
Zwols Historisch Tijdschrift
De Reformatie in Zwolle
Werelden van verschil
34e jaargang 2017 nummer 4 – 8,50 euro
ZHT4 2017.indd 1 23-1-2018 16:24:10
Suikerhistorie
Café Van Limburg, Van Karnebeekstraat 125
Het pand is in 1909 gebouwd als café in opdracht
van G.W. van Dun, zoon van een horeca-ondernemer, en ontworpen door de bekende Zwolse
Jugendstilarchitect G.G. Post (1877-1928). Het is
het laatste huis in de (toen nog geheten) Deventerstraat vlak bij de Hoge Spoorbrug. Kort na de
oorlog werd de straat omgedoopt in Van Karnebeekstraat, naar jonkheer mr. M.P.M. van Karnebeek, burgemeester van Zwolle tijdens de Tweede
Wereldoorlog.
G.W. van Dun woonde zelf vanaf 1910 op villa
Vijverberg aan de Beukenallee en verhuurde het
café. De pachters, onder meer B. Hoff en S. Zwiers,
komen in de Zwolse adresboeken voor als zetkastelein, koffiehuishouder en verlofhouder. Het
pand stond bekend als het Stations-koffiehuis,
waar op zaterdagavond kon worden gedanst
Op zaterdag 5 december 1936 opende de
nieuwe eigenaar, Engelbertus van Limburg (1877-
1957), het ‘van ouds bekende, geheel naar de
eischen des tijds’ her-ingerichte café. Er waren
volgens de Zwolse Courant prima consumpties te
verkrijgen en het biljart was van een uitstekende
kwaliteit. Zijn zoon Bernardus (1911-1980) volgde hem als eigenaar op. De naam van het pand
was na de oorlog veranderd in café Van Limburg
of Limburgia. De periode Van Limburg werd afgesloten rond 1975. Daarna kon men er pannenkoeken eten. Bovendien bood het onderdak aan de
Chr. HEAO-studentenvereniging Oikos Nomos.
Al geruime tijd is nu in het pand restaurant
La Terra Italiana gevestigd met een uitgebreide
Italiaanse keuken, waar je niet alleen pizza’s en
pasta’s kunt eten maar ook allerlei andere gerechten. Buon appetito.
174 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Wim Huijsmans
(Collectie ZHT)
Het pand van het voormalige café Van Limburg bij de Hoge Spoorbrug, tegenwoordig restaurant La Terra Italiana. (Foto Annèt Bootsma)
ZHT4 2017.indd 2 23-1-2018 16:24:15
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 175
Inhoud
Suikerhistorie Wim Huijsmans 174
De Reformatie in Zwolle
Werelden van verschil Jan Bijlsma 176
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 15: Hi-Ha-Happening
Jan van de Wetering 195
Evert en Marie Hartman en hun speelen theetuin Harry Koopman 208
Recent verschenen 219
Auteurs 221
Redactioneel
Vijf eeuwen geleden spijkerde Maarten
Luther zijn 95 stellingen op de deur van
de kapel in Wittenberg. Reden voor het
uitroepen van een herdenkingsjaar: ‘500 jaar
Reformatie’. Het Zwols Historisch Tijdschrift
besteedt in dit laatste nummer van 2017 aandacht
aan de Reformatie in Zwolle. Auteur Jan Bijlsma
schetst een boeiend beeld van de vele vormen die
de Reformatie in vijf eeuwen (en zelfs een beetje
meer) in Zwolle heeft gekregen.
Jan van de Wetering is in zijn tocht door de
jaren zestig inmiddels aangekomen in het jaar
1967. Zwolle droomt van grootse uitbreidingen en
er wordt geducht gesloopt in de binnenstad. Park
de Wezenlanden wordt aangelegd met de hulp
van werklozen die het verboden wordt machines
te gebruiken. Men vreest de moderne jeugdcultuur die in de grote steden in het westen van het
land opkomt. Door het oprichten van clubhuizen
hoopt men alles in goede banen te leiden. Het
verhindert niet dat ook wat Zwolse jeugd zich
buiten de voor hen gebaande paden ging treden.
De eerste Zwolse hippies worden gesignaleerd op
een boot in Frankhuis en bij een happening in het
Engelse Werk.
Hoe anders was de Zwolse jeugd aan het begin
van de twintigste eeuw. Die speelde in speeltuin
Hartman aan de Wipstrikkerallee. Auteur Harry
Koopman, nakomeling van de naamgever van de
speeltuin, vertelt over zijn familiegeschiedenis en
de geschiedenis van speel- en theetuin Hartman.
Geïnspireerd op theetuin Thijssen aan de Willemsvaart begon het echtpaar Hartman in de jaren
tien van de vorige eeuw een soortgelijke uitspanning aan de andere kant van de stad. Diverse zelfgemaakte attracties, versnaperingen en prieeltjes
waren een succesvolle formule voor een goedlopend familiebedrijf .
De redactie wenst u weer veel leesplezier.
Cover: Zwolle begin zeventiende eeuw, gezien
vanaf het Zwartewater. Anoniem. (Collectie
Stedelijk Museum Zwolle)
ZHT4 2017.indd 3 23-1-2018 16:24:16
176 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
I
n 1924 beweerde Albert Hyma, een Amerikaanse protestant met Nederlandse roots,
dat de Moderne Devotie voor het keerpunt
in de Europese geschiedenis heeft gezorgd. Geert
Grote (1340-1384) komt volgens hem de eer toe
de grondlegger te zijn geweest van wat hij de
christelijke renaissance noemt. Hij mag als de
spirituele vader van grote geesten als Thomas a
Kempis, Wessel Gansfort, Erasmus, Hegius, Agricola, Luther, Zwingli, Calvijn en Loyola worden
beschouwd.1 Deventer en Zwolle zouden dus de
bakermat van de Reformatie zijn geweest. Voor de
citymarketing van deze steden zou dat natuurlijk
geweldig zijn geweest. Maar helaas, de vlag kan
binnen blijven. Door de kerkhistoricus R.R. Post
is dit boek eind jaren zestig van de vorige eeuw
grondig gefileerd.2
L.J. Rogier had er eind jaren veertig al op
gewezen dat er vaak op erg simplistische wijze een
relatie tussen de Moderne Devotie en de Reformatie wordt gelegd. Zo van: ‘Geert Grote werkte aan
een hervorming, Luther werkte aan een hervorming; dus werkten beiden aan de hervorming.’3
Er zitten zeker enkele aanrakingspunten tussen Moderne Devotie en Reformatie, maar in de
kern blijft de eerste een echt rooms-katholieke
beweging. De devoten waren trouw aan de paus,
ze waren hartstochtelijke Maria-vereerders, ze
verleenden aflaten, geloofden in de verdiensten
van heiligen en hun tussenkomst bij God en, zoals
de negentiende-eeuwse kerkhistoricus Acqouy
dat formuleert, heeft de beweging ‘nooit de minste
overhelling tot het protestantisme getoond.’4
De brief aan de Romeinen
Niet met de Moderne Devotie maar met Luther
begon de Reformatie. Vaak wordt het publiceren
in 1517 van de 95 stellingen over de aflaatpraktijk
als het begin gezien. Dat is niet helemaal juist.
Naar hij zich later herinnerde, heeft Luther in de
herfst van het jaar 1515 of 1516 zijn fundamenteel
inzicht na intensieve studie en ingespannen peinzen gekregen dat de verhouding tussen God en
mens niet in de sfeer van het straffen en belonen
ligt, maar bepaald wordt door genade. In de brief
van de apostel Paulus aan de Romeinen was hij
getroffen door de zin dat God vrijspraak schenkt
aan allen die in Jezus Christus geloven. God eist
geen goede werken, maar vraagt om persoonlijk
vertrouwen in de vergeving der zonden.
Maarten Luther (1483-1546) was professor
aan de pas opgerichte universiteit van Wittenberg.
Hij was een man die enorm geworsteld had met
zijn geloof. Hij werd een tijdlang volledig in beslag
genomen door de vraag of hij ooit wel gered zou
worden. Als monnik had hij zich met grote ijver
geworpen op alle mogelijke goede werken. Maar
al dat vasten, waken en bidden had voor zijn
De Reformatie in Zwolle
Werelden van verschil
Jan Bijlsma
Maarten Luther met
zijn echtgenote Katharina von Bora in 1529.
Olieverf op paneel
door Lucas Cranach de
Oude. (Internet)
ZHT4 2017.indd 4 23-1-2018 16:24:17
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 177
gevoel geen enkel effect. Hij kwam in een grote
crisis terecht. Hoe heiliger Luther probeerde te
worden, des te meer werd hij zich zijn verlorenheid bewust. Hij vreesde dat God hem voor eeuwig verworpen had. Al die inspanning was dus
zinloos geweest. Hij ging God haten.
Grondige bijbelstudie leidde, zoals gezegd, uiteindelijk tot een verlossend inzicht. Voor Luther
was de consequentie van dit nieuwe inzicht dat
alle kerkelijke praktijken opnieuw vanuit het licht
van het Woord van God in de Bijbel doordacht
moesten worden.
