Gerard ter Borch de oude, getekend door zijn zoon Moses 

Het was mij bijna ontgaan. In de gevel van het huis aan de Sassenstraat 21 is een fraaie gevelsteen ingemetseld met de simpele tekst ‘Gerard ter Borch (1617-1681)’. Het is niet alleen het geboortehuis van onze beroemde stadsgenoot, maar ook het huis waar hij samen met zijn talrijke broers en zusters opgroeide. Hij was de zoon van Anna Bufkens uit Deventer en Zwollenaar Gerard ter Borch (1582/83 – 1662), in de kunstliteratuur vaak aangeduid als Gerard de oude, of Gerard I. Over deze Gerard, de oude dus, gaat dit artikel.
De vader van Gerard , Harmen ter Borch , kocht het huis aan de Sassenstraat in 1603. Deze Harmen was in goeden doen, wat blijkt uit zijn beroep – hij was convooi- en licentiemeester van de Admiraliteit van het Noorderkwartier te Zwolle, waardoor hij verantwoordelijk was voor de uitvoering van belastingregelingen voor het handelsverkeer tussen Zwolle en het buitenland. Hij behoorde dus tot de bestuurlijke elite van Zwolle, met een riant jaarlijks inkomen van om en nabij 2. 500 gulden.

In zijn vrije tijd tekende en schilderde deze Harmen (niet te verwarren met zijn kleinzoon Harmen) een beetje, maar voor zover we weten mocht dat geen naam hebben. Maar een tekenende vader in huis kan aanstekelijk werken voor kinderen. En dat was het geval bij de toen nog piepjonge Gerard . Hij kreeg als kind les van de gerenommeerde Zwolse zilversmid en tekenaar Arent van Bolten. Daar kwam bij dat hij al vroeg het werk van tekenaars en schilders van naam onder ogen kreeg, zoals Abraham Bloemaert, Hans Bol, Pieter Isaackz en Goltzius. Aan kunstzinnige voorbereiding ontbrak het dus niet, nu was het aan Gerard om in hun voetsporen te treden. Daarvoor kreeg hij van zijn ouders alle ruimte, wat weer een voorbeeld is van de welvaart van de familie, want van teken- en schilderwerk kon niet iedereen leven. Hij mocht, met een flinke zak geld, op studiereis naar Rome. Italië – de bakermat van de Renaissance – was vanaf ongeveer de zestiende eeuw toonaangevend voor aankomende tekenaars en schilders uit heel Europa, maar het was ook het reisdoel voor welgestelde jonge lieden om daar cultuur en beschaving op te snuiven. Rome was in de zeventiende eeuw een curieus mengsel van renaissancistische grandeur te midden van de ruïnes uit het verleden. Een Grand Tour heette zo’n reis – die meestal relatief comfortabel in een rijtuig werd gemaakt. Doorgaans leerden de jonge mannen daar ook de andere geneugten van het leven kennen, onbespied door hun ouders en anderen uit hun vertrouwde omgeving. Eenmaal terug, dan waren ze in alle opzichten wereldwijs geworden en kon het échte leven beginnen. Dat was bij Gerard ook het geval. Toen hij later in een gedicht terugkeek op deze reis merkte hij op dat na jaren van ‘wildicheijdt’ aan een huwelijk kon gaan denken.

Maar hoe wild zijn verblijf in Italië ook geweest mocht zijn, de bij zijn vertrek nog maar achttienjarige Gerard, nam zijn kunstzinnige vorming wel degelijk serieus, zoals zal blijken. ‘Een Grand Tour’ vroeg om een gedegen voorbereiding. De reis werd meestal gemaakt met huurrijtuigen. Dat was, afgezien van de kosten, geen al te groot probleem: Europa had een uitgebreid wegennetwerk, waarbij op veel plaatsen overnacht kon worden met de mogelijkheid om van rijtuig te wisselen. Er werd zelfs in de nacht gereden. De reisduur was afhankelijk van de weersomstandigheden, van de route en van de wensen van de reizigers. Goethe bijvoorbeeld deed er twee maanden over om van Karlsruhe via de Brenner, Verona en Venetië naar Rome te reizen (van 3 september 1786 tot 1 november 1786). Mijn inschatting is dat Gerard op de heenreis hetzelfde traject heeft afgelegd, maar mogelijk veel meer tijd uittrok voor de reis door Duitsland (hij verbleef onder andere in Keulen) . Zekerheid is er niet. Gerard vertrok uit Zwolle tussen 1600 en 1602 en bevond zich in elk geval in 1604 in Italië. Een jongeman van zijn leeftijd kon niet zonder zekere waarborgen op pad. Passende onderkomens waren van groot belang. Gebruikelijk onder de elite was dat reizigers op pad gingen met een aantal aanbevelingsbrieven. Daarmee diende ook Gerard zich aan bij de welgestelde relaties van zijn familie, die tot ver buiten onze grenzen een netwerk vormden. Hoe warm een relatie was, zal niet altijd eenvoudig te voorspellen zijn geweest. Daardoor kon een verblijf dagen, weken of zelfs maanden duren. In veel gevallen stond de gastvrijheid van de gastheer en – vrouw ervoor garant dat het verblijf gratis was. Tot slot moet nog genoemd worden dat een Grand Tour niet zonder gevaren was. In armere streken was de kans op overvallers aanwezig. Een pistool behoorde dan ook vaak tot de vaste uitrusting van reizigers.

