o nist en
diri ge nt Wi lh elm Rettich, di e voor d e n az i’s na ar
Ned erl a nd was gevlu c ht.
Veelzijdig
Ans Stroink stond in he t mu ziekl even van h et
vooroorl ogse Ne d erl and bekend o m haar veelzijdi
g h eid. Met h aa r o pvallend grote stembereik kon
ze ee n di epe a lt z in ge n , m aar oo k ee n hoge mezzo sopraa
n . Bovendie n be hee rste ze ve r scheidene
ge nres . Ze ga f li ed e renrecitals, zo ng in o ratoria en
was ook actief als opera za ngeres . Hoofdrollen vert
o lkte ze in Wagner-opera’s, in Carmen van Bizet
en in Samson en Delilah va n Be rli oz. D e kenne rs
waa rd ee rd en h aa r voo rui tstreven de programm akeu
ze. Beke nd e co m pon ist en a ls H e nk Badings en
H e ndrik Andri esse n droege n we rke n aa n haar op.
Ook betoonde z ij zic h ee n a mbassadrice va n h e t
we rk va n a nd e re ed erl a ndse comp o ni s t en als
Alp ho ns D iepenbrock e n Piet Ke tting. Toen zij
a ri a ‘ s uit Lohengrin va n W agn er verto lkt e, oordeelde
d e destijd s gevr eesd e cr iticus Frieso Molen
aa r ove r haa r: ‘A ns va n d er Bilt -Stro ink is ee n
va n d e beste za nge r esse n va n dit mom e nt in o ns
la nd .’
■ ■ ■ ■
Nog ee n gr eep uit h et grote sca la van arti stie ke
uitinge n , waarm ee An s zich in de jare n twinti g e n
de rtig onde rsc h eidde. Ze zo ng bij v rijwe l all e gro te
orkesten in Ned erland, m et vo orop he t Co n ce rtgebouworkest
onde r W ill e m M e n gelb e rg, P ierre
Monteux e n Edua rd van Beinum . Ze trad op me t
in hun tijd befaamde soli st en als Jo V in ce nt, La u r
ens Bogtm an, Annie H e rmes, W ill em Ravelli ,
Herman Sc hey, Louis va n Tuld e r, Ruth H o m a en
Gré Brouwenstein. Ze was de ee rs t e di e Ru ss isc he
opera voo r d e rad io
li et hore n en n am
daarvoor speciaal
Russische les . H aar
commentaar daarop:
‘ H et voo rd eel is
dat er ni ets ve rloren
gaa t va n de kracht
en beklemtonin g
va n het li ed.’ Om die
red en zo n g zij Sibeli
u s ook in de oor spronke
lijke, Finse
ta al.
Ruth Horna, Gré Brouwenstein
en Ans Stroink
in Mozarts opera ‘Die
Zaüberflöte’, 1939.
( Uit: Zwolse Courant
16-7- 198 3)
Ans Stroink in de tijd
dat z ij d e bijnaam ‘De
Zwo lse Nachtegaa l’
kre eg. (Collectie Vis )
11-
148 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 Ans Stroink, in 1978
gefotografeerd in Bilthoven,
bij haar tachtigste
ve1jaardag. (Collectie
Vis)
Lesgeven
Als docente heeft Ans Stroink eveneens een
belangrijke bijdrage geleverd aan het Nederlandse
muziekleven. In 1926 werd ze reeds aangenomen
bij het Amsterdamse conservatorium, waarna in
1928 haa r aanstelling als hoofdlerares volgde.
Deze functie ve rvulde ze vijfentwintig jaar achtereen
tot de pensioengerechte leeftijd in 1963. Ze
vond het hee rlijk om haar gaven aan anderen door
te geven. Daarom had ze tot haar tachtigste jaar
nog verscheidene privé- lee rlingen.
De oorlog betekende een breekpunt in haar
concertca rrière. In 1978 bij haar tachtigste verjaa
rdag zei ze ervan: ‘Er begonnen zich tekenen
van li chte doofheid te vertonen en dat werd langzamerhand
erger. In een concertzaal moet je jezelf
honde rd procent kunnen horen. Zingen is zenuwenwerk.
Je moet er precies op het juiste moment
zijn. En dan ook goed!’
De mooiste zalen vo nd zij destijds de Hannonie
in Groningen en de concertzaal in Haarlem.
En de grote zaal van het Conce rtgebouw in
Amsterdam dan, waar ze regelmatig optrad?
‘Dat is niks. Daar sta je als een roepende in de
woestijn … ‘
Ans Stroink werd heel oud. De Zwolse achtegaal
van weleer overleed in 1994 op 96-jarige leeftijd
in Bilthoven.
Ans Stro in ks officiële naam luidde: Cathari na
Anna. In de fam iliekring werd ze meestal Annetje
genoemd.
De Jeugdh erinneringen va n Johan Doyer werden in
het ZHT23 (2006) nr. 4 gep ubliceerd.
Bronnen
Archief van dr. Pieter Vis te Houten
Zwolse Courant
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 149
11 Een ongewoon transport
Verslag van een bijzondere speurtocht
Lange tijd heeft mij een aantal foto ’s uit de
coll ectie van het Historisch Centrum Overijssel
geïntrigeerd. Op de foto ’s is te zien hoe
containers ui t Groot Brittann ië in de Zwolse
haven bij de Diezerkade ve rladen worden. Hoe
zijn die Britse co ntainers nu in Zwolle verzeild
~ –
… ,
‘ 1 1
geraakt en wat zou er in gezeten hebben. Die vragen
hebben mij jaren beziggehouden. Van mijn
speurtocht daarnaar doe ik in dit artikel verslag.
We zien op de foto ’s het verladen van conta iners
tussen een binnenvaa rtschip en wagons van
de Dedemsvaartse stoomtram aan de ste iger bij de
Peter Badcock
r
Een van de foto’s die de auteur hevig intrigeerden. Omdat de afbeeldingen ongeveer hetzelfde zijn, zijn er bij dit artikel maar twee daarvan
afgedrukt; hier en op pagina 151 . De containers werden met hulp van menselijke spierkracht vanaf het spoor op de juiste plek in het
schip getakeld. Op de achtergrond is de Diezerkade te zien. Ui terst rechts op het chassis van de goederenwagen tussen de spoorbeambte en
de scheepsmast staat het getal 04. Dit zijn de laatste twee cijfers. Het volledige nummer van de wagen was Hl 04, 1931 . (Collectie HCO)
11-
150 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
11 De steiger van de
Dedemsvaartse Stoomtra
mwegmaatschappij
(DSM). Links is het
goederenstation van de
DSM te zien aan het
Blekers wegje, 1914.
(Uit: Zwolle als industriestad
in 1914)
Brink in Zwolle. Maar wat zat er in de containers’
Waar zijn ze vandaan gekomen? Wat was
hun bes temming? De foto ’s zijn ongeveer tachtig
jaa r geleden gemaakt. Enkele fotografen vonden
het blijkbaar toch de moeite waard om dit tafereel
vast te leggen. In Zwolle bestond het vermoeden
dat het turfprod ucten zouden zijn op
weg naar Engeland. Vreemd, want ook daar zijn
uitgest rekte turfgebieden in het ooste n. H.F. van
der Gri endt, nazaat van de bekende turfstrooiselfamil
ie, vond in 2002 dat verhaal onwaarschijn lijk.
Containe rs werden (en worden) voornamelijk
gebruikt voor tran spo rt van hoogwaardige,
tijdgevoelige lad in gen die tevens kwetsbaar zijn
bij het verladen. H.D.J. Krikke, lid van de Historische
Vereniging Avereest, had het vermoeden
dat het iets te maken had met een lading NoordEngelse
naa i- en breimachines op weg richting
Dedemsvaart. In 1925 vond een flin ke uitbreid
ing plaats van het Dedemsvaartse texti elbedrij f
Dela na dat wollen goederen fabr iceerde. Maar
het archief van dat bedrij f is helaas verloren
gegaa n, zodat dat vermoeden niet meer bevestigd
kon worden.
Dedemsvaartse Stoomtram
In 1809 werd in Hasselt de eerste spade in de
grond gestoken voor de aanleg van de Dedemsvaart.
Bij de opening van de taatsspoo rlijn Zwolle
– Meppel in 1867 werd een station gebouwd bij
de overgang over de Dedemsvaart, d icht bij de
Lichtmis en met de naam ‘Dedemsvaart’ . Het sta tion
was voorzien van faci liteiten voor het verladen
van zwa re ladingen, bij voorbeeld balen turfstrooisel.
Dr. J.G.C. van de Meene heeft teken ingen
van het emplacement in zijn bezit uit zowel 1912
als 1937 waarop een loopkraan staat in getekend.
De achttien kilometer afstand naar Dedemsvaart
dorp werd overbrugd door de Dedemsvaartsche
Stoomtramweg-Maatschappij (DSM). De DSM
koos voor een spoorbreedte van 1067 mm en
opende in 1886 lijnen vanuit Avereest (Dedemsvaart
dorp) naar Heemse-Hardenberg en
Dedemsvaa rt SS. In 1895 legde de D Meen brug
over de Vecht in Berkum. De spoordijk is nog
altijd zichtbaar als een zijtak van de Maatgravendijk
tegenover de Berkumer kolk. Op die manier
werd Zwolle bereikt, met eindbestemming de
Vlasakkers voor reizigers en het Blekerswegje voo r
11-
zwols historisch tijdschrift jrg. 24 – nr. 4 | 151
11 goederen. In het stadsverkeer (langs de Thomas a
Kempisstraat) waren de trams verplicht niet harder
dan stapvoets te rijden en bovendien liep er
voor de tram iemand met een luid klinkende bel.
iet all een het vervoer van personen, maar
ook dat van goederen en in het bijzo nder van turf
nam bij de DSM een belangrijke plaats in . Zo ontstond
een net met takken naar Coevord en (1897),
Hoogeveen (1905 ), Klazienaveen (1904) en Ter
Apel ( 1907) en, via dikwijls haa tliefde re laties met
zusterondern emingen, ook naar Meppel, Emmen,
Assen en, vanaf 1925, naar di verse plaa tsen in
Oost-Groningen. Het ro llend materieel bevatte
goederenwagens, ondermeer een aantal platte
zogeheten rongenwagens waarop deze contain ers
vervoerd werden, doorgaans met een lengte van
negen meter, maar enkele ook van twaalf meter.
Op de foto (zie afbee lding) zijn de cij fers 04 te
lezen, namelijk op het chass is van de wagen tussen
het hoofd van de spoorbeambte en de scheepsmast.
De eerste karakters zijn echter niet zichtbaar
door de schad uw van de scheepsmast. We hebben
hier te maken met wagen Hl04: ee n nege n meter
lange, twaalf tons rongenwagen op draaistell en,
geleverd door Pennock en in dienst gesteld in
1912. De DSM had in totaal 114 rongenwagens
van diverse leveranciers voor vervoer van turf,
evenveel als alle overige goederenwagens tezamen.
Trams reden af en aan naar de Diezerkade in
Zwolle, waar vele turfschepen lagen te wachten
om de toen zo belangrijke brandstof naar het westen
te vervoeren . In Holland gebruikte men de
turf ook voor de bollenvelden. Rond 19 l O werd
het zo’n gedrang dat de DSM plan nen ontwikkelde
voor een speci ale steiger in de gracht. De
gemeente Zwolle verklaa rde zich in 1912 bereid
ee n ho uten lossteiger met twee sporen te bouwen,
die door de DSM gehuurd werd. De Maa tschapp ij
moest bovendien in het onderhoud bijdragen.
Drie portaalkranen werd en gebruikt voo r het
overladen van de turf en balen turfstrooisel. De
portaalkranen werden niet gebruikt voor het verladen
van deze containers. Misschien waren die te
zwaar. Een baal turf of strooisel woog circa een
halve ton. Bij het overtak elen van co nta iners
maakte men gebruik van de giek van het schip.
De stoomtram mag dan in o nze ogen een vervoerm
iddel zijn waar je met enige nostalgie aan
terugdenkt, snelheidsduivels waren het zeker niet.
Over de afstand van Dedemsvaa rt dorp naa r
Het verladen van de
Engelse containers aan
de steiger hij het Blekerswegje.
Linksachter
is nog een stukje van de
huizen op de Brink te
zien, 1931 . (Collectie
j.H. S.M. Veen)
11-
152 | jrg. 24 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Slechts een paar spoorstaven
van het voormalige
goede renstation van
de Dedemsvaartse
Stoomtramwegmaat schappij
(DSM) in het
wegdek va n het Blekerswegje
herinnert Zwo lle
aan de stoom tram , die
in de eerste helft va n de
vo rige eeuw voor plattelandbewoners
het ve rvoe
rsmidd el bij uitstek
was om snel in de grote
sta d te komen . (Foto
redactie )
Z woll e d ee d me n ee n kleine tw ee uur, dikwijls met
vertraging. Personen- en goederenvervoer reden
doorgaans geco mbineerd in dezelfde tram. De
stoomtram bestond, naast de locomotief, meestal
uit een personenwagen en twee goederenwagens.
Het goede renvervoer werd waar mogelijk met
afzo nd e rli jke goe derentrams uitgevoerd, mede
omdat reizigers klaagden over h e t opontho ud
onderweg door het laden en lo ssen van stukgoed
en het rangeren van wagenladingen. De officiële
toegestane snelh eid werd pas in 1925 verhoogd tot
35 km / u (10 à 20 km / u in de bebouwde ko m ) ,
maar h et was al te laat om nog succesvol te conc
urrere n tegen a ndere vormen va n vervoer. De
moeilijkheden ten gevolge van de Eerste Wereldoorl
og konden in de jaren twintig nauwelijks worden
overwonnen. Toen dan ook in 1929 de
were ldrecess ie uitbrak ging het met de DSM,
evena ls met ve le zusterbedrijven, snel bergafwaarts.
Het aantal personeelsleden moest inkrimpen
van 19 7 in 1927 tot 127 in 1934. Het vervoer
van turfstrooisel en andere massa goederen naar
Dedemsvaart SS en Zwolle liep hard achteru it.
Hoewel het personenvervoer lijn voor lijn in de
periode 1933-1935 compleet werd verbust ( de
eigen autobus wa s ander h alf à tweemaal zo sn el )
bleef het goede renvervoer per tramspoor voorlopig
nog wel rendabel. Na ee n korte op leving tij-
■ ■ J;c elk. :Djn bnto wemsohcn
i.e.o..la Tc.rvuld, \”‘

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2012, Aflevering 4

Door 2012, Aflevering 4, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

29e jaargang 2012 nummer 4 – 8,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift
Special
Westenholte – Voorst –
Frankhuis Een geschiedenis
in vogelvlucht
Omslag: Frankhuis ten tijde van de Eerste Wereldoorlog.
(Particuliere collectie)
zwols historisch tijdschrift 143
Inhoud
Groeten uit Westenholte Wim Huijsmans 142
Voorwoord Bert de Vries 144
Westenholte is…?
Een geschiedenis in vogelvlucht
van Westenholte, Voorst en Frankhuis
Frank Inklaar 145
Westenholte – Voorst – Frankhuis;
geografische achtergrond
Gerrit van Vilsteren 162
De cornetmuts
Hoe een modemuts in de streekdracht
terecht kwam Aranka Wijnbeek 171
De Christelijke Mondharmonicavereniging
‘Excelsior’ in Westenholte Wim Huijsmans 179
WVF zal altijd dorpsclub blijven
Steven ten Veen 183
De Nederlandsche Gruyère Blokmelk
Fabriek N.V. Gerrit van Vilsteren 189
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 8: De ontwakende driften van de
Zwolse babyboomers (1962-1963)
Jan van de Wetering 198
Veelomvattende dissertatie van
dr. Philomène Bloemhoff
In anderhalve eeuw veranderde veel aan
het Zwolse dialect Willem van der Veen 200
Mededelingen 202
Auteurs 204
Groeten uit Westenholte
Petuniaplein, 1965
Bij gebrek aan een suikerzakje uit Westenholte
dit keer een prentbriefkaart van het Petuniaplein.
Het plein is ontworpen als winkelcentrum voor
het nieuwe Westenholte. Waar eerst koeien
graasden, moesten winkels komen met een buurtkarakter waar je je dagelijkse inkopen kon doen.
Het zou het dorpse Westenholte allure geven. Het
ontwerp van plein en winkels met bovenwoningen is van de hand van architect W. Geytenbeek,
die ook iets dergelijks aan de Campherbeeklaan
in Berkum had ontworpen. Eind 1964 werd het
complex aan het Petuniaplein opgeleverd.
Op de foto zien we uiterst links de houten noodkerk van de Nederlands Hervormde
Gemeente, de latere Stinskerk. Aan het plein kwamen van links naar rechts: de Centrawinkel van
Mannes Kluin, de Boerenleenbank, de textielzaak
van Johan Spijker, het technisch handelsbureau
van Jannes Willems met gereedschappen en ijzerwaren, de Spar supermarkt en Gosen ten Klooster
met een sigaren- en snoepwinkel. In zijn winkel
zat ook een postkantoortje. Opzij kwam een
snackbar.
Naast de winkels aan het plein had de Centrale
Plattelandsbibliotheek in juni 1964 een nieuw
filiaal geopend. Het gebouwtje rechts met daarop
in neon letters Spaarbank bood onderdak aan de
Raiffeisenbank.
Volgens de plannen van de architect werd het
Petuniaplein dat ongeveer tweeduizend vierkante
meter groot is, ingericht als parkeerruimte en
‘gestoffeerd’ met bloembakken. Het plein waar op
vrijdagmiddag ook een kleine markt gehouden
wordt, is nog steeds het kloppend hart van
Westenholte.
142 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
Het Petuniaplein met vrijdagmiddagmarkt, november 2012.
(Foto Jan van de Wetering)
(Collectie HCO)
144 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 145
Het Historisch Centrum Overijssel heeft in
samenwerking met (oud)bewoners een
unieke tentoonstelling gemaakt over de
Zwolse buurten Westenholte – Voorst – Frankhuis.
De tentoonstelling geeft achtergrondinformatie aan de hand van prachtige door de bewoners
ingebrachte foto’s, maar ook de persoonlijke verhalen en herinneringen hebben een plek gekregen
in de tentoonstelling.
Het unieke van de tentoonstelling is dat mensen tijdens de duur ervan hun eigen foto en verhaal
toegevoegen. Hiervoor is een digitaal fotoalbum
gemaakt, waar foto’s in worden opgenomen en
mensen zelf hun verhaal kunnen plaatsen. Dit
album is ook vanuit huis in te zien en reageren op
foto’s en verhalen van anderen is mogelijk.
Het Historisch Café is toegankelijk op iedere
dinsdagochtend van 10.00 uur tot 12.00 uur
zolang de tentoonstelling loopt, een ontmoetingspunt voor iedereen die geïnteresseerd is in
de geschiedenis van deze Zwolse buurten, maar
in het bijzonder voor degenen die er wonen of
gewoond hebben en samen met anderen herinneringen willen ophalen.
Met de expositie, die loopt tot en met
4 januari 2013, wil het Historisch Centrum Overijssel mensen betrekken bij hun eigen geschiedenis. Je eigen verleden bepaalt immers voor een
groot deel ook je eigen identiteit. Zo willen wij een
bijdrage leveren aan leefbaarheid en welzijn in
buurten en wijken. Het project voegt iets belangrijks toe, namelijk de menselijke dimensie van
beleving en ontmoeting. Eerder door het Historisch Centrum Overijssel gerealiseerde wijkprojecten hebben dit ten volste bewezen!
Dit themanummer van het Zwols Historisch
Tijdschrift is het resultaat van al het moois aan
materialen en informatie dat het Historisch Centrum Overijssel vóór en tijdens de tentoonstelling
Voorwoord
heeft mogen ontvangen. Geweldig dan ook dat de
Zwolse Historische Vereniging een themanummer over deze prachtige Zwolse buurten heeft
willen maken, zodat als de tentoonstelling is
afgelopen, naast het digitaal fotoalbum er ook een
rijk geïllustreerd tijdschrift ligt als resultaat van
hoe samen met bewoners de geschiedenis van hun
eigen wijk in beeld is te brengen.
Zo levert een project met bewoners uit een
wijk ook weer een mooie samenwerking op met
onze aloude partner, de Zwolse Historische
Vereniging, waarvoor ik haar van harte wil
bedanken.
Bert de Vries
Directeur Historisch Centrum Overijssel
Wat zou een oer-Westenholtenaar er
van vinden dat een heel nummer van
het Zwols Historisch Tijdschrift aan de
geschiedenis van zijn woonplek is gewijd? Trots,
omdat er toch maar mooi aandacht is voor dit
unieke plekje? Bevreemding, omdat Westenholte
sinds de opheffing van de gemeente Zwollerkerspel in 1967 weliswaar bestuurlijk onderdeel is
van Zwolle, maar om het nu Zwols te noemen?
En aandacht in het Zwols Historisch Tijdschrift?
Hoe het ook zij, Westenholte (en Voorst en
Frankhuis), de buur(t)schappen ten noordwesten van Zwolle, hebben al eeuwenlang van doen
met deze stad en andersom. Om maar het meest
in het oog springende voorbeeld te noemen:
ongeveer de grootste catastrofe die Zwolle ooit
is overkomen heeft zijn oorsprong in Voorst.
In 1324 brandde vrijwel de hele stad af door
toedoen van de hoofdbewoner van het kasteel
van Voorst, kasteelheer Roderik van Voorst.
Maar het kan ook vreedzamer: in 1994 werd de
honderdduizendste inwoner van Zwolle, Kyra
Mepschen, geboren in Westenholte. Hoezeer
de bewoners van het gebied de eigenheid van
hun buurtschappen ook beleven, er zijn redenen
genoeg voor het Zwols Historisch Tijdschrift om
in de geschiedenis van deze drie buurtschappen
te duiken. Westenholte was oorspronkelijk het
gebied vanaf de Konijnenbelten tot en met de
Zalkerdijk; Voorst lag hier ten zuidoosten van en
Frankhuis meer richting Zwolle, vroeger bij het
Zwartewater, nu aan het Zwolle-IJsselkanaal. De
oude buurtschap Voorst is opgegaan in het huidige Westenholte.
Detail uit de topografische kaart rond 1900
met Westenholte, de
Konijnebelten, Voorst
en Frankhuis. Onder
de (nog zichtbare) letters van Westenholte
ligt de Zalkerdijk, waar
de lagere school staat
aangegeven. Duidelijk
zichtbaar is ook de
Kolk. (Collectie HCO)
Westenholte is…?
Een geschiedenis in vogelvlucht van
Westenholte, Voorst en Frankhuis
Frank Inklaar
146 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 147
Kasteel Voorst
Het vroegste begin van de bewoningsgeschiedenis is niet veel verschillend van andere nederzettingen in dit gebied. In een drassige omgeving
zoeken mensen een hogere plek op om droog en
veilig te kunnen wonen. De in deze buurt gelegen
hogere plekken waren rivierduinen. Daar vestigden zich de oer-Westenholtenaren. Of er sprake
was van een Friese nederzetting in een Saksische
omgeving, of dat de wortels te zoeken zijn op de
Noord-Veluwe is niet bekend. De rivierduinen
werden in de loop der eeuwen door de bewoners
aangeduid als de ‘Konijnenbelten’. De naam Westenholte komt van Wesderawalde. Dat verwijst
naar een bosrijk gebied. In oude archiefstukken
komt de naam al voor. Westenholte, eerst alleen
en later samen met Voorst, vormde al vroeg een
marke. Een marke was een soort middeleeuws
collectief van grotere boeren die gezamenlijk het
beheer en gebruik van hun gemeenschappelijke
gronden regelden. Het centrum van de marke
bestond uit cultuurgrond met boerderijen, omgeven door woeste gronden. De marke Westenholte-Voorst werd pas in 1903 opgeheven.
Aan de zuidzijde van de Konijnenbelten stond de
burcht van de machtigste heren uit de buurt, de
heren van Voorst. In 1224 werd de oude burcht
afgebroken en er kwam een nieuw, zeer imposant
exemplaar voor in de plaats. Net als alle adellijke
families in de Middeleeuwen streefde ook de
familie van Voorst naar een zo groot mogelijke
onafhankelijkheid. Twee obstakels vonden ze
hierbij op hun weg: de landsheer (de bisschop
van Utrecht) en de IJsselsteden in de buurt, die
andere belangen hadden dan de Van Voorsten.
Bij vlagen, als de belangen gelijk liepen, trokken
de bisschop van Utrecht en de steden als bondgenoten op. Voor Zwolle had dat in 1324 onaangename gevolgen. De stad werd toen getroffen door
een razendsnel om zich heen slaande brand en
werd praktisch geheel verwoest, kerk en stadhuis
incluis. Alleen het klooster Bethlehem en vijf
burgerhuizen bleven gespaard. Volgens de overlevering was Roderik van Voorst de aanstichter van
het vuur. In 1361 volgde een herhaling van zetten.
Zwolle wenste een gracht te graven van de stad
naar de IJssel en dat moest gebeuren over het land
van de Van Voorsten. Die waren daar niet blij
mee en weer stak een Van Voorst, nu Zweder, een
stuk Zwolle in brand. De ‘Nijstad’, de bewoning
buiten de Diezerpoort, ging in vlammen op. Het
was duidelijk: Zwolle moest zich ontdoen van de
burcht van de Van Voorsten om verlost te raken
van de machtige arm van deze heren. De stad riep
de hulp in van bisschop Jan van Arkel. Met hulp
uit Deventer en Kampen werd kasteel Voorst
belegerd. Vijftien weken bood de burcht weerstand, maar toen met blijden ‘drek en vuiligheid’
over de muur werd geworpen waardoor er in het
kasteel gebrek aan drinkbaar water en ziekte ontstond, was het afgelopen. Het kasteel werd met de
grond gelijk gemaakt om nooit meer opgebouwd
te worden. De ijzeren deur van het kasteel is nog
steeds te zien in het oude stadhuis van Kampen.
De beste stenen van het kasteel werden in Zwolle
hergebruikt bij de bouw van de toren van de
Grote Kerk. Nog in het begin van de negentiende
eeuw werd het laatste puin aangewend voor de
aanleg van zeeweringen tegen de Zuiderzee en
voor de verharding van de weg naar Kampen.
Het terrein waar eens het kasteel stond is nu rijksarcheologisch monument: het Stinspark. Een
houten speelkasteel is een ludieke herinnering
aan de eens zo machtige burcht.
De familie van Voorst bleef overigens niet
lang ‘dakloos’, de zonen van Zweder sloten een
verzoeningsverdrag met de bisschop van Utrecht
en bouwden vervolgens verderop in de toen net
omdijkte Mastenbroekerpolder een nieuw kasteel,
huize Werkeren. Ruim honderd jaar na de bouw
van Werkeren liet de toenmalige bewoner, Johan
van Ittersum, ook weer een huis in Westenholte
bouwen in de buurt van de plek waar het oude
kasteel had gestaan: Huis Voorst. Het gedeelte
van de Mastenbroekerpolder waar Werkeren
stond is tegenwoordig opgeslokt door Stadshagen. Werkeren werd in het begin, Huis Voorst
aan het eind van de negentiende eeuw gesloopt.
Negentiende eeuw
De zanderige rivierduinen werden eeuwenlang
vooral bewoond door twijgensnijders en landarbeiders, al dan niet met een klein keuterbedrijfje.
Het lagergelegen, vruchtbare land daaromheen
was het domein van enkele grotere boeren. Een
reiziger van Kampen naar Zwolle beschreef in
1819 het landschap als volgt: ‘Er loopen twee
wegen van hier naar Zwolle, de een geheel door
Boven: Luchtfoto van het Stinspark in Westenholte. Het Stinspark is gebouwd
op de plaats waar ooit de burcht van de heren van Voorst stond. Bij de aanleg
van het park is uitgegaan van de contouren van de grachten rond het kasteel.
Rechts zijn de velden van voetbalclub WVF zichtbaar. (Aerophoto Eelde)
Onder: Reconstructie van de plattegrond van het kasteel. (Informatiebord
Stinspark, foto Jan van de Wetering)
Boven: Tegenwoordig is
dit houten speelkasteel
in het Stinspark nog
een bescheiden herinnering aan vervlogen
tijden. (Foto Jan van de
Wetering)
Links: Verbeelding
door Teun van der
Veen van de belegering
van het kasteel in 1362.
(Uit: Zwolle 750 jaar
stad in woord en beeld
gevat, 1980)
148 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 149
de klei, doch te smal voor een gepakt rijtuig met
vier paarden. Ik reed dus den anderen, over den
Konijnenberg, eerst door lage weilanden, dan
heide, wederom weiland, en eindelijk open veld
… Ofschoon de heide hier meestal bedwongen
en vruchtbaar gemaakt is, ontmoet men nogtans
enkele duintjes. Dan ook deze ontsnappen niet
aan dien geest van ontginning, dien ik overal
aantrof, en men ziet dat de zandhoop sedert kort
kleiner is geworden en nog gedurig wordt.’* Desalniettemin zou het nog zeker een eeuw duren
voor de ‘konijnenbelten’ grotendeels verdwenen
waren, ook tegenwoordig vallen er nog rudimenten van terug te vinden. Veel van het land was in
handen van grootgrondbezitters, die meestal tot
de stedelijke elite behoorden. Bij Frankhuis lagen
de drie buitens Twistvliet, Ketelkolk en De Bildt.
De lagergelegen gebieden hadden met enige
regelmaat te maken met overstromingen. In 1825
verdronken bijvoorbeeld enkele van de toen
honderdvijftig inwoners van Westenholte. Toch
brachten de overstromingen niet alleen rampspoed. De vruchtbaarheid van het land werd er
ook door vergroot.
Tot ver in de negentiende eeuw vormden Westenholte en Voorst gesloten gemeenschappen, die
niet veel met de buitenwereld van doen hadden.
Zelfs niet met elkaar. De omwonende boeren
kwamen bijvoorbeeld niet op de volksfeesten in
Westenholte. Maar langzaamaan werden de contacten met de buitenwereld makkelijker en werd
de wereld wat groter, ook voor de buurtschappen. Meisjes gingen uit werken als dienstbode
in de stad, waar de jongens werk vonden in de
opkomende nijverheid. Frankhuis, wat dichter bij
Zwolle en aan doorgaande wegen naar Kampen
en Hasselt gelegen, kende een wat andere economische bedrijvigheid. Tussen Westenholte en
Voorst en Frankhuis hadden diverse tuinders en
warmoezeniers hun bedrijfjes. Zo vlak onder de
rook van de stad Zwolle hadden ze een stabiele
afzetmarkt. In Frankhuis woonden wat ambachtslieden, die vooral gericht waren op het boerenbedrijf. Zo waren er smederijen en wagenmakerijen.
Ook was er verzorgende middenstand: onder
meer een melkboer, een bakker, een kleermaker,
wat kruideniers en natuurlijk een café-tapperij.
Soms werd deze bedrijvigheid gecombineerd met
een klein boerenbedrijfje.
Grote bedrijven
Grotere economische bedrijvigheid buiten de
landbouw was er in Frankhuis. In de negentiende
eeuw ontstonden daar twee bedrijven, die elk
voor zo’n vijftig arbeidsplaatsen zorgden. Veel
inwoners uit de buurt vonden er werk. In 1825
vestigde houthandel Eindhoven en Zoon zich in
Frankhuis. Het bedrijf kwam uit Blokzijl. Door
de aanleg van de Willemsvaart was er een directe
verbinding gekomen tussen het Zwartewater
en de IJssel. Vlotten hout uit Duitsland konden
veel voordeliger via de IJssel naar Zwolle worden
getransporteerd dan via de Zuiderzee naar Blokzijl. Op buitenplaats Twistvliet liet Lambert Eindhoven een houtzaagmolen bouwen, aangedreven
door de wind. Vanaf 1857 werd gebruik gemaakt
van een stoommachine. In 1973 werd het familiebedrijf overgenomen door een van de grootste
Engelse houtimporteurs, The Southern Evans Ltd.
In 1989 kwam het bedrijf in handen van Stiho BV
te Nieuwegein.
Het andere grote bedrijf was de Blokmelkfabriek. In 1895 verleende de gemeente Zwolle
Uitsnede van het gebied
Zwolle, Zwartsluis en
Kampen met de Mastenbroekerpolder uit de
kaart ‘Transisalania
Provincia vulgo Overyssel’ uit 1743.
De kaart is gebaseerd
op de in 1648 vervaardigde kaart door
Nicolaas ten Have.
Zichtbaar zijn (op de
rode lijn) Westenholte,
Voorst en Frankhuis.
(Facsimile bij ‘Een
perfecte Lantcaerte van
Overijssel’ 2012)
Rechts: Boerderij met
hooiberg in Frankhuis.
Anoniem, achttiende
eeuw. (Collectie SMZ)
Frankhuis eind negentiende eeuw. Tekening
door J.W. Meijer. (Collectie SMZ)
150 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 151
een vergunning aan de Stoomzuivelfabriek Mastenbroek VOF voor de bouw van een roomboterfabriek. In 1926 werd de stoomzuivelfabriek
overgenomen door NV Nederlandse Gruyère
Blokmelkfabriek uit Den Haag. De Blokmelkfabriek verwerkte melk van boeren uit de verre
omgeving tot blokmelk. Blokmelk was een mengsel van melk en suiker, dat na afkoeling stijf werd
en in blokvorm in kisten werd verpakt voor
verzending naar Zwitserland. Daar diende het
als grondstof voor chocolade. In 1977 werd het
bedrijf onderdeel van Coberco Isoco BV. Sinds
1999 is het onder de naam Sensus Operations een
producent en groothandel in voedingsmiddelen
en voedingsmiddeleningrediënten.
Frankhuis was inmiddels door de aanleg van
het Zwolle-IJsselkanaal in het begin van de jaren
zestig van de twintigste eeuw compleet veranderd.
Het was de directe verbinding met Zwolle verloren. Een fiets-voetgangerspontje moest dit gemis
compenseren. In 1985 kwam er weer een vaste
verbinding in de vorm van een voetgangersbrug
op de hoogte van zo’n negen meter boven het
kanaal. Het kanaal bracht ook aan de zuidrand
van Westenholte en in Voorst grote veranderingen. Langs het kanaal kwamen insteekhavens en
industrieterreinen, die tot op heden het beeld
bepalen van wat nu bekend staat als het industriegebied Voorst.
Het personeel van de firma Eindhoven in 1905. (Particuliere collectie)
Het personeel van de firma Eindhoven in 1938. De foto werd gemaakt op 14 maart, ter gelegenheid van het vijftig jaar in dienst zijn
van Egbert Drost. Staand achterste rij vlnr.: Jo Drost, Jan Willem ten Hove, Jan Huizen, Gerrit Drost, Dorus Heres, Reindert Drost,
Sip Heres, Albert van Rijssen, Jan Lubbers, Berent Jan Brinkman, Berent Kluinhaar, Wiechert Bastiaan, Rinus van Duuren, Gait Jan
Hultink, Jan Bastiaannet, Frederik Drost, Hein van Leiden, Jaap Schinkel, Roelof Lemstra, Reize Lemstra, Kees van der Molen, Derk
Drost, Mannes Heideveld, Bert Borst, Coen Nijmeijer, Jacob Palm, Albert Dijkslag, Jo Wever. Voorste rij: Jochem Ammer, Herman
Drost, Bos, Wiechert Korpershoek, Henzen, Arend Zijlstra, Van Buren, Herman Halfwerk, Van Hall, Van Hall, ? , Jannes Drost, Gijs
Kloot, Derk Voeten, Jo Korpershoek, Eikelboom. Zittend de jubilaris Egbert Drost. (Particuliere collectie)
Links: Luchtfoto uit
1948 van de houthandel Eindhoven in
Frankhuis. Het water
op de voorgrond is
de Trekvaart, op de
achtergrond is de Blokmelk-fabriek zichtbaar.
(Foto Aviodrome)
De Gasthuisdijk richting Frankhuis. Rechts zijn de
graafwerkzaamheden voor het Zwolle-IJsselkanaal
zichtbaar. Op de voorgrond staan Tonnie en Marja
Hullen, begin jaren zestig (Particuliere collectie)
152 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 153
Keren we terug naar Westenholte rond 1900. Ook
daar drong de moderne tijd steeds meer door.
Niet alleen gingen Westenholtenaren werken in
Frankhuis, of zelfs in de stad, maar ook kwamen
geschoolde arbeiders uit Zwolle in Westen