Als we de rooms-katholieke kerk van rond
1500 vergelijken met een imposant gebouw waar
in de loop der tijden van alles verbouwd is en bijgebouwd dan kan Geert Grote gezien worden als
iemand die bouwvallige onderdelen wil slopen en
andere delen restaureren. Luther daarentegen ziet
herbouw op basis van de oude fundamenten als
enige mogelijkheid.
Met Luther breekt een nieuwe fase aan in
het christelijk denken. Niet goede werken, maar
alleen het geloof (sola fide) kan de relatie met God
herstellen. De praktijk om het leven van heiligen
na te volgen, heeft dan ook geen enkele betekenis
meer. Het geloof is dan ook niet een persoonlijke
prestatie, maar de vrucht van genade (sola gratia)
en het enige geschrift dat echt telt is de bijbel (sola
scriptura).
Binnen deze visie is er in het geheel geen ruimte meer voor de aflaat.
Aflaat
Volgens een definitie op de site van de KRO is
een aflaat een kwijtschelding van straffen die de
gelovige in het hiernamaals moet uitboeten.5 Deze
praktijk is in de vroege Middeleeuwen ontstaan
en wordt nog steeds gepraktiseerd. Vergeving van
zonden is duidelijk niet alleen een kwestie van
geloof zoals Luther meende. In de Katholieke Kerk
worden zonden vergeven in het sacrament van de
biecht. Daarmee is de kous nog niet af. Om voor
kwijtschelding in aanmerking te komen, moet
er boete worden gedaan. Men zou bijvoorbeeld
kunnen denken aan deelname aan een bedevaart,
het doen van vrijwilligerswerk of het doneren aan
een goed doel. De aflaat wordt verkregen na de
boetedoening en deelname aan de Heilige Mis en
het ontvangen van de communie en wanneer het
Onzevader is opgezegd en er is gebeden voor de
‘intenties van de paus’. Pas dan krijgt de gelovige
kwijtschelding van de louteringen in het hiernamaals.
Voor Luther vormde de aflaatpraktijk een
bewijs dat er veel mis was in de katholieke kerk.
Om van zijn schulden bij de paus af te komen
kreeg aartsbisschop Albrecht van Mainz van de
paus toestemming om een grote aflaathandel te
organiseren. De helft van de opbrengst mocht hij
voor afbetaling aanwenden, de andere helft zou
voor de bouw van de Sint Pieterskerk bestemd
zijn. Het ergerlijke was dat Albrecht er veel reclame voor maakte. Het zou gaan om een echte ‘aanbieding’. Echt berouw was niet nodig en omdat
de aflaatbrief ook in het stervensuur kon worden
ingelost was hij in de ogen van het volk praktisch
een vrijbrief om te zondigen.6 Dit was niet anders
dan lichtvaardige koophandel met de hemel.
Luther besloot daarom van dit onderwerp een
theologisch dispuut te maken. De 95 stellingen
vormden hiertoe een aanzet.
Simon Corver en Gerardus Listrius
Volgens de negentiende-eeuwse Franse schrijver
Victor Hugo is de uitvinding van de boekdrukkunst de grootste gebeurtenis in de geschiedenis
geweest. Het is de moeder van alle revoluties. Dit
geldt zeker in het geval van de Reformatie. Binnen
enkele weken waren de 95 stellingen van Luther
door heel Duitsland verspreid. De boekdrukkers hebben de kwestie tot een zaak van het volk
gemaakt.
M.E. Kronenberg, die onderzoek heeft gedaan
naar opstandige drukkers in de hervormingstijd,
stelt dat Zwolle destijds een uitstralingscentrum
van grote betekenis is geweest.7 In 1519 vestigde
Simon Corver zich in de stad. Hij noemde zijn
bedrijf Officina Corveriana. Over zijn leven is
nauwelijks iets bekend. In het Latijnse gedicht
Elegia vertelt hij dat hij als kloosterling vanwege
zijn lutherse opvattingen uit Amsterdam verdreven was. Na omzwervingen tot in Rusland toe
komt hij uiteindelijk in bona Suolla (het goede
Zwolle) terecht. Hij is erg enthousiast over de stad.
ZHT4 2017.indd 5 23-1-2018 16:24:17
178 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Waarom hij kort na maart 1523 Zwolle verlaat en
zich in Hamburg vestigt, is niet bekend.8 Bij de
Officina verschenen boeken van Erasmus. Van
Luther verschenen onder andere diens geschrift
over de vrijheid van een christenmens.
Het is niet uitgesloten dat Simon Corver op
verzoek van Gerardus Listrius, de rector van de
Latijnse school, naar Zwolle is gekomen. Gerardus Listrius (Gerrit Lijster) werd in 1490 in Rhenen geboren en was van 1516 tot 1523 rector van
de Zwolse Latijnse school. Het was een man die
toen hij in Zwolle werd aangesteld al een behoorlijke staat van dienst had. Na in Deventer en Leuven te hebben gestudeerd, ging hij naar Bazel,
waar hij met de toen al overal bekende humanist
Desiderius Erasmus kennis maakte. Op diens
verzoek verrichtte Listrius allerlei correctiewerkzaamheden en schreef een commentaar op de
Lof der Zotheid. Eenmaal in Zwolle zag hij het als
zijn taak om de Zwolse jeugd voor de opvattingen van Erasmus enthousiast te maken. Hij stond
in een nauwe betrekking tot de Officina Corveriana. Voor Corver keurde en selecteerde hij de te
drukken boeken. In tegenstelling tot de stedelijke
overheid die er trots op was om een dergelijk
geleerd man in haar stad te hebben, waren de
broeders van het Dominicanenklooster buitengewoon argwanend. Dat Listrius zo enthousiast
het denken van Erasmus propageerde, was hen
een doorn in ’t oog en dat hij ook nog eens goede
contacten onderhield met die ketterse Luther
werd door de broeders als hoogst gevaarlijk
beoordeeld. Het duurde dan ook niet lang of
Listrius werd vanaf de kansel door de prior van
het klooster van ‘lutherije’ beticht. De dominicanen waren geharnaste tegenstanders, maar
Listrius liet zich niet onbetuigd en reageerde in
de tweede helft van 1520 met een opmerkelijke
theologische brief (Epistula theologica adversus
Dominicanos Suollenses) gericht aan de prior.
Afgaande op zijn toon, moet Listrius een strijdbare man zijn geweest:
‘Jij bent hier in Zwolle degene die het eerst de
strijdtrompet geblazen heeft. Jij hebt in je preekjes,
die overigens alleen door vrouwtjes bezocht worden die er toch niets van begrijpen, de zaak van
Luther ter sprake gebracht. Wanneer er iemand is
Een uitgave van een
werk van Listrius door
Corver. Tekst op het
titelblad: Gerardi Listrii
Rhenensis, De figuris
et tropis opusculum.
Onderaan het wapen
van Zwolle. (Internet)
Desiderius Erasmus
(1466/69-1536),
olieverf door Lucas
Cranach de Oude.
(Collectie Boijmans
Van Beuningen)
ZHT4 2017.indd 6 23-1-2018 16:24:18
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 179
die de werken van Luther leest, dan hebben we dat
alleen aan jou te danken, want jij hebt zijn naam
hier bekendgemaakt. Door voor diens geschriften
te waarschuwen en ze te verbieden, heb jij bij allen
de nieuwsgierigheid opgewekt om ze wel te lezen,
want de mens streeft altijd naar het verbodene.’9
In de brief wordt uitgebreid ingegaan op theologische kwesties als de rechtvaardiging door
het geloof, de biecht, de mis en de macht van de
paus. Voor Listrius is de bijbel de enige bron van
waarheid en kan de zondaar alleen gered worden
door het geloof. En het is dit geloof dat de kerk
zou moeten uitdragen. De dominicanen zullen
zich ongetwijfeld diep beledigd hebben gevoeld,
toen Listrius onomwonden stelde dat allen die dit
weigeren te belijden geëxcommuniceerd moeten
worden. Uiteraard bleven de dominicanen bij
hun gelijk en het was uiteindelijk Listrius die het
in Zwolle te heet onder de voeten werd en naar
Amersfoort vertrok. Over zijn verdere levensloop
is niets bekend.
Wat het optreden van Listrius zo interessant
maakt, is dat de gangbare opvatting als dat het
lutheranisme alleen in grote handelscentra als
Antwerpen, Brugge en Amsterdam voet aan de
grond had gekregen, aan herziening toe is. Er
moet in Zwolle een kring van mensen zijn geweest
die open stond voor de nieuwe radicale opvattingen van Luther. De drukkerij van Corver en een
publicatie als Listrius’ Epistola Theologica getuigen
hiervan. Het is de historicus Bart Jan Spruyt die
deze tekst na het nodige speurwerk op basis van
een achttiende-eeuwse editie heeft uitgegeven.
Het zou de moeite waard zijn dat deze tekst middels een vertaling voor een breder publiek toegankelijk wordt gemaakt.
Een schuilkerk aan de Blijmarkt
Het lutheranisme heeft vanaf het begin slechts
een marginale rol in de Nederlandse gewesten
gespeeld. In tegenstelling tot Duitsland en de
Scandinavische landen moest ze het zonder de
steun van de landsheer stellen. Het Habsburgse
gezag dat vanuit Brussel regeerde wist door drastische maatregelen de groei van de ‘secte luteriaen’
te frustreren.