Het Palazzo di cardinale Colonna

Uiteindelijk zou Gerard (minstens) tien jaar uit Zwolle wegblijven. Daarvan bracht hij er zeven in Italië door. In Rome verbleef hij in het Palazzo di cardinale Colonna. De familie Colonno was eeuwenlang (vóór en na de reis van Gerard) een van de toonaangevende families in Italië. Gerard leefde er naar eigen zeggen ‘rijckelijck onderhouden en in overvloed’, wat doet vermoeden dat zijn aanbevelingsbrieven effectief waren. Maar mogelijk kwam de aangeboden gastvrijheid ook voort uit de vriendschappen die hij onderweg sloot. In het Palazzo bevond zich een kleine ‘kolonie’ kunstenaars en Grand Tour-toeristen. Zo werkte hij daar onder andere samen met de Nederlanders Hendrick ter Brugghen (1588-1629), een bewonderaar van Caravaggio, tekenaar en graveur Hendrick Goudt (1583-1648), Dirk Hardenstein, de vader van de gelijknamige Zwolse schilder en de Duitser schilder Adam Elsheimer (1578-1610) . Het Palazzo was gunstig gelegen in de buurt van de Piazza del Popolo en bood uitzicht op de weelderige grote tuinen van Rome, met vele antiquiteiten.
Gerard ging serieus aan het werk. Hij legde met pen en krijt vele Romeinse monumenten uit de oudheid vast, zoals het Colosseum en het Forum Romanum. Uit afbeeldingen uit latere tijden weten we dat zijn tekeningen zeer trefzeker waren. Met name het jaar 1609 is buitengewoon productief geweest. Veel van zijn tekeningen bevinden zich tegenwoordig in het Rijksmuseum. Het moeten er vele meer zijn geweest, maar wat bewaard is gebleven, is een lust voor het oog, zoals na dit artikel te zien is.

De dagelijkse omgang met zijn generatiegenoten, allemaal ver van huis, bleef uiteraard niet tot tekenen en schilderen beperkt. De heren troffen elkaar ook na het teken- en schilderwerk in de kroeg. Eén daarvan heette La Scrofa (De Zeug), wat al doet vermoeden dat het hier niet om een gelegenheid voor de betere standen ging. Op zekere dag raakte Gerard daar gewond door een gevecht met de al genoemde Zwollenaar Dirk Hardenstein. Hij diende zelfs een klacht in bij de politie. Of drank de oorzaak was, is niet bekend, maar dat speelde wel een rol bij zijn voornemen om in 1611 vanuit Napels de oversteek te maken naar Spanje. Dat mislukte omdat hij in de haven zo in beslag genomen was door een drinkgelag met zijn landgenoten ter gelegenheid van zijn afscheid, dat hij de boot miste. Dat was pijnlijk, ook al omdat hij twee aanbevelingsbrieven bij zich had, geschreven door de hertog van Paliano en bisschop Sijvis. Bovendien verloor hij daar twee schilderijen die hij aan een vriend had meegegeven.

Het werd tijd om naar huis te gaan. Waarschijnlijk reisde hij via Nîmes en Bordeaux terug naar Zwolle. Zijn studiejaren en zijn ‘wilde’ jaren lagen achter hem. Tijd om een echtgenote te vinden. Die vond hij in Anna Bufkens uit Antwerpen. Uit dat huwelijk werd in 1617 Gerard (de jonge) geboren. Na haar overlijden trouwde hij met Geesken van Voorst en toen ook die overleed met Wiesken Matthijs. Uit deze drie huwelijken kreeg hij dertien kinderen, van wie vijf met tekentalent: Anna, Gesina, Harmen, Moses en Gerard. Hij was een voorbeeldige vader, die de tekenpogingen van zijn kinderen nauwlettend in het oog hield. Gerard de jonge was de meest getalenteerde; ook hij maakte als jongeman een studiereis/Grand Tour naar Italië. Zelf ging Gerard de oude nog even door met zijn artistieke werk, maar in 1634 stopte hij ermee en nam de functie van convooi- en licentiemeester van zijn vader over. Niet tot grote tevredenheid overigens. Bij zijn afscheid schreef hij het volgende hekeldicht op Zwollenaren die op zijn goed betaalde functie belust waren:

Borgemeisteren en seckrettaeris:
Weest tevreden met u salaris,
Laet rusten uwe kromme handen:
Op dat ghij niet meer comt in schanden.

Gerard de oude overleed op 20 april 1662 en werd enkele dagen later ceremonieel begraven in de Grote Kerk te Zwolle.

De onderstaande tekeningen van Gerard ter Borch zijn op de afbeelding van het Palazzo di cardinale Colonna (internet) na, afkomstig van de website van het Rijksmuseum. In de serie Opgewekte geschiedenissen hoop ik ook aandacht te besteden aan de overige tekenaars en schilders van de familie Ter Borch.

Jan van de Wetering

Zwolle, 10 april 2020

Geraadpleegde bronnen:

  •  Kettering Alison Mc Neill,  Drawings from the Ter Borch Studio Estate in the Rijksmuseum, 1988
  • www.rijksmuseum.nl
  • Streng, J.C., Zwols biografisch woordenboek; Een draagbaar mausoleum, 2004
  • Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (diverse artikelen)
  • Wetering, Jan van de, De Zwolse canon; De geschiedenis van Zwolle in vijftig vensters, 2008
  • www.zwolsehistorischevereniging.nl

Gezicht op de Pincio vanuit het zuidoosten van Rome, 1609

Gezicht op de Via Panisperna en de S. Maria Maggiore Rome, 1609

Tempel van Mars Ultor en de boog van de Pantani in het Forum van Austinus en de toren van S. Basilio, Rome, z.j.

Ruïne van het Colosseum van binnenuit gezien, Rome, 1609

Ruïne van de baden van Trajanus, Rome, z.j.

Absis van de tempel van Venus en Roma en het convent van S. Maria Nova, Rome, 1609

Ruïne van de baden van Caracalla, Rome, 1607

 

Ponte Rotto over de Tiber, Rome, 1609

Lezend kind