holte wonen. Op kleine schaal werden er nieuwe
woningen gebouwd, oude verhoudingen verdwe

nen. Het accent van de nieuwbouw lag vooral in
Voorst. Met name langs de Voorsterweg was wat
middenstand (bijvoorbeeld rijwielhandel Schutte
en kruidenier Kluin) en nijverheid in de vorm
van een smederij, een timmermansbedrijf en een
houtzagerij. Houtzagerij Van Dijk groeide na de
oorlog uit tot een bloeiend bedrijf. Aan dezelfde
Voorsterweg kwam ook het klompenbedrijf van
de gebroeders Van Vilsteren, GeVaVi. Tussen
1962 en 1978 groeide dit bedrijf uit tot een grote
werkgever voor maar liefst zo’n honderd man
personeel. In 1993 werd de productie overgehe

veld naar de firma Nijhuis in Beltrum. GeVaVi
is anno 2012 een groothandel in de verkoop van
klompen, klompschoenen, veiligheidssneakers
en trendy slippers. Ook werkkleding en bescher

mingsmiddelen behoren tot het assortiment.
Na de aanleg van het
Zwolle-IJsselkanaal
begin jaren zestig was
Frankhuis afgesneden
van Zwolle. Een fietsvoetgangerspontje
vormde toen de directe
verbinding. Deze foto
dateert uit 1985, het
pontje werd een jaar
later vervangen door
een voetgangersbrug.
(Collectie HCO,
Redactiearchief
Zwolse Courant)
De werkplaats en het
woonhuis van Jan Hen

drik Schutte, rijwiel

handelaar en -herstel

ler aan de Voorsterweg.
Het rijmpje:
‘N fietse van Skutte
En loop…’n det dutte
Met de wind in ’e rugge
Over d’Iesselbrugge’
was van deze familie
Schutte afkomstig. De
familie Schutte die de
autobusmaatschappij ging exploiteren
maakte daar later de
veel bekender geworden
variant ‘De busse van
Skutte’ op. (Particuliere
collectie)
De Essopomp aan de Voorsterweg van Schutte, begin jaren zestig.
(Particuliere collectie)
Kapsalon Tielenburg aan de Voorsterweg,
jaren veertig. (Particuliere collectie)
Gerrit van Dijk, met
sigaar in de hand,
met al zijn zonen,
omstreeks 1950. De
houthandel werd opge

richt in 1924 en was
gevestigd aan Voorster

weg 60. (Particuliere
collectie)
Links: Houthandel van
Dijk, omstreeks 1960.
(Particuliere collectie)
Rechts: GeVaVi in
1982. (Collectie HCO,
Redactiearchief Zwolse
Courant)
154 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 155
Een eigenstandig dorp
Na de Tweede Wereldoorlog werd Westenholte
onbetwist de grootste bevolkingskern. In de jaren
vijftig kwamen er nieuwe huizen, eerst als opvulling tussen de bestaande bebouwing (bijvoorbeeld
langs de Westenholterweg, maar ook in het stukje
van de Korenbloemweg en de Anjerweg tot aan de
Rozenweg) en later op verworven terreinen op de
Konijnenbelten. Er werd gebouwd van de Lupineweg tot aan het Petuniaplein en later tussen de
Ridder Zwederweg en de Papaverweg. Westenholte begon meer en meer op een eigenstandig
dorp te lijken en daar horen ook meer voorzieningen bij. In 1965 kwam er een echt winkelcentrum
op het Petuniaplein. Kruidenier Kluin opende
daar een Centra en er kwam ondermeer een slagerij, een textielwinkel en een sigarenwinkel annex
postagentschap. Ook de bibliotheek kreeg een
vestiging aan het Petuniaplein. Vlakbij werd ook
in 1961 de Stinskerk in gebruik genomen. Deze
kerk was de opvolger van het Eben Haëzergebouw
aan de Westenholterweg. Dit gebouw dat door
de weeks in gebruik was voor vergaderingen en
voorstellingen, bood Westenholtenaren op zondagavond en vanaf 1958 ook op zondagochtend
gelegenheid ter kerke te gaan. De Stinskerk maakte het gebruik van Eben Haëzer voor kerkdiensten
echter overbodig.
Bij een eigenstandig dorp hoort ook een
gemeenschapshuis, zeker in een dorp als Westenholte waar het bruiste van het verenigingsleven.
De verwevenheid van het verenigingsleven en het
gemeenschapshuis blijkt uit de ontstaansgeschiedenis van De Ark. Dit gebouw komt rechtstreeks
voort uit de organisatie van schaatswedstrijden op
De Kolk aan de noordwestkant van Westenholte
bij de Zalkerdijk. In 1939 was de ijsvereniging
WVF opgericht. Tot 1947 werden de schaatswedstrijden op De Kolk gehouden. Hierna kwam er
een ijsbaan, die door de Westenholtenaren zelf was aangelegd. De baan werd in 1968 zodanig vergroot dat er een wedstrijdbaan van vierhonderd
meter kon worden uitgezet. Bij een ijsbaan hoort
een koek-en-zopie tent. Ook deze werd door de
leden van de ijsvereniging in 1953 zelf gebouwd.
Door het groeiend aantal leden werd dit bouwsel
al snel te klein. Opvolger werd De Ark die in 1959
gereed kwam. Naast de ijsvereniging vond ook de
volleybalclub hier zijn onderkomen. Vergaderingen, voorstellingen, bruiloften, feesten en partijen
zorgden ervoor dat De Ark als een echt gemeenschapshuis voor Westenholte diende.
De Ark werd aanvankelijk geëxploiteerd door
de leden van de ijsvereniging, maar dit werd juist
door het succes en de hoge bezettingsgraad van het
gemeenschapshuis voor deze vereniging een veel
te zware belasting. In 1973 werd De Ark vervangen door het moderne ontmoetingscentrum Het
Anker. Dit jaar, 2012, worden plannen ontwikkeld
voor Het Nieuwe Anker, dat moet worden ondergebracht in het nieuwe zorgcentrum Westenhage.
Naoorlogse nieuwbouw, de Lupineweg en
Papaverweg in 1965.
(Particuliere collectie)
In 1961 werd de nieuwe Stinskerk in gebruik genomen. Op de foto staat de leiding van de zondagschool ‘Waakt en bidt’. Staand vlnr.: Rince Pasen, Jan Bos,
Gerrit Zwakenberg, Henk Dol. Zittend de dames: Jennie Bredewout, Dienie
van Voorst, Riek van Weeghel , Anneke Docter en Klaasje Riezebos . (Particuliere collectie)
Gasten op het veertigjarig huwelijksfeest van Geurt
Borst (1899-1976) en Marie Knol (1898-1981).
Zij waren op 23 juli 1925 in het gemeentehuis
van Zwollerkerspel getrouwd. Het huwelijk bleef
kinderloos. Het feest werd in 1965 gevierd in hun
boerderij aan de Zalkerdijk nr. 16. (Particuliere
collectie)
Bouw van De Ark, 1959. (Particuliere collectie)
De Ark. (Collectie
HCO, Redactiearchief
Zwolse Courant)
Opening van het
nieuwe wijkcentrum
Het Anker, door wethouder Ter Bekke,
jaren zeventig. (Collectie HCO, Redactiearchief Zwolse Courant)
156 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 157
De Kolk was niet alleen de oorsprong van de
ijspret in Westenholte. ’s Zomers was het de plek
om te zwemmen, te vissen, of bootje te varen. Een
ideale plek voor een echte recreatieplas zou je zeggen. Al in 1959 waren er plannen in deze richting.
Ook de wijkvereniging WVF spande zich in voor
dit idee. Maar er waren ook andere, economische,
belangen. In 1970 bleek dat houthandel Van Dijk
De Kolk nog steeds mocht gebruiken om boomstammen te laten wateren. De wijkvereniging zag
af van verdere plannen tot het maken van een
recreatieplas.
Westenholte was (en is) een gemeenschap met veel
reuring. De ijsvereniging WVF en de volleybalclub
kwamen al ter sprake. Op sportgebied is er verder
de voetbalvereniging WVF. Dit jaar bestaat deze
vereniging vijfenzeventig jaar. De club werd opgericht door vijf twaalf- en dertienjarige schooljongens die graag een balletje trapten op het grasveld
naast de openbare school. Binnen een maand hadden ze een voetbalclub met de naam Quick geregeld. En wat is een voetbalclub zonder wedstrijden?
De eerste wedstrijd was tegen het Kampense KHC.
Helaas was het resultaat niet positief… De club
sloot zich aan bij de KNVB en met ingang van
het seizoen 1941-1942 kon het aan de competitie
meedoen. Nog wel een mits: de Duitse bezetter
stelde de eis dat de naam veranderd moest worden.
Zo kwam de naam WVF, naar de buurtschappen
Westenholte, Voorst en Frankhuis. De club kreeg
een nieuw voetbalveld bij boer Jacobs, waar nu
het ontmoetingscentrum Het Anker is. In 1979
verhuisde WVF naar het nieuwe sportcomplex De
Weide Steen. En WVF is nog steeds springlevend,
getuige de 850 leden in 2012.
Ook muzikaal laat Westenholte van zich
horen. De oudste nog bestaande vereniging
in Westenholte is het gemengde koor Zang en
Vriendschap, dat al van 1918 dateert. Maar vlak
daarna, in 1920, is de oprichtingsdatum van
muziekvereniging Excelsior. Weliswaar opgericht
als fanfarekorps in ’s-Heerenbroek, was het toch
al snel een Westenholtense vereniging. Pas bij het
veertigjarig jubileum in 1960 kregen de muzikanten voor het eerst een uniform. Nu is Excelsior
een volwaardige muziekvereniging die heel actief
is. Geregeld worden concerten gegeven en neemt
men deel aan concoursen, festivals en optochten.
De naam Excelsior heeft in Westenholte nog een
muzikale invulling gehad: de Christelijke mondharmonicavereniging Excelsior. Dit Excelsior
werd als onderafdeling van de Christelijke Jongemannenvereniging in 1929 opgericht. Een paar
decennia zat er muziek in de mondharmonica,
maar rond 1960 viel het doek.
Roeien op De Kolk, Eva
Zwakenberg en Janna
ter Stege, jaren dertig.
(Particuliere collectie)
Rechts: Zwemmen in
De Kolk, Eva Zwakenberg en Willem en
Janna ter Stege, jaren
dertig. (Particuliere
collectie)
Schaatsen op de baan van ijsvereniging WVF in 1995. IJsvereniging WVF werd
in 1939 opgericht. Dankzij de belangeloze inzet van veel vrijwilligers leidt de vereniging al jaren een bloeiend bestaan. In de beginjaren werd er geschaatst op De
Kolk. Omdat het ijs daar lang niet altijd betrouwbaar was werd er na de oorlog
een eigen ijsbaan gerealiseerd. De opening vond plaats in december 1946. Eind
jaren zestig kon met medewerking van de gemeente en de eigenaar van een aangrenzend perceel de baan vergroot worden tot een 400 meter baan, deze werd in
jan. 1970 in gebruik genomen. (Collectie HCO, Redactiearchief Zwolse Courant)
Meisjes van de ijsvereniging omstreeks 1950.
(Particuliere collectie)
Kortebaanwedstrijd op de ijsbaan Westenholte op
4 januari 1993. (Collectie HCO, Redactiearchief
Zwolse Courant, foto Freddy Schinkel)
Het gemengde koor Zang en Vriendschap in de jaren twintig. Het vaandel
dateert uit 1926, misschien werd toen deze foto gemaakt. Het koor werd in
1918 opgericht. Initiatiefnemers waren drie jongemannen, Van Zuthem,
Heddema en Breunis, leden van de christelijke jongemannenvereniging. Zij
wilden echter een gemengd koor oprichten. Zang en Vriendschap ging van
start met achttien dames en vijftien heren. In 1924 ging men voor het eerst op
concours. Het koor heeft in de loop der jaren veel prijzen in de wacht gesleept.
Er werd en wordt allerlei soorten muziek gezongen, zoals geestelijk, opera, operette, klassiek en musical. (Particuliere collectie)
In 1995 bestond de volleybalvereniging Westenholte veertig jaar.
Daarom werd er een
stratenvolleybalevenement georganiseerd
met 120 teams. Burgemeester Jan Franssen
opende het toernooi
met het oplaten van
ballonnen. (Collectie
HCO, Redactiearchief
Zwolse Courant)
158 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 159
En dan is er nog de actieve buurtvereniging.
Sinds 1954 kende Westenholte de vereniging voor
Plaatselijk Belang die de belangen behartigde van
de buurtschappen Westenholte, Voorst en Frank

huis. Zo maakte men het zwemmen in De Kolk
mogelijk en regelde men de eerste telefooncel. De
vereniging stond aan de wieg van de bejaarden

sociëteit en van de speeltuinvereniging. En men
richtte een buurtvereniging op, speciaal bestemd
voor het organiseren van jeugdactiviteiten, bin

go’s, droppings en de jaarlijkse bejaardentocht.
Men koos hiervoor de originele naam WVF…
maar nu in de betekenis van Wij Vieren Feest.
In 1972 fuseerden Plaatselijk Belang, de speel

tuinvereniging en Wij Vieren Feest. De krachten
werden gebundeld in de Wijkvereniging WVF. In
1974 verscheen het eerste exemplaar van het wijk

blad De Stins. De wijkvereniging kent tegenwoor

dig een groot aantal werkgroepen, zoals de werk

groep Badminton, de werkgroep Dierenweide, de
werkgroep Huttendorp, de werkgroep Jeugdland,
de werkgroep Kinderactiviteiten, de werkgroep
Volkstuinen en de Vrouwenwerkgroep. De werk

groep Toneel gaf haar eerste voorstelling in 1984.
De toneeluitvoeringen zijn nu een vast jaarlijks
evenement.
Westenholte-Stins
Het is duidelijk dat Westenholte een actief vereni

gingsleven kent en dat men veel samen doet. Dat
zelfs nadat eind jaren zeventig, begin jaren tachtig
het dorp naar verhouding explosief is gegroeid
en er veel nieuwe bewoners bij heeft gekregen.
‘Nieuw-Westenholte’, het deel ten zuidwesten van
de Steenboerweg tot aan de Stinsweg heet offi

cieel Westenholte-Stins. De uitbreiding was een
voortvloeisel van de gemeentelijke herindeling
van 1967, waarbij de gemeente Zwollerkerspel
werd opgeheven. Westenholte, Voorst en Frank

huis kwamen bij de gemeente Zwolle. Onder de
vleugels van Zwolle kreeg Westenholte zijn eigen
variant van de bouwmode uit de jaren zeventig.
Ook hier onder meer een bloemkoolwijk met
woonerven, maar wel op de schaal van Westen

holte. Tussen 1978 toen de eerste steen voor de
woning Akkerhoornweg 1 werd gelegd en 1985
verdubbelde in Westenholte het aantal woningen.
Overigens was het niet allemaal steen wat de klok
sloeg. Zoals dat betaamt in een nieuwe wijk kreeg
Westenholte ook een open recreatieruimte, het
Stinspark. Precies op de plek waar eens het mach

tige kasteel van de heren van Voorst stond.
Net als in de groeiperiode in de jaren vijftig bete

kende meer inwoners meer voorzieningen. De
Stinskerk werd te klein en er kwam een nieuwe,
die in 1992 met een speciale eredienst in gebruik
Zang en Vriendschap
tijdens een optreden in
maart 1993. (Particu

liere collectie)
Duivenvereniging
‘De Vriendenkring’
in de jaren dertig.
(Particuliere collectie)
werd genomen. Na een reconstructie breidde het
winkelcentrum Petuniaplein zich in 1983 uit met
een cafetaria, een drogisterij en een bloemen

winkel. Dat oud-Westenholte nog niet helemaal
gewend was aan al die nieuwkomers kreeg een
symbolische vertaling in de paaltjes die werden
geplaatst tussen het Petuniaplein en de Arnicaweg
Links: De kinderboer

derij in het Stinspark,
1993. (Collectie HCO,
Redactiearchief Zwolse
Courant)
Rechts: De volkstui

nen Westenholte aan
de Zalkerdijk, 1983.
(Collectie HCO, Redac

tiearchief Zwolse Cou

rant)
In 1979 werden de
eerste huurwoningen
aan de Arnicaweg in
Westenholte-Stins
opgeleverd. Op de foto
een van de twee inge

richte modelwonin

gen. (Collectie HCO,
Redactiearchief Zwolse
Courant)
De scheiding tussen
oud en nieuw Wes

tenholte kreeg een
symbolische vertaling
in de paaltjes die wer

den geplaatst tussen
het Petuniaplein en
de Arnicaweg om het
doorgaande verkeer te
voorkomen. In 1992
werd het plein opnieuw
heringericht en ver