Lutheranen hebben een zeer bescheiden rol
gespeeld in het reformatieproces in de Nederlandse gewesten. Het zijn uiteindelijk de calvinisten
die het karakter van de Reformatie in Nederland
zullen bepalen. Na 1580 deelden zij op kerkelijk
terrein de lakens uit. Het was de lutheranen niet
toegestaan om openlijk hun geloof te belijden. In
Zwolle werd het hun pas in 1649 toegestaan aan
de Blijmarkt een kerk te openen, maar deze werd
kort na de opening op last van de gereformeerde
kerkenraad alweer gesloten. In het jaar daarop
kregen ze zelfs een boete, omdat ze illegaal in het
nieuwe gebouw bijeenkomsten belegden. Pas
sinds 1661 mochten de lutheranen van de stedelijke overheid ‘met ogenluickinge hun religie in
vrijheid uitoefenen’.10
Deze kerk aan de Blijmarkt is aanmerkelijk
bescheidener van opzet dan de tussen 1406 en
1466 gebouwde Sint Michaëlskerk (Grote Kerk)
aan de Grote Markt, met een toren die met zijn
bijna 120 meter de hoogste van Nederland was.
De luthersen hadden zo’n ruimte niet nodig.
Luther had immers afstand genomen van de
rooms-katholieke opvatting dat de kerk het
Lichaam van Christus is. In de Michaëlskerk stond
het altaar centraal. Het altaar waar Christus zich
in de eucharistieviering door het geconsacreerde
brood, de hostie, aan de gelovigen geeft die daardoor met het Mystieke Lichaam van Christus, de
kerk, verenigd worden. Voor Luther stond niet het
De uit 1649 daterende
lutherse kerk, rechts,
aan de Blijmarkt
omstreeks 1910. Links
schouwburg Odeon.
(Collectie HCO)
ZHT4 2017.indd 7 23-1-2018 16:24:18
180 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
altaar centraal, maar de kansel. Vanaf de kansel
werd het Woord verkondigd.
Gemeente zonder vlek of rimpel
In de Zwolse Wolweverstraat staat de doopsgezinde kerk, een kerk die evenals de lutherse kerk
oogluikend werd toegestaan. Het huidige gebouw
stamt uit het midden van de negentiende eeuw.
Het oorspronkelijke, heel bescheiden gebouw was
onopvallend achter een rijtje bestaande huisjes
gebouwd. Net als de lutherse kerk was het een
schuilkerk, dat wil zeggen een kerk die van buiten
niet echt als kerk herkenbaar mocht zijn. In geen
geval mocht het gebouw bij de calvinisten (gereformeerden) ergernis opwekken. Klokgelui was
verboden en gezang mocht buiten niet hoorbaar
zijn.
De doopsgezinde gelovigen die in 1639
het pand betrokken, streefden er naar om een
‘gemeente zonder vlek of rimpel’ te zijn. Ze wilden
terug naar de praktijk van de eerste christengemeente. Ze wilden een heilige kerk zijn en die
intentie moest in daden tot uiting komen. Alles
wat niet in de bijbel stond, moest verwijderd worDe St. Michaëlskerk
(Grote Kerk) met de
destijds hoogste toren
van Nederland, midden
zeventiende eeuw. Tekening door Abraham
Beerstraaten. (Collectie
Stedelijk Museum
Zwolle)
ZHT4 2017.indd 8 23-1-2018 16:24:19
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 181
den. Ze verwierpen daarom de kinderdoop. De
doop was slechts voorbehouden aan mensen die
als volwassenen belijdenis hadden gedaan. Voor
de doopsgezinden vormde de Bergrede (Mattheüs
5-7) de kern van de Bijbel. Op basis van die tekst
weigerden ze een eed af te leggen, een zwaard
te dragen en een functie in het stadsbestuur te
bekleden. In Zwolle respecteerde de magistraat
de weigering van de doopsgezinden om wapens te
dragen. Als vervangende opdracht werd van hen
verwacht een eigen brandspuit te onderhouden
en te bedienen.11 ‘Stillen in den lande’; zo werden
ze vaak genoemd. De uitdrukking is ontleend aan
psalm 35, 20 en duidt op rustige, vreedzame burgers die graag een stil leven zouden leiden en niet
deelnemen aan daden van geweld.
Toch hadden hun doperse geestverwanten
honderd jaar eerder voor een geweldige onrust
weten te zorgen toen in 1533 het bericht de ronde
deed dat in Münster, in Westfalen, het Nieuwe
Jeruzalem uit de hemel zou nederdalen en aan
de wederdopers daar de heerschappij over alle
landen zou geven. De uit Holland afkomstige
Matthijs de Bakker en Jan van Leyden hadden
daar de macht gegrepen en oefenden een waar
schrikbewind uit. Toen een poging van de bisschop om de stad te heroveren op een fiasco
uitliep, werd dat als een groot wonder geduid. Er
werden zendboden naar de Nederlanden gestuurd
met een brief die repte van ‘een groot wonder dat
in Münster had plaatsgevonden’. In dezelfde brief
werden Nederlandse broeders en zusters opgeroepen zich in Genemuiden en bij het Bergklooster
nabij Zwolle te verzamelen om van daaruit naar
de beloofde stad op te trekken.12 Voor het stadsbestuur was het ronduit alarmerend wat er allemaal
gebeurde. Men bleek echter goed op de hoogte te
zijn. Toen er namelijk bij Genemuiden 27 schepen
met strijdlustige wederdopers die goed voorzien
waren van trommels, slagzwaarden, spietsen en
hellebaarden aanmeerden, werden ze opgewacht,
ontwapend en weer naar huis gestuurd. Het bleken vaak simpele zielen te zijn. De leiders werden
gearresteerd en berecht.13
Er was echter ook een grote groep – een
‘untellicke mennichvoldicheit van man, wijf ende
kinder’– die op 24 maart 1534 door stedelijke
troepen bij Bergklooster in de boeien werd geslagen. Uiteindelijk werden alleen de aanvoerders
duchtig aan de tand gevoeld en geëxecuteerd. Hun
lichamen werden in ongewijde grond bij de Sassenpoort begraven.14
De verdreven bisschop stelde ondertussen een
nieuw leger samen en belegerde Münster. In juni
1535 kwam een eind aan het beleg. Twee mannen
wisten op een nacht te ontsnappen en gaven informatie over zwakke plekken in de verdedigingswal.
In de nacht van 24 juni 1535 lanceerden de belegeraars een verrassingsaanval, drongen de stad binnen en wisten het verzet te breken.
Bij de overwinning van de bisschop heeft
Zwolle samen met Deventer en Kampen een,
weliswaar bescheiden, bijdrage geleverd. In de
geschiedenis van het beleg wordt dit namelijk speciaal vermeld. Het gaat dan om de Zwolse ‘slange’,
een soort kanon dat namens de drie steden door
de Zwolse schepen Geert van Yrthe naar het
De doopsgezinde kerk
in de Wolweverstraat 9,
1925. (Collectie HCO)
ZHT4 2017.indd 9 23-1-2018 16:24:19
182 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
strijdperk werd gebracht. Of men daar veel met
het wapen heeft gedaan is nog maar de vraag. Een
hele lading ongebruikte kanonskogels werd geretourneerd.15
Haat tegen het oude geloof
Voor Nederland is het hele proces van hervorming
onlosmakelijk verbonden met de Opstand, de strijd
tegen het Spaanse streven om de Nederlanden
in het Habsburgse Rijk te integreren. Vanaf het
moment in 1566 wanneer Alva door de Spaanse
koning Philips II naar Nederland wordt gestuurd
om orde op zaken te stellen, escaleerde het conflict.
De drijvende kracht achter de Opstand is Willem
van Oranje geweest. Hoewel zijn moeder luthers
was en hij aan het hof van Karel V een katholieke
opvoeding had genoten, was hij er snel achter gekomen dat zijn strijd alleen kans van slagen had als
hij hulp zou krijgen van de calvinisten. Deze calvinisten waren volgens Jan Romein ‘zózeer overtuigd
én van de rechtvaardigheid van hun haat tegen het
oude geloof én van de waarheid van het nieuwe
geloof waarvan hun lippen overliepen, dat alle
vervolging de voortgang daarvan niet alleen kon
stuiten, maar zelfs bevorderen moest.’ 16
Haat tegen het oude geloof. Inderdaad, en de
haat was groot. Het is Johannes Calvijn (1509-
1564) geweest die de basis heeft gelegd voor die
vorm van protestantisme, die het grootst mogelijke contrast met de rooms-katholieke kerk vormde. In het calvinisme vond een grote schoonmaak
plaats. Door het leerstuk van de predestinatie was
er geen enkele basis meer voor de leer der goede
werken. Je was gered of niet. De roomse mis werd
als afgodendienst aan de kant geschoven. De eredienst werd beperkt tot preek, gebed en het zingen
van oudtestamentische psalmen. Beelden, kruisen, kaarsen en altaren werden verwijderd en de
orgels verkocht.