dween deze barrière
die in de volksmond
de ‘Berlijnse muur’
was gedoopt. (Collectie
HCO, Redactiearchief
Zwolse Courant)
160 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 161
om het doorgaande verkeer te voorkomen. In
1992 werd het plein opnieuw heringericht en verdween deze locale variant van de Berlijnse muur.
Westenholte was nu echt één.
Ook voor het onderwijs had de grote uitbreiding gevolgen. In 1979 werd in Westenholte-Stins
een nieuw scholencomplex geopend waar de openbare school en de christelijke school een plekje
kregen. Al op de kadastrale kaart van 1832 staat
een openbare school vermeld aan de Zalkerdijk.
In de jaren zestig van de twintigste eeuw kwamen
er een openbare kleuterschool en lagere school,
de prof. Kohnstammschool en de Knienenbelt
aan de Papaverweg. In 1979 verenigde het hele
openbare onderwijs zich in De Ridderspoor in het
nieuwe schoolcomplex aan het Korianderplein. De
geschiedenis van de christelijke school begon in
1922 toen aan de Westenholterweg een drieklassige lagere school kwam te staan. In 1963 werd
het gebouw zodanig vergroot dat er wel van een
nieuwe school kon worden gesproken. Het bood
huisvesting aan De Wiekslag, zoals de school was
gaan heten. Door het toegenomen aantal leerlingen verhuisde de naastgelegen kleuterschool Het
Hummeltjeshonk naar de Rozenweg en betrok De
Wiekslag de vrijgekomen lokalen. In 1979 opende
een nieuwe christelijke school, De Akker, op het
Korianderplein de deuren. De fusiegolf in het
onderwijs ging ook Westenholte niet voorbij. In
1995 gingen De Wiekslag en De Akker op in De
Morgenster. Waar de openbare en de christelijke
basisschool hun plek hebben gevonden aan het
Korianderplein is de katholieke basisschool gevestigd aan de Papaverweg. De geschiedenis van het
katholieke lager onderwijs in Westenholte is kort.
Pas in 1962 startte men in De Ark. In 1965 nam
De Kerspel een nieuw houten noodgebouw aan de
Korenbloemweg in gebruik. Daar bleef men tot de
verhuizing in 1979 naar het oude schoolgebouw
van de openbare lagere school aan de Papaverweg.
In 1998 ging De Kerspel op in een grote katholieke
basisschool, De Vlieger, die de hoofdvestiging in
Stadshagen heeft.
Met het noemen van Stadshagen is wellicht de
grootste recente verandering genoemd. In een
mum van tijd heeft Westenholte een grote Vinexbuurwijk gekregen. Frankhuis is zelfs grotendeels
door deze wijk opgeslokt. Westenholte is verder
ontsloten met een futuristische fietsbrug en een
fietstunnel naar Stadshagen. In het buitengebied
tussen dorp en IJssel is een prachtig natuurgebied
ontstaan, de Vreugderijkerwaard. De nieuwste
aanwinsten voor Westenholte zijn het woonzorgcentrum Westenhage aan de Voorsterweg en de
biologische schapenboerderij De Vreugdehoeve
aan de Zalkerdijk. Binnenkort zal er een begin
worden gemaakt met de bouw van het nieuwe
ontmoetingscentrum.
Er is veel veranderd, maar ondanks alle veranderingen bestaat het oude dorpsgevoel nog steeds.
Er is een grote betrokkenheid van de gemeenschap bij alles wat er in Westenholte gebeurt,
wat zich uit in het bloeiende verenigingsleven.
De wijkvereniging is buitengewoon actief en er
wordt van alles in Westenholte georganiseerd. Als
de vraag in de titel van dit artikel moet worden
beantwoord, dan is misschien wel het beste antwoord: Westenholte is een Zwols dorp.
* Uit: Mr. C.W. van der Pot, Zwolle’s omgeving
omstreeks 1900, Zwolle z.j.
Koninginnedag in
Westenholte, 1970.
(Particuliere collectie)
Tante Sien
Dan regelde Klaas chocolademelk via de Blokmelkfabriek. Die
verkocht Sien voor de ijsclub, aanvankelijk gewoon op het ijs,
later vanuit een schuurtje en nog later vanuit De Ark. Sien en
Klaas konden erg boos worden als anderen de chocolademelk
met water verdunden om zo meer te kunnen verkopen. Sien
hield zelf ook erg van schaatsen. Dochter Klaasje: ‘Een paar
zwarte gympen aan, een rok en een zwart alpinopetje op en
rijden maar. Mijn ouders schaatsten altijd kruislings. Heel
vroeger deed mijn vader met wedstrijden mee op de sokken op
de schaats.’ In de tijd dat de ijsvereniging De Ark exploiteerde,
hielp Sien ook altijd volop mee bij bruiloften en partijen.
Tante Sien was ondermeer een actief lid van de Plattelandsvrouwen Zwollerkerspel. Zij en Klaas werden medio
jaren negentig door carnavalsvereniging ‘De Knienebelters’
gehuldigd omdat ze zoveel voor Westenholte hadden gedaan.
Bij de viering van hun 50-jarige en 55-jarige bruiloft in respectievelijk Wientjes en Het Anker kwam muziekvereniging
Excelsior hen ook huldigen. Klaas overleed op 13 augustus
1995. Sien woonde daarna alleen op de Tippe. Ze vierde haar
negentigste verjaardag nog uitgebreid bij Krisman in het
Engelse Werk. Ze was toen onder de indruk van alle mensen
die speciaal voor haar daar naar toe gekomen waren. Tante
Sien overleed op 5 januari 2004 op 93-jarige leeftijd. Ze was op
dat moment de oudste inwoner van Westenholte.
Sien en Klaas
Riezebos -de
Haan met hun
twee dochtertjes
Gerrie en Klaasje,
eind jaren veertig.
(Particuliere
collectie)
De Tippe aan de voet van de Zalkerdijk omstreeks 1980.
Vanaf de Tippe kon je vroeger, voor de bouw van Stadshagen,
Hasselt zien liggen. (Particuliere collectie)
Gesiena (Sien) Blommetje Riezebos-de Haan werd op 25 oktober 1910 in Amsterdam geboren. Toen Sien acht jaar was verhuisden haar ouders naar Overijssel. Het gezin woonde eerst
in ’s-Heerenbroek en vestigde zich vervolgens in Westenholte.
Sien trouwde op 30 april 1937 met Klaas Riezebos (geb. 25
oktober 1909), de jongste zoon uit het gezin Riezebos-Slendebroek (zie pagina 175). Het jonge stel ging wonen op het boerderijtje van de familie Riezebos, de Tippe, aan de voet van de
Zalkerdijk. Klaas werd overigens geen boer, hij begon in 1926
als gewoon arbeider te werken bij de Blokmelkfabriek en bleef
daar zijn hele werkzame leven. In 1951 ontving hij, samen met
zes andere jubilarissen, een koninklijke onderscheiding bij zijn
25-jarig jubileum. Sien en Klaas kregen twee dochters, Klaasje
in 1940 en Gerrie in 1946. Volgens dochter Klaasje JongmanRiezebos ‘verstonden’ haar ouders elkaar goed, ‘wij komen uit
een warm nest.’ Dat er maar twee kinderen waren had een
praktische reden: ‘Onze ouders gebruikten hun verstand.’
Sien en Klaas waren centrale en graag geziene figuren in
Westenholte, hartelijk, sociaal voelend en zeer actief in het
dorpsleven. Ze stonden bekend als tante Sien en ome Klaas.
Vooral Sien was open, vrolijk, opgewekt en pittig, ze liet niet
over zich lopen. Klaas was wat gemoedelijker. Hij was met
name actief in de schaatsvereniging WVF, hij was jarenlang
bestuurslid en werd daarvoor tot erelid benoemd. Dochter
Klaasje: ‘Hij “kon” nooit vrij krijgen, behalve als er ijs lag.’
162 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 163
Gerrit van Vilsteren
Westenholte – Voorst – Frankhuis;
geografische achtergrond
Het is algemeen gebruik te spreken over
WVF: Westenholte – Voorst – Frankhuis. In deze achtergrondschets over de
geografie van dit gebied draai ik de volgorde van
de kernen graag om: Frankhuis – Voorst – Westenholte. Historisch is Frankhuis/Voorst namelijk
lange tijd van veel groter belang geweest dan Westenholte. In dit gebied, dat vanuit de stad Zwolle
achtereenvolgens ongeveer een kwartier tot een
half uur gaans was, waren behalve in Frankhuis
geen concentraties van huizen en mensen te vinden. In de eerste helft van de negentiende eeuw
telde Frankhuis/Voorst ongeveer 45 huizen en
250 inwoners.1 De buurtschap Frankhuis was
gelegen op het kruispunt van de wegen naar Hasselt en naar Kampen. Frankhuis hoorde deels
tot de gemeente Zwolle. Dat deel werd ook wel
het eerste Frankhuis genoemd. Het andere deel
behoorde tot de gemeente Zwollerkerspel. Beide
delen samen telden toen ongeveer 30 huizen en
160 inwoners.
De buurtschap Westenholte lag op een uur
gaans vanuit de stad. Dit qua omvang veel grotere
gebied telde circa 150 inwoners. Westenholte
omvatte globaal het terrein van de Konijnenbelten
tot aan de IJssel via de Stouwdijk (later Zalkerdijk).2
Ontstaansgeschiedenis
De wording van het gebied is het meest bepaald
door de ‘ontmoeting’ van het water vanuit het
land en het water vanuit de zee. Beide watersystemen kwamen (komen) hier regelmatig met elkaar
in botsing.
De basis van het landschap valt terug te voeren
op de ijstijd, die de stuwwallen van de Veluwe en
Salland naliet en een diep dal waarin de rivier de
IJssel stroomde. Dit stroomdal vulde op en het
overige terrein van Salland werd bedekt met door
de wind aangevoerde lagen dekzand. Droogte en
wind zorgden voor de vorming van stuifduinen
langs en in het rivierengebied van de IJssel. Salland vond zijn afwatering in een groot aantal
van zuidoost naar west en noordwest lopende
beken en weteringen. Enkele daarvan – de Kleine
en de Grote Aa – kwamen bij Zwolle samen en
vervolgden hun weg als Zwartewater naar de Zuiderzee. Deze zee was in de loop van de tijd door de
afkalving van de veenmoerassen in het oorspronkelijke ‘Almere’ een steeds groter wordende open
zee geworden.
De voortdurende wisselende waterafvoer aan
landzijde en de groter wordende zee gecombineerd met een algemene zeespiegelstijging maakten ingrijpen van de mens steeds meer noodzakelijk. Van wezenlijk belang was bijvoorbeeld de
inpoldering van Mastenbroek in de veertiende
eeuw. We moeten ons hiervan overigens ook weer
niet te veel voorstellen. Het ging waarschijnlijk
om niet meer dan de aanleg van een dijk rondom
het gebied, om het gevaar van het water in te dammen. Van belang was daarbij een verkaveling en
toedeling in 1364 aan meerdere eigenaren, waaronder de heer van Voorst.
In dezelfde periode kwam ook de zorg voor
bescherming tegen de rivier op. Langs de IJssel
werden dijken tot stand gebracht. Het begin van
een lange geschiedenis, die uiteindelijk tot waterschappen heeft geleid, begon toen.
Illustratief is dat de westzijde van de polder
van Mastenbroek werd beschermd door de al in
de veertiende eeuw aangelegde Stouwdijk. Het
systeem vanuit landzijde werd beschermd door
een reeks van aaneengesloten dijken. Dit begon
bij de poort en stadsgracht van Zwolle met de
Hoogstraat, overgaand in de Gasthuisdijk en
Frankhuisdijk. In Voorst was er de natuurlijke
bescherming door de stuifduinen – de Konijnenbelten. De polder van Katwolde werd vanaf
de stadsgracht omsloten door de Pannekoekendijk en de Katerdijk en aan de westzijde door de
Hoogstraat en Gasthuisdijk. Die twee laatsten
kwamen bij Frankhuis bij elkaar.
Dit landschap komt duidelijk naar voren op
de kaart van Hottinger.3 Deze kaart is gemaakt
aan het eind van de achttiende eeuw, uiteraard
voor militaire doeleinden. Het geeft een gedetailleerd beeld: wegen, rivieren, dijken, meren,
bebouwing, molens en grondgebruik zijn vrij
nauwkeurig weergegeven. De dijken en de strook
stuifduinen en oeverwallen langs de IJssel (Konijnenbelten, Spoolderberg, Kortenberg) zijn goed
herkenbaar. In de Konijnenbelten is geen dijk
zichtbaar.
Confrontatie met het water
Een en ander hield in dat door de eeuwen heen de
confrontatie met het water het leven van de mensen in deze omgeving voortdurend heeft bepaald.
Vele aspecten hebben hierbij in meer of mindere
Eind achttiendeeeuwse kaart uit de
Hottingeratlas waarop
Westenholte, Voorst
en Frankhuis duidelijk
staan afgebeeld.
(Collectie HCO)
Frankhuis en Westenholte – Voorst, twee
aansluitende fragmenten uit de kaarten 303
en 304 uit de ‘Grote
Historische topografische Atlas 1905 Overijssel’.
164 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 165
mate gespeeld. Zonder op alle details in te gaan,
noemen we enkele. Van grote invloed zijn de zeespiegelstijging vanaf circa het jaar 1000 met minimaal één meter en een voortdurende gronddaling
in de polder Mastenbroek geweest. De afkalving
van het Almere en daardoor de vergroting van de
ondiepe Zuiderzee deden het gevaar toenemen.
De afkalving tot aan de verplichte evacuatie en
ontruiming van het veeneiland Schokland in 1859
is het ultieme bewijs daarvan.
De beteugeling en beheersing van de watertoevoer in de rivier de IJssel zijn evenzeer van grote
betekenis. Overvloedige en snellere aanvoer door
ontbossing in het achterland, kanalisering, regeling
van verdeling over Waal, Rijn en IJssel aan het eind
van de achttiende eeuw spelen alle een rol.
Feitelijk betekende dit voor onze omgeving
een continue bedreiging door het water van twee
zijden. Vluchtige inspectie van literatuur toont
overstromingen in dit gebied in 1774, 1775,
1776, 1784, 1824 en de ‘kampioen’ in deze, die
van 1825. Soms kwam het water van landzijde,
zoals in 1774, soms van zeezijde zoals in 1825. In
het laatste geval vielen er in Overijssel alleen al
305 doden te betreuren. Daarvan woonden 26 in
Zwollerkerspel, waarvan het merendeel in de polder Mastenbroek, 3 in Veecaten en 2 in Schelle.4
Er waren voortdurend aanpassingen, maar steeds
weer bleek het niet afdoende te zijn. Sinds 1776
werd door de provincie het systeem van overlaten
ingevoerd. Dat hield aan landzijde (Salland) in dat
bij Deventer een overlaat in de Snippelingsdijk
werd gemaakt. Dan kon het water zich over heel
Salland verspreiden richting Zwolle. Ook werden
waden in de Konijnenbelten open gelaten en in de
Stouwdijk enkele overlaten gemaakt. Aan zeezijde
gebeurde hetzelfde in de vorm van een overlaat bij
Grafhorst en een bij Genemuiden in de zeedijk.
Zo kon het water enigszins beheerst zowel aan de
ene zijde (Salland 1774 en 1784) als aan de andere
zijde (Mastenbroek 1825), binnenstromen. Overigens, vergeet niet dat het water ook wel gewenst
was voor slibvorming op de weiden, de basis voor
vruchtbare grond.
Ondanks dit ingrijpen, gingen de overstromingen door. In 1835, 1862, 1863 en 1877 kwamen
deze in onze omgeving voor. Na 1835 werd het systeem van overlaten en waden aangepast. De Stouwdijk werd gedicht, evenals de waden in de Konijnenbelten. Na de overstromingen in de tweede
helft van de negentiende eeuw werd de ringdijk van
de polder van Mastenbroek over de gehele lengte
verhoogd tot 2.90 m boven NAP. In Frankhuis
werd het dijkvak in 1888/1889 verhoogd.5
Waakzaamheid voor het water was in het leven
van onze grootouders verankerd en overgeleverd.
Zij hebben de betekenis van de ‘bescherming’ door
de ophoging van terpen – in Mastenbroek in de
loop van de tijd wel 8 keer 30 centimeter6 – van
de dijken en overlaten mee gemaakt. Zij hebben
aan de generatie van mijn ouders (begin twintigste
eeuw) de grote betekenis van de afsluiting van de
Zuiderzee met de Afsluitdijk, 1927-1932, mee kunnen geven. De laatste grote overstroming was in
1926. Het was een koud kunstje voor de Duitsers
om de polder van Mastenbroek in 1944 nog te laten
vollopen met water.
Ondanks de vele maatregelen is er een hogere
mate van garantie van veiligheid nodig gebleken.
Het gevaar vanuit zeezijde, nu het IJsselmeer,
is bestreden door de aanleg van de balgstuw bij
Ramspol in 2002. Deze opblaasbare dam tussen
het Ketelmeer en het Zwarte Meer is al twee keer
nodig geweest tegen het opstuwende water van
een noordwesterstorm (2007, 2012). Het gevaar
van de landzijde is nog eens aangetoond door de
gevaarlijk hoge waterstanden in 1995 en 1998.
Dijken zijn nu op deltahoogte gebracht en met
het huidige project ‘Ruimte voor de rivier’ zijn
nieuwe antwoorden op de bedreigingen gegeven.
Bewoning
In deze context van water, dijken en bedreigingen moeten we in het begin van de negentiende
eeuw de bewoners van ons gebied plaatsen.
Een periode, direct na de Franse tijd, van grote
armoede. Het hele land telde toen ongeveer twee
miljoen inwoners. Verharde wegen waren er
nauwelijks, transport en vervoer ging over het
water, met paard en wagen, met hondenkar en
te voet. Iedereen was druk doende om aan de
kost te komen. Eigen of gepachte grond vormde
de basis voor zelfvoorziening. We kunnen de
samenleving in Westenholte en Voorst globaal
typeren als een omgeving van dagloners, al dan
niet met een eigen keuterbedrijfje, van ambachtsDe overstroming van
1825, hier de dijkdoorbraak bij Hasselt, op
4 februari 1825. Gravure, anoniem.
(Collectie HCO)
Biezensnijders in
Westenholte, omstreeks
1910. (Particuliere
collectie)
Veel kleine (keuter) en
enkele grote(re) boerderijen in Westenholte.
(Particuliere collecties)
166 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 167
lieden, al dan niet met een boerenbedoening, en
van enkele grote boeren, die ook voor de markt
werkten met verkoop van boter en vlees. Veel van
de betere grond was in handen van grootgrond

bezitters, meestal behorend tot de stedelijke elite.
In de structuur van Frankhuis zien we dat heel
duidelijk terug. Ambacht en verzorging met een
boerenbedoening en ook warmoezerij bevonden
zich langs de dijkwegen. Rondom het gehucht
Frankhuis lagen drie buitens van elite uit de stad
(Twistvliet, Ketelkolk, De Bildt). Het gehucht lag
tegen het grote open gebied van de polder van
Mastenbroek, dat was verkaveld in grote percelen
en met ‘grote’ boeren. In de Konijnenbelten was
het overheersende beeld dat van dagloners of dag

huurders, keuterboertjes op de schrale zandgron

den en enkele grotere boeren bij de laaggelegen
wei- en hooilanden. Dat beeld treffen we ook aan
langs de Stouwdijk: een afwisseling van kleine
keuterbedrijfjes (van arbeiders en dagloners) met
enkele grotere boerderijen.
Opkomende nijverheid
Het geschetste beeld ondergaat nauwelijks ver

andering in de negentiende eeuw. Beweging
komt er pas aan het einde van de negentiende en
het begin van de twintigste eeuw. De groeiende
bevolking was meer en meer aangewezen op de
opkomende nijverheid en industrie. De betekenis
van de stad Zwolle als bron van werkgelegenheid
nam toe. Naast het beroep van boerenarbeider en
boerenmeid werden meisjes van het platteland nu
dienstbode in de stad, jongens werden arbeider
in de industrie. Dichtbij huis was dat in de tweede
helft van de negentiende eeuw de houthandel
en houtzagerij Eindhoven en Zn, en vanaf circa
1900 de melkfabriek ‘Mastenbroek’, die in 1926
werd overgenomen door de NV Nederlandsche
Gruyère Blokmelkfabriek. Zo bleven de mensen
in de eigen omgeving en bleef de sociale horizon
beperkt tot de grens van het eigen dorp.
Er veranderde wel wat. De stoomtrein kwam
eind negentiende eeuw op, de stoomtram begin
twintigste eeuw. Deze werd al vrij vlug door de
auto(bus) afgelost.
Kenmerkend is dat er vanaf ongeveer 1930 in
sociaal-economisch opzicht niet veel verandert.
Alom in Nederland komen we in een periode
van stilstand en achteruitgang, die inclusief de
Tweede Wereldoorlog tot zo ongeveer 1950
voortduurde.
Frankhuis was toen de locatie van twee grote
bedrijven – de Blokmelkfabriek en Eindhoven en
Frankhuis in 1914- Zn – , beide goed voor meer dan vijftig arbeids

1918. Vooraan een
petroleumboer met
hondenkar. Rechts
met smokmuts staat
Elsemeuje (Elsje) van
Munster, voor haar
café annex winkel. Na
het overlijden van haar
man Harm in 1919
was het alleeen nog een
winkel. Hij werd later
voortgezet door haar
dochter Jans. (Particu

liere collectie)
Werknemers van de
houthandel Eindhoven
en Zn in 1905. (Parti

culiere collectie)
168 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 169
plaatsen. Frankhuis was ook een concentratie van
verzorgende en ambachtelijke bedrijfjes. Denk
daarbij aan enkele kruideniers, een bakker, enkele
smederijen, enkele wagenmakerijen, kappers,
een schoenmaker, een timmerman en aannemer,
een fietsenwinkel/fietsreparatie en verkoop, een
tabakswinkel, een tapperij en café, een bloemisterij. Frankhuis telde daarnaast een concentratie
van tuinders en warmoezeniers, alle gericht op
Zwolle en de coöperatieve groenten- en fruitveiling. Gelegen aan de doorgangsroute was het van
centrale betekenis voor Voorst en Westenholte.
Ook in Voorst en Westenholte was de tijd natuurlijk niet blijven stilstaan. Naast enkele verzorgende bedrijfjes – een kleine concentratie langs
de Kamperweg voorbij de Werkerallee – was het
overheersende beeld dat van verspreide keuterbedrijfjes van arbeiders met een baan elders. Langs
de Kamperweg bestond nog enige nijverheid in de
vorm van een smederij, een timmermansbedrijf
en een houtzagerij. Werkgelegenheid op wat grotere schaal kwam voor in de klompenindustrie,
het snel groeiende bedrijf van de Gebroeders Van
Vilsteren (GeVaVi). Daarnaast waren er enkele
grotere boerenbedrijven.
Draaipunt jaren vijftig
Na lange tijd van langzame verandering – stilstand
zelfs – kwam er een periode van snelle en grote veranderingen. Dit liep uiteraard parallel aan de nationale ontwikkelingen van verandering en vooruitgang. Ons gebied werd meer en meer onderdeel
van de ontwikkeling van de stad Zwolle. Aanvankelijk nog als woongebied van eigen aanwas werkzaam in de stad, vrij vlug daarna als voorstad van
Zwolle met nieuwe bewoners van elders, die werkzaam waren in de stad. Dit kwam tot uitdrukking
in de nieuwbouw van woningen. Eerst waren dat
nog nieuwe woningen als opvulling langs bestaande wegen (met name de Westenholterweg), daarna
werd gebouwd op bouwrijp gemaakte verworven
terreinen in de Konijnenbelten met projecten van
tien tot twintig woningen. Er werd gestreefd naar
een ‘compleet’ dorp, met een eigen winkelcentrum,
kerken, scholen, dorpshuis en voetbalvelden. Dat
was echter nog lang niet het einde.
De aanleg begin jaren zestig van het ZwolleIJsselkanaal met industrieterreinen, de samenvoeging van de gemeenten Zwollerkerspel en
Zwolle in 1967 vormden de basis voor weer een
grote uitbreiding van Voorst en de definitieve
inkapseling in de nieuwe stedelijke structuur. In
de jaren zeventig werd de woonwijk De Stins met
750 woningen gebouwd, een verdubbeling van de
bestaande huizenvoorraad. Vervolgens werd de
context compleet veranderd met de aanleg van de
Vinexwijk Stadshagen in de polder Mastenbroek.
Het einde hiervan komt nu in zicht.
Huidige situatie
Westenholte is de naam geworden voor Voorst
en Westenholte. Maar het grootste deel van het
oorspronkelijke Westenholte is ogenschijnlijk
niet veel veranderd: verspreide bebouwing langs
de Zalkerdijk, zij het dat het agrarisch karakter
daarvan is verdwenen.
Voorst is van een gebied met verspreide
bebouwing een woonwijk geworden in het
tegenwoordige Westenholte. Het geheel telt circa
tweeduizend woningen met ongeveer vijfduizend inwoners. Het maakt de indruk een dorp
te zijn, wat nog wordt versterkt door de recente
afscherming met geluidswallen en een beperkt
aantal toegangen vanaf de wegen naar Kampen
en Stadshagen. De naam ‘Voorst’ is aan de wandel
Boven: Het klompenbedrijf van de gebroeders
Van Vilsteren, GeVaVi, omstreeks 1950.
(Particuliere collectie)
Onder: De smederij
van A. Hullen op de
kruising Hasselterdijk
en Frankhuisweg. Op
de achtergrond ligt
Twistvliet. Jaren vijftig.
(Particuliere collectie)
De Ridder Zwederlaan
en omgeving in Westenholte, gebouwd op
de voormalige Konijnenbelten. 2005 (Particuliere collectie)
De Knoopkruidweg
in Westenholte-Stins,
2004. (Particuliere
collectie)
De cornetmuts
Hoe een modemuts in de streekdracht terecht kwam
170 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 171
geraakt als aanduiding van de uitgestrekte industriegebieden ten westen van de stad. Frankhuis is
na stilstand in de jaren zestig, grote achteruitgang
en verwaarlozing door bewoners en overheid tot
in het begin van de eenentwintigste eeuw, een
vergeten, geïsoleerd woongebiedje geworden, aan
de rand van Stadshagen. De historie is er op vele
plekken nog zichtbaar.
Noten
1. In de eerste registraties van huizen in de gemeente
Zwollerkerspel omvatte het gebied Voorst/Frankhuis Frankhuis tot in Voorst aan de Werkerallee,
thans het Westenhage
2. Van der AA, 1851, pag. 19, deel XII pag. 288
3. Versfelt, 2003, Kaarten van Overijssel en Gelderland, pag. 31
4. Ter Pelkwijk, 2002, p. 164
5. Van der Schrier, 1995, p. 219
6. Boerderij Nieuwe Wetering 18, J. Kroes. Bijlage van
Tijlsbladen, zaterdag 4 juli 1992
Literatuur
– AA, A.J. van der, Aardrijkskundig Woordenboek
der Nederlanden, Vierde Deel E-G, Gorinchem,
1843
– Drupsteen, Th.G., H.J.M. Havekes, H.F.M.W. van
Rijswick (red.) Weids water. Opstellen over waterrecht. Den Haag, 2006
– Grote Historische topografische Atlas, 1905 Overijssel, schaal 1 : 25.000. Tilburg, 2005
– Hove, Jan ten, Geschiedenis van Zwolle, Waanders
Zwolle
– Pereboom, Freek, Jeroen Kummer, Harry Stalknecht (red.) Omarmd door IJssel en Zwartewater,
zeven eeuwen Mastenbroek. IJsselacademie Kampen, 1995
– Pelkwijk, J. ter, Overijssels Watersnood. Een heruitgave van het verslag van de ramp van 1825. Stichting IJsselacademie, Kampen 2002
– Schrier, D.M. van der, Mastenbroek en de strijd tegen het water; in: Pereboom, Freek etc. pp. 195-222
– Spek, Theo, Frits David Zeiler en Edwin Raap, Van
de Hunnepe tot de zee. De geschiedenis van het Waterschap Salland. IJsselacademie. Kampen, 1996.
– Ven, Gerard van de, ‘De dijkzorg in Overijssel
1800-1880’, in: Drupsteen 2006, pp. 39-70.
– Versfelt, H.J., De Hottinger-atlas van Noord- en
Oost-Nederland 1773-1794. Groningen, 2003
– Zeiler, Frits David, ‘1825: de ‘vergeten’ watersnood’, in: Tijdschrift voor Waterstaats Geschiedenis,
16 (2007) 1, pp. 19-26
Boven: Tegenwoordig ligt Westenholte afgeschermd door geluidswallen en zijn
er maar een beperkt aantal toegangen vanaf de wegen naar Kampen en Stadshagen. Hier de aanleg van de fietsbrug naar Stadshagen/Frankhuis in 2006.
(Particuliere collectie)
Onder: De Voorsterweg in 2009, rechts zijn de geluidswallen te zien langs de
weg richting Kampen. (Particuliere collectie)
Klederdracht, ach dat is allemaal hetzelfde,
is een veel gehoorde opmerking. Maar
niets is minder waar. De streekdracht is
wel degelijk door de tijden heen veranderd. Het
vertelde bovendien veel over de drager en draagster. Waar je vandaan kwam, of je rijk of arm was,
getrouwd, of in de rouw. Onze voorouders konden die kledingtaal feilloos lezen. Droeg men een
muts gemaakt van batist en ouderwets opgemaakt
dan was men in de zware rouw. Bij lichte of halve
rouw was de muts van tule gemaakt. De zondagse
muts was van kant.
Het valt nauwelijks meer voor te stellen dat
nog geen honderd jaar terug de vrijdagmarkt in
Zwolle een complete streekdrachtenshow was. Uit
de wijde omgeving kwamen de boeren met hun
familie naar Zwolle om te markten. Maar ook veel
Zwolse vrouwen droegen de streekdracht. Paard
en wagen werden geparkeerd in de Smeden, achter in de Diezerstraat, of bij een van de stalhouderijen in de Hoogstraat of Thomas a Kempisstraat.
Vrouw en dochters gingen naar de vrijdagmarkt
en vader en zoons naar de veemarkt. De vrijdagmarkt kronkelde zich door de hele Zwolse binnenstad. Een feest van fladderende knipmutsen
die het straatbeeld beheersten. Het was een bonte
show van klederdrachten uit Zwolle en omgeving,
de Noordwest-Veluwe en natuurlijk Staphorst en
Rouveen.
Ook door de week maakte de streekdracht
met de cornetmuts een vast onderdeel uit van
het straatbeeld, onder meer op de dagelijkse
Bezoeksters van
de Zwolse markt,
omstreeks 1910.
(Collectie SMZ)
Aranka Wijnbeek
172 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 173
warenmarkten, de zogeheten disjesmarkt. Voor
de Harmonie op de Grote Markt werd ’s ochtends
en ’s avonds de melk verkocht door boerinnen uit
de omgeving. Ook op de eiermarkt (Voorstraat),
de botermarkt (Voorstraat, later Nieuwe Markt)
en de groente- en fruitmarkt waren de boerinnen in streekdracht rijk vertegenwoordigd. De
dienstmeisjes droegen ook een cornetmutsje. Het
verbergen van het lange haar was het voornaamste doel. Haren waren vies en zeker die van de
dienstbode.
Waar komt de streekdracht vandaan.
Wanneer de streekdracht precies is ontstaan
weten we niet. Wel kunnen een aantal onderdelen
van de dracht, vooral de vrouwendracht, worden
teruggevoerd op de zestiende- en zeventiendeeeuwse kleding. Zo werd aan het eind van de
zestiende eeuw een klein mutsje gedragen met een
beugeltje voor de stevigheid. Hieruit ontwikkelde
zich later het oorijzer. De kleding bestond uit een
rok met onderrok, een jak met daarover heen een
kraplap, een schort, een schouderdoek en een
muts.
Het in 1857 verschenen boek Nederlandsche
kleederdragten en zeden en gebruiken van Bing en
Von Ueberfeldt laat een kleurrijke dracht zien.
Bonte jakken en kraplappen, kleurrijke schorten
en omslagdoeken. Het geeft ons een goed beeld
van de toen in Overijssel gedragen streekdracht.
De verscheidenheid is groot. Ook de streekdracht
was aan mode onderhevig en veranderde wel
degelijk. In de negentiende eeuw zijn veel invloeden van de op dat moment heersende stadsmode
er in opgenomen.
Terwijl de stadsmode vrij snel veranderde,
bleef de dracht op het platteland vaak lang
nagenoeg ongewijzigd. Veranderingen bleven
niet helemaal uit, maar beperkten zich tot kleinigheden zoals aanpassingen onder de muts en
het jak. De streekdracht was in het begin van de
negentiende eeuw nog kleurrijk. Na 1880 zijn veel
streekdrachten onder invloed van de stadsmode,
maar ook door de nieuwe godsdienstige bezinning uit die jaren, de Doleantie (de kerkscheuring
in de Nederlands Hervormde Kerk in 1886 onder
leiding van dominee Abraham Kuyper), somberder geworden. Vooral het laatste gold sterk voor
Overijssel.
De hoofdkleur van de kleding was zwart. De
vrouwen droegen een jak met een lange schoot die
over de rok viel. De jongere generatie koos voor
een kort jak, een lief, en een rok. Het voorpand
van het jak werd rijk versierd met kraaltjes, kantjes, bandjes en plooien, maar alles in het zwart.
Opvallend is dat in Staphorst en Rouveen de
dracht het minst veranderde en nog altijd kleurrijk is. De meeste veranderingen vonden plaats
in de periode 1850 tot circa 1950. Na de Tweede
Wereldoorlog verdween de streekdracht in snel
tempo.
Wat droeg je waar en wanneer?
Streekdracht kende een soort kleding etiquette.
De dracht valt in drie soorten te verdelen:
1. Het zondagse goed
Dit werd gedragen op zon- en feestdagen en bij
bijzondere gelegenheden, zoals bruiloften, officiële visites en bezoeken. Bij rouw werd de dracht
aangepast. Bij zware rouw was de muts van wit
batist met een stijf geplooide achterstrook. Alle
versiering op de kleding was sober, soms van
crêpe. De hoed was eveneens van crêpe. De sieraden waren van zwart been, ebbenhout of bakeliet.
Bij halve rouw werd de muts van tule gemaakt
in hetzelfde wat ouderwetse model. De kleding
bleef vrijwel ongewijzigd, droeg men een halsdoekje dan kon men nu kiezen voor een patroon
in zwart met een beetje wit. De hoed bleef zwart .
De sieraden daar mocht nu zilver aan toegevoegd
worden.
Was men niet in de rouw dan droeg men een
kanten muts met een breed vallende achterstrook.
‘Wie het breed heeft laat het breed vallen’, zo luidt
het hiervan afgeleide gezegde. Het geheel werd
afgemaakt met sieraden, dat mochten goud en
bloedkoralen zijn.
2. Het opknapgoed
Dit vertoonde veel overeenkomst met de z