De haat tegen het oude geloof kwam heel duidelijk tot uiting in de Beeldenstorm uit 1566. Een
preek van de predikant Sebastiaan Matte op 10
augustus in het West-Vlaamse Steenvoorde liep
uit op een orgie van vernielzucht. In Mattes preek
zal ongetwijfeld het oudtestamentisch gebod dat
de mens zich ‘geen gesneden beeld’ mag maken
een rol hebben gespeeld. Het waren de leiders van
de calvinisten die mensen uit de onderste bevolkingslagen betaalden om kerkinterieurs te vernielen. De Beeldenstorm was een samengaan van
weloverwogen handelen van overtuigd calvinistische leiders en tot nog toe onderdrukt gebleven
volkssentimenten.17
Voor deze leiders was dit ‘stormen’ van kerken
gelegitimeerd door een beroep op artikel 36 van
de in 1562 verschenen Nederlandse geloofsbelijdenis van Guido de Brès. Artikel 36 gaat over de
overheid. De overheid, zo gaat de tekst, staat niet
alleen voor de taak om acht te geven op de openbare orde maar ‘ook de hand te houden aan de heilige kerkdienst, alle afgoderij en valse godsdienst
te weren en uit te roeien, het rijk van de antichrist
te vernietigen.’ De paus was de antichrist en zijn
kerken bolwerken van afgoderij. Uitroeien daarvan was dus geboden.
De Beeldenstorm raasde als een wervelwind
in noordelijke richting, maar nam, hoe verder die
kwam, af in verwoestende kracht. In Zwolle bleef
het bij een aan diggelen geslagen beeld op een zuil
op het St. Michaëlskerkhof.18 Veertien jaar later
zou echter ook het interieur van die parochiekerk
aan de vernielwoede ten prooi vallen.
Johannes Calvijn
(1509-1564). (Internet)
ZHT4 2017.indd 10 23-1-2018 16:24:19
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 183
Voor Willem van Oranje betekende deze
‘storm’ een grote teleurstelling. Wat hem voor
ogen stond was een brede protestantse kerk naast
de katholieke. Hij beleed een algemeen christendom dat los stond van de verschillende kerken.19
Die gedroomde harmonie was nog ver te zoeken.
Veeleer kwamen door de Opstand protestanten
en katholieken onverzoenlijk tegenover elkaar te
staan. In 1580 liep het in Zwolle finaal uit de hand
en er dreigde even een regelrechte burgeroorlog.
Eenige twijspalt
Dat de harmonie in Zwolle in de zomermaanden
van 1580 verder weg was dan ooit komt duidelijk
aan het licht als een tamelijk onschuldig voorval
tot een enorm conflict met ettelijke doden blijkt te
kunnen escaleren.20
De aanleiding tot de ongeregeldheden was
tamelijk onschuldig. Op 15 juni maakte een
katholieke inwoner een ommetje. Op de markt
werd hem door een viertal gereformeerde stadgenoten de weg versperd. Omstanders gingen zich
er mee bemoeien en er ontstond een vechtpartij.
Om de orde te herstellen kwam de wacht in actie.
De kleine kanonnen die op de markt stonden werden door hen in stelling gebracht en de ruziemakers namen positie in. De gereformeerden bleven
bij de wacht en de katholieken verschansten zich
in de Diezerstraat. Het conflict ontwikkelde zich
tot een heuse strijd. De gereformeerden deden
een beroep op medestanders in Amsterdam om
hulp te bieden. De Amsterdammers riepen op hun
beurt ook Enkhuizen en Hoorn te hulp. Met succes. Op 19 juni staken twee compagnieën van in
totaal 225 man voetvolk uit die steden de IJssel bij
Oldeneel over. Bij de Sassenpoort kwamen ze stad
binnen. Het verzet van de katholieke Spaansgezinden werd nu gebroken. Ook steden als Kampen en
Hattem waren met soldaten en burgers de Zwolse
gereformeerden te hulp geschoten. Voor een
aantal burgers uit Kampen had de poging om de
Zwollenaren te helpen fatale gevolgen gehad. Ter
hoogte van ’s-Heerenbroek waren ze in de armen
van katholieke boeren gelopen. Twaalf Kampenaren werden vermoord. De schermutselingen
binnen de stadsmuren hadden aan gereformeerde
zijde een viertal doden en aan katholieke zijde
een zestal geëist. Er vielen niet alleen doden te
betreuren. Huizen van katholieke burgers werden
geplunderd en ook de St. Michaëlskerk moest het
ontgelden.
‘In de Michaelskerke wierden ook, hetzij in
het begin, hetzij in het einde deser oploop, alle de
beelden gestormd, de autaren ter aarde nedergeworpen en alle cieraden en frajigheden vernielt.
Het pragtige tabernakel van het hoge Autaar,
schoon eenige 1000 cronen waardig, wierdt mede
niet gespaard en geheellijk in stukken geslagen en
verbrijselt.’
Aldus Burchard Joan van Hattum in zijn
geschiedenis van Zwolle.21 Er kan nog aan worden
toegevoegd dat de geuzen op de Grote Markt drie
vuren aanstaken en het kerkelijk goed uit de kerk
verbrandden.
Later, in 1614, toen Zwolle al een protestantse
stad was geworden, moest de sacristie wijken
voor het nieuwe gebouw van de Hoofdwacht.
Met de op de gevel aangebrachte tekst Vigilate et
Orate (waakt en bidt) werd door de magistraat
aangegeven dat de burgerlijke overheid er voor de
publieke zaken van de burgers was en de kerk voor
geestelijke zaken.
De Hoofdwacht met het
voor de scheiding tussen
staat en kerk symbolische opschrift Vigilate
et Orate, waakt en bidt.
Foto uit 1948. (Collectie
HCO)
ZHT4 2017.indd 11 23-1-2018 16:24:20
184 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Gezicht op Zwolle van
over het Zwartewater.
Op de voorgrond twee
geknielde mannen die
tot God smeken: miserere mei Deus, Heer
ontferm U over mij.
1629. (Collectie HCO)
ZHT4 2017.indd 12 23-1-2018 16:24:20
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 185
ZHT4 2017.indd 13 23-1-2018 16:24:21
186 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Weerbarstige praktijk
Het calvinisme heeft de Nederlanden vanuit
Frankrijk veroverd. In Frankrijk waren veel
mensen in de ban geraakt van de opvattingen
van Johannes Calvijn die in 1559 in Genève een
academie had opgericht die tot een internationaal centrum was uitgegroeid. De vorming van
een vroom en strijdbaar geslacht was het doel
van deze instelling. Wat echter voor veel mensen
het meest tot de verbeelding sprak, was de wijze
waarop Calvijn de stad had gereorganiseerd. Hij
had er een theocratie van gemaakt, wat inhield
dat alle terreinen van het maatschappelijk leven
aan de Soevereiniteit Gods onderworpen moesten
worden. Ook de overheid was aan het Woord van
God onderworpen.
Calvijn had in Genève de strijd aangebonden tegen alles wat hij als zedeloosheid zag. Het
bezoek aan herbergen werd verboden. Er stonden
strenge straffen op dansen, kaartspelen, echtbreuk, ontucht, godslastering. Er werd op gelet of
kinderen wel hun ouders gehoorzaamden en of
kerkdiensten niet werden verzuimd. Ouderlingen
hadden elk een eigen wijk en hadden het recht om
elke woning binnen te gaan om te controleren of
de bewoners zich wel aan Gods geboden hielden.
Voor veel calvinistische predikanten was de
Geneefse praktijk een lichtend voorbeeld dat tot
navolging inspireerde. Ook in Zwolle was dat
het geval. Zo verwachtte de kerkenraad van de
burgerlijke overheid medewerking om het maatschappelijk leven te hervormen. Het bestuur ging
hierin ten dele mee. Het was bereid om toe te zien
op het naleven van de zondagsrust en het verbieden van herbergbezoek tijdens de preek.
De kerkenraad kon de magistraat er evenwel niet toe overhalen om een jaarlijks festijn
als de Johannes-bieren af te schaffen. Dit waren
buurtfeesten. De oproep tot matigheid en een
christelijke levenswandel vond weinig gehoor.
De praktijk bleek erg weerbarstig te zijn. Allerlei
gewoonten en gebruiken, vaak eeuwenoud, bleken
moeilijk uit te roeien. In februari 1666 achtte het
stadsbestuur het nog nodig om een plakkaat uit
te vaardigen ‘tegens de insolenties voor dese in de
vastelavontsdage (= Carnaval) met ganse-trecken,
hoender-smiten, mommeriën, sweertdansen en
anders gepleget.’22 Wel was het gelukt om in 1644
een eind te maken aan de St. Nicolaasmarkt op de
huidige Oude Vismarkt, waar men tot ’s avonds
laat koeken, zoetigheden en andere lekkernijen
kon kopen. Sinterklaas was een rooms feest en
daar moest een einde aan worden gemaakt.
Op het punt van de zondagsviering werden
veel overtredingen geconstateerd. De plaatselijke
herberg was een geduchte concurrent. Andere
vormen van vermaak waren: tonnensteken, ganstrekken, papegaaischieten, hanengevechten, danspartijen, kaatsen. Ook de elite werd berispt als er
bij festijnen gedanst werd.