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2010, Aflevering 4

Door 2010, Aflevering 4, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

27e jaargang 2010 nummer 4 – 7,50 euro
Zwols Historisch Tijdschrift
Achter de IJssel begint
het land … Ben Kam
Suikerhistorie
(Collectie ZHT)
Wim Huijsmans
Omslag: Eenzame man op de hoogste boog van de IJsselbrug in
aanbouw (1929). (Collectie HCO)
Ben Kam …
De Harmonie, ca. 1960
In dit Kam-nummer mag De Harmonie niet
ontbreken. Niet alleen omdat dit gebouw zo’n
centrale plaats inneemt aan de Grote Markt en tal
van prominenten binnen zijn muren heeft gehad.
Maar ook omdat in de zeventiende eeuw op deze
plek een huis gestaan heeft met de naam de
Gouden Kam. Ben Kam verdient vanwege zijn
lange staat van dienst voor de Zwolse geschiedbeoefening ook goud. Twee gouden Kammen verbonden aan één suikerzakje.
De eerste steen voor De Harmonie werd
gelegd op 21 juni 1828. Afgezien van de Gouden
Kam stonden op de hoek Grote Markt/Melkmarkt vier huizen, die tegen de vlakte gingen om
plaats te maken voor een nieuw sociëteitsgebouw.
In de Koestraat was de Grote Sociëteit gevestigd,
bedoeld voor de upperten van Zwolle. De Harmonie functioneerde als sociëteitsgebouw voor
de heren, die daar net onder kwamen, de gegoede
en deftige burgers. Vóór De Harmonie stonden
tot aan de Eerste Wereldoorlog elke ochtend en
avond boeren en boerinnen in klederdracht in een
lange rij opgesteld om melk en eieren te verkopen.
De Harmonie diende tot in de jaren dertig als
sociëteitsgebouw. Op de bovenverdieping vonden
en vinden tal van activiteiten plaats zoals vergaderingen, feesten, exposities en ontvangsten. In 1851
werd Thorbecke een serenade gebracht door leden
van de sociëteit en in 2010 hield Van Agt er nog
een lezing over het Palestijnse volk voor studenten
van de Hogeschool Windesheim.
Onlosmakelijk verbonden met De Harmonie
zijn de namen van Jan Stappenbeld en Grolsch.
De bekende Zwolse horecaman begon in 1949 een
café-restaurant in De Harmonie. Het biermerk
stond tientallen jaren meters breed op het dak en
later in groene neonletters op de gevel.
De Harmonie op de Grote Markt, december 2010. (Foto Jan van de Wetering)
146 zwols historisch tijdschrift146 zwols historisch tijdschrift 147
Een gepassioneerd erelid
Het is weinigen gegeven om een lemma te krijgen als
bekende Zwollenaar in de serie Zwolle mijn stad. Ben
Kam heeft maar liefst een hele kolom gekregen. Het is
weinig Zwollenaren gegeven om op geheel eigen wijze een aflevering van het Zwols Historisch Tijdschrift te mogen vullen. Uit
beide feiten mag worden geconcludeerd dat Ben Kam een bijzonder persoon is in de Zwolse historische wereld. Een terechte
conclusie. Ben Kam’s historische belangstelling werd gewekt
door het huis aan de Koestraat waar hij in 1964 kwam wonen.
Over de huizen aan de zuidzijde van de Koestraat ging zijn eerste wetenschappelijke historische artikel. Vele zouden er volgen
over van allerlei, veelal Zwolse, onderwerpen. Uit de enorme
hoeveelheid beeldmateriaal die Ben Kam’s handen is gepasseerd
als vrijwilliger in het HCO, heeft hij voor dit nummer van het
ZHT een keuze gemaakt van foto’s met een verhaal. En al die
verhalen zijn weer ingeweven in Ben’s eigen levensverhaal. Dat
tezamen heeft een nummer opgeleverd dat een rijk geïllustreerde persoonlijke geschiedenis van Zwolle kan heten.
Ben Kam is erelid van de Zwolse Historische Vereniging.
In 1990, na zijn pensionering als huisarts, nam hij zitting in het
bestuur. Van 1996 tot 1998 was hij voorzitter. In deze periode
heeft hij ontzettend veel voor de vereniging gedaan, met name
op het gebied van ledenwerving en naamsbekendheid. Maar
ook na zijn bestuurstijd bleef Ben actief voor de vereniging.
Ben Kam is voor de Zwolse Historische Vereniging van
onschatbare waarde geweest. Het was een van de podia waar hij
uiting gaf aan zijn passie: de Zwolse geschiedenis.
Frank Inklaar,
Zwols Historisch Tijdschrift /
Zwolse Historische Vereniging
De vrijwilliger
De vrijwilliger, een onmisbare kracht in de erfgoedsector. Zonder vrijwilliger, geen goede publiekstoegankelijkheid van archieven. Naast de structurerende professionele archivaris is de vrijwilliger altijd een trouwe steun en
toeverlaat geweest voor archieven bij het beschrijven van akten
en foto’s op ‘stuksniveau’. www.Genlias.nl , de meest bezochte
website van de overheid, was zonder vrijwilligers een onmogelijk project geweest.
Bij het Historisch Centrum Overijssel werkte zo’n vrijwilliger, de heer Ben Kam. Niet voor het toegankelijk maken van
akten van de burgerlijke stand, maar voor de toegankelijkheid
van de beeldcollectie. Jarenlang in samenwerking met Jeanine
Otten, de laatste jaren in samenwerking met Ester Smit.
Ben Kam, wie kent hem niet. Op mijn eerste dag als directeur
van het Historisch Centrum Overijssel kreeg ik van Ben Kam
de allereerste memo. Of ik vooral aandacht wilde geven aan de
beeldcollectie van het HCO en een nieuwe medewerker beeldmateriaal wilde aanstellen. Dat heb ik dus maar gedaan, wie kan
de wens van Ben Kam negeren.
Gedreven, wellicht zelfs koppig en volhardend, maar met
een ongelooflijk hart voor de zaak. Dit jaar zag ik zelfs nog een
reactie van hem op weblogzwolle.nl. Iemand had gepost dat
Ben Kam nog zo’n vitale man was en Ben reageerde later op diezelfde blog. Fascinerend, zo’n leeftijd en toch zo bij de tijd.
Maar goed, ook voor Ben Kam is er zo’n moment dat je
afscheid neemt. Dit tijdschrift en dit voorwoord is een ode aan
Ben Kam als liefhebber en als vrijwilliger. Tegelijk wil ik het een
ode laten zijn aan de vrijwilliger in het algemeen! De vrijwilliger
die, zoals een boer immer voortploegt, een onmisbare bijdrage
levert aan de toegankelijkheid van ons erfgoed.
Ben Bedankt!
Bert de Vries,
directeur Historisch Centrum Overijssel
Kerkplein naar de Koestraat verwezen, naar een
huisarts Klinkert. Die zou me wel verder op weg
helpen. Nou, dat heb ik geweten, want toen de
voordeur (die trouwens niet op slot was) voor
mij werd geopend, stond daar een stevige jongedame. Zij heeft mij van dat moment af aan in de
peiling genomen op een zeer efficiënte manier.
We trouwden in 1952 en die voordeur ben ik duizenden malen in- en uitgegaan, op weg naar alle
mogelijke gebeurtenissen die zich in mensenlevens kunnen voordoen.
Haar vader, de ‘jonge’ Klinkert, heeft me
nadrukkelijk als beginnend huisarts gevormd,
zoals hij ook zelf gevormd was door zijn eigen
vader, de ‘oude’ Klinkert, beter bekend als ‘Olde
Evert’, die zijn Zwolse patiënten met spit in de
rug genas door een pak slaag met de pantoffel en
die zijn leven lang plat Zwols sprak. Het Zwolse
dialect is nu vrijwel geheel verdwenen, maar in het
fotoarchief zijn er nog duidelijke sporen van terug
te vinden, waarover later. Deze twee artsen heb-
‘Achter de IJssel begint het land’ is een in
de jaren vijftig door de Zwolse archivaris en geschiedschrijver Thom. de Vries
geciteerde uitspraak van oud-burgemeester Strick
van Linschoten, wanneer deze bezoekers uit Holland moest ontvangen.1 Deze foto van het Katerveer, genomen vanaf de Gelderse kant, illustreert
de rust en de schoonheid van het land zoals vele
‘immigranten’ uit de Randstad dit hebben ondergaan. Nu ik ruim 65 jaar geleden ook als immigrant uit Brabant in Zwolle ben neergestreken,
heb ik de gehele ontwikkeling van een rustgevend
klein provinciestadje naar de bruisende metropool van heden ten dage op allerlei manieren
meegemaakt. De redactie van het Zwols Historisch
Tijdschrift heeft mij gevraagd een poging te doen
iets van deze ontwikkeling, ook in mijzelf, op
schrift te zetten.
Omdat ik na mijn 35 jaar als huisarts in Zwolle
een ‘werkkring’ heb gevonden in de archieven
die deze ontwikkeling mede hebben vastgelegd,
wil ik aan de hand van enkele der vele tienduizenden foto’s en andere afbeeldingen, die door
mijn handen zijn gegaan, proberen om niet alleen
de feiten die zij tonen te verduidelijken en in
hun historische context te plaatsen, maar ook de
emoties die vaak achter de droge werkelijkheid
naar boven komen, weer te geven. Een voorbeeld
hiervan zouden de vele foto’s kunnen zijn die de
bevrijding van Zwolle illustreren, maar er is veel
meer dan dat.
Wie hebben mij gevormd?
Toen ik begin mei 1945 als net 21-jarige directeur
van een regionaal oud-illegaal blad Zwolle binnenkwam met de missie om te trachten enige
eenheid te brengen in de zich overal boven de
grote rivieren legaliserende Parooluitgaven, werd
ik vanuit de feestvierende menigte op het Grote
Achter de IJssel begint het land …
148 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 149
Ben Kam
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 146
Achter de IJssel begint het land… Ben Kam
Wie hebben mij gevormd? 149
Thomas de Vries 150
De Koestraat 151
Een landmeterkaart uit 1642 154
De kaart van Bloemaert 154
Schutters 156
Het rosse leven 157
Verzet Parool 158
Schoolfoto Lorentzlyceum 1939 158
Bouw IJsselbrug 159
De eenzame man 160
Weggeradeerde bruggen 161
Op- / afrit 161
Skeletten 162
Carillon 163
Het Geregt van Zwolle 165
Infrarode luchtfoto’s 166
Huis van Bewaring 167
ARTS 168
Wildplassen 170
Heilsoldaat Wiebe Palstra 171
De Schepenzaal 172
Jacomina 177
Evangelisatie Kamperpoort, 1895 179
Bedelaar 181
De azijn- en waskaarsenfabriek 182
De Bisschopsschans 182
Verzekeringsgeneeskundige 183
De Atlas van het gemeentearchief 184
Goossen Veldhuis 184
Naoberplicht 186
Beginnend huisarts 186
Kindertjesweilanden 187
Bevallingen 187
Het Hilberdink 188
Zwolle in 1960, deel 3 Jan van de Wetering 191
Mededelingen 193
Auteur 194
Het Katerveer, begin
jaren zestig gezien
vanaf de Gelderse kant,
illustreert de rust en
de schoonheid van het
land. (Foto auteur, collectie HCO)
150 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 151
ben op mijn werken en denken als medicus een
grote invloed gehad, al genas ik spit niet meer met
de pantoffel.
In 1964 verhuisden wij, vrouw, man, vier kindertjes en de poes van de Vondelkade naar Koestraat
22, waar negentien jaar eerder mijn kennismaking
met Zwolle was begonnen. Door het plotseling
overlijden van Henk Klinkert kwam zijn patiëntenkring zonder arts te zitten. Als je die kring
bij elkaar wilt houden is het voor de opvolger
verstandig om ook het huis waarheen de patiënt
zijn schreden richt over te nemen. Zo kwam mijn
echtgenote terug in haar ouderlijk huis en moesten we opnieuw beginnen een nu dubbele praktijk
op te bouwen in een wat gedateerde spreekkamer
en behandelkamer. De ‘klanten’ van mijn schoonvader noemden dat zijn ‘werkplaotsien’, een van
de spreekkamer afgeschoten pijpenlaatje met één
tl-buis als verlichting, dat nog wel.
De gevel van dit huis had echter bijzondere
kenmerken die nog steeds in de daklijst te zien
zijn, met in het midden een afbeelding van een
zonnegod die in Zwolle verder slechts op één
ander huis, Bloemendalstraat 2, te vinden is. In de
zolderbalken vond ik raadselachtige merktekens
die met een guts in het hout aangebracht leken te
zijn. Toen we er een half jaar woonden ben ik eens
naar het gemeentearchief gestapt om te zien of er
wat meer over de bouwgeschiedenis te vinden zou
zijn. Op dat moment begon mijn interesse voor de
geschiedenis van Zwolle, die vanaf toen een groot
deel van mijn denken en doen heeft beheerst en
die leidde tot een groot aantal publicaties over de
stad en haar bewoners.
Thomas de Vries
Niemand in de familie Klinkert kon mij iets over
de bouw van de zolder vertellen en zo kwam ik
terecht in het toenmalige gemeentearchief: drie
tafels, zes stoelen, in een kamer over de breedte
van de achtergevel van het oude stadhuis aan het
Grote Kerkplein. Die kamer had het volle licht,
lag zonder zonwering op het zuiden en als je heel
goed keek zag je achter een glazen scheidingswand
met de rest van die ruimte (die doorliep tot aan de
voorgevel aan de Sassenstraat) een lange tafel. Alle
wanden waren gevuld met boekenkasten en boeken, er hing één plafondlantaarn aan een koord en
daaronder zat halverwege de tafel een wat oudere
heer altijd te lezen, met een vestzakhorloge op een
standaard voor zich.
Om je aanwezigheid als bezoeker kenbaar te
maken moest je door een deur in die glazen scheidingswand stappen en deze persoon tot attentie
zien te krijgen. Dat viel niet mee, want naast dat
horloge was hij nog voorzien van een leesbril en
van een duimendik slap hangend koord tussen
een van zijn oren en een zwarte bakelieten kast
ter grootte van een handpalm, die ergens in zijn
vest een plaats had gevonden. Hij was dus doof,
en niet zo maar een beetje doof, maar echt levensgevaarlijk doof. Hij kon daar slim gebruik van
maken, want als mijn vraag of monoloog hem niet
interesseerde verdween zijn hand naar het vest,
deed daar iets met die doos en dan was hij volledig onbereikbaar en werd je getrakteerd op een
uitgebreide verhandeling over een onderwerp dat
mijlenver was verwijderd van je vraag.
Dat was mijn eerste kennismaking met archivaris Thomas J. de Vries, later uitgegroeid tot een
eigenaardige, monumentale vriendschap gebaseerd op mijn nieuwsgierigheid en zijn encyclopedische kennis, die zich tot ver buiten Zwolle’s
grenzen uitstrekte.
Vanaf die tijd dateert mijn vrijwel dagelijks
bezoeken van dit archief, soms niet langer dan een
half uur, soms wat langer op de Sassenpoort, waar
het toenmalige Rijksarchief was gevestigd. Beide
instellingen, gemeente- en rijksarchief, die in een
haat-liefde verhouding in Zwolle coëxisteerden,
waren voor mij makkelijk binnen enkele minuten
te voet bereikbaar, ik liep nog trappen als de beste.
Thomas was toen al op leeftijd en verkoos mij
tot huisarts; ik heb hem tot aan zijn overlijden zo
goed en zo kwaad als dat ging mogen begeleiden,
twee eigenwijze en eigengereide wetenschappers
bij elkaar. Maar ik wist het wel zo te regelen dat
hij steeds de laatste was op het middagspreekuur,
zodat ik zijn monologen (meestal over Zwolle)
rustig kon laten voortduren.
Ik beschouw het als een voorrecht dat ik in
staat ben geweest om, naast andere publicaties,
zijn twee boekdelen Geschiedenis van Zwolle
met de nu mogelijke techniek te digitaliseren.
Hierdoor is zijn werk veel makkelijker toegankelijk geworden; dat er geen notenapparaat is
toegevoegd was indertijd een compromis met de
uitgever. Hij was zich dat zeer goed bewust, maar
zijn eigen exemplaar mét de bronvermeldingen is
nimmer boven water gekomen. Hij vermeldt het
in de inleiding op deel II. Anderzijds: de man had
een gietijzeren geheugen, ik heb hem tot op de dag
van vandaag nog steeds niet op een duidelijke fout
kunnen betrappen, ook niet na het drie keer (in
verband met het digitaliseren) letterlijk woordelijk doorlezen van zijn boeken.
Ik vond Thomas de Vries op een zonnige
vrijdagmorgen in mei 1975, thuis op zijn kamer
temidden van zijn verzameling klokken, overleden aan een hartstilstand. Hij heeft op mijn denken en schrijven grote invloed uitgeoefend en ik
ben hem daar nog steeds dankbaar voor.
De Koestraat
Mijn eerste wetenschappelijke artikel verscheen
in 1969 in de Verslagen en Mededelingen van de
Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt
en Geschiedenis en handelde niet zozeer over
het huis in de Koestraat, maar gaf een overzicht
van alle huizen aan de zuidkant van die straat
en over de in de zeventiende en achttiende eeuw
invloedrijke stratenbroederschappen.2 Dat waren
in theorie kiesgezelschappen die waren ontstaan
Gevel van Koestraat 22,
met een afbeelding van
een zonnegod. (Foto
auteur, collectie HCO)
Gemeentearchivaris
Thomas Josef de Vries
(1904 – 1975), in 1967
geportretteerd door
Teun van der Veen.
(Collectie HCO)
De plattegrond van Joan Blaeu van ‘Swolla’ toont Zwolle met de nieuwe vestingwerken omstreeks 1650. De Koestraat (rechts) valt hierop duidelijk te zien.
(Collectie HCO)
152 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 153
uit de Meente, maar in de praktijk vooral eet- en
drinkgezelschappen, die het reilen en zeilen in
hun wijk met enige regelmaat tijdens hun maaltijden bespraken. De reglementen van twee dezer
stratenbroederschappen zijn bewaard gebleven,
het reglement van de broederschap Sassenstraat
zelfs vanaf het ontstaan voor 1595. Daarna zijn er
herziene exemplaren uit 1611, 1623, 1632 en 1690
bekend, die steeds nadere specificaties vermelden
over de regels waaraan men zich te houden heeft.
Hieruit ziet men dat het gezelschap uit zeer gefortuneerde heren moet hebben bestaan: wie niet ter
Raadskeur (verkiezing van nieuwe raadsleden)
of Meentekeur (verkiezing van nieuwe meenteleden) verscheen werd beboet, waarbij de bedragen
van zes carolusgulden in 1597 opliepen tot twintig
goudgulden voor ontbreken bij de Raadskeur en
tot 105 carolusgulden bij niet verschijnen bij de
Meentekeur in 1690. Voor allerlei kleine en grote
tekortkomingen ten opzichte van de broederschap werden geldboetes geheven: wie een erfenis
kreeg of wie in het huwelijk trad betaalde tien
goudgulden, en wie te laat op de broederschap
vergadering verscheen betaalde veertien stuiver.
Ook de dagelijkse gewoonten worden gememoreerd: ‘Imandt van de Stratebroederen met den
anderen questie krijgende en realiter injurierende,
zal tot boete betalen thien carolus gulden; verbaliter twee goltgulden.’ Schelden doet dus alleen pijn
in de portemonnee, maar elkaar letsel toebrengen
is niet alleen met de hand: ‘Mantel dragen zonder
degen op vergaderingen van Raadt en Meente’
wordt ook bestraft en degenwonden kunnen snel
dodelijk zijn.
Een van de bewoners van het huis was Bernard
Huete, lid van de stratenbroederschap. In dit
eerste artikel publiceerde ik zijn parenteel en een
aantal gegevens over zijn vermogen, waarvan hij
samen met zijn broer Theodorus veertienduizend goudgulden schonk voor de bouw van het
Schnitgerorgel in de Grote Kerk. Uitgedrukt in
euro’s komt dat bedrag afhankelijk van de omrekeningsfactor (bouwgrond, goudprijs, kosten van
een doodskist) op een bedrag tussen de twee en
de tien miljoen gulden. Dit feit en hun namen zijn
vereeuwigd in een paneel aan de voorzijde van het
orgel en het is aannemelijk dat Huete mede door
deze gift in 1718 tot burgemeester is gekozen. Het
orgel werd ‘ingespeeld’ tussen 21 september en 20
oktober 1721, maar Huete overleed, 71 jaar oud,
op 1 oktober van dat jaar. Over zijn laatste ziekte
heb ik indertijd niets kunnen vinden.
Wat echter uit het onderzoek naar het orgel
ook naar voren kwam, waren de gegevens over
de betaling en de honoraria van de organisten die
het instument moesten goedkeuren. Het geld dat
Huete schonk werd letterlijk in zakken naar het
stadhuis gedragen en daar in de schatkamer van
de gemeente, mogelijk in de zilverkast die nog
steeds in de hal van het oude stadhuis staat, opgeborgen. Betalingen aan rechthebbenden zoals
Caspar Schnitger en enkele burgemeesters werden
rechtstreeks uit de geldzakken gedaan.
Nog verrassender is dat duidelijk valt aan te tonen
dat de Zwollenaar in 1720 al geneigd is om de letter H aan het begin van een woord in te slikken.
Een van de drie organisten die het orgel komen
inspelen en die allen uit het westen van het land
hierheen komen varen,3 heet Havercamp, maar
de klerk in het stadhuis die de afrekening schrijft
betitelt hem als Avercamp. Het zal ongetwijfeld
in aktes uit die periode en ook later, zolang er nog
geen schrijfmachines waren, voorgekomen zijn
dat een letter H niet werd mee geschreven, maar
een bevestiging zoals in dit geval zal men niet vaak
kunnen vinden.
De Koestraat vertoont in het beeldmateriaal van
de stad een aantal andere aspecten die terug gaan
op het ontstaan van de stad en de ommuring,
zoals deze tussen 1230 en 1640 is ontstaan, en die
nog steeds in het stratenpatroon duidelijk herkenbaar is. De kaarten van Braun en Hogenberg
en die van Guiccardini geven een duidelijk beeld
van een bijna eironde stad, die drie poorten heeft
waardoor men het grondgebied van de stad kan
betreden. Die ronde vorm komt in moderne tijden soms hinderlijk terug in de kromming van de
trottoirs in Koe- en Walstraat, waardoor bij het
inparkeren van de auto banden en velgen beschadigd kunnen raken. Vanuit de bestuurdersplaats
lijkt de straat recht, maar achteruitrijdend wordt
de kromming snel duidelijk.
Op de foto van de Koestraat genomen uit
de toren van de Sassenpoort, maar vooral op de
luchtfoto valt het goed te zien. Op deze foto ziet
men aan de achterkant van de huizen ook de uitleg van de vesting, zoals deze tijdens het Twaalfjarig Bestand werd gerealiseerd. Het wandelpad
over de Potgietersingel geeft de loop van de eerste
stadsgracht aan, met links daarvan de huidige
stadsgracht en achter de bomen de Suikerberg (zo
genoemd naar de vorm van vroeger gangbare suikerbroden). Op de kaart van Blaeu is een en ander
duidelijk zichtbaar
Han Prins, die jarenlang in de Vrienden van de
Stadskern een vooraanstaande rol heeft gespeeld,
maakte op mijn verzoek een overzichtstekening
Bernard Huete schonk
samen met zijn broer
Theodorus veertienduizend goudgulden voor
de bouw van het Schnitgerorgel in de Grote
Kerk. Hier de specificatie van de betalingen.
(Collectie HCO)
Links: De kaart van
Braun en Hogenberg uit
1581 geeft een duidelijk
beeld van een bijna
eironde stad, met drie
poorten: de Diezerpoort, de Sassenpoort en
de Kamperpoort. (Collectie HCO)
De Koestraat gezien
vanuit de toren van
de Sassenpoort, jaren
zestig. (Foto auteur, collectie HCO)
Luchtfoto van de Koestraat tot de Nieuwe
Havenbrug, begin jaren
zestig. (Collectie HCO)
154 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 155
van de verschillende stadia waarin de zuidkant
van de stad zich in de loop der jaren heeft vertoond.
Een landmeterkaart uit 1642
Er is echter nog een mogelijkheid om de veranderingen in de vestingstad te volgen. Wie de luchtfoto van de Koestraat goed bekijkt, zal het opvallen
dat de rooilijn (om de moderne terminologie even
te gebruiken) langs de achterzijde van de huizen
vrijwel parallel loopt aan de rooilijn aan de straat.
De huizen zijn even diep gebouwd en de er achter
liggende bouwsels zijn onregelmatig en variëren
onderling sterk in breedte en diepte. Thomas de
Vries wees mij toen ik net met mijn onderzoek
naar het woonhuis was begonnen op een archiefstuk in de vorm van een cahier, een in varkensleer
gebonden landmeterschetsboekje Metinge van
de stadsgrond agter de huijsen in de Koestraat uit
1642. Vrijwel geheel in potlood geschreven met
enkele inktnotities in een andere hand toegevoegd, waarin een exacte opmeting is weergegeven van de grond die na de uitleg van de vesting
achter de huizen droogviel. Die stukjes grond,
allen exact 21 voet breed, werden door de bewoners vrij snel geannexeerd. Men beriep zich op
de zinsneden in de koop- en overdrachtaktes die
als hun eigendomsbewijs golden, dat daarin hun
grondbezit werd beschreven als ‘zegt haer brieven
zeggen was 2 Stadtsmuijren en hoffkens’. Op de
tekeningen zijn ook heel duidelijk verschillende
muurtorentjes te zien die in de eerste stadsmuur
aanwezig waren. Deze eigendomsbewijzen, die
van koper op koper steeds werden overgedragen,
stammen uit ondermeer 1559 en 1599, duidelijke
argumenten dus voor eigendom van de grondrechten.
Hierover heeft zich tussen de bewoners van
Koestraat en Walstraat en het stadsbestuur van
1642 tot 1744 met behulp van vele juristen een
monumentale ruzie afgespeeld, waarbij de bewoners uiteindelijk aan het langste eind hebben
getrokken en hun schuld aan grondgelden met
een eenmalige canon konden afkopen.
De kaart van Bloemaert
In het midden van de jaren negentig was ik druk
bezig met het inventariseren van de dia’s in het
gemeentearchief, toen de pas aangestelde atlasbeheerder mij inschakelde om voor haar het aanwezige cartografische materiaal te inventariseren
in een database. Ik kon daartoe beschikken over
een toen al wat antieke computer met DOS 3.1 als
besturingsprogramma. Dat was na het catalogiseren van de door mij ingebrachte dia’s van Zwolle
en het (toen nog niet voltooide) invoeren van de
dia’s in de collectie de eerste echte bezigheid die
ik voor het gemeentearchief ondernam. Geheel
onverwacht werd ik geconfronteerd met een nauwelijks nog leesbare pentekening van de vesting
Zwolle, die mij deed denken aan een kaart die ik
in de jaren zestig had gezien en gefotografeerd in
het Algemeen Rijksarchief, toen mijn vader mij op
mijn eerste archiefschreden vergezelde. En inderdaad bleek ik er een dia van te hebben in mijn
eigen verzameling en zelfs gebruikt te hebben
voor een lezing over de binnenstad in 1968.
Het exemplaar uit het Algemeen Rijksarchief
laat ik hier zien omdat het de eerste kaart is (in
1592 door de cartograaf Cornelis Bloemaert vervaardigd) waarvan de schaal en de onderlinge
verhoudingen vrijwel exact overeen komen met
de tegenwoordig gebruikte kaarten. Bloemaert
maakte in opdracht van prins Maurits een ontwerp voor het versterken van de IJssellinie, waarbij de stad Zwolle werd ‘uitgelegd’ en er dus een
tweede versterking rondom de oude eivormige
Overzichtstekening
door Han Prins van
de verschillende stadia
waarin de zuidkant
van de stad zich in de
loop der jaren heeft vertoond, eind jaren zestig.
(Collectie HCO)
Een blad uit het landmetersboekje ‘Metinge
van de stadsgrond agter
de huijsen in de Koestraat’ uit 1642. (Collectie HCO)
De kaart van Bloemaert
van Zwolle uit 1592.
Dit is de eerste kaart
waarvan de schaal en
de onderlinge verhoudingen vrijwel exact
overeenkomen met de
tegenwoordig gebruikte
kaarten. (Foto auteur,
collectie Nationaal
Archief Den Haag)
De monumentenkaart
van de gemeente Zwolle
over de kaart van Bloemaert geprojecteerd. De
verhoudingen komen
vrijwel exact overeen.
(Foto auteur)
156 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 157
vesting werd aangebracht. Men ziet de poorten
exact in vorm gebracht en vooral de oudste muren
weergegeven met de steeds terugkerende kleine
torentjes, waarvan er ook een is te zien op de hier
weergegeven kaart van de landmeter die vijftig
jaar later werd getekend. De vergelijking is niet
zo moeilijk: ik heb de monumentenkaart van de
gemeente Zwolle opgehangen en de dia in een
projector gezet, en net zo lang geheen-en-weerd
tot de afbeelding passend op de kaart kwam en het
geheel gefotografeerd. Men oordele zelf.
Schutters
In tijd van oorlog moesten de vestingmuren
natuurlijk verdedigd worden tegen ‘de vijand’,
wie dat dan wel wezen mocht. Dat is altijd zowel
een landsbelang als een lokaal belang geweest.
Tot het eerste doel werd een stad voorzien van
een garnizoen, dat in kazernes in de stad werd
ondergebracht. Zo hebben we in Zwolle nog de
Broerenkazerne gekend. Dat was dus een verdediging op rijkskosten. Daarnaast bestond lokaal
de schutterij, een militair gevormde en geoefende
eenheid die kon worden gemobiliseerd bij dreigend gevaar en die bestond uit mannen die hun
dienstplicht hadden voltooid, maar die nog jong
genoeg waren om mee te helpen. In 1922 zijn de
schutterijen opgeheven, maar vooral in het zuiden van ons land worden regelmatig in de zomer
verschillende schuttersfeesten gevierd waar de
oude tradities in stand worden gehouden, zoals
het prijsschieten op de haan, mooi marcheren,
en vooral mooie uniformen dragen en met vaandels zwaaien. Juist omdat deze tradities boven de
rivieren zijn uitgestorven, lijkt het mij met mijn
Brabantse jeugdherinneringen goed om hier nog
enkele foto´s van te laten zien.
Het rosse leven
Hoe komt iemand er toe om een onderzoek in
te stellen naar sociale omstandigheden zoals die
honderd en meer jaren eerder in een kleine provinciestad van rond de 25.000 inwoners hebben
bestaan? Is het alleen nieuwsgierigheid, kunnen
we er in de huidige tijd nog iets van leren om de
huidige sociale relaties te verbeteren?
De eerste vraag valt makkelijk te beantwoorden. Bij het voorbereiden van een artikel voor
de pilot-uitgave van Waanders in 1980, getiteld
Ach lieve tijd. 750 jaar Zwolsen, Zwollenaren en
hun…, werd een aantal schrijvers die enigszins
met de geschiedenis van de stad bekend geacht
werden uitgenodigd om een katern te schrijven
over een specifiek onderwerp. Deze katernen zouden om de veertien dagen worden uitgebracht,
zodat na een half jaar een stevig boekwerk kon
worden ingezien dat de stad vanuit allerlei kanten
belichtte. Daarbij zorgde de redactie, waarin de
Zwolse kunstenaar en tekenaar Han Prins een
vooraanstaande rol speelde, voor een grote hoeveelheid illustratiemateriaal. Mij werd gevraagd
om een artikel te schrijven over de Zwolse ziekten
en tussen de illustraties die men geschikt achtte
om mijn onderwerp te illustreren, vond ik een
afbeelding van een Boekje, dienende tot bewijs van
inschrijving als publieke vrouw. Daarmee ging er
geheel onverwacht een ‘deurtje’ open naar een tot
dan geheel verborgen aspect van de Zwolse maatschappij. Publieke vrouwen vond men in publieke
huizen en die aanduiding is vooral in Engeland
gebruikt voor openbare gelegenheden, waar men
heenging om alcoholische versnaperingen te
gebruiken. De vrouw kreeg de gelegenheid om
zich in een ladies-only kamer op te houden, een
instelling die in Zwolle indertijd geheel onbekend
was. Aparte ingangen voor mannen en vrouwen
werden echter wel gehandhaafd in de badhuizen
die in de tweede helft van de negentiende eeuw in
zwang waren, of de seksen werden op verschillende tijden schoongewassen. Maar in ons land was
de term publieke vrouw in de negentiende eeuw
specifiek voor hoer.
De tegenstellingen zijn door de eeuwen heen
steeds groot geweest en aan verandering onderhevig. De vrije middeleeuwer ging naakt te bed en
sliep met vrouw, kinderen, knecht, meid en het
vee in hetzelfde vertrek. Al in die tijd ging de betere stand naar het badhuis, waar seksuele contacten
zo gewoon werden dat de kerk er aanmerkingen
op ging maken. De goudeneeuwer waste zich
nauwelijks en verstopte zijn seksuele gevoelens
achter het gordijn of achter de slaapkamerdeur.
Als men al seksualiteit openbaarde, dan waren
dat altijd soldaten of dronken kroegklanten die
daarmee werden afgeschilderd. De betere stand,
maar vooral de militaire autoriteiten trachtten
door reglementering al vanaf de zeventiende
eeuw het optreden van prostituees tegen te gaan,
door het instellen van zware lichamelijke straffen
zoals spitsroeden lopen, neus en oren afsnijden
en brandmerken, maar het lijkt niet veel te hebben geholpen. En zo bleef de reglementering, met
daaraan verbonden een wekelijks doktersonderzoek, tot ver in de eenentwintigste eeuw bestaan
en werden militairen die zich met een geslachtsziekte meldden onverbiddelijk (in het Duitse leger
naar het Oost-) front gestuurd.
Luitenant van de schutterij. (Collectie auteur)
Commandant van de
schutters. (Collectie
auteur)
Rechts: Luitenant
van de schutterij met
hanenveren (Collectie
auteur)
Boekje, dienende tot
bewijs van inschrijving
als publieke vrouw.
(Collectie HCO)
158 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 159
Toen de redactie van Ach lieve tijd mij vertelde
dat er een aantal sinaasappelkistjes gevuld met
deze boekjes de verhuizing van het politiebureau
aan de Lombardstraat naar de nieuwbouw in de
Weezenlanden begin jaren zeventig had overleefd,
leek het dat er een wetenschappelijk onderzoek
mogelijk zou moeten zijn. Dit leidde uiteindelijk
tot mijn promotie in Nijmegen, in 1983.
Verzet Parool
In mei 1940 werden de oudste kinderen van mijn
vader, mijn oudste zus en ik, door hem naar
zijn zuster in Haarlem gestuurd. Hij leefde zoals
zovelen in de veronderstelling dat de Hollandse
Waterlinie een onneembare vesting was voor de
al jaren als vijand bestempelde Duitsers en dat wij
daar veilig buiten de oorlog konden blijven. Dit
alles gebaseerd op zijn eigen ervaringen tijdens de
Eerste Wereldoorlog toen hij gemobiliseerd was
en de vaderlandse grens mede moest bewaken.
Die begrippen, ‘Vaderland, Koningin, het Wilhelmus’ heb ik van hem meegekregen; de vaderlandse liederen over de ‘Watergeus voor den Briel’
en ‘Valerius’ gedenkklanck’ kreeg ik op de lagere
school al wekelijks mee. Toen de Duitse bezetting
een feit was en we de rookwolken van Rotterdam
zagen, was er maar één gevoel mogelijk: dat zal ik
jullie betaald zetten, met daarachter de gedachte:
na mijn eindexamen wat ik in 1942 hoopte te
kunnen doen, zo praktisch dacht ik toen al wel.
Het werd dus het Parool, vrij onverveerd,
waarmee ik in 1942 in aanraking kwam, achttien