Toch was er een duidelijke tegenstelling tussen predikanten en regenten. Predikanten vonden
conform artikel 36 dat alle andere religies uitgebannen moesten worden. Regenten moesten daar
niets van hebben. Zij neigden op praktische en
politieke gronden tot een beleid van leven en laten
leven. Zij wensten eenvoudig geen onrust.23
Alle arbeid is ter ere Gods
In zijn Geschiedenis van Zwolle geeft Jan ten Hove
een overzicht van het aantal lidmaten van de gereformeerde kerk in 1621.24 Het aantal mensen dat
lidmaat was, dat wil zeggen mensen die belijdenis
hadden gedaan, bedroeg 833. Interessant is de
informatie die Ten Hove over de achtergrond van
deze mensen geeft. Onder de lidmaten bevonden
zich mensen van alle rangen en standen, van welgestelde regenten tot onbemiddelde textielarbeiders. De middengroep van gevestigde ambachtslieden lijkt evenwel het best vertegenwoordigd te
zijn. Wat de beweegredenen van deze mensen is
geweest om zich bij de gereformeerde kerk aan
te sluiten, valt natuurlijk niet meer te achterhalen. Maar dat het calvinisme onder de gevestigde
ambachtslieden aantrekkingskracht heeft, is niet
toevallig. Het calvinisme heeft namelijk een specifieke kijk op beroep en arbeid geïntroduceerd
die bevorderlijk is geweest voor de economische
ontplooiing .
Met andere protestantse richtingen deelt het
calvinisme de opvatting dat de ware vroomheid
niet bestaat uit een vlucht uit de wereld, maar
gezocht moet worden in het alledaagse werk, in
gezin, in beroep, maatschappij, school en staat.
ZHT4 2017.indd 14 23-1-2018 16:24:21
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 187
Uiteindelijk dient alle arbeid verricht te worden
ad majorem dei gloriam, tot meerdere eer en glorie van God. Een mens moet woekeren met zijn
talenten en succes hebben is een teken van uitverkoren zijn. Deze kijk op arbeid met zijn nadruk
op het zakelijke, nuchtere en beheerste sloot naadloos aan bij het opkomend kapitalisme. Van de
ondernemer wordt verwacht dat hij de gemaakte
winst weer in het bedrijf investeert; er goede sier
mee maken is zonde. Verder is belangrijk geweest
dat Calvijn afstand heeft genomen van het in
het canonieke (kerkelijke) recht geformuleerde
verbod om rente te nemen. Volgens hem is er van
een algemeen renteverbod in de bijbel ook geen
sprake. Het rentepercentage mocht echter niet
boven de 5 procent uitkomen. Samenvattend kan
gezegd worden dat door Calvijn aan het menselijk
beroep in het algemeen en aan de handel in het
bijzonder adeldom is gegeven. Het calvinisme
heeft door deze andere visie op arbeid en geld verdienen een stimulerende invloed op de ondernemingszin kunnen uitoefenen. Het is ook zeker een
van de factoren geweest die het ontstaan van het
moderne kapitalisme hebben gestimuleerd.
Een kosmische rangorde
Het protestantisme is verre van een eenheid. Er
zijn lutheranen, doopsgezinden, calvinisten,
remonstranten, christelijk gereformeerden,
Nederlands gereformeerden, en ga zo maar door.
Ondanks alle onderlinge verschillen hebben ze
gemeen hun afstand tot het rooms-katholicisme.
Anders gezegd: het protestantisme heeft radicaal
gebroken met het wereldbeeld dat eeuwenlang,
tot aan de dag van vandaag, aan de basis van de
rooms-katholieke mens- en wereldbeschouwing
heeft gelegen. Anders dan protestantse stromingen gaat het rooms-katholicisme namelijk uit
van het bestaan van een kosmische hiërarchie of
rangorde.
Zwolle begin zeventiende eeuw, gezien vanaf
het Zwartewater. Anoniem. (Collectie Stedelijk Museum Zwolle)
ZHT4 2017.indd 15 23-1-2018 16:24:22
188 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Er is een hemelse en er is een aardse hiërarchie. God staat aan de top en is de schepper van
het geheel. De katholieke leer gaat ervan uit dat
de hemelse hiërarchie uit negen engelenkoren
bestaat. Aan de top van de aardse rangorde staat
de paus, die de plaatsvervanger van Christus op
aarde is. Hij is het hoofd van de kerk, van het mystieke lichaam van Christus. De kerk is van bovennatuurlijke oorsprong en heeft bovennatuurlijke
verlossingsmacht.
Anders dan in het protestantisme is de individuele gelovige opgenomen in een bovennatuurlijk
netwerk. Zo heeft ieder mens een persoonlijke
engelbewaarder die volgens de katholieke traditie
door God is aangesteld om de mens te verlichten,
te beschermen, te geleiden en te besturen. Deze
engelbewaarders horen tot de laagste rang van
de hemelse hiërarchie.25 En dan zijn er ook nog
de heiligen die aangeroepen kunnen worden als
voorsprekers bij God. Zij kunnen proberen God
mild te stemmen als een gelovige iets verzoekt.
Ook de kloosters spelen een grote rol in deze
kosmische orde. De kerkhistoricus J.A. Mol
bestempelt de kloosters heel treffend als dienstverlenende instellingen, bij wie men zich kon
verzekeren tegen de risico’s van het hiernamaals.
De monniken en nonnen vormden het spiegelbeeld van de hemelse engelen door met een niet
aflatende cyclus van koordiensten aan God eer te
bewijzen. Zij smeekten voortdurend Gods zegen
af voor de christenheid, zichzelf en hun begunstigers. Door geld en goederen aan het klooster
te doneren konden gebeden worden gefinancierd
om het verblijf in het vagevuur te bekorten. De
gedachte was dat hoe strenger de monniken leefden, des te succesvoller de gebeden zouden zijn.26
Ook de heilige maagd Maria speelt een cruciale rol in dit bovennatuurlijke netwerk. Zij is middelares en mede-verlosseres.
Dat katholieken een andere visie op arbeid
hadden dan lutheranen, doopsgezinden en calvinisten heeft alles te maken met het achterliggende
mens- en wereldbeeld. Voor het rooms-katholieke
denken gold, en geldt, dat hoe hoger iets in de
rangorde stond, hoe dichter dat bij de zuiver geestelijke lichtwereld was. Hoe dichter bij het laagste,
hoe meer materie. Des te hoger in de rangorde,
des te dichter bij God. De hoogste maatschappelijke stand, de geestelijkheid, stond dichter bij
de wereld van de zuivere geest dan de adel, die
op zijn beurt weer in rangorde boven boeren en
ambachtslieden stond. Voor Calvijn gold daarentegen dat elke arbeid uiteindelijk dient tot meerdere eer en glorie van God.
In dit verband mag nog even worden opgemerkt dat de fraters van de Moderne Devotie nog
helemaal binnen de gangbare katholieke kaders
dachten. Elke keer namelijk als zij er in slaagden
een leerling van de Latijnse school af te houden
van een wereldlijke carrière dan waren ze zeer verheugd en dan was het of ze net op tijd een ziel uit
de klauwen van de duivel hadden gered.27
Algemeen priesterschap der gelovigen
In zijn in 1520 gepubliceerd geschrift Aan de
christelijke adel van de Duitse natie over de verbetering van de christelijke samenleving bepleit Luther
een einde te maken aan de tot dan toe geldende
heilshiërarchie. Volgens hem zijn ‘paus of bisschop niet meer dan de geringste priester en deze
is niet meer dan een gewoon christenmens, al
was het vrouw of kind, want ieder die uit de doop
gekropen is, is priester en kan de naaste, die hem
zijn schuld belijdt, in naam van God de zonde
vergeven.’28
Dat er tussen de gelovige en God geen priester
meer staat, heeft er toe geleid dat er binnen het protestantisme een grote nadruk op de persoonlijke
geloofsverantwoordelijkheid kwam te liggen. Het
leidde ook tot andere machtsverhoudingen. De
kerk is dan niet meer het Lichaam van Christus
waarin alle gezag van boven komt en waar Rome
altijd het laatste woord heeft. De kerkvader Augustinus kon in één van zijn preken nog zeggen: Roma
locuta, causa finita (Als Rome gesproken heeft, dan
is de zaak besloten). Voor een protestant is dat vloeken in de kerk. Het is niet het hoofd van de kerk
die beslist, maar de kerk die niets anders is dan ‘de
vergadering der gelovigen’ en binnen die vergadering is een predikant niets anders dan een ‘dienaar
des Woords’. Predikanten worden niet van boven af
aangewezen, maar door de gemeenteleden.
Het afscheid van de katholieke gezagsstructuur had ook een keerzijde: er ontstond een voeZHT4 2017.indd 16 23-1-2018 16:24:22
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 189
dingsbodem voor allerlei scheuringen en afscheidingen. Het begon al in het begin van de zeventiende eeuw met de strijd tussen de ‘rekkelijken’ en
‘preciezen’ over Calvijns leer van de predestinatie.
In de zogenaamde ‘nadere reformatie’ die zich
concentreerde op het innerlijk leven was er kritiek op de lakse praktijk van de publieke kerk. Er
was veel strijd en de door Willem van Oranje zo
gewenste harmonie was ver te zoeken.