jaar oud maar nog steeds met die alles doortrekkende boosheid: dít laat ik mijn vaderland niet
aandoen. Dat werd nog eens versterkt door de
reactie van algemene gelatenheid die over ons
volk was gekomen en waaraan ik ook al om niet
op te vallen meedeed. We gingen gewoon naar
school, we hamsterden shag en sigaretten, we
kochten niet zwart, we conformeerden ons en
dat zat ook in onze volksaard. Wij Nederlanders
waren en zijn nog steeds opgevoed met gezagsgetrouwheid, we houden ons aan de wetten ook
als die door een overheerser worden opgelegd en
verkracht. En wie zijn mond opendeed, ging naar
het concentratiekamp.
Dus moest je je mond dichthouden en dat was
een zaak die maar weinigen tijdens de bezetting
goed beheersten. Ik kon dat wel: zelfs mijn ouders
hebben tot na de oorlog niet geweten dat ik eind
1943 op weg was om hoofdverspreider van het
Parool te worden voor Noord-Brabant, en later
nog een stuk Zeeland en Noord-Limburg. Daarbij
kwam dan ook nog wekelijks een nieuwsvoorziening op folio of A4 formaat gestencild, waarmee
de directe omgeving van Eindhoven en Helmond
werd voorzien van enigszins betrouwbaar nieuws.
Alle radiotoestellen waren immers begin 1943
door de bezetter in beslag genomen.
Schoolfoto Lorentzlyceum 1939
Onvoorstelbaar dat deze twee pubers, die hier nog
op hun krent zitten aan de voet van een aantal
leraren, zich vijf jaar later hebben bewezen als
directie van een uit de onderdrukking opgerezen
krant.
Toch is deze activiteit van grote invloed
geweest op mijn verdere leven. Nog tijdens de
laatste fase van de bevrijding van ons land ging
ik liftend de rivieren over richting noordoost,
omdat wij wisten dat ook dáár pogingen zouden
worden ondernomen om het Parool als dagblad
uit te gaan geven. Op die route deed ik ook Zwolle
aan. De Paroolcontacten waren snel gelegd en ik
bleef nog enkele dagen hangen in de stad, hoorde
de verhalen over de gravers en het bevrijden van
gevangenen uit het concentratiekamp Amersfoort
die in de Buitensociëteit waren opgesloten. Over
het Medisch Contact en over de dood van mijn
goede Paroolvriend Hans Schippers, die ook bij
de familie Klinkert te gast was geweest en die
bij de represailles na de executie van Rauter in
Amsterdam werd gefusilleerd.4 Hij werd gepakt
omdat zijn fiets een lekke band had…
De landelijke bevrijding van 5 mei maakte
ik in Zwolle mee en een dag of twee later was ik
op gezag van mijn perskaart in Amsterdam en in
gesprek met de Paroolredactie, op het kantoor van
de Telegraaf. Enkele dagen later werd ik door het
Militair Gezag terug gecommandeerd, heel west
Nederland was onder quarantaine gesteld en als ik
niet snel maakte dat ik weg kwam dan dreigde de
politiecel, ondergrondse pers of niet.
Dus terug naar Eindhoven waar de Paroolzaken goed waren geregeld en ik mijn medische studie, die ik daar in februari aan de Tijdelijke Academie was begonnen, weer opnam. Wie schetst
mijn verbazing toen eind juni ineens de dochter
van Henk Klinkert uit Zwolle in Eindhoven voor
mijn neus stond, met een rieten koffertje en vanuit haar logeeradres in Aalst of Waalre bij kennissen van de familie mij kwam opzoeken. Zij heeft
mij vele jaren later bekend dat zij op het moment
dat zij mij zag, in mei 1945 aan die voordeur in de
Koestraat, vuil in een leren jas waarin een scheur
(en het kán zijn dat ik mijn gitaar toen ook al bij
me had), wíst: díe man moet ik hebben. En zo
gebeurde het, al trouwden we pas zeven jaar later,
vrijwel op de dag af nadat zij in Eindhoven beslag
op mij wist te leggen.
Bouw IJsselbrug
Tussen die trouwerij en de werkzaamheden in
de Atlas van het gemeentearchief in Zwolle ligt
een half mensenleven. Een enkel beeld daaruit zal
misschien nog wel in dit relaas verdwalen, maar
ik probeer me te houden aan de oorspronkelijke
vraag, dat is om te laten zien wat mij in de beeldverzamelingen van het Gemeentearchief Zwolle
en later het Historisch Centrum Overijssel méér
heeft gegrepen dan alle andere foto’s, die ik niet
kan laten zien. Een hele grove taxatie leert dat ik
vanaf eind jaren tachtig tot nu toe circa veertigduizend foto’s, kaarten en prenten heb bekeken,
De twee pubers Nico
van de Sande Bakhuyzen en Ben Kam (naast
elkaar zittend, links
vooraan) op een schoolfoto van het Lorentzlyceum in Eindhoven
uit 1939. (Collectie
auteur)
De bouw (1929) van de verkeersbrug over de IJssel. De arbeiders klonken de
brugonderdelen op een hoogte van veertig meter boven het water aan elkaar,
zonder verdere veiligheidsmaatregelen als touwen of onder de werkplek gespannen netten. (Collectie HCO)
De vlag in top tijdens de bouw van de verkeersbrug over de IJssel, 1929.
(Collectie HCO)
160 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 161
geanalyseerd en in een database heb ondergebracht, en dat is een voorzichtige schatting.
Toch moet ik weer beginnen bij mijn vader.
Hij was civiel ingenieur en was, nadat hij hersteld
was van een nekwerveloperatie wegens een in de
mobilisatie van 1914-1918 opgelopen bottuberculose, met steun van zijn vader aangesteld als hoofd
van de constructiewerkplaats bij de Machinefabriek Begemann in Helmond. Mijn grootvader
was daar mededirecteur. Die fabriek had een ruim
tweehonderd meter lange constructiewerkplaats,
waar alle te leveren bruggen en andere staalconstructies in eerste instantie werden voorgemonteerd, zodat men zeker wist dat alle gaten op de
juiste plaats waren geboord. Ik mocht als jongetje
van 5-7 jaar na het gezamenlijke zwemmen met
hem mee naar die werkplaats, daarna naar huis
om uitgebakken spek bij het ontbijt te krijgen en
vervolgens, ja, naar school terwijl mijn vader dan
weer naar de fabriek terugliep of fietste.
En wat gebeurt me dan ruim zeventig jaar
later? Dan stuit ik op deze foto van de bouw
(1929) van de verkeersbrug bij het Katerveer, in
hetzelfde jaar waarin ik die uitgebakken spekjes
at. De arbeiders zijn hooggeschoold personeel,
zij klinken de brugonderdelen op een hoogte van
veertig meter boven het water aan elkaar, zonder verdere veiligheidsmaatregelen als touwen
of onder de werkplek gespannen netten en dat
gebeurt met witheet gestookte klinknagels, die
zij toegeworpen krijgen vanuit een op dezelfde
hoogte opgesteld smidsvuur. Bekijk de foto en
verwonder u. Daar kwam geen Arbo-wet aan te
pas. Bij het bouwen van al die bruggen over de
grote rivieren volgens het rijkswegenplan van
1928 is geen enkele man verongelukt.
De eenzame man
Toch vind ik de foto van de eenzame man die op
de hoogste boog heeft plaatsgenomen naast het
te sluiten bruggedeelte het meest sprekend. Hij
heeft een slappe gleufhoed op, een rouwband om
de linkerarm, wat in die periode gebruikelijk was
bij verlies van een dierbaar familielid, hij kijkt met
een zekere standvastige blik van zich af, heeft geen
veiligheidslijn om en draagt een wat onverzorgd,
uit de vorm hangend pak. Net zoals ik mij mijn
vader herinner, met jaszakken waar allerlei klein
gereedschap in zat, tabakszak en pijp, kleding ruikend naar de werkplaatslucht die zich niet precies
laat omschrijven: een mengsel van rook, vuur, as,
metaalslijpsel, menie, zweet, stoom, steenkool en
nog een aantal niet nader te definiëren geuren, die
ik echter als geheel direct weer zou herkennen.
Weggeradeerde bruggen
Ik ben dus geen ingenieur geworden maar heb
mij gewijd aan het repareren van mensen, aan het
begin helpen bij het ter wereld brengen en aan het
einde begeleiden naar wat er daarna komt. Dat
lijkt iets heel gewoons maar is iedere keer weer
aangrijpend, vooral wanneer je in hetzelfde uur
met beide situaties wordt geconfronteerd en daarbij ook nog uit je diepe slaap wordt gehaald.
De oude verkeersbrug heeft echter nog voor
twee extra verrassingen in de Atlas gezorgd. Eind
jaren tachtig kreeg het gemeentearchief een serie
luchtfoto’s in bezit, die afkomstig waren van een
legeronderdeel in de Boreelkazerne te Deventer
en die het gebied van onze gemeente ruim omvatten. De foto’s zijn gemaakt op 3 februari 1947 en
werden vrijgegeven voor archiefgebruik. Dat betekende dat zij (in beginsel) werden geregistreerd en
door hun formaat in diepe en brede kaartenladen
werden opgeborgen, in afwachting van opname in
een inventaris. In de praktijk kwam dit er op neer
dat dit materiaal, omdat het niet beschreven was,
eigenlijk ontoegankelijk bleef: je moet er dan toevallig tegenaan lopen.
Zo ook hier. Op de foto’s van het Katerveer
hadden ijverige (militaire?) censuurambtenaren
niet alleen de verkeersbrug, maar ook de spoorbrug weggeradeerd. Maar dit was op een dergelijke onbenullige manier gedaan (de dijklichamen
naar de bruggenhoofden waren nog duidelijk
zichtbaar) dat de vijand, wie dat dan ook mocht
wezen, zich een bult zou hebben gelachen om
deze infantiele contraspionage, om het een naam
te geven.
Op- / afrit
Toen de verkeersbrug dan eindelijk werd geopend
(onder muziekgeschal van de harmonieën de Eendracht uit Wezep en de Eendracht uit Spoolde)
bleek al snel dat het denkraam van de toenmalige
Eenzame man op de
hoogste boog van de
brug, naast het te sluiten bruggedeelte, met
slappe gleufhoed en
een rouwband om de
linkerarm, zonder veiligheidslijn. (Collectie
HCO)
Militaire luchtfoto uit
1947, waarop de
IJsselbrug en de spoorbrug weggeradeerd zijn.
(Collectie HCO)
Twee marechaussees houden in verband met een veeziekte de wacht bij de
opgang naar de IJsselbrug, begin jaren dertig. Vanwege de flinke helling van deze
oprit/afrit gaf dit de eerste jaren veel problemen voor met name paard en wagencombinaties. (Collectie HCO)
162 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 163
bestuurders geen rekening had gehouden met het
hoogteverschil tussen het midden van de brug en
de brughoofden. De overtocht met de scholde,5
motorpont of gierpont was tot 1929 nauwelijks
een probleem: de karren waren niet zo zwaar geladen dat een ferm boerenpaard deze niet over de
neergelaten klep van de pont de wal op zou kunnen trekken. Maar na de ingebruikname van de
nieuwe brug bleek dat vooral de afrit aan de Zwolse kant problemen gaf, die na begin 1930 herhaaldelijk tot discussie in de Zwolse raad leidden. De
karren, die meestal niet of slechts lacunair van
enig remwerktuig waren voorzien, kwamen door
het aflopende wegdek op een holletje de brug af en
het paard kon slechts met moeite de vier hoeven
gebruiken om de kar af te remmen. Dat was nodig
omdat de afrit van de brug abrupt eindigde op de
flank van de IJsseldijk en er een hoek van bijna
negentig graden naar rechts gemaakt moest worden om, via het Engelse werk, de verderop liggende draaibrug over de Willemsvaart en vervolgens
via de Veerallee de stad en de markt te bereiken.
Linksaf slaan vanaf de IJsselbrug zou leiden naar
de volgende hindernis, een enkele en een dubbele
ophaalbrug over de Katerveersluizen en opnieuw
een scherpe bocht naar rechts.
Skeletten
Toen uiteindelijk in 1936 een betere aansluiting
tot stand kwam met een basculebrug over de Willemsvaart en een rechtstreekse aansluiting via
het verkeersplein Spoolde op de rijksrondweg
om Zwolle, werden tijdens de werkzaamheden
twee schedels en skeletdelen gevonden die met
enige overdrijving fotografisch werden vastgelegd. De Zwolse Courant vermeldt er geen namen
bij, maar het zijn hoogstwaarschijnlijk de resten
van twee kozakken, die in 1813 zijn gesneuveld
toen de kozakken vanuit het Engelse werk, toen
Grote Schans geheten, een uitval deden naar de
Gelderse oever van de IJssel waar een restje Fransen zich had verschanst. Ik vond de bevestiging
in een artikel van Hoefer,6 dat teruggrijpt op een
dagboek van A.H. Flavard de Wolff die in 1813
de Gendarmerie in Zwolle commandeerde. Het
verhaal kon ik in Zwolle niet vinden, maar na wat
zoeken in het streekarchief NW Veluwe vond ik
de transcriptie. Het blijkt dat de kozakken uit het
oosten langs de IJssel naar Zwolle zijn gekomen,
maar niet dan nadat zij in de omstreken van
Wijhe en Olst kampementen hadden opgeslagen
met zelfs een hospitaal. Er is vanaf Fortmont
tussen Wijhe en Olst een schipbrug geslagen,
waardoor het mogelijk werd om op hun kleine
steppenpaardjes de rivier over te steken en de nog
resterende Fransen aan te vallen en te verdrijven.
In het verslag van Flavard de Wolff wordt verteld,
dat de kozakken ook vanaf Zwolle lelijke dingen
tegen de Fransen aan de Hattemse kant hebben
staan roepen, maar daar kregen ze de Fransen niet
mee op de loop. Er zijn toen een vijftal ‘roeijaken’
gerekwireerd die bemand werden door vrijwillige
en gepreste turfdragers ‘van Zwol’. Die hebben de
met lansen en geweren bewapende kozakken vanaf de steenfabriek van de heer Greve, ter hoogte
van het huis IJsselstijn aan de Gelderse kant, overgevaren. Maar de Fransen hebben toen een sterker
bewapend detachement in stelling gebracht en
ondanks het feit dat een Franse korporaal een
musketkogel in de bil kreeg en een ander dodelijk
werd getroffen in de buik, wisten zij de aanval af te
slaan. Maar ook de kozakken leden verliezen, een
man door een kogel in het hoofd en een tweede
door een andere dodelijke verwonding, wat maakte dat deze aanval mislukte. Dit alles speelde zich
af als een boeiend schouwspel waar vele inwoners
van Zwolle naar hebben staan kijken:
‘Dat enige cozakken op het zien dat de voorgenomen expeditie niet naar wensch stond te
gelukken… zig tot op het hembt ontkledende,
derzelver paarden ontzadelden, op dezelven slegts
met hunne lans off piek gingen zitten en zoo den
IJssel inreden, om die alzoo met hunne paarden
over te zwemmen en, ware het mogelijk derzelver
krijgsmakkers bijstand te bieden…’.
Maar omdat ze wind en stroom tegen hadden,
lukte dat niet. Intussen was hun hoogste bevelvoerder Narischkin ook in Zwolle aangekomen
en die wist twee drieponder veldstukjes (kanonnen dus) uit de gracht van het huis De Gelder bij
Wijhe (waar ze ‘geborgen’ waren) op te vissen, ze
vonden ook de affuiten er bij en die werden toen
in Zwolle bij het Katerveer en tegenover IJsselstijn opgesteld en ziet, de Fransen namen snel de
benen en een deel deserteerde zelfs. Hattem was
dan ook snel in handen van de kozakken en bleek
helemaal vrij te zijn van de overheersers. Ook dit
treffen speelde zich af onder de ogen van een grote
menigte inwoners van de stad Zwolle.
Carillon
Ruim honderd jaar later herhaalt zich de historie,
maar dan is de belangstelling veel vreedzamer en
komen de Zwolsen in groot getal kijken naar de
opening van de eerste vaste oeververbinding aan
het Katerveer op 15 januari 1930. Toen ook het
nieuwe carillon in de Peperbus die avond werd
Stafkaart van het Katerveergebied begin jaren dertig. Hierop is duidelijk te
zien dat de afrit van de brug abrupt eindigde op de flank van de IJsseldijk en
er een hoek van bijna negentig graden naar rechts gemaakt moest worden om,
via het Engelse werk, de verderop liggende draaibrug over de Willemsvaart en
vervolgens via de Veerallee de stad en de markt te bereiken. Linksaf slaan vanaf
de IJsselbrug zou leiden naar de volgende hindernis, een enkele en een dubbele
ophaalbrug over de Katerveersluizen en opnieuw een scherpe bocht naar rechts.
(Collectie HCO)
Bij de aanleg van de
Spoolderbergweg in
1936 werden tijdens de
werkzaamheden twee
schedels en skeletdelen
gevonden, die met enige
overdrijving – de twee
heren die een zakdoek
voor de mond houden
– fotografisch werden
vastgelegd. (Collectie
HCO)
164 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 165
ingewijd, leidde dit opnieuw tot enige feestelijkheden. Het carillon was gefinancierd uit het
batig saldo dat was overgebleven uit de vanaf de
eeuwwisseling reeds lopende geldinzameling ten
behoeve van de bouw van de verkeersbrug bij het
Katerveer. Immers, steeds wanneer de bouw van
de Katerveerbrug ter sprake kwam, werd de nota
bij de gemeente Zwolle neergelegd. Dat liet zich
verklaren door het feit dat het recht op het veer
en dus ook de opbrengsten daarvan al sinds de
Middeleeuwen aan de stad Zwolle toekwamen.
Naarmate de verkeersdrukte toenam, zeker met
de komst van het gemotoriseerde verkeer na de
Eerste Wereldoorlog, kwam er steeds meer druk
op de Provinciale en Rijksoverheid te staan om
een betere rivierovergang te bewerkstelligen.
Maar erg veel beweging zat er niet in. Particulier
initiatief leidde uiteindelijk tot het oprichten van
een fonds, waarbij ook de direct belanghebbende
gemeenten Zwollerkerspel, Hattem en Oldebroek
niet werden vergeten. Toen uiteindelijk bleek
dat er na het afbouwen van de brug nog een batig
saldo was overgebleven werd dit gebruikt om
de stad van een carillon te voorzien, dat door de
firma Taylor uit Loughborough, Engeland, werd
geleverd. De gemeente leverde uiteindelijk ook
een bijdrage aan het nieuwe carillon, in de vorm
van een speeltrommel voor automatisch spel.
Deze speeltrommel werd op 10 april 1931 officieel
in werking gesteld.
Het Geregt van Zwolle
Sinds ik in nader contact met de ins en outs van
het archiefwezen in Zwolle ben gekomen, heb
ik mij te pas en te onpas druk gemaakt over de
misvatting dat de Wipstrikkerallee ooit de weg
zou zijn geweest waarlangs veroordeelden naar
de galg werden gevoerd. Deze canard is ontstaan
na de publicatie van een artikel van de heer J.
Geesink (1876-1968), gemeentelijk archivaris van
Zwolle vanaf 1933, in de Zwolse Courant van 20
april 1940. Hierin lokaliseert hij de galg, meestal
‘het Geregt’ van Zwolle genoemd, weliswaar ook
buiten de Diezerpoort zoals het in vele vonnissen
wordt beschreven, maar hij zoekt te ver naar het
oosten. Het Gerecht (Geregt) van Zwolle moet
gezocht worden aan de oude weg naar Meppel,
nu Kranenburgweg, waar vroeger de groenteveiling heeft gestaan. De veldnaam wordt vermeld
op de kadasterkaart van 1832 en op de kaart van
Hottinger van 1783 op dezelfde plek. Patiënten uit
Berkum die ik er naar heb gevraagd, wezen de plek
feilloos aan: ‘Wij gingen als kinderen altijd spelen
op “het galgje”.’
Aan het einde van de Wipstrikkerallee heeft
vroeger een herberg gestaan die Wipstrik heette,
en die naam is zeer waarschijnlijk afkomstig van
de herbergier met de familienaam Wipstrik die er
heeft gewoond. De naam kwam rond 1800 voor in
Hattem en in Mastenbroek. Verder onderzoek, met
name in de maandrekeningen van Zwolle tussen
1500 en 1640, geeft ondubbelzinnig aan dat de galg
aan de oude weg naar Meppel heeft gestaan. Na
1640 werden de doodvonnissen niet meer zo ver
buiten de stad maar op de Grote Markt voltrokken,
ten aanzien van Schepenen en Raden, die uit de
bovenraampjes van de Hoofdwacht toezagen.
Maar de oudste gerechtsplaats van Zwolle
wordt in de maandrekeningen aangeduid als ‘de
Konijnenbelten’ en is gevonden op het voorterrein van het kasteel van de heren van Voorst
in Westenholte. Die plek is als zodanig (als een
figuratieve galg) te zien op een kaart van de polder Mastenbroek uit 1633, die voorkomt in Dat
geheele dyckrecht der landen van Sallandt en Mastenbroeck, dat in het HCO is ondergebracht.
In Westenholte wordt een stuk land in de driehoek van de Stinsweg (genoemd naar de Stins te
Voorst) nog steeds als ‘De Konijnenbelten’ aangeduid. Ook de Beltenweg herinnert daaraan.
Infrarode luchtfoto’s
Rond 1995 heb ik op mijn oude dag een seizoen
college gelopen bij professor Schilder, toen hoogleraar Historische Cartografie aan de Utrechtse
Universiteit. Dat was uitermate verhelderend. In
een klein gezelschap, waaronder meer ‘bejaarden’,
ook een piloot van de KLM, was daar erg veel
te zien (iedere bijeenkomst een kleine tentoonstelling) en heel erg veel te leren. De hoogleraar
vertelde meermalen dat hij tijdens zijn vakanties
en bij contacten in het buitenland regelmatig de
kans waarnam om ergens eventjes in een kelder
of op een zolder te gaan kijken en dat hij vaak
zeldzame en vergeten juweeltjes van kaarten aan
het licht had gebracht. Nu is dat iets waarvoor je
niet naar Utrecht hoeft te gaan, want het is mij
ook meermalen in de depots van het voormalige gemeentearchief en het HCO gebeurd. Het
gebeurt ook andersom, in de zin dat een van de
archiefmedewerkers mij opmerkzaam maakte
op, bijvoorbeeld, een uit Italië afkomstige kaart
van Hasselt die in het voormalige Rijksarchief was
geïnventariseerd. Maar als medewerkers met pensioen gaan kan het gebeuren dat je niet weet waar
je exact moet gaan zoeken, of dat de medewerker
helemáál niet geïnteresseerd is in de plaats van
Burgemeester I.A. van
Roijen (midden vooraan) staat met enige
heren naar het nieuwe
carillon in de Peperbus
te luisteren, 10 april
1931. (Collectie HCO)
De ‘Geregt Plaats
Zwolle’ op de kaart van
Hottinger van 1783.
(Collectie HCO)
Detail uit een kaart van
de polder Mastenbroek
uit 1633, waar galg en
rad zijn afgebeeld vlakbij het kasteel van de
heren van Voorst. (Collectie HCO)
166 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 167
het ‘Geregt van Zwolle’. Dan kan het jaren duren
voordat je er een keer tegen aanloopt.
Zo is dat mij ook een aantal malen gebeurd,
niet in het minst geholpen door een herinrichting
van de depots en het verplaatsen van dozen. Een
van de boeiendste ontdekkingen was het bestaan
van een verzameling luchtfoto’s van de gemeente
Zwolle die tussen 1972 en 1986 in opdracht van
het gemeentebestuur werden gemaakt. Daarbij
werd bij mooi weer op een vastgestelde hoogte
een aantal stroken over de stad gevlogen, waarbij
het grondoppervlak rechtstandig werd gefotografeerd. De eerste paar series nog in zwart-wit,
maar daarna in kwalitatief steeds beter wordende
infrarood positief-film. Deze filmbladen hebben
ongeveer de grootte van een standaard archiefdoos en worden ook daarin opgeborgen. Per
opdracht zijn dat dan rond de zeshonderd negatieven en het zal duidelijk zijn dat die niet zo maar
even toegankelijk zijn op precies dát plekje dat
de onderzoeker graag wil zien. Maar, with a little
help from my friends, is het gelukt om voor deze
publicatie enkele scans te maken waardoor onverwachte aspecten van de anders toch wel saaie
luchtfotografie aan het licht komen. In het infrarood worden de groene bomen rood afgebeeld,
en de foto’s zijn scherper, gedetailleerder dan het
eerder gebruikte zwart-wit materiaal, wat echter
pas goed duidelijk wordt wanneer het originele
materiaal onder de loep wordt gelegd.
Zo laat de vlucht die in augustus 1973 werd
gemaakt de binnenstad zien terwijl nét de zomerkermis in volle glorie is opgebouwd en het publiek
zich snel en langzaam laat ronddraaien, genietend
van suikerspin en nougat. Ook is te zien dat er
zelfs een achtbaan in de toch kleine binnenstad
kan worden opgezet. De achtbaan is neergezet op
het dan voor het uitvoeren van het Aldo van Eyckplan kaalgeslagen terrein tussen de Waterstraat en
de Nieuwstraat en er is zelfs nog ruimte over voor
enkele draaimolens. De grote woonwagens van
de exploitanten zijn hier nog niet naar de buitenwijken verbannen en kunnen vlak bij de attracties
worden geparkeerd.
Zeven jaar later, ook tijdens de zomerkermis,
is er opnieuw een serie foto’s van de binnenstad
gemaakt en heeft men ruimte voor een achtbaan
weten te vinden op de in 1976 klaargekomen
Kamperpoortenbrug, die zó breed was gebouwd
dat er gemakkelijk een dergelijke attractie bij op
kon…
Huis van Bewaring
De binnenkant van het Huis van Bewaring, dat
na veel pourparlers thans is omgebouwd tot een
vijfsterrenhotel, zal noch in de vroegere toestand,
noch in de huidige toestand door de lezers van dit
tijdschrift vaak in ogenschouw zijn genomen.
Deze instelling werd als Provinciaal Tuchthuis
in 1737 bij loting tussen de drie grote steden van
Overijssel toegewezen aan Zwolle. Mijn relatie
tot het Huis van Bewaring was een medische: van
1962 tot 1975, en nog een aantal maanden in de
jaren tachtig, fungeerde ik als huisarts voor de
gedetineerden. Die medische zorg bestond uit het
houden van een spreekuur, wat door de broederverpleger iedere werkdag en door mij als huisarts
op maandag-, woensdag- en vrijdagmorgen
werd gehouden. Wij hadden de beschikking over
een als spreekkamer ingerichte celruimte, met
daarnaast een door een tussendeur verbonden
ziekencel met één bed, die vooral werd gebruikt
om gedetineerden door middel van de toen nog in
gebruik zijnde dieetmethode van hun maagklachten af te helpen. Verder was er een tandartsbehandelkamer ingericht.
Mijn eerste vijf jaar, tot aan zijn pensionering
in 1967, was broeder Abram van de Grijp eigenlijk de centrumfiguur van de medische dienst.
Hij was er direct na de oorlog in dienst gekomen
en was bij medische problemen steeds het eerste
aanspreekpunt. In 1919 was hij uit Heemstede,
waar hij als ziekenverpleger in Meer en Bosch zijn
opleiding had voltooid, naar Zwolle verhuisd als
verpleger bij de Zwolse Wijkverpleging, later het
Groene Kruis en de daaruit voortgekomen associaties in de zorg. Als jong doktertje heb ik in die vijf
jaar enorm veel van hem opgestoken. Hij was een
hele rustige, charismatische man, die maar even
naar een zich in zijn ogen te slungelig meldende
gedetineerde hoefde te kijken om die tot de orde
te roepen. Veel gedetineerden zagen het medische
spreekuur als een mogelijkheid om een wat milder regiem te verkrijgen. Nieuwelingen kwamen
zo vaak met allerlei vage klachten, hoofdpijn,
maagpijn, of een vraag om slaappillen. Maar ook
trachtte men aan de cel te ontsnappen door het
inslikken van ijzerwaren en glas, tot soms lepels
aan toe wat dan weer leidde tot een ziekenhuisopname. In mijn tijd gebeurde dat in Zwolle alleen
in spoedgevallen. Maar het gevangeniswezen had
in Den Haag een eigen hospitaal waar de medici
alle faciliteiten ten dienste stonden om de maagbeschadiging van slikkende gedetineerden teniet
te doen.
Bij Van de Grijp heb ik ook geleerd om de
meest fantastische verhalen van onze steeds
‘onschuldige’ klanten te doorzien. Zij konden
zich aanmelden als predikant, of als bedrogen
Infrarode opname van
een groot deel van de
binnenstad, begin jaren
zeventig. (Collectie
HCO)
Infrarode opname
van de zomerkermis
in augustus 1973, op
de hoek van het Rodetorenplein en de Buitenkant en op het toen
kaalgeslagen terrein
tussen de Waterstraat
en de Nieuwstraat.
(Collectie HCO)
De achtbaan op de
Kamperpoortenbrug,
infrarode opname
van de zomerkermis
16 augustus 1980.
(Collectie HCO)
Broeder Abram van de
Grijp. (Collectie HCO)
Deur in het Huis van
Bewaring. (Foto auteur,
collectie HCO)
168 zwols historisch tijdschrift zwols historisch tijdschrift 169
man met schulden die onterecht was gearresteerd,
maar de broeder had meestal heel snel in de gaten
dat er in het verhaal lacunes optraden.
Het opgesloten zijn heb ik iedere keer als ik
het huis binnenkwam als onwennig en bedreigend ervaren. Steeds gingen de deuren, vooral
de getraliede tussendeuren, op slot en het geluid
van de rammelende sleutelbossen bleef je achtervolgen. Dit leidde een keer tot een wonderlijk
soort paniek: het toen nog achttiende-eeuwse
voordeurslot dat nog steeds met een handgrote
sleutel voor iedere passant werd ontsloten, raakte
defect tijdens een spreekuur en er moest een
rijkshoefsmid annex slotenmaker komen uit,
ik meen, Almelo, om de boel te herstellen. Dat
betekende niemand er in of er uit en ik kon het
slechts omzeilen met een spoedboodschap uit de
praktijk, maar ik had snel gezien dat de binnenkant van het slot, afgedekt met een houten plank,
meer was dan dat. Er waren letters in uitgesneden
die bij de oplevering van het gebouw moeten zijn
aangebracht: Ian H(oon)Horst Annemer van het
Timeer Werk 1740.
Toch is het ondanks al deze sloten en spijkers
enkele malen aan gedetineerden gelukt om te ontsnappen: tijdens de bezetting met hulp van buiten
(de Zwolse verzetsgroep de Groene op 2 oktober
1944) en daarna onder bedreiging met een echt of
nagemaakt vuurwapen in 1986. Het doorspijkeren van alle houten vloeren met lange klinknagels
zoals dat bij de bouw van het huis al was toegepast
heeft dus weinig geholpen!
Met de onpartijdigheid van de Zwolse Vrouwe
Justitia zou het wel eens tegen kunnen vallen: ze
staat al bijna driehonderd jaar zonder blinddoek
voor de ogen boven de toegangsdeur te pronken.
Het zijn wel mooie beelden, zeker na de inkleuring, maar toch…
ART
S
Johan Rudolf Thorbecke werd als zoon van een
uit Duitsland afkomstige textielhandelaar op 14
januari 1798 in Zwolle geboren. Na zijn gymnasiale opleiding studeerde hij in Amsterdam en in
Leiden. Ik vermeld hem hier omdat hij niet alleen
de grondwet in 1848 moderniseerde, maar ook in
1865 een aantal wetten formuleerde waarin het
uitoefenen van de geneeskunst werd gereguleerd.
Tot deze tijd was eigenlijk alleen de doctor medicinae, afgestudeerd aan een van de universiteiten
en na verdediging van een thesis of een aantal stellingen gepromoveerd, zonder meer in het gehele
land bevoegd om de geneeskunst uit te oefenen.
Daarnaast werd voor chirurgijns of heelmeesters,
vroedmeesters, verloskundigen, vroedvrouwen
en combinaties van deze kennis een lokaal register
bijgehouden, omdat al deze niet aan een academie
gevormde medici hun bevoegdheid verkregen
op grond van een ter plaatse ingestelde commissie van twee of meer gevestigde collegae. Het
invoeren van de wetten op het uitoefenen van de
geneeskunst leidde zoals bij iedere ingrijpende
verandering in een bestaand systeem tot hevige
protesten: de in 1849 opgerichte Nederlands(ch)e
Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
verloor een aantal plaatselijke afdelingen (onder
wie die van Zwolle), die uit protest tegen de
nieuwlichterij uit Den Haag hun lidmaatschap
opzegden: in Zwolle waren in 1847 zeven verschillend opgeleide medici actief. De echo van
het oude systeem was in de periode waarin ik in
Zwolle als huisarts begon nog duidelijk zichtbaar
in sommige naambordjes aan het praktijkadres
van de huisartsen (die vrijwel steeds hun bedrijf
vanuit hun woonhuis uitoefenden), omdat zij
zichzelf daarop vermeldden als ‘genees-, heel-,
en verloskundige, arts’. Arts was de titel die men
verkreeg na het behalen van het door Thorbecke
ingestelde artsdiploma. Daarnaast kwam in de
vorige eeuw ook de vermelding ‘artis obstetriciae
doctor’, ook wel ‘artis chirurgiae doctor’, voor,
waarbij het begrip artis in het Latijn de tweede
naamval van ars – kunst (ars medicinae = geneeskunst) afgekort werd geschreven als ARTS. Het
zou mij niets verbazen dat de wetgever het begrip
arts hiervan heeft afgeleid en dat de afleiding van
de Griekse term hiatros (=geneesheer), zoals die
in de woordenboeken door elkaar opvolgende
editors van elkander wordt overgenomen, toch
wel erg vergezocht is.
Het standsverschil tussen de verschillende beoefenaren der geneeskunde was vóór de wetten van
Thorbecke levensgroot. Men keek huizenhoog op
tegen de medicinae doctor, die immers zijn wijsheid aan de hoogste instantie had vergaard, maar
(in onze ogen) op puur theoretische grond deze
wijsheid toepaste. Bij de in de negentiende eeuw
veelvuldig, ook in Zwolle, voorkomende choleraepidemieën werd aangenomen dat de besmetting
voortkwam uit de kwade dampen die in de stad
meestal heersten. Men denke aan slachtafval en
dierlijke en menselijke uitwerpselen die gewoon
op straat in de goot werden gedeponeerd en die
hier mede de oorzaak van waren. Wat leerde de
theorie? Men moest stank met stank verdrijven,
dus werden er in de straten potten met brandende
teer geplaatst waarmee nog meer (kwade) dampen aan de atmosfeer werden toegevoegd. Pas na
de ontdekking van een Londense arts, John Snow,
die in 1854 kon vaststellen dat de cholera-epidemie ontstond met als middelpunt een waterput of
Interne trap met getraliede tussendeur in het
Huis van Bewaring.
(Foto auteur, collectie
HCO)
Met lange klinknagels
doorgespijkerde houten
vloer (zolder) in het
Huis van Bewaring.
(Foto auteur, collectie
HCO)
De Zwolse Vrouwe
Justitia staat al bijna
driehonderd jaar zonder blinddoek voor de
ogen boven de toegangsdeur te pronken. (Foto
auteur, collectie HCO)
Binnenkant van het
achttiende-eeuwse voordeurslot, met uitgesneden letters: het Timeer
Werk 1740. (Foto
auteur, collectie HCO)
‘Register der Steedelijke Comissie van geneeskundig Toevoorsigt binnen deese
Stad Zwoll, houdende de alhier tans practiserende en in het vervolg sich etabilisserende Medicijne Doct[or]en , Chirurgijns, Apothecars, Knegts en Leerlingen en
Vroedvrouwen’ uit 1809. De niet aan een academie gevormde medici verkregen
hun bevoegdheid op grond van een ter plaatse afgelegd examen voor een commissie van twee of meer m