Grote scheuringen vonden plaats in de negentiende eeuw. Zo was er de Afscheiding van 1834
en de Doleantie van 1886. In Zwolle getuigen de
Plantagekerk en de Oosterkerk daar nog van. Een
voor veel kerkmensen traumatische ervaring was
de kerkscheuring in 1944, die tot het ontstaan van
de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt zou leiden.
De erfenis van de Reformatie in Zwolle
Hemelsbreed liggen de Plantagekerk aan de Ter
Pelkwijkstraat en de Oosterkerk aan de Bagijnesingel een paar honderd meter van elkaar verwijderd. Het zijn fraaie gebouwen en ze staan op de
monumentenlijst. De Plantagekerk werd in 1875
in gebruik genomen en de Oosterkerk in 1888. De
Plantagekerk is aan de oostzijde op een houten
paalconstructie gefundeerd op de plek waar ooit
de Aa de stad binnen stroomde. Het is zonder
meer een markant gebouw.
De Oosterkerk wordt ook wel de kerk van
de Doleantie genoemd. De doleantie was de
kerkscheuring die in 1886 had plaats gevonden
onder leiding van dominee Abraham Kuyper.
De Plantagekerk was de kerk van de christelijk
gereformeerden, die een combinatie waren van
twee groeperingen die na de Afscheiding uit 1834
waren ontstaan. Nadat in 1892 de christelijk gereformeerden met de Nederduitsch gereformeerden
van Kuyper herenigd waren, werd de PlantageDe Plantagekerk aan
de Ter Pelwijkstraat,
1976. (Collectie HCO)
ZHT4 2017.indd 17 23-1-2018 16:24:23
190 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
kerk heel prozaïsch Gereformeerde Kerk A en
de Oosterkerk Gereformeerde Kerk B genoemd.
Niet iedereen was even content met dit huwelijk.
In 1895 blies een kleine groep nieuw leven in de
christelijk gereformeerde kerk. Ze vestigden zich
aan de Thorbeckegracht, in de Noorderkerk, ook
wel klumpieskerk genoemd.
Plantagekerk en Oosterkerk gingen weer uit
elkaar toen in 1944 de Kampense hoogleraar
Klaas Schilder met zijn ‘Vrijmaking’ de relatie met
de gereformeerde kerk verbrak. Het ging inhoudelijk om de visie op het leerstuk van de predestinatie, waarover in de zeventiende eeuw remonstranten en contraremonstranten ook al strijd hadden
geleverd. Onenigheid over de te volgen procedure
om tot een oplossing te komen heeft eveneens
bijgedragen tot een escalatie van het conflict. De
scheuring liep dwars door families heen. Van de
ene op de andere dag konden mensen diametraal
tegenover elkaar komen te staan.
De relatie tussen de nieuwe Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Kerk verhardde doordat de vrijgemaakten zich als de enige
legitieme voortzetting van de gereformeerde kerk
beschouwden.29 De vrijgemaakten wilden van
geen enkel compromis iets weten. Zij vormden de
ware kerk. Wie naar de Oosterkerk ging, ging naar
de valse kerk en betrad daar het voorportaal naar
de hel. Heil of hel, daar ging het om.30
In de Plantagekerk en al die andere vrijgemaakte kerken ontstond de roep om een zogenaamde ‘doorgaande reformatie’. De vrijgemaakten kregen een eigen krant, het Nederlands Dagblad, en een eigen politieke partij, het GPV, het
Gereformeerd Politiek Verbond. In het jaar 2000
besloot het GPV om samen met de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) verder te gaan als
ChristenUnie. Verder werden er tal van gereformeerde scholen opgericht, zoals in 1959 in Zwolse
het Greijdanus College dat tegenwoordig ook
vestigingen in Hardenberg, Meppel en Enschede
heeft. Kars Veling en Arie Slob, oud-fractievoorzitters van de ChristenUnie, zijn beiden werkzaam
geweest op het Greijdanus College.
De Oosterkerk aan de
Bagijnesingel. (Collectie
HCO)
ZHT4 2017.indd 18 23-1-2018 16:24:25
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 191
Nederlands Gereformeerd en
Gereformeerde Kerk Hersteld
Het duurde niet lang of er kwam verzet tegen de
gedachte dat de vrijgemaakten de enige ware kerk
vormden en dat elke vorm van samenwerking met
leden van andere kerken in scholen en politieke
partijen werd uitgesloten. In een Open Brief van
25 kerkleden werd in het midden van de jaren zestig kritiek geleverd op het wantrouwen tegen alles
wat van buiten de eigen kring kwam. Wat volgde
was een grootscheepse zuivering, wat er toe leidde
dat tal van kerken buiten het kerkverband kwamen te staan (de Vrijgemaakten buiten Verband).
In 1979 ging deze groep verder onder de naam
Nederlands Gereformeerde Kerken. ‘Opnieuw
,’aldus Agnes Amelink in haar boek over de gereformeerden, ‘was door een kleine gemeenschap
een spoor van tranen getrokken, met verbroken
vriendschap, gescheurde familiebanden en psychisch gebroken mensen.’31
Kenmerkend voor de Nederlands gereformeerden was de ruimte die gegeven werd aan een
evangelische geloofsbeleving met groeiende aandacht voor het werk van de Heilige Geest. De bijeenkomsten werden gehouden in de Zuiderkerk.
Het wordt een beetje eentonig, maar in 1983
kwam het tot een breuk in de Nederlands Gereformeerde Kerk, en wel in Zwolle. Er zijn weliswaar
allerlei pogingen ondernomen om de breuk te
herstellen. Er zijn verzoeningsvergaderingen
geweest, men erkent dat de naam van Christus
geschaad is, maar toch zijn er in Zwolle nog
steeds twee Nederlands gereformeerde kerken. De
ene groep komt bijeen in de Zuiderkerk, Zwolle II
houdt tot op heden haar diensten in het Carolus
Clusius College in de Veeralleebuurt.
En dan heeft er in de gereformeerde kerk vrijgemaakt in 2003 nog een scheuring plaatsgevonden. Deze ‘malcontenten’ waren van mening dat
de vrijgemaakten ruimte boden aan een ‘onschriftuurlijke leer’. Gods woord zou daar niet veilig
zijn en bovendien zouden daar vrouwen worden
toegelaten tot het ambt.. Binnen dit nieuwe kerkverband ging het ook niet van een leien dakje. In
december 2009 wist het Reformatorisch Dagblad
te melden dat er grote onrust was binnen de
Gereformeerde Kerken Hersteld. Er waren weer
ambtsdragers geschorst. De groep gereformeerden hersteld houdt zijn diensten in kerkgebouw
De Hoeksteen in de Aa-landen.
Het algemeen priesterschap der gelovigen
heeft duidelijk een keerzijde.
God in Zwolle
Getuige het onderzoek God in Nederland uit 2016
van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
gaat het proces van ontkerkelijking in Nederland
gestaag verder.32 Iets meer dan de helft van de Nederlanders is geen lid meer van een kerkelijke groepering. Het aantal mensen dat nooit de kerk bezoekt
is gestegen van 47 procent in 2006 tot 59 procent in
2016. Er is sprake van minder geloof, ook binnen de
kerk. Traditionele christelijke geloofsvoorstellingen
en uitingsvormen verliezen terrein. Ruim 45 procent
van de bevolking weet niet dat Pasen een christelijke
feestdag is. De meeste Nederlanders associëren
Pasen met eitjes en chocola.
Als we de cijfers van het CBS wat nader bekijken, dan blijkt dat het kerkbezoek in Zwolle nog
tamelijk hoog is. 22 procent van de bevolking hier
brengt ’s zondags een bezoek aan een kerk tegen
een landelijk percentage van 16,9.
De Zuiderkerk aan de
Zuiderkerkstraat. (Foto
De Koning, collectie
HCO)
ZHT4 2017.indd 19 23-1-2018 16:24:25
192 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Voor katholiek Nederland zijn de resultaten
opmerkelijk. Nog maar 13 procent gelooft in het
bestaan van een hemel en 17 procent in een persoonlijke God. Paus Franciscus wordt overigens
wel als iemand met een inspirerende boodschap
beschouwd. Dat veel katholieken hun eigen
kerk nog als het Mystieke Lichaam van Christus
beschouwen, lijkt dan ook hoogst onwaarschijnlijk.
Binnen protestantse kerken is de secularisatie
minder sterk. Voor Zwolle geldt dat bijna 25 procent van de bevolking tot een protestants kerkelijke
richting (Nederlands hervormd, gereformeerd,
PKN) behoort. Vooral het hoge percentage gereformeerden is opvallend; 8,9 procent tegen 3 procent
landelijk. Ook in de politieke verhoudingen zien
we dit terug. Met acht zetels is de ChristenUnie
de grootste fractie in de Zwolse raad. In enigszins
omfloerste bewoordingen heeft de ChristenUnie
afstand genomen tot het beruchte artikel 36 van de
Nederlandse Geloofsbelijdenis, om daarmee ook
voor katholieken aantrekkelijk te kunnen zijn.33
Dat aan de traditie van de zondagsheiliging
nog altijd veel waarde wordt gehecht, bleek toen
in 2002 Kars Veling dit onderwerp in een tv-programma aan de orde stelde. Volgens Veling, van
1988 tot 2002 verbonden aan het Greijdanus College in Zwolle en lijsttrekker voor de pas opgerichte ChristenUnie, moest je mensen die ’s zondags
een ijsje eten niet de maat nemen. Bij een groot
deel van de achterban viel dit verkeerd. Op zondag
hoort geen ijs te worden verkocht. Alle commotie
zou er uiteindelijk toe leiden dat Veling de politiek
vaarwel zei en in 2003 rector van het openbare
Johan de Wittcollege in Den Haag werd.