Lees verder

Zwolse Historisch Tijdschrift 2013, Aflevering 4

Door 2013, Aflevering 4, Afleveringen, Jaartal, Zoek in ons tijdschrift

Zwols Historisch Tijdschrift
Themanummer
De Zwolse Ziekenhuizen
30e jaargang 2013 nummer 4 – 8,50 euro
ZHT4 2013.indd 1 10-12-13 13:33
Suikerhistorie
R.K. Ziekenhuis te Zwolle
Het Rooms-Katholieke Ziekenhuis, gelegen op de
hoek van het Groot Wezenland en de Blekerstraat,
kreeg in 1967 de toevoeging De Weezenlanden.
Voor die tijd had men het in Zwolle eenvoudigweg
over het Sophia of het katholieke ziekenhuis. Iedereen wist dan welk ziekenhuis bedoeld werd. Anno
1998 zijn beide ziekenhuizen gefuseerd. Ze gingen
verder onder de naam Isala klinieken.
De katholieke ziekenzorg in Zwolle gaat terug
tot circa 1825, toen het Rooms-Katholiek Armbestuur het hoekpand Hagelstraat/Kerkstraat
(nu Morphique Architecten) als zieken- en passantenhuis in gebruik had. Het bestuur droeg de
zorg voor de (arme) zieke medemens rond 1845
over aan de Zusters van Liefde (Sorores Caritatis),
die zich aan het Gasthuisplein vestigden. Voor de
verdere geschiedenis van de katholieke ziekenzorg verwijs ik naar het artikel op pagina 170.
Op het suikerzakje zien we een schild met
daarop de woorden Lampas Charitatis, de toorts
der liefde, verwijzend naar de liefdevolle en
belangeloze inzet en toewijding van de zusters en
andere verplegenden. De vis op het schild is een
bij uitstek Christelijk symbool; op de vis zien we
de Griekse letters X (chi) en P (rho), de eerste twee
letters van het woord Christus. Het geheel werd in
1947 als beeldmerk van het katholieke ziekenhuis
ingevoerd. Het kwam in dat jaar voor het eerst als
embleem voor op de huisspeld van de leerlingverpleegsters. Daarna dook het logo overal op in
het ziekenhuis, zo ook op het suikerzakje.
De geraffineerde kristalsuiker in het zakje
kwam volgens informatie op de achterzijde uit
de fabriek van W. van Oordt & Co te Rotterdam.
Afgaande op kenmerkende elementen (kaderlijnen, fabriekslogo en dergelijke) moet het suikerzakje uit de jaren 1954-1958 dateren.
Omslag: De nieuwe Isala klinieken, of kortweg
de Isala, aan de Dokter van Heesweg 2.
Het ziekenhuiscomplex werd op 17 oktober 2013
officieel geopend door koningin Maxima.
(Foto Elske Bootsma)
166 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
Ziekenhuis De Weezenlanden omstreeks 1970. Linksvoor staat nog een laatste
restant van het oude ziekenhuis. (Particuliere collectie)
(Collectie ZHT)
ZHT4 2013.indd 2 10-12-13 13:33
zwols historisch tijdschrift 167
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 166
‘Zou er een Zwollenaar zijn die nog
nooit in een Zwols ziekenhuis is geweest?’
Frank Inklaar 168
‘Wat komt ge hier eigenlijk doen in de stad?’
Zusters van Liefde en zusters Onder de Bogen
verpleegden de zieken in Zwolle
Steven ten Veen 170
Gemeenteraad debatteerde jarenlang
over bouw van Sophia Ziekenhuis
‘Aan een nieuw, eenvoudig, maar goed
ingerigt ziekenhuis bestaat werkelijk behoefte’
Steven ten Veen 179
De cardiologie te Zwolle Rob Enthoven 190
Van taakgericht naar modelmatig methodisch
handelen
De verpleging van de jaren tachtig tot heden
Frank Inklaar 198
De eerste kaakchirurg in Zwolle
Annèt Bootsma – van Hulten 206
Nucleaire Geneeskunde Anneke Engelage 212
‘Het is nu veel fijnzinniger allemaal’
Uroloog Tjard de Haan over het moderne
opereren Annèt Bootsma – van Hulten 217
Open, professioneel, met hart en ziel
Ethiek in het ziekenhuis Frank Inklaar 222
Mededelingen 228
Auteurs 230
Herinneringen …
Ouders achter glas
Het was in de eerste helft van 1954 dat ik in het Sophia Ziekenhuis
terecht kwam. Dat moet wel toen geweest zijn, want mijn grootouders
waren veertig jaar getrouwd en mijn oom was onder meer ter gelegenheid daarvan uit Australië gekomen. Dat was nogal wat dunkt me, als
echte katholiek met een huisarts als dokter Van Wiechen naar het Sophia Ziekenhuis.
Ik werd opgenomen vanwege aanhoudende middenoorontstekingen. Wat ik me er van herinner is dat ik heb getracht te ontsnappen. Ik
zie me nog zo het bed uitklimmen, ik dacht midden in de nacht. Ik vond
het eng, al die snoeren en dergelijke. Maar ik ben natuurlijk weer naar
bed gebracht. Mijn ouders mochten mij wel bezoeken maar alleen kijken
achter glas, vertelde mijn moeder mij later. Op een gegeven ogenblik
ontdekte ik mijn moeder en heb het op een enorm brullen gezet. Zo erg,
dat er toestemming werd gegeven aan mijn ouders om toch bij mijn
bed te komen. Mijn oom uit Australië wilde mij ook wel graag bezoeken, maar dat mocht niet omdat hij een oom was. Daarom gaf hij zich
uit voor mijn vader en toen mocht hij komen. Ik kan me nog vaag iets
herinneren van de ruimte waarin ik lag. Ik was toen drie en een half (ik
ben in 1950 geboren). Deze opname heeft overigens niets aan het licht
gebracht. Ik heb nog vaak problemen met mijn oren gehad. Maar het
geheel vond ik wel griezelig als kind.
Els Rademaker – Vos
Els Vos als driejarige
in 1954. De foto is
genomen op de veertigjarige bruiloft van
haar grootouders
Heins, die woonden
op Blijmarkt 12.
(Particuliere collectie)
ZHT4 2013.indd 3 10-12-13 13:33
168 zwols historisch tijdschrift
‘Zou er een Zwollenaar zijn die nog nooit
in een Zwols ziekenhuis is geweest?’
Deze vraag kwam in mij op toen ik stond te
wachten voor een stoplicht met uitzicht
op het nieuwe kleurrijke Isala ziekenhuis.
De redactie van het Zwols Historisch Tijdschrift had
besloten een themanummer over de geschiedenis
van de Zwolse ziekenhuizen te maken en aan mij
de eer om een inleiding te schrijven. Met de vraag
bij het stoplicht kwam eigenlijk meteen de verantwoording voor de onderwerpskeus: ziekenhuizen
staan zo centraal in de samenleving dat vrijwel
iedereen er ooit wel eens mee te maken krijgt.
Alleen dat al rechtvaardigt dat je er aandacht aan
schenkt. En natuurlijk was er de actualiteit: op 17
oktober 2013 opende koningin Maxima het nieuwe
onderkomen van het Isala ziekenhuis aan de Dokter van Heesweg. Al eerder zorgden zulke mijlpalen
voor publicaties over de Zwolse ziekenhuizen. In
1984 verscheen het boek Wil ’t bezoek nu afscheid
nemen naar aanleiding van het 100-jarig bestaan
van het Sophia Ziekenhuis. In 1988 was de opening
van nieuwbouw aanleiding tot het maken van Van
bogen tot rechte hoeken. Kroniek van het ziekenhuis
De Weezenlanden.
Er is gigantisch veel veranderd in de wereld van
de ziekenhuizen. Om een idee te geven een kleine
vergelijking met de situatie rond 1900. Toen
waren er net twee echte ziekenhuizen in Zwolle
gekomen. Op de Bagijneweide stond sinds 1884
het gemeentelijk Sophia Ziekenhuis. Gemiddeld
werden daar in 1900 32 mensen per dag verzorgd.
Het personeel bestond uit een arts, een directrice,
twee hoofdzusters en dertien verpleegsters. Begin
1902 betrok de katholieke ziekenhuiszorg twee
De helikopterlandplaats bij het Sophia Ziekenhuis, midden jaren tachtig. Het Sophia ontwikkelde zich in die jaren tot vooraanstaand
centrum op het gebied van neurochirurgie en neonatale zorg. De snelle aanvoer van patiënten op deze gebieden kan letterlijk van levensbelang zijn. Maar ook andere patiënten en organen voor transplantatie moeten regelmatig heel snel vervoerd worden. (Collectie HCO)
Frank Inklaar
ZHT4 2013.indd 4 10-12-13 13:33
zwols historisch tijdschrift 169
aangepaste herenhuizen met nieuwbouw erachter
aan het Groot Wezenland. Er werden maximaal
45 patiënten verpleegd door een staf van veertien
nonnen.1 Ruim honderd jaar en een fusie later
zijn de Isala klinieken een topklinisch ziekenhuis.
Eind 2012 werkten er 5.577 personeelsleden
exclusief 341 medisch specialisten.2
Maar niet alleen de grootte of het aantal
medewerkers zijn veranderd. Rond 1900 was een
ziekenhuis er vooral om mensen te verplegen.
Mondjesmaat werden er operaties uitgevoerd
door de enkele arts die aan het ziekenhuis verbonden was. De eerste professionele chirurg
in Zwolle verscheen pas in 1890 ten tonele. In
1919 werden in het Sophia bijna 600 operaties
uitgevoerd waarvan driekwart door één arts,
dokter E.T. Spanjaard. Er waren nauwelijks
technische hulpmiddelen, de wetenschappelijke
kennis stond op een zeer laag pitje, specialisaties
bestonden niet of nauwelijks. Zet dat tegenover
het huidige ziekenhuis. Het jaarverslag over
2012 geeft een opsomming van de kernactiviteiten: algemene ziekenhuiszorg; toonaangevende
topklinische zorg; activiteiten op het gebied van
onderwijs, opleiding, innovatie en wetenschappelijk onderzoek; verpleegkundige opleidingen
en medische opleidingen (ondermeer 21 vervolgopleidingen tot medisch specialist). Ook uit
het lijstje met specialismen die per 2012 in het
ziekenhuis zijn gevestigd blijkt de enorme verandering: Anesthesiologie, Algemene heelkunde,
Cardiochirurgie, Cardiologie, Dermatologie,
Gynaecologie, Hematologie, Interne geneeskunde, Kaakchirurgie, Keel-, neus- en oorheelkunde, Kindergeneeskunde, Klinische chemie,
Klinische oncologie, Klinische pathologie,
Maag-, darm- en leverziekten, Medische microbiologie, Mondziekten, Neurologie, Neurochirurgie, Nierziekten, Nucleaire geneeskunde,
Oogheelkunde, Orthopedie, Plastische chirurgie, Pulmonologie, Psychiatrie, Radiodiagnostiek, Radiotherapie, Reumatologie, Revalidatie,
Thoraxchirurgie, Urologie, Vaatchirurgie, Verloskunde. En er is ook nog een categorie ‘overig’!
Bovendien is er binnen elk specialisme ook weer
sprake van vele subspecialismes. Verplegen is
nog altijd belangrijk getuige het aantal klinische
verpleegdagen van 208.157. Maar patiënten blijven niet meer zo lang in het ziekenhuis (gemiddeld ruim vier dagen) en het enorme aantal
polikliniekbezoeken spreekt boekdelen: 210.310
eerste bezoeken en 346.092 overig.3
Meer dan genoeg dus om er een heel dik boek
over te schrijven. Recentelijk is er wel een dunner boek geschreven, Wat is er gebeurd? Kroniek
van de Zwolse ziekenhuizen. Direct vroegen de
samenstellers van dit themanummer zich af of er
nog iets geschreven kon worden dat niet in dat
boek stond. Gelukkig waren er nog onderwerpen genoeg die niet uitvoerig in het boek waren
behandeld. Een paar van die onderwerpen staan
in dit tijdschrift, zoals de verpleging, ethische
dilemma’s in het ziekenhuis en de nieuwste operatietechnieken. Ook geven we aandacht aan
enige specialismen: de cardiologie, de nucleaire
geneeskunde en de kaakchirurgie. De artikelen
zijn grotendeels gemaakt op basis van interviews
met betrokkenen, of door ervaringsdeskundigen zelf geschreven. Deze allesbehalve complete
dwarsdoorsnede van de ziekenhuiswereld wordt
voorafgegaan door twee artikelen over de beginperiode van het Sophia Ziekenhuis en van De
Weezenlanden. En wat is een ziekenhuis zonder
patiënten en verpleegsters? Zij komen aan bod via
de inzendingen voor de schrijfwedstrijd waarin
we naar herinneringen aan de Zwolse ziekenhuizen hebben gevraagd. De oogst was zeer boeiend,
we zijn de dames Carla Johnson-Cairo, Ria Knolle
en Els Rademaker-Vos en de heren J.M.J. Alferink, Bert J. Davidson, Johan Rijfkogel en H. Timmerman zeer erkentelijk voor hun inzendingen.
Ze zijn in dit nummer steeds opgenomen onder
de kop: Herinneringen. En zo is er een palet ontstaan waarop alle geledingen van het ziekenhuis
een plaats hebben gekregen en waarin de lezer van
alles zal herkennen. Want zeg nu zelf, zou er een
Zwollenaar zijn die nog nooit in een Zwols ziekenhuis is geweest?
Noten
1. Jan ten Hove, Geschiedenis van Zwolle, 494-495
2. www.isala.nl Jaarverslag 2012, 23
3. www.isala.nl Jaarverslag 2012, 20, 22-23
ZHT4 2013.indd 5 10-12-13 13:33
170 zwols historisch tijdschrift
Het bestuur van de Rooms Katholieke
Stichting Ziekenverpleging Zwolle
besloot in de jaren zestig om de naam
van het ziekenhuis te veranderen in De Weezenlanden. Voor veel Zwollenaren bleef het daarna
echter nog jarenlang het katholieke ziekenhuis,
ondanks alle inspanningen om het religieuze imago naar de achtergrond te dringen. Als in die tijd
in de Zwolse Courant over een verkeersongeval
werd gemeld dat het slachtoffer naar het katholieke ziekenhuis was gebracht, kon op de redactie
steevast op een telefoontje van de secretaresse
van de directie worden gerekend: ‘Het is niet het
katholieke ziekenhuis, het is het ziekenhuis De
Weezenlanden…’, werd er dan gezegd.
De keuze om de katholieke identiteit althans
voor de buitenwereld kwijt te raken, had niets
te maken met afstand nemen van het verleden,
waarin de zusters ‘Onder de Bogen’ vanaf de
stichting van het ziekenhuis in 1896 zieken uit
Zwolle en omgeving liefdevol verpleegden. De
ontzuiling in ons land en het beleid van bestuur
en directie om een ziekenhuis voor mensen van
alle gezindten te zijn, had van het katholieke
ziekenhuis in feite een algemeen ziekenhuis
gemaakt. Nonnen waren er nog altijd te vinden,
maar hun aantal daalde gestaag. In 1961 waren
het er 58, tien jaar later nog slechts 27. Bovendien waren de religieuzen steeds minder zichtbaar aanwezig, omdat de kledingvoorschriften
van de congregatie soepeler werden. In 1939
was de oude, ronde en gesloten kap al vervangen
door een open model, in 1953 werd het habijt
gemoderniseerd, in 1959 werd het stijve bavet
vervangen door een wit boordje en het zwarte
lint, dat het kruisje droeg, door een zilveren
kettinkje. Eind 1965 maakte de kap plaats voor
een sluier en vanaf 1967 was het de zusters toegestaan zelf hun kleding te kiezen. De meeste
nonnen die nog in het ziekenhuis werkten, lieten
toen sluier en uniform achterwege. Op 5 oktober 1990, op de dag af 94 jaar nadat ze naar de
Overijsselse hoofdstad waren gekomen, werd de
Zwolse gemeenschap van de Zusters van Onder
de Bogen officieel opgeheven. Bij die gelegenheid
reikte burgemeester Loek Hermans de erepenning van de stad Zwolle uit aan de tien overgebleven religieuzen, waarvan er twee, zr. Anacleta
en zr. Gerda Bosch, nog in actieve dienst waren.
Bosch, die in 1994 afscheid nam, was de allerlaatste Bogenzuster die in het ziekenhuis De
Weezenlanden heeft gewerkt.
Twee bogen
De congregatie werd in 1837 in Maastricht opgericht door Maria Elisabeth Gruyters, een zeer
gelovige en vrome vrouw. Paus Pius IX wees de
heilige Carolus Borromeus, die leefde van 1538
‘Wat komt ge hier eigenlijk doen in de stad?’
Zusters van Liefde en zusters Onder de Bogen
verpleegden de zieken in Zwolle
Afscheid van zuster
Gerda Bosch in 1994.
Links patiënt-assistent
Hans Mulder, rechts
cardioloog Bloemers.
(Foto Frans Paalman)
Steven ten Veen
ZHT4 2013.indd 6 10-12-13 13:33
zwols historisch tijdschrift 171
tot 1584 en aartsbisschop van Milaan was, aan als
patroon van de congregatie. Acht jaar na de stichting nam de nieuwe kloostergemeenschap haar
intrek in de Proosdij van de Sint-Servaas Kerk,
die met twee bogen met de kerk was verbonden.
Het klooster kreeg daardoor de naam ‘Onder
de Bogen’. Aanvankelijk hielden de zusters zich
bezig met het geven van les aan arme kinderen en
het verzorgen van weeskinderen, maar vanaf 1843
kwam het accent te liggen op het verplegen van
behoeftige zieken.
Dat de Bogenzusters in 1896 naar Zwolle
kwamen, was te danken aan Judith Helmich,
dochter van een van de eigenaren van de ijzergieterij Schaepman en Helmich. In het begin
van de jaren negentig van de negentiende eeuw
was zij ingetreden in de congregatie, waar zij de
naam Margaretha had aangenomen. Toen haar
ouders stierven, erfde zij hun huis aan de Melkmarkt, het zogeheten Drostenhuis op nummer
41 waarin tegenwoordig het Stedelijk Museum
Zwolle is gevestigd. Zr. Margaretha schonk het
kapitale pand aan de congregatie met het verzoek
om er een inrichting voor ziekenverpleging van
te maken. Resultaat daarvan was, dat op 2 oktober 1896 moeder Lamberta en zuster Theresia,
gewapend met Gods vertrouwen, naar Zwolle
kwamen om vanuit huize Helmich zieken te gaan
verplegen.
Twee weken later, op 15 oktober, kwam de
generale overste van het klooster, moeder Maria,
hoogst persoonlijk nog vier zusters brengen. Zij
had ook een beurs met 130 gulden meegenomen, waarmee de volgende dag inkopen werden
gedaan: een fornuis, katoen voor gordijnen,
emmers, stokken, dweilen en niet te vergeten een
beeld van Sint Jozef, dat een ereplaats kreeg in het
pand en voor bescherming moest zorgen. Voor
het noodzakelijke opknappen van het huis, dat
een paar jaar niet bewoond was geweest, bleef er
toen nog tachtig gulden over. Een beurtschipper bracht enkele weken later vanuit Den Haag,
waar de Bogenzusters al in 1890 met hun werk
waren begonnen, huisraad mee dat daar overtollig
was. Plus een rekening van zestien gulden voor
de vrachtkosten, waardoor de beurs steeds leger
werd.
Kerk was vol
Op veel medewerking konden de Bogenzusters
aanvankelijk niet rekenen. De pastoor van de
Onze Lieve Vrouwekerk stelde zich zelfs vijandig
op toen hem gevraagd werd een paar plaatsen in
de kerk voor de zusters te reserveren. ‘Mijn kerk
is vol. Wat komt ge hier eigenlijk doen in de stad?
Wie heeft u hier geroepen?’ Slechts af en toe werd
de hulp van de zusters ingeroepen en ontvingen
ze een kleine vergoeding. Niemand was echter
bereid om voor een dag en nacht verpleging 1,50
gulden te betalen. Een mandje eieren, daar moesten ze het mee doen. Dat de Bogenzusters min of
meer werden genegeerd, had niets te maken met
de godsdienstige identiteit van Zwolle. De hervormden waren weliswaar ver in de meerderheid,
maar zo’n kwart van de bevolking was katholiek.
Voor katholiek Zwolle en dan in het bijzonder de
zogenaamde behoeftigen bestond er sinds 1844
echter al een mogelijkheid om bij ziekte verpleegd
te worden. Daarvoor zorgden de Zusters van
Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid uit Tilburg.
Gasthuisplein
De ziekenverpleging van deze Zusters van Liefde
ging in 1844 van start. Het Rooms-Katholiek
Armbestuur, dat sinds ongeveer 1825 al een zieken- en passantenhuis in gebruik had in het hoekpand Hagelstraat/Kerkstraat, droeg toen de zorg
voor de (arme) zieke medemens aan de zusters
over. Hun eerste behuizing aan de Rozemarijnstraat werd al snel te klein. In 1846 kon dankzij
een schenking de branderij-brouwerij van de
gebroeders Visscher op het adres Gasthuisplein
10 worden gekocht. Vanaf deze plek breidde het
‘gesticht’ zich steeds verder uit door aankoop van
panden, die vaak werden gesloopt om ruimte
voor nieuwbouw te maken. Financieel werd dit
de zusters mogelijk gemaakt door schenkingen
van particulieren, zoals bijvoorbeeld een bedrag
van liefst 20.000 gulden van de weduwe K.L.A.
van der Horst. Zij voegde daar wel de voorwaarde
aan toe, dat in het Liefdegesticht steeds één kamer
disponibel gesteld moest worden voor de vergadering van de damesvereniging ten behoeve der
arme kerken. Bijna anderhalve eeuw lang zouden
ZHT4 2013.indd 7 10-12-13 13:33
172 zwols historisch tijdschrift
de Zusters van Liefde op het Gasthuisplein hun
domicilie hebben. In 1987 werd het klooster afgebroken om plaats te maken voor onder andere een
bioscoop.
Het Liefdegesticht, zoals het ziekenhuis op het
Gasthuisplein werd genoemd, had een bijzonder
goede naam in Zwolle. In feite was het de enige
ziekeninrichting in de stad die goed functioneerde. Daar kwam het stadsbestuur in 1866 ook achter, toen ons land en ook Zwolle werd getroffen
door een cholera-epidemie. Over de behandeling
en verzorging in het zogenoemde Passantenhuis
van de gemeente kwamen zoveel klachten binnen,
dat burgemeester mr. J.A.G. baron de Vos van
Steenwijk aan moeder-overste Stanislaus vroeg
of haar zusters ook de verpleging van de zieken in
het Passantenhuis van de gemeente zouden willen
doen. Anderhalve maand lang hebben de Liefdezusters zich met hart en ziel van deze taak gekweten. ‘De lijders waren zeer voldaan en het publiek
was hiermede zeer ingenomen’. Als dank kreeg
Moeder Stanislaus van het stadsbestuur een zwart
kruis met zilveren corpus. Ook koning Willem III
toonde zijn waardering. Hij stuurde een medaille
met inscriptie naar de zusters begeleid door een
brief van de minister van Binnenlandse Zaken.
‘Die medaille strekt ten blijke van ’s Konings
goedkeuring voor daden van onverpligte menschlievendheid en zelfopoffering.’
Operatie
In 1888, vier jaar na de opening van het
gemeentelijk Sophia Ziekenhuis, werd het
ziekenhuis op het Gasthuisplein uitgebreid
met nieuwe ziekenzalen en een operatiekamer,
waar dr. N.H. Frank in 1891 voor het eerst
een geslaagde blindedarmoperatie deed op
een vrouw. Deze ingreep maakte diepe indruk
op de Zwollenaren en zorgde er voor dat het
ziekenhuis van de zusters van Liefde steeds
populairder werd. De roem strekte zich tot ver
buiten Zwolle uit. De eerste patiënt die na de
nieuwbouw in 1888 werd opgenomen, was bijvoorbeeld de burgemeester van Borne, de heer
Van Bönninghausen. In 1895 brachten de jonge
koningin Wilhelmina en koningin-regentes
Emma een bezoek aan Zwolle, waarbij ook het
gesticht op het Gasthuisplein op het programma stond. Voor de ingang was een prachtige
baldakijn aangebracht met gordijnen van rood
fluweel en de hele vestibule was gedrapeerd en
met bloemen versierd. Bij het vertrek van de
twee vorstinnen wachtte Moeder Stanislaus een
grote verrassing. Zij kreeg te horen dat zij Ridder in de Orde van Oranje Nassau was geworMoeder Stanislaus
Wilhelmina Agnes Gerardina Henrica van Sonsbeeck werd op 25 juni
1818 op Huize de Gunne bij Heino geboren en trad op 22-jarige leeftijd
in bij de congregatie van Tilburg, waar zij de naam Stanislaus aannam.
In 1844 werd zij samen met zr. Guillianie Aukens naar Zwolle gestuurd
om er voor zieken te zorgen en de kinderen uit arme katholieke gezinnen
onderwijs te geven. Moeder Stanislaus, zij werd al snel moeder-overste van
het gesticht in Zwolle, zou 46 jaar lang in de Overijsselse hoofdstad blijven.
In 1895 werd Moeder Stanislaus koninklijk onderscheiden. Zij was de eerste vrouw in Nederland die Ridder in de Orde van Oranje-Nassau werd.
In 1900 vertrok zij vanwege haar gevorderde leeftijd naar het Moederhuis
in Tilburg, waar zij op 2 maart 1904 overleed. Volgens de overlevering viel
op die dag in de sacristie van het klooster in Zwolle het kruisbeeld uit de
nis, terwijl de rector zijn dankzegging deed na de Heilige Mis. En ’s avonds
om zes uur, het moment waarop Moeder Stanislaus haar laatste adem
uitblies, stond de klok in de gang stil. Dat was te meer opvallend, omdat
moeder overste de klokken van het huis altijd naar die klok geregeld wilde
hebben. Toen de klok werd
aangestoten, liep ze weer
gewoon door…
Rond 1990 werd deze
Zuster van Liefde geëerd met
een straatnaam in de Zwolse
wijk Schellerhoek: Moeder
Stanislausstraat. En in oktober
2013 is een nieuw geopend
zorghuis voor dementerende
ouderen aan de Bagijneweide
naar haar vernoemd: Wilhelmina van Sonsbeeckhuis.
Moeder Stanislaus met
koninklijke onderscheiding.
Foto van haar bidprentje.
(Archief Zusters van Liefde)
ZHT4 2013.indd 8 10-12-13 13:33
zwols historisch tijdschrift 173
den, waarmee zij de eerste vrouw in ons land
was die deze hoge onderscheiding ontving.
De patiëntendruk op het ziekenhuis van de
zusters van Liefde was inmiddels zo groot, dat
besloten werd om voortaan alleen nog maar
katholieken van Zwolle op te nemen. Dit beleid
leverde echter oplopende tekorten op, omdat het
Armbestuur van de parochies voor de verpleging
van arme zieken slechts 35 cent per dag betaalde.
Bij de zusters groeide de vrees dat uiteindelijk
alle zieken naar het in 1884 geopende Sophia Ziekenhuis zouden worden verwezen, maar door de
komst in 1896 van de zusters van Onder de Bogen
zou het heel anders gaan lopen. Terwijl steeds
meer Liefdezusters voor de missie naar de Oost
vertrokken, verplaatste de zorg voor de zieken
zich meer naar huize Helmich op de Melkmarkt.
En toen in 1902 een geheel nieuw rooms-katholiek ziekenhuis van de Bogenzusters in gebruik
werd genomen, hield het ziekenhuis van de LiefAankondiging van
de verhuizing van de
katholieke ziekenverpleging in de Zwolse
Courant van 18 februari 1902.
Het bestuur van het katholieke ziekenhuis bereidde zich al
in een vroegtijdig stadium voor op de gevolgen die een oorlog
voor de instelling zou kunnen hebben. Op 3 april 1939 werd
besloten om op de zolder zandzakken te plaatsen, om in geval
van luchtaanvallen met brandbommen snel in actie te kunnen
komen. Ook werden in het gebouw zwarte verduisteringslampen aangebracht en kregen de zusters ‘draagbare zaklantaarns
met blauw licht’.
Gelukkig is er tijdens de Tweede Wereldoorlog geen bom
op het ziekenhuiscomplex terecht gekomen, maar ongemerkt
gingen de bezettingsjaren allerminst voorbij. Omdat ‘horen,
zien en zwijgen’ voor de zusters het parool was en de medische
dienst van de Wehrmacht in het Sophia Ziekenhuis geconcentreerd was, werd het katholieke ziekenhuis een goede plek om
onderduikers onder te brengen en voor het verzet om er een
geheime zender te installeren. Ongelukkigerwijs werd deze
zender, die verbonden was met het geallieerde hoofdkwartier
in Eindhoven, op 8 februari 1945 door de Duitsers gelokaliseerd. Om half elf die ochtend werd het ziekenhuis omsingeld
en gingen enkele officieren met getrokken pistool naar binnen.
Jan van Tongeren, die toen portier was, vertelde er later het
volgende over. ‘De Duitsers sloegen met de kolf van het geweer
de deur in en liepen rechtstreeks door naar de Josephzolder,
waar de kamertjes van de verpleegsters waren. Daar zat de
Zwolse verzetsgroep met de geheime zender. Doordat ze eerst
de verkeerde deur namen, kon de man die er zat ontsnappen
en in het klooster verdwijnen. Maar Beernink, die naar buiten
liep, werd op het voorterrein neergeschoten. Intussen hadden
de zusters alle mannen op zaal 5 die onderduikers waren bliksemsnel in bed gestopt en van spalken en verband voorzien,
zodat het leek of ze flink ziek waren. De kok, ook een onderduiker, was op de vlucht geslagen en aangeschoten. De Duitsers
volgden zijn bloedspoor en vonden hem in de aardappelschuur
onder het hooi. Hij werd in de polikliniek gebracht en toen hij
stierf lagen de Duitsers met het oor aan zijn lippen in de hoop
dat hij ijlend namen zou loslaten.’
De dood van Henk Beernink, voorman van de verzetsgroep
De Groene, was een zware klap voor de Zwolse illegaliteit.
Moeder-overste Praxedis, die in 1952 het Kruis van Verdienste
kreeg voor haar verdiensten voor de illegaliteit, werd samen
met haar medezusters door de Duitsers verhoord. Zij wisten
aannemelijk te maken dat zij niet op de hoogte waren geweest
van de verzetsactiviteiten in het huis. ‘Horen, zien en zwijgen…’
‘Horen, zien en zwijgen’ in het katholieke ziekenhuis
ZHT4 2013.indd 9 10-12-13 13:33
174 zwols historisch tijdschrift
dezusters definitief op te bestaan. Hun activiteiten
in Zwolle zouden voortaan geheel bestaan uit het
aanbieden van onderwijs.
Kruisbeeld
De echte verpleging van zieken in huize Helmich
was in september 1897 van start gegaan, maar
het pand aan de Melkmarkt was in feite voor dit
doel totaal ongeschikt. Zo waren er bijvoorbeeld
slechts twee waterkraantjes aanwezig. De Stichting Rooms Katholieke Ziekenverpleging, die
inmiddels de zakelijke bedrijfsvoering van de
zusters had overgenomen en dankzij een aantal
forse schenkingen waaronder een bedrag van
30.000 gulden over de nodige financiële middelen beschikte, maakte daarom al snel plannen
voor de oprichting van een nieuw ziekenhuis.
Aan het Groot Wezenland hoek Blekerstraat
werden twee panden aangekocht, voor 21.000
gulden het herenhuis van de heer Godschalk en
voor 19.000 gulden de houtwerf van de firma
Eindhoven en Zn. Het pand aan de Melkmarkt
werd voor 15.000 gulden verkocht aan de posterijen. Met het kruisbeeld in haar armen en
zestien zusters in haar kielzog betrad Moeder
Lamberta op 22 april 1902 het nieuwe ziekenhuis
aan het Groot Wezenland, dat 45 bedden telde
en 135.000 gulden had gekost. Het herenhuis
van Godschalk werd gebruikt voor de eerste
en tweede klasse patiënten, de nieuwbouw was
bestemd voor de derde klasse patiënten.
Het katholieke ziekenhuis mocht zich in
Zwolle en omgeving in een uitstekende naam
verheugen. De goede huisvesting en de prettige
inrichting hadden daar zeker mee te maken,
maar bepalend daarvoor was de liefdevolle
manier waarop de zieken door de zusters werden verpleegd. Bij ernstig zieken waakten en
baden ze. Weinig mensen gingen in de tijd dat
de Bogenzusters het beeld van het ziekenhuis
bepaalden in eenzaamheid dood, er zat bijna
altijd een non aan het bed van de stervende. Een
arts omschreef het werk van de zusters eens op
de volgende manier: ‘Hun roeping tilde hun toewijding boven het gewone menselijke uit. Hun
medemenselijkheid met de patiënt was vaak om
jaloers op te worden.’
Remonstrant Jan Dhont was eerste medisch-directeur
van het katholieke ziekenhuis
Het personeel van het katholieke ziekenhuis was lange tijd in overgrote
meerderheid katholiek. Daarom werden rond twaalf uur op de administratie de luikjes gesloten om de medewerkers de gelegenheid te bieden op
de knieën te gaan omdat vanuit de Paterskerk het ‘Engel des Heren’ werd
geluid. Met Goede Vrijdag ging het voltallig personeel naar de Kruiswegviering. De meeste leden van de medische staf waren echter niet katholiek.
Dat gold ook voor de eerste medisch directeur die het katholieke ziekenhuis kende, dokter Jan Dhont. De in 1909 geboren zoon van een huisarts
uit Meppel was remonstrant. Toen hij in 1957 tot medisch directeur werd
benoemd, waren vijftien van de zeventien leden van de medische staf niet
katholiek. Dhont was een bescheiden en bijzonder innemend persoon, die
binnen de gemeenschap van het ziekenhuis op grote sympathie kon rekenen. Begaafd en belezen als hij was, ging zijn belangstelling uit naar de letteren. Dichters als Victor van Vriesland en J.C. Bloem behoorden tot zijn
vriendenkring. Zelf maakte Dhont ook gedichten, waarvan een selectie in
1988 door Waanders in boekvorm is uitgegeven:
‘Ik ben tot aan de grens gegaan
Van wat de woorden dragen en ben niet verstaan
Het ging ermee als met mijn hele leven;
Men heeft het vreemd gevonden en is doorgegaan.’
Dhont, die ongehuwd bleef, leed aan de slopende oogziekte glaucoom, die
hem uiteindelijk blind maakte. Nadat hij in 1973 met vervroegd pensioen
was gegaan, werd hij nog jarenlang verzorgd door zusters van ‘Onder de
Bogen’. De laatste jaren van zijn leven woonde hij in verzorgingshuis
De Nieuwe Haven, waar hij op 1 februari 1984 overleed.
Jan Dhont, in het midden met donker pak, tijdens de bevrijding in april
1945. (Collectie HCO)
ZHT4 2013.indd 10 10-12-13 13:33
zwols historisch tijdschrift 175
Dagorde
Gemakkelijk was het leven van de religieuzen
bepaald niet. De dagorde zag er bijvoorbeeld als
volgt uit: 5.30 uur opstaan; 5.50 uur lauden in
koor; 6.00 uur meditatie; 6.30 uur Heilige Mis;
6.55 uur reflectie Prime-Terts; 7.05 uur ontbijt;
12.50 uur gewetensonderzoek; 14.30 uur rozenhoedje; 14.45 uur vespers in koor; 19.00 uur
completen in koor; 21.30 uur lichten uit… Op de
afdelingen werd door de zusters met patiënten het
avondgebed gebeden en met veel ceremonie werd
de communie door het ziekenhuis rondgebracht.
De zusters, het zijn ook maar mensen, konden
soms ook wel nukkig, chagrijnig of soms zelfs
bijna onbetamelijk uit de hoek komen. Daarbij
waren sommigen heel erg streng.*
Met de groei van de patiëntenstroom als gevolg
van de toenemende mogelijkheden om mensen
beter te maken en de dalende instroom van novicen in de kloosters deden steeds meer lekenzusters
hun intrede in het katholieke ziekenhuis. De eerste
twee kwamen in 1928, toen hard gewerkt werd
aan uitbreiding van het ziekenhuis. Om leerlingverpleegster te worden, hadden ze een inleggeld
De rooms-katholieke
ziekenverpleging
omstreeks 1920. (Particuliere collectie)
De hal van het oude
katholieke ziekenhuis.
(Collectie HCO)
ZHT4 2013.indd 11 10-12-13 13:33
176 zwols historisch tijdschrift
van 150 gulden moeten betalen. Salaris kregen ze
niet, het verplegen werd als liefdewerk, als roeping
beschouwd. Pas in 1931 kregen de lekenzusters
loon: 50 gulden per jaar voor de eerstejaars, 100
gulden per jaar voor de tweedejaars en 200 gulden
per jaar voor de derdejaars. Plus vrije kost, inwoning en bewassing. Uiteraard moesten de meisjes
uit katholieke gezinnen afkomstig zijn.
Nieuwbouw
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond al snel
behoefte aan uitbreiding. Panden en terreinen
in de omgeving van het ziekenhuis werden aangekocht, waaronder in 1954 het complex van de
azijnfabriek van Heerkens, Schaepman en Co’s.
Het leverde uiteindelijk een compleet nieuw
ziekenhuis op, waardoor de Blekerstraat uit het
stratenregister van Zwolle kon worden geschrapt.
Precies vijftig jaar geleden, op 5 december 1963,
sloeg J.H.J.M. ten Doeschate, die van 1946 tot
1978 voorzitter van de Stichting Rooms Katholieke Ziekenverpleging Zwolle was, de eerste paal
en op 1 oktober 1967 werd het nieuwe ziekenhuis
in gebruik genomen. Dat betrof fase I, want in de
Mooie overzichtsfoto uit 1933 van alle gebouwen waaruit het katholieke ziekenhuis bestond, gelegen tussen het Groot Wezenland en
de Blekerstraat. (Uit: Oud Zwolle vanuit de lucht)
ZHT4 2013.indd 12 10-12-13 13:33
zwols historisch tijdschrift 177
jaren daarna zouden er nog vier volgen voor het
nieuwe ziekenhuis De Weezenlanden, inclusief
verpleeghuis, compleet was.
Toen begin jaren zestig het oude ziekenhuis
met z’n lange donkere gangen en granieten
vloeren werd afgebroken, raakten de lekenzusters langzaam maar zeker in de meerderheid.
De functie van verplegingsdirectrice bleef tot
1973 in handen van een religieuze. De laatste
was zr. Berthilie, die bij haar afscheid zei: ‘Door
gelovig te zijn vind je steeds weer kracht, die je
bij dit belangrijke werk nodig hebt. Omdat je
leven bepaald is door God hoef je geen zwevend
of onzeker gevoel te hebben.’ Op verschillende
plekken in het ziekenhuis bleven daarna nog
Bogenzusters aan het werk. Zoals bijvoorbeeld
zr. Renée, die van de couveusekamer naar het
mortuarium was verhuisd. ‘De overleden mensen die hier worden gebracht, blijven voor mij
patiënten. Iemand die van buiten het ziekenhuis
wordt gebracht, noem ik een logé’, vertelde ze
aan de redacteur van het personeelsblad.
In een tijd waarin de meeste ziekenhuizen een
medicus als directeur hadden, durfde het bestuur
van het rooms-katholieke ziekenhuis in Zwolle
het aan om een man die afkomstig was uit de
horeca en het hotelwezen met de leiding van het
ziekenhuis te belasten. Directeur mocht A.J.J.
Craghs zich in 1947 nog niet noemen, administrateur-econoom stond achter zijn naam. Maar
feitelijk was hij direct al de hoogste man in de
organisatie en in 1951 werd dat bekrachtigd door
zijn benoeming tot algemeen directeur. Spijt van
die beslissing hebben ze bij het rooms-katholieke
ziekenhuis nooit gehad. Toen Craghs in 1976 met
pensioen ging, werd hij niet ten onrechte de ‘pater
familias’ van De Weezenlanden genoemd.
Craghs werd op 5 september 1911 in Roermond geboren als zoon van een bakker. Na drie
jaar HBS ging hij als leerling-kelner werken in
hotel De Keizerskroon in Apeldoorn, tegen een
vergoeding van vier gulden per week plus kost en
inwoning. Vervolgens werd hij commis de rang in
Hotel De Wittebrug in Den Haag, waar hij cocktails voor prins Hendrik heeft gemixt. In 1932
keerde hij terug naar De Keizerskroon, maar nu
als chef van het hotel. Omdat hij meer van de
wereld wilde zien, trok Craghs naar Londen en
Parijs en, leergierig als hij was, ging hij in Leuven
stiekem colleges sociale economie en psychologie
lopen. Na dit korte avontuurlijke bestaan werkte
hij in verschillende rangen in de hotels Terminus
in Utrecht, de l’Europe in Amsterdam en Huis
ter Duin in Noordwijk, om in 1939 in Zwolle aan
de slag te gaan als de baas van de stationsrestauratie.
De overstap van Craghs van de stationsrestauratie naar het rooms-katholieke ziekenhuis
was zoals gezegd tegen de trend in en veel medici
in het ziekenhuis hadden er aanvankelijk dan
ook moeite mee. Maar de scepsis maakte al snel
plaats voor waardering, niet alleen dankzij het
respect dat Craghs voor het werk van de heren
doktoren toonde, maar ook door de manier
waarop hij opkwam voor hun belangen. Bovendien stond hij open voor alle nieuwe ontwikkelingen in de medische sector en was hij bereid om
innovatieve initiatieven te ondersteunen.
Het hart van Craghs, die een diepe religieuze
inslag had en soms urenlang met moeder-overste
Elisabetha over allerlei zaken sprak, lag echter bij
de patiëntenzorg. Zelf zei hij daar later over: ‘De
mensen moeten zich in het ziekenhuis thuis voelen. Daarom moet een sfeer worden geschapen,
waarin goede verpleging en een voorspoedige
genezing mogelijk zijn. Dat moet al beginnen bij
de portier. Daar moet de menselijke benadering
al heel duidelijk aanwezig zijn. Hoe snel voel je je
niet verlaten als je een groot bedrijf binnen komt.
Je krijgt dan het idee een nummer te zijn. Dat heb
ik altijd vreselijk gevonden.’
Craghs overleed op 7 augustus 1977, nog geen
jaar nadat hij afscheid van ‘zijn’ Weezenlanden
had genomen.
Craghs, de ‘pater familias’ van De Weezenlanden
ZHT4 2013.indd 13 10-12-13 13:33
178 zwols historisch tijdschrift
Beeld
De Zwolse gemeenschap van de Liefdezusters van
de Heilige Carolus Borromeus werd in 1993, toen
ze nog tien leden telde waarvan de meesten al ver
over de zeventig en de oudste zelfs negentig jaar
waren, officieel opgeheven. Op 29 april 1994 onthulde zr. Ignace van Heyningen, provinciaal overste van de congregatie, een beeld gemaakt door
Pépé Grégoire, dat de herinnering aan de Bogenzusters levend moest houden. Medisch-directeur
dr. A.G.P. Cremers zei bij die gelegenheid: ‘Wij
hebben als Weezenlanden iemand die niet alleen
de moeite waard is, maar iemand die beslist niet
vergeten mag worden, omdat haar naam in het
steen van dit ziekenhuis is gegrift, omdat de organisatie die de patiëntenzorg hier behartigt naar
mijn overtuiging nog steeds haar geest ademt: de
religieuzen van Onder de Bogen’. Het beeld is dit
jaar met alle artsen, verpleegkundigen en andere
medewerkers van De Weezenlanden verhuisd
naar het nieuwe Isala ziekenhuis. Het zou een
goede gedachte zijn om straks wanneer het ziekenhuis van de Rooms Katholieke Stichting Ziekenverpleging Zwolle is afgebroken en er woningen voor in de plaats zijn gekomen, het beeld
weer terug te halen naar de plaats waar de zusters
Onder de Bogen meer dan negentig jaar lang hun
liefdevolle werk hebben verricht.
* Niet zozeer de patiënten van het ziekenhuis, maar
de leerlingen van de scholen die onder het bewind
van het klooster op het Gasthuisplein vielen, kregen
daar mee te maken. ‘Zusters van Liefde, krengen
van Barmhartigheid’ is een gezegde dat velen van
hen bekend in de oren zal klinken.
Literatuur en bronnen
– F. van Reijendam-van Barneveld en M.P. Pul, Van
bogen tot rechte hoeken. Kroniek van het ziekenhuis
De Weezenlanden. Zwolle, 1988
– Thom. J. de Vries, Geschiedenis van Zwolle, deel II,
Tijl Zwolle, 1961
– Personeelsbladen ziekenhuis De Weezenlanden.
De onthulling van het
monument voor de
Zusters onder de Bogen
in 1994, gemaakt door
de kunstenaar Pépé
Grégoire. Zittend op
de voorste rij de laatste
zusters van de congregatie. Het beeld stond
jarenlang bij de hoofdingang van het ziekenhuis aan het Groot
Wezenland. Het staat
nu een beetje verloren
aan de Ceintuurbaankant van het nieuwe
ziekenhuis. (Foto Frans
Paalman)
ZHT4 2013.indd 14 10-12-13 13:33
zwols historisch tijdschrift 179
Gemeenteraad debatteerde jarenlang over
bouw van Sophia Ziekenhuis
‘Aan een nieuw, eenvoudig, maar goed ingerigt
ziekenhuis bestaat werkelijk behoefte’
Toen de gemeenteraad van Zwolle op
5 juli 1880 met elf stemmen voor en zes
tegen besloot tot de oprichting van een
ziekenhuis, stelde de medische zorg in de ruim
23.000 zielen tellende hoofdstad van Overijssel
weinig voor. Er was een zogeheten Passantenhuis
in de oude militaire ruiterstallen op het Noordereiland, dat werd gebruikt voor mensen die een
besmettelijke ziekte hadden opgelopen.*
Het armbestuur van de Nederlands Hervormde
Gemeente beschikte over een verpleeginrichting
in de Nieuwstraat, in de volksmond bekend als
‘De Infirmerie’, die in alle opzichten ernstig tekort
schoot. Alleen het gesticht van de Zusters van
Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid op het Gasthuisplein was de naam van
ziekenhuis waardig, maar deze inrichting was in
de eerste plaats voor katholieken bestemd. ‘Aan
een nieuw, eenvoudig, maar goed ingerigt ziekenhuis te Zwolle bestaat werkelijk behoefte. Om er
niet van te spreken hoezeer het te bejammeren is,
dat de gelegenheid tot ziekenverpleging te Zwolle
zoo treurig afsteekt bij de gelegenheden, die daarvoor worden gevonden te Deventer en te Kampen, welke toch nog niet eens als modellen van
ziekenhuizen mogen worden beschouwd’, had
Lubach, de geneeskundig inspecteur voor Overijssel en Drenthe, voorafgaande aan de vergadering van 5 juli aan de gemeenteraad geschreven.
Schaepman
Bezien door de ogen van iemand die anno 2013
een bezoek heeft gebracht aan de gloednieuwe
Isala klinieken, schept de naam ziekenhuis overigens grote verwarring. De stand van de medische
wetenschap was in 1880 nog zo beperkt, dat tegen
de meeste kwalen geen kruid gewassen was. In
1846 was in Massachusetts weliswaar voor de
eerste keer een operatie uitgevoerd waarbij een
patiënt met behulp van ether onder verdoving
was gebracht, maar in Zwolle deed de chirurgijn
nog altijd zijn werk zoals dat in de eeuwen daarvoor ook gedaan was. J.J. Kisch heette de brave
man, wiens patiënten helse pijnen moeten hebben
geleden want narcose of verdovende middelen
waren volgens hem uit den boze. Zijn rol zou overigens spoedig tot het verleden behoren want er
waren grote veranderingen op komst. De bekende
Zwolse genees- en heelkundige dr. Th.A. Schaepman (1834-1908) gaf er in 1880 een ongewilde
demonstratie van, die in de stad wekenlang hét
onderwerp van gesprek was. Zijn dochter werd
ernstig ziek en Schaepman besefte dat alleen een
chirurgische ingreep haar leven kon redden. Dus
legde hij haar in zijn huis annex praktijk aan de
Badhuiswal op een tafel, zette haar een kap op,
bracht haar onder narcose en zette het lancet er in.
Thom. de Vries, die van 1964 tot zijn dood in 1975
gemeentearchivaris van Zwolle was, noemde het
in zijn Geschiedenis van Zwolle een weergaloos
huzarenstukje, want in Zwolle was de narcose nog
Het Sophia Ziekenhuis
kort na de bouw.
(Collectie HCO)
Steven ten Veen
ZHT4 2013.indd 15 10-12-13 13:33
met een krachtig nee beantwoord. ‘Zwolle munt
uit door prachtige scholen, halve paleizen, eene
ruime nieuw gebouwde manege, alles zonder twijfel onbegrijpelijk nuttig, maar… een behoorlijk
ziekenhuis, waar is dat te vinden? Voor ziekte en
ellende van den vreemdeling zorgt in Nederland
het Roode Kruis, voor ondersteuning van den
vreemdeling als gevangene zorgt het Blaauwe
Kruis. Is er dan iets billijks in, dat de gemeente
zorge voor een goed ingerigt ziekenhuis ten
behoeve van den zieken, hulpbehoevende stadgenoot van allerlei klassen, zoowel voor den gegoeden burger als voor den arme?’
Over het Passantenhuis hadden de stedelijke
genees- en heelkundigen weinig goeds te melden. ‘De handwerksman die grof geld verdient,
de fatsoenlijke burger die op eigen kosten ligt en
behandeld wordt, heeft een afkeer van die inrigting, die men hem al spoedig vertelde vroeger een