Veling is overigens ook jarenlang verbonden
geweest aan de Gereformeerde Sociale Academie
te Zwolle, de voorloper van de huidige Hogeschool Viaa aan de Grasdorpstraat die het altijd zo
goed doet in de landelijke rankings.
Ook genoemd mag worden de stichting Present dat als een initiatief van de Christelijk Gereformeerde Kerk in Zwolle is uitgegroeid tot een
indrukwekkende vrijwilligersorganisatie.
Hoewel protestantse groeperingen een belangrijk stempel op de Zwolse samenleving drukken,
is Zwolle niet te vergelijken met nabijgelegen
gemeenten op de Veluwe waar raadsvergaderingen nog met een ambtsgebed geopend worden en
strikt wordt vastgehouden aan de zondagsrust. In
Zwolle vormen de koopzondagen geen probleem
en verder wordt in het protestantse Zwolle uitbundig carnaval gevierd en wordt sinds 2007 op 15
augustus ter gelegenheid van Maria Hemelvaart
een processie rond de Onze Lieve Vrouwebasiliek
gehouden.
Van St. Michaëlskerk tot Academiehuis
Ook in Zwolle is het kerkbezoek de laatste
decennia drastisch terug gelopen wat kerkbesturen er toe dwong kerkgebouwen af te stoten.
Sinds enkele jaren wordt de Grote of St. Michaëlskerk niet meer voor zondagse vieringen
gebruikt en heeft nu een andere functie gekregen. De kerk is nu Academiehuis geworden. Het
is, aldus de fraai vormgegeven site, ‘een plek om
te leren en te innoveren. Om te luisteren en te
kijken. Om te ontdekken en te verwonderen
en jezelf te verrijken. Het Academiehuis biedt
plaats aan vernieuwing en verinnerlijking van
Kars Veling (Internet) jong en oud.’
ZHT4 2017.indd 20 23-1-2018 16:24:25
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 193
Afgaande op de programmering voor het najaar
van 2017 is er ruimte voor een breed scala aan activiteiten. Kunstenaars exposeren er hun werk, er
worden cantates van Bach uitgevoerd en een boeddhistische monnik denkt samen met de stadspastor
na over het thema geluk. Er valt dus veel te kijken, te
luisteren en te leren. De vraag dient zich echter aan
of je van een academiehuis ook niet mag verwachten
dat er ruimte zal zijn voor onderzoeken en discussiëren – toch de kernactiviteiten van een academie.
Grote Kerk: Academiehuis. (Foto Elske
Bootsma)
ZHT4 2017.indd 21 23-1-2018 16:24:29
194 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
Aan onderwerpen geen gebrek. Denk maar
aan het vraagstuk van de vrije wil. In tegenstelling
tot Luther dachten rooms-katholieke theologen
dat de mens een vrije wil heeft. Ze waren niet de
eersten die over deze kwestie de degens kruisten
en ook niet de laatsten. Het is ook niet louter een
theologisch en wijsgerig probleem. Denk maar
aan neurowetenschappers als Victor Lamme en
Dick Swaab die stellen dat ons brein bepaalt wat
we doen en de reacties die dat weer losmaakt. Het
zijn vragen die ertoe doen.
Literatuur
Ameling, A. (2002), De gereformeerden. Amsterdam:
Bert Bakker
Berkhof, H. en O.J. de Jong (1967), Geschiedenis der
kerk. Nijkerk: Callenbach
Elte, S. (1936), ‘Godsdienstige conflicten in Zwolle in
het tijdvak van 1530-1580’, in: VMORG 52, p.1-70
Engen, J. van (2008), Sisters and Brothers of the Common Life. The devotio Moderna and the World of
the Later Middle Ages. Pennsylvania: University of
Pennsylvania Press
Groenveld, S. en H.L.Ph. Leeuwenberg (2008), De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560-1650). Zutphen: Walburg Pers
Groenveld, S., J.P. Jacobszn, S. L. Verheus (1993).
Wederdopers, menisten, doopsgezinden. Zutphen:
Walburg Pers
Hansen, M.L. ‘Het oproer te Zwolle in 1580’, in: Zwols
Historisch Tijdschrift 13 (1996) p.48-53
Heussi, K. (1971), Dreizehnte Auflage. Kompendium
der Kirchengeschichte. Tübingen: J.C.B. Mohr (Paul
Siebeck)
Hove, J. ten (2005), Geschiedenis van Zwolle. Zwolle:
Waanders
Hyma, A. (1924), The Christian Renaissance. Grand Rapids: The Reformed Press
Kronenberg, M.E. (1948), Verboden boeken en opstandige drukkers in de Hervormingstijd. Amsterdam:
P.N. van Kampen en Zn
Mol, J.A., ‘Bemiddelaars voor het hiernamaals. Kloosterlingen in middeleeuws Frisia’, in: E. Knol, J.M.M.
Hermans e.a. (red.), Hel en hemel. De Middeleeuwen
in het Noorden. Catalogus van de tentoonstelling in
het Groninger Museum 13 april-2 september (Groningen, 2001), 152-164
Panhuysen, L. (2000), De beloofde stad. Opkomst en
ondergang van het koninkrijk der wederdopers. Amsterdam/ Antwerpen: Atlas
Post, R.R. (1968), The Modern Devotion. Leiden: E. J. Brill
Rogier, L.J. (1947), Geschiedenis van het katholicisme
in Noord-Nederland in de 16e en 17e eeuw (2 dln).
Amsterdam Urbi et Orbi
Romein, J. en A. (1973, vijfde, geheel herziene druk), De
lage landen bij de zee. Amsterdam: Em. Querido’s
uitgeverij
Spruyt, B.J. (1998). Listrius (Lyster), Gerardus (Geryt)
1485-1522) In: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme. Deel 4, p.316
Noten
1. Hyma 5
2. Post 16-17
3. Rogier I, 105
4. Acquoy II, 268
5. https://www.kro.nl/katholiek/abc/aflaat
6. Berkhof 142
7. Kronenberg 70
8. Ten Hove 229
9. Spruyt 316
10. Ten Hove 279
11. Ten Hove 342
12. Panhuysen 169
13. Elte 19
14. Elte 21
15. Elte 26
16. Romein 310
17. Groenveld e.a. 82
18. Elte 47
19. Groenveld e.a. 93
20. Hansen 48-53
21. Elte 70
22. Ten Hove 274
23. Groenveld e.a. 185
24. Ten Hove 276
25. https//www.kro.nl/katholiek/abc/engelen
26. Mol 156
27. Van Engen 278
28. www. Digibron
29. Amelink 197
30. Amelink 199
31. Amelink 203
32. http://www.cbs.nl/nl.nl/publicatie/2016/51
33. Bespreking Notitie Uniefundering. https:/www.
christenunie.nl/library
ZHT4 2017.indd 22 23-1-2018 16:24:29
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 195
Zwolle in de jaren zestig
Aflevering 15: Hi-Ha-Happening
Jan van de Wetering (70) verplaatst zich vijftig jaar
terug in de tijd. Hij laat zich verrassen door wat hij
in de kolommen van de Zwolse Courant tegenkomt
over de stad van zijn jeugd. Het is het jaar 1967.
Met hun lied ‘All you need is love’ brandmerken
The Beatles met slechts één toverwoord – Love –
een geheel tijdperk, al wist niemand toen nog wat
daaronder verstaan moest worden. Er was maar
één ding zeker: er hing verandering in de lucht.
Een kleine groep Zwolse jongeren begon zich af
te zetten tegen de gezeten burgerij, waarbij ze het
gedrag imiteerden van hun leeftijdsgenoten uit het
Amsterdam dat al gauw het zelfbenoemde ‘magisch
centrum van de wereld’ zou worden.
Voetje voor voetje trad Zwolle in het spoor
van de nieuwe tijd die in Amsterdam en
de andere grote steden allang was begonnen – uitgebroken moeten we misschien zeggen.
Er ging geen week voorbij of de Zwollenaren
zagen met woede, verbazing en nieuwsgierigheid
naar wat de jongeren in de grote steden nu weer
hadden bedacht om zand in de machine van de
overheid te strooien. Het leek op een virus. Een
jaar eerder, in 1966, lieten de eerste Zwolse provo’s
van zich horen, maar die zongen wel een toontje
lager dan in de hoofdstad. Heel beschaafd namen
ze deel aan een discussie met de kloosterlingen
van het Dominicanenklooster. Datzelfde jaar
probeerden aanhangers van de PSP een optreden
van de Nederlandse Luchtmachtkapel te verstoren
omdat ze vonden dat ‘militaire muziekkorpsen
oneerlijke instellingen zijn, die ter opluistering
dienen van een in wezen ontluisterend apparaat.’
De woorden waren wat dreigender dan de middelen: een bootje met een protestspandoek in de
Zwolse grachten.1
De vraag is in hoeverre de berichten in de Zwolse
Courant uit die tijd een maatstaf zijn voor wat zich
werkelijk in de stad afspeelde. De Zwollenaren die
het beeld zouden bepalen van wat we tegenwoordig
‘de jaren zestig’ noemen, waren in 1967 twintigers.
Dat waren niet de journalisten die dag in dag uit de
kolommen van de krant vulden. De vooroorlogse
generatie had het roer nog stevig in handen. Hooguit
hadden de babyboomers het in die tijd geschopt tot
leerling-journalist. De oudere generaties bepaalden het beeld van een stad in verandering. Door
de gekleurde bril van de journalisten uit die tijd
én de hedendaagse gekleurde bril van mij, leest u
achtereenvolgens over twee verschillende soorten
veranderingen in 1967: een materiële, de stedenbouwkundige veranderingen; en een immateriële, de
verandering van de tijdgeest.
Dromen van Groot Zwolle
Zwolle maakte stedenbouwkundig gezien schoon
schip met het verleden. Verwaarloosde huizen uit
sloppenbuurten werden gesloopt, de binnenstad
verloor voor een groot deel zijn woonfunctie, de
oude infrastructuur uit de tijd dat auto’s nog van
marginaal belang waren, maakte plaats voor autovriendelijke aanpassingen. En niet te vergeten:
er moest ruimte gemaakt worden voor industrie,
want Zwolle moest groot worden, heel groot zelfs.
Zwolse nieuwigheden
– Twee Staphorster boerinnen kregen een parkeerbon op de Nieuwe Markt.
Ze hadden de daar pas geplaatste parkeermeter aangezien voor een weegschaal.
– ‘Computer is ongelooflijk stom apparaat’ zette de Zwolse Courant boven
het verslag van een lezing van een ingenieur van het Philips Rekencentrum
voor de afdeling Zwolle van de Volksuniversiteit. Daar dacht de krant een
paar maanden later anders over toen de uitslagen van de Zwolse gemeenteraadsverkiezingen razendsnel door een computer werden verwerkt.
Jan van de Wetering
ZHT4 2017.indd 23 23-1-2018 16:24:29
196 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
In zijn nieuwjaarstoespraak herhaalde burgemeester Roelen nog eens zijn plannen voor wat
de beleidsmakers ‘Groot Zwolle’ noemden. Door
de opheffing van Zwollerkerspel (per 1 augustus
1967) kon Zwolle naar alle kanten uitbreiden,
vooral met de vestiging van nieuwe industrieën.
Wel merkte Roelen wat beteuterd op dat de
gehoopte nieuwe vestigingen van buitenlandse
bedrijven (in navolging van Scania) waren uitgebleven.2 De Zwolse gemeenteambtenaren dachten
met hun burgemeester mee. Eén van hen had al
een slogan bedacht voor advertenties om industrieën over te halen zich in Zwolle te vestigen:
‘Ruimer dan de randstad is de Zwolse stadsrand’.3
Het idee van Groot Zwolle bleef in de kringen
van het gemeentebestuur rondzingen. Tijdens een
bijeenkomst voor het plaatselijke bedrijfsleven in
november benadrukte burgemeester Roelen dat
Zwolle alles in zich had om uit te groeien tot een
stad van een kwart miljoen inwoners. Tijdens de
bijeenkomst ging ir. Krijtenburg van Openbare
Werken in op de ruimtelijke aspecten van de
uitbreiding van Zwolle. Hij achtte een concentrische uitbouw mogelijk, die echter gevolgd moest
worden door lineaire uitbouw, ‘om de stad – wil
zij contact houden met de natuur – niet een steenmassa te laten worden.’ Zijn, in eigen woorden,
‘futuristische ideeën’ voorzagen in 26.000 woningen langs de Vecht en een groot aantal woningen
langs de bestaande spoorlijnen. Alleen al langs
de spoorlijn naar Almelo kon ruimte gemaakt
Burgemeester Roelen
presenteert op 11 oktober het Structuurplan
voor een groot Zwolle.
(Collectie HCO)
Het nieuwe Zwolle: de gemeentegrenzen na de opheffing van Zwollerkerspel.
Het besluit om de gemeente Zwollerkerspel op te heffen werd op 7 maart 1967
goedgekeurd door de Eerste Kamer. Op 8 maart kwam de Zwolse Courant met
een extra editie, waar onder meer de vergroting van het grondgebied van de
gemeente Zwolle uitvoerig belicht werd.
ZHT4 2017.indd 24 23-1-2018 16:24:31
zwols historisch tijdschrift jrg. 34 – nr. 4 | 197
worden voor 36.000 woningen volgens Krijtenburg.4 Ja, futuristisch waren deze ideeën zeker, of
moeten we eerder zeggen utopisch: Zwolle had in
1967 nog maar net de 60.000ste inwoner mogen
begroeten, al zou dat aantal door de opheffing van
Zwollerkerspel al gauw stijgen tot 73.000.5
Vijftig jaar terug in de tijd
De bespiegelingen over een Groot Zwolle strookten niet altijd met de aanpak van de gemeente in
het hier en nu. In de winter van 1965/1966 waren
werkloze arbeiders verplicht tewerkgesteld voor
de aanleg van park de Wezenlanden.6 Dat ging
maandenlang door tot er vileine artikelen over
dit door het ministerie van Volkshuisvesting
gesubsidieerde project in de landelijke dagbladen verschenen. De arbeidsomstandigheden in
Zwolle waren volgens het Nederlands Katholiek
Vakverbond onnodig zwaar. Een verslaggever
van de Zwolse Courant stapte er op af en wond er
geen doekjes om: ‘Wie het park De Wezenlanden in aanleg betreedt, stapt vijftig jaar in de tijd
terug.’ De ongeveer honderd arbeiders moesten
er werken met de schop, de kruiwagen en een met
handkracht voortgeduwde kiepkar. En dat, stelde
de verslaggever vast, ‘terwijl binnen een straal van
enkele kilometers vele draglines werkloos en renteloos staan te verroesten. (…) Niemand zal het in
zijn hoofd halen om een plafond te witten met een
tandenborstel als er een flinke kwast binnen zijn
bereik ligt.’ De arbeiders kwamen niet alleen uit
Zwolle en Zwollerkerspel, maar ook uit plaatsen
als Staphorst en Nieuwleusen. De meesten van
hen waren twaalf uur per dag van huis voor een
loon dat nauwelijks meer was dan hun uitkering
van de Werkloosheidswet.
Vooral het niet benutten van beschikbare
machines stak de verslaggever. ‘Als het Ministerie machines laat roesten, laat het ook daarin
gestolde arbeid roesten.’ Of deze verwijzing naar
het gedachtegoed van Karl Marx – dat in de jaren
zestig in linkse kringen weer grote populariteit
genoot – het Zwolse gemeentebestuur over de
streep heeft getrokken is niet bekend, maar zeker
is dat de met de hand voortgeduwde kiepkarretjes al enkele dagen later werden vervangen door
diesel-locomotiefjes. Dat was een waagstuk, want
De laatste stalhouder van Zwolle
Jaar na jaar verdween het Zwolle van weleer. Op 3 april 1967 maakte de
Zwolse Courant melding van het overlijden van een Zwols monument:
Gait Mulder. Wie kende hem niet? Gait Mulder werd in 1893 geboren in de
stalhouderij annex café ‘Het zwarte Paard’ aan de Thomas a Kempisstraat
van zijn ouders. In 1919 opende hij een eigen stalhouderij aan het Diezerplein nr. 4, die hij (vermoedelijk in 1922) kon uitbreiden door de aankoop
van een oude herenstal van baron Van Pallandt aan het Klein Grachtje.
‘Met de dood van “Gait” Mulder is een kleurrijke figuur heengegaan.
Sinds 1919 reed hij duizenden paartjes naar het stadhuis in zijn door
schimmels getrokken bruidskoets, de zweep met bloemen versierd, zelf
een grote bloem in het knoopsgat dragend. Hij was ongetwijfeld één van
de bekendste figuren, zeker tot in 1956 zijn stalhouderij werd opgeheven.
Dagelijks zag men zijn imposante gestalte – 265 pond – op de bok, niet zelden een vierspan of een zesspan mennend.’
Gait Mulder.
(Collectie HCO)
Artikel in de Zwolse Courant van 1 februari 1967.
ZHT4 2017.indd 25 23-1-2018 16:24:33
198 | jrg. 34 – nr. 4 zwols historisch tijdschrift
het ministerie had gedreigd de subsidie in te trekken: afspraak was dat het werk voor 80 procent
met de hand gedaan zou worden en 20 procent
machinaal. In oktober ging het ministerie na een
dringend verzoek van de gemeente Zwolle door de
bocht. De verdeling van menskracht en machines
voor de aanleg van park de Wezenlanden werd
omgekeerd: het werd nu 80 procent machines
en 20 procent mankracht (de tijd van het woord
‘menskracht’ was nog niet aangebroken).7
Zwollenaren tussen het puin
Zwolle hield de vaart erin met het opruimen van
oude gebouwen in de binnenstad en de oude wijken daarom