stal te zijn geweest, waarin ook de syphilitische
vrouwen werden verpleegd. Ook de reiziger die
door eene epidemische ziekte wordt aangetast,
hij moet zijn hotel verlaten, is nu dat ziekenhuis
behoorlijk voor hem ingerigt? Neen. Hij behoort
in een behoorlijk ingerigt ziekenhuis opgenomen
te worden, in een stedelijk gasthuis op eenvoudige
min kostbare wijze daargesteld, zonder Jonisch
of Romeinse kolommen en kapiteelen van arduin
of Bentheimersteen, alleen volledig beantwoordende aan de eischen van de ziekenhuizen van
den laatsten tijd.’
Einde discussie
Zwolle had in 1871 bijna 22.000 inwoners en verwachtte een opbloei mede dankzij de komst van
de Centrale Werkplaats der Staatsspoorwegen,
die in de volksmond de constructiewinkel werd
genoemd. Het bedrijf was in 1870 geopend en
het aantal werknemers zou in de richting van de
duizend gaan, waarvan velen met hun gezinnen
in de nieuwe stadswijk Assendorp gingen wonen.
Alle redenen dus, zo zou men denken, om positief
te reageren op de oproep van de stedelijke medici.
De politiek reageerde echter helemaal niet zo
enthousiast, zoals bleek tijdens de raadsvergadering van 18 augustus 1871. De heer Van Kerckhoff deed een poging om naar aanleiding van de
nooit toegepast: ‘Dr. Schaepman redde zijn dochter en als een lopend vuurtje ging het nieuws door
de stad: narcose is mogelijk, men kan gered worden! Tot dan toe waren de ziekenhuizen sterfhuizen geweest, waarin de arme patiënten gebracht
werden wanneer ze onmogelijk meer thuis konden worden verpleegd. Nu zou de gemeenteraad
wat beters maken.’
Brief
De opzienbarende actie van Schaepman vond
waarschijnlijk plaats nadat de raad al een besluit
over de oprichting van een gemeentelijk ziekenhuis had genomen. In de vele debatten die aan
deze zaak werden gewijd, is er namelijk nooit over
gesproken. Schaepman was wel een van degenen
die het ziekenhuis op de agenda van de stedelijke
politiek had geplaatst. Samen met zijn collega’s
dr. J. Moll jr., dr. S.P. Kros, dr. J.T. Meinesz, J.J.
Kisch en S.S. van Raalte stuurde hij op 28 januari
1871 een brief naar de gemeenteraad, waarin de
oprichting van een ziekenhuis werd bepleit. Niet
voor de eerste keer overigens, want al vaker hadden de stedelijke genees- en heelkundigen gewezen op het ontbreken van een ‘goed ingerigte,
doelmatige en regt eenvoudige ziekenverpleging
of gasthuis.’
De directe noodzaak daartoe vormden de
uitbraken van besmettelijke ziekten als pokken en
tyfus, waardoor ons land geregeld geteisterd werd
en die veel dodelijke slachtoffers eisten. Ook in
1871 waarde het spook van de tyfus weer rond en
de gevolgen die dat zou kunnen hebben, werden
in de brief van de heren medici beschreven al was
’t het scenario van een horrorfilm: ‘Geeft niet het
onmerkbaar langzaam naderende voorjaar de
zekerheid, dat die heuvelen en bergen van rottende en grootendeels onbegraven lijken, wier stank
en pestlucht nu reeds ondragelijk is, smetstoffen
zullen ontwikkelen, die de moorddadigste ziekten
zullen doen ontstaan en sommige jaren welligt
zullen blijven heerschen?’
Allerlei klassen
De vraag of Zwolle bij de verschijning van epidemieën een behoorlijk ingericht ziekenhuis
had om de lijders te verplegen, werd in de brief
180 zwols historisch tijdschrift
ZHT4 2013.indd 16 10-12-13 13:33
van Overijssel en Drenthe. ‘Ik heb vernomen dat
in uwe vergadering een voorstel is gedaan tot het
stichten van een stedelijk ziekenhuis. Ik kan dit
voorstel niet anders dan toejuichen.’
Bouwplan
Tijdens de begrotingsvergadering van 29 oktober 1877 maakte burgemeester Van Nahuys
bekend, dat de gemeentearchitect een bouwplan
had gemaakt, dat ‘eerstdaags’ zal worden ingediend. Waarop raadslid mr. S.J. van Roijen zich
geschrokken afvroeg of Zwolle dat wel zou kunnen betalen. ‘Blijkt het dat de uitgaven de financiële draagkracht der gemeente niet te boven gaan,
dan worde tot de uitvoering besloten. Blijkt echter
brief van de Zwolse genees- en heelkundigen
een discussie op gang te brengen, maar toen hij
uitgesproken was diende zijn collega Scriverius
een motie van orde in, waarin werd bepaald dat de
raad verder zou gaan met de behandeling van de
aan de orde zijnde zaken en zich niet verder zou
verdiepen in beschouwingen over de bouw van
een algemeen ziekenhuis. Einde discussie, want
bij een groot deel van de raad, die bijna volledig
uit liberalen bestond, was het ziekenhuis geen
onderwerp waar veel gewicht aan werd toegekend. Daar heerste de opvatting dat de overheid
zich niet te veel moest bemoeien met de leefomstandigheden van haar burgers. En de praktijk
van die tijd was, dat zieken die tot de klasse van
de gegoede stand behoorden, thuis werden verpleegd. Alleen de allerarmsten die in bekrompen
huizen in achterbuurten zoals de Kwade Negen
(nu Van Nahuysplein) of de Mussenhage woonden, zouden op een ziekenhuis zijn aangewezen.
Meer dan vijf jaar bleef het stil. Pas op 18
december 1876 kwam het ziekenhuis in de Zwolse
politiek weer ter sprake. Aanstichter was het
raadslid mr. P.J.G. van Diggelen, die de wens
uitsprak dat in Zwolle een algemeen ziekenhuis
zou worden opgericht en onmiddellijk steun
kreeg van de heer Van der Voort, die zelf geneesheer was geweest. Maar in de wandelgangen en
wellicht ook in de Groote Sociëteit die door veel
raadsleden frequent werd bezocht (het verhaal
ging dat burgemeester jhr. W.C.T. van Nahuys de
stad vanuit de Groote Sociëteit bestuurde), was
het onderwerp ongetwijfeld al veelvuldig besproken. Bovendien stuurde het gemengd armbestuur
van de Nederlands Hervormde Gemeente op 29
januari 1877 een brief naar de raad, waarin steun
aan zo’n initiatief werd betuigd. Het opknappen
van het eigen ziekenhuis in de Nieuwstraat (‘Ook
met den besten wil kan daarin geene verpleging
overeenkomstig de eischen van den tegenwoordigen tijd worden gedacht’) was geen optie en
nieuwbouw veel te duur. Een ziekenhuis voor
verschillende klassen van de maatschappij had
daarom de voorkeur van het armbestuur en men
was ook bereid daarvoor een financiële bijdrage te
verlenen. Voor extra druk op de ketel zorgde vervolgens de arts Lubach, geneeskundig inspecteur
zwols historisch tijdschrift 181
Boven: De nieuwe
mannenzaal (zaal 25)
na de uitbreiding in
1915. (Collectie HCO)
Onder: De nieuwbouw
uit 1915, met de mannenzaal (zaal 25) links
en de vrouwenzaal
(zaal 20) rechts. Daarboven was de klasse
verpleging. (Collectie
HCO)
ZHT4 2013.indd 17 10-12-13 13:33
In de vergadering van 17 juni 1878 presenteerde het college twee plannen. De bouwkosten
van het eerste, opgesteld door de gemeentearchitect, werden geraamd op ƒ 120.000 en de
inrichting zou ƒ 24.889 gaan kosten. Voor het
salaris van een geneesheer-directeur was 2.000
en voor dat van verder dienstdoend personeel
1.800 gulden begroot. Het tweede plan was ontworpen door G.J. Collard, 1e luitenant ingenieur
en W. Kam, architect en leraar aan de Hogere
Burgerschool in Amersfoort. Zij kwamen op een
bedrag van ƒ119.000 aan bouwkosten en ƒ 9.000
voor het meubilair. ‘De raad heeft, met het oog
op de genoemde kolossale cijfers, alzo te dezer
zake geen voorstellen van Burgemeester en Wethouders te verwachten’, aldus burgemeester Van
Nahuys!
Kolossale cijfers
Die mededeling lokte uiteraard de nodige reacties
uit. Bijvoorbeeld van de heer Van Diggelen die
anderhalf jaar daarvoor de wens voor de bouw
van een ziekenhuis had uitgesproken. ‘De voorstelling van Burgemeester en Wethouders, het op
de voorgrond plaatsen van de kolossale cijfers, is
dodend voor de zaak en leidt tot de conclusie, dat
het tegendeel, dan moet men de zaak laten rusten
en zich behelpen met de inrichtingen die er zijn.
In elk geval zijn er drie in de gemeente, die der
katholieken, die van het Hervormd Armbestuur
en het Passantenhuis en voor mingegoeden is er
dus in elk geval gelegenheid om hulp te vinden als
dit nodig blijkt.’
182 zwols historisch tijdschrift
Verpleegsters die net
hun diploma hebben
gehaald in 1915. (Collectie HCO)
Het Sophia beschikte
na de uitbreiding van
1915 ook over een
prachtige tuin langs
de Rhijnvis Feithlaan.
(Collectie HCO)
ZHT4 2013.indd 18 10-12-13 13:33
Koppen geteld
Op 5 juli 1880 werd het laatste hoofdstuk van
de jarenlange discussie over het gemeentelijk
ziekenhuis geschreven. Dat het voorstel om tot
de bouw daarvan over te gaan zou worden aangenomen, stond vast. De koppen waren geteld.
De meerderheid van het college was echter tegen.
‘Als men een volksstemming hield, dan zou de
meerderheid zich tegen de oprichting verklaren’,
aldus wethouder Roijer, die als bewijs voor die
stelling kwam aanzetten met de verklaring van
een geneesheer die dagelijks met de mindere
klasse in aanraking kwam. ‘Wat was zijn advies?
Een ziekenhuis is heel mooi, mits gij mij daarbij
de macht verleent de zieken te noodzaken er heen
te gaan, want dat wil men niet omdat men de
familieleden van de patiënten niet kan toelaten
de zieken te verplegen en op te passen. Men acht
het een schande de patiënten niet zelf op te passen
en ze aan de zorgen van vreemden over te laten:
men wil ze in huis houden om ze zelf bewijzen
van gehechtheid en trouwe oppassing te geven.’
En dat Zwolle ongezond zou zijn en de toestand
buitengewone zorg vroeg, wilde er bij de wethouder niet in. ‘Een blik op de sterftetafels bewijst dat
Zwolle bij andere plaatsen, bij Kampen en Deventer bijvoorbeeld, niet ten achter staat.’
het maar beter is in het geheel niets te doen en er
niet aan te beginnen.’ Maar daar wilde Van Diggelen zich niet bij neerleggen en daarom stelde hij
voor een speciale commissie te benoemen om de
zaak verder voor te bereiden. Met slechts één stem
tegen werd dit voorstel aangenomen, waarmee
een nieuw hoofdstuk in de ziekenhuiskwestie
werd geschreven. De commissie ging voortvarend
aan het werk, maar toch duurde het nog ruim
anderhalf jaar voor zij haar verslag presenteerde.
Uitgerekend was, dat de exploitatiekosten van een
ziekenhuis hoogstens één gulden per dag en per
zieke zouden belopen. De verpleegkosten van de
armen konden volgens de commissie echter niet
hoger dan op zestig cent per dag worden bepaald
en derhalve zou de gemeente voor iedere arme
ongeveer veertig cent dagelijks moeten bijdragen. ‘Uwe commissie gelooft niet, dat dit offer te
zwaar mag worden genoemd, waar het geldt aan
de behoeftigen bij ziekte, ook in het algemeen
belang, een goede verzorging te verschaffen.’
Nu de raadscommissie een rapport had ingediend, konden de plannen tot oprichting van een
gemeentelijk ziekenhuis niet meer op de lange
baan worden geschoven. Toch werd daar op
5 april 1880, toen het rapport door de raad zou
worden besproken, nog een poging toe gedaan.
Op voorstel van het raadslid L. Roosenburg werd
namelijk besloten om het rapport eerst voor
nader onderzoek naar een zogenaamde tweede
commissie te sturen. Nog geen twee maanden
later, op 1 juni, had die haar verslag al gereed.
‘De vraag is: is de oprichting van een ziekenhuis
zoo noodzakelijk, dat een jaarlijksche uitgave
van ƒ 8000,- uit de gemeentekas daarvoor gewettigd is?’ Ja, vond de meerderheid van de commissie. ‘Goede ziekenverpleging, vooral der mingegoede klasse, is een zorg die op de gemeentebesturen rust, want zij staat in ’t nauwste verband
met de algemeene gezondheid: verpleging van
zieken is geen weelde, niet enkel philanthropie.’
Nee, luidde het standpunt van de minderheid.
‘De oprichting van een ziekenhuis is wenschelijk, maar de noodzakelijkheid daarvoor bestaat
niet in die mate, dat de gemeenteuitgaven jaarlijks met zulk een aanzienlijk bedrag moeten
worden verhoogd.’
zwols historisch tijdschrift 183
De kinderafdeling met
daar boven de reuma
afdeling. Bij mooi weer
werden de patiënten zo
veel mogelijk naar buiten gedirigeerd. (Collectie HCO)
ZHT4 2013.indd 19 10-12-13 13:33
Wethouder D. Wicherlinck verwoordde
het standpunt van de minderheid van het college. ‘Rust op de gemeente de verplichting zorg
voor zieken te dragen, vooral met het oog op de
behoeftige klasse die daarin niet kan voorzien?
Het antwoord is ja, zonder enige twijfel. Even
goed als de gemeente dit doet door gemeentegeneesheren, heelmeesters en vroedvrouwen voor
de armenpraktijk te benoemen. Dit wordt niet
aan de armbesturen overgelaten en waarom dan
’t andere wel? Het beginsel is hetzelfde.’
Urenlang duurden de debatten, waarin de
heer Van der Voort wethouder Roijer voor de
voeten wierp dat hij een goed ingericht ziekenhuis waarschijnlijk nooit had gezien. En met zijn
opmerking dat de Zwollenaren geen gebruik van
het ziekenhuis zouden maken, was hij als oudgeneesheer het absoluut niet eens. ‘Dikwijls is er
als ik op een betere verpleging aandrong en op de
bekrompen woning of de kinderen wees gezegd:
“Och dokter als ik maar in een ziekenhuis konde
gaan.” En ook voor zieke dienstboden heb ik dikwijls van de meer gegoede klassen de verzuchting
vernomen om een ziekenhuis, waar men hen kon
brengen, overtuigd dat zij het goed zouden hebben, want naar de bestaande gelegenheden hier
ter stede willen zij niet.’
Bagijneweide
Tenslotte werd tegen het advies van de meerderheid van het college van burgemeester en wethouders in met elf stemmen voor en zes tegen
besloten tot de oprichting van een gemeentelijk
ziekenhuis. Een plek daarvoor was al gevonden,
namelijk de Bagijneweide die in 1841 voor een
bedrag van ƒ 6.250 door de gemeente was aangekocht om er een marktterrein van te maken. Dat
het ziekenhuis werd vernoemd naar de in 1877
overleden koningin Sophia, de eerste echtgenote
van koning Willem III, was te danken aan het
comité onder voorzitterschap van de Commissaris des Konings, mr. P.C. baron Nahuijs.
Al in 1878 had zij geld ingezameld voor de
oprichting van een ziekenhuis, dat tegelijkertijd
zou kunnen dienen als hulde aan de nagedachtenis van een geliefd vorstin. De actie leverde
ƒ2.665,60 op. In de raadsvergadering van 21 juli
1884 werd dr. C.L. Vitringa tot geneesheer-directeur benoemd op een jaarwedde van 700 gulden
en op 1 oktober van datzelfde jaar werd het
Sophia Ziekenhuis in gebruik genomen.
Kort daarvoor had een redacteur van de Zwolse
Courant een rondgang door het gebouw gemaakt.
Uit zijn verslag in de krant bleek dat er in Zwolle
nog altijd veel weerzin bestond om in een ziekenhuis te worden verpleegd. ‘Die tegenzin zal, evenals
elders, echter gaandeweg wijken, want mag men er
in slagen geschikt personeel te vinden, dan zal de
overtuiging veld winnen, dat het nieuwe ziekenhuis voor de meesten onzer stadgenoten een beter
herstellingsoord kan aanbieden, dan zij in eigen
woning vinden kunnen. De grootste zegen zal het
ziekenhuis aanvankelijk bieden voor hen, die op dit
punt geen keus hebben. De laatste tegenstanders
zullen misschien eerst met de zaak verzoend worden als de stad onzer inwoning door een of andere
epidemie mocht worden bezocht. In die onderstelling besluiten wij met de wensch, dat de oppositie
nog lang moge blijven bestaan.’
Lange werktijden
De wens van de redacteur van het plaatselijk dagblad ging niet in vervulling, want in 1888 werd
Zwolle getroffen door een epidemie van mazelen
en later het jaar ook nog roodvonk. In het Sophia
184 zwols historisch tijdschrift
De keuken van het
ziekenhuis in 1915.
(Collectie HCO)
ZHT4 2013.indd 20 10-12-13 13:33
Ziekenhuis werden 713 mazelenpatiënten opgenomen, waarvan er 43 stierven. De 22 kinderen
die met roodvonk in het ziekenhuis belandden,
werden tijdelijk geïsoleerd. Veel opnames dus
dat jaar, maar toch ging het niet zo goed met het
gemeentelijk ziekenhuis. Wel zeventig bedden,
maar soms slechts zeven patiënten in huis. Uit
een oogpunt van public relations was het ook niet
gunstig dat verpleegsters in 1901 in de krant hun
beklag deden over de lange werktijden. Zes dagen
in de week moest er van half zeven ’s morgens
tot acht uur ’s avonds keihard worden gewerkt.
Waarbij ook nog eens sprake was van strenge
huisregels. Als voorbeeld artikel 11: ‘De zusters
moeten ’s avonds op den door de Directrice te
bepalen tijd te bed zijn en mogen nimmer, te bed
gaande, het licht op harer kamers laten branden.’
In 1908 kreeg het ziekenhuis een draaibare
lighal, waardoor tbc-patiënten maximaal van
zonlicht konden profiteren. Tuberculose was in
die tijd een gevreesde volksziekte, die heel veel
slachtoffers eiste. De lighal deed tot 1923 dienst
en kreeg daarna de bestemming van fietsenstalling. Het ziekenhuis beschikte inmiddels ook over
barakken, die in 1918 waren geplaatst om mensen
op te vangen die vanwege het oorlogsgeweld vanuit België en Frankrijk naar het neutrale Nederland waren gevlucht. Na het einde van de Eerste
Wereldoorlog bleven de barakken in gebruik voor
patiënten die besmettelijke ziekten als roodvonk
en difterie hadden opgelopen. Pas in 1953 werden
de barakken afgebroken.
In 1915 was al een nieuwe vleugel van het
ziekenhuis in gebruik genomen. Nieuw ruimtegebrek leidde in het begin van de jaren dertig tot een
volgende uitbreiding van het ziekenhuis. Architect J.G. Wiebenga, aanhanger van het zogenaamde Nieuwe Wonen, maakte een gedurfd plan met
een gevel van louter glas en staal. Dat ging de
meeste Zwollenaren echter veel te ver, zodat het
plan tot teleurstelling en frustratie van Wiebenga
aangepast moest worden. In 1935 werd de nieuwe
vleugel in gebruik genomen.
Protestants ziekenhuis
Na de moeilijke bezettingsjaren, de Duitsers eisten de hele tussenverdieping van de nieuwe vleuzwols historisch tijdschrift 185
Blindedarmoperatie van dr. Frank zorgde voor opwinding
Dr. Naphtali Herman Frank, geboren in 1860 in Veendam, zorgde in
1891 in Zwolle voor opwinding door een (geslaagde) blindedarmoperatie
te verrichten. Die historische gebeurtenis vond niet plaats in het zeven
jaar daarvoor geopende Sophia Ziekenhuis, maar in het ziekenhuis van
de Zusters van Liefde op het Gasthuisplein. Frank, die zijn kennis van de
chirurgie in Duitsland had opgedaan, lag niet zo goed bij dr. Vitringa, de
directeur van het gemeentelijk ziekenhuis. Maar bij de zusters van Liefde
werd de joodse arts met open armen ontvangen. De populariteit van
Frank werd nog groter toen hij met een injectie het leven redde van een
tuinman, die tetanus had opgelopen. Iedere Zwollenaar die ziek, zwak of
misselijk was klopte bij Frank aan de deur om door middel van een injectie genezen te worden. Zijn echtgenote ‘profiteerde’ ervan door gepeperde
rekeningen uit te schrijven, die door de meeste patiënten niet op prijs werden gesteld. Een gemakkelijk man was dr. Frank kennelijk niet. Toen hij
een eigen operatiekamer in het Sophia Ziekenhuis had gekregen, klaagden
de verpleegsters over de lange werktijden, vaak veertien uur per dag, die zij
op gezag van de chirurg moesten maken. Ook in het ziekenhuis van de zusters Onder de Bogen aan het Groot Wezenland kreeg de arts problemen,
die er in 1913 toe leidden dat het bestuur hem een lange brief op poten
stuurde, waarin zijn
‘brutale, onbeschaafde
optreden tegenover
de zusters’ met feiten
en namen werden
gemeld. ‘Wij dulden
eene onbeschaafde
behandeling niet langer. Wij eischen eene
geheele ommekeer’.
Dr. Frank bond in,
maar hij bleef een
moeilijk persoon om
mee te werken. In 1932
vertrok hij uit Zwolle
om in het Zwitserse
Montreux te gaan
wonen, waar hij in
februari van dat jaar
overleed.
Dr. Naphtali Herman
Frank,1860-1932.
(Collectie HCO)
ZHT4 2013.indd 21 10-12-13 13:33
186 zwols historisch tijdschrift
gel op, leek het er even op dat Zwolle een derde
ziekenhuis zou krijgen. In 1948 was de stichting
Het Protestants Ziekenhuis opgericht, die er op
rekende dat het ministerie in Den Haag toestemming zou verlenen voor de bouw van een ziekenhuis met een capaciteit van zo’n vierhonderd
bedden. Bij zowel het rooms-katholieke ziekenhuis als het Sophia Ziekenhuis werd geschrokken
gereageerd. Drie ziekenhuizen in Zwolle, dat zou
toch te veel van het goede zijn. Dat vond ook het
gemeentebestuur, dat veel liever zag dat de twee
bestaande ziekenhuizen konden worden uitgebreid. Na tal van besprekingen werd uiteindelijk
in 1955 een compromis bereikt, waarbij de stichting Het Protestants Ziekenhuis zich in feite aansloot bij het gemeentelijke Sophia Ziekenhuis. Het
akkoord behelsde onder meer, dat in het nieuw
te vormen stichtingsbestuur drie van de negen
leden door Het Protestants Ziekenhuis zouden
worden benoemd en dat er een kapel zou worden
gebouwd. Wellicht als onderdeel van de nieuwbouw, waarover al voorzichtig werd gesproken.
Plannen hebben vaak een lange tijd van voorbereiding en de realisering daarvan loopt dikwijls
ook vertraging op. Een prachtig voorbeeld daarvan waren de nieuwbouwplannen van het Sophia
Ziekenhuis. In 1956 gingen de voorbereidingen
van start, in 1960 gaf de minister van Volksgezondheid het groene licht en in 1965 volgde de
aanbesteding. Bouwbedrijf Moes moest echter
geduld hebben, want de financiering van het miljoenenproject was nog niet rond. Op 1 november
1967 kon op de Oosterenk dan eindelijk de bouw
van het nieuwe Sophia Ziekenhuis van start gaan.
De officiële opening werd op 17 oktober 1972 verricht door prinses Margriet.
Tenslotte nog even terug naar de redacteur
van de Zwolse Courant, die na zijn rondleiding in
1884 door het nieuwe Sophia Ziekenhuis op de
Bagijneweide de hoop uitsprak dat Zwolle nooit
meer door epidemieën getroffen zou worden. Dat
hij geen gelijk kreeg schreven we al, maar uitbraPrachtige luchtfoto
van vlak na de oorlog,
waarop het hele ziekenhuiscomplex mooi te
zien is. (Collectie HCO)
ZHT4 2013.indd 22 10-12-13 13:33
zwols historisch tijdschrift 187
ken van gevaarlijke ziekten als tyfus en pokken

Lees